Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg 2023 |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg (ASVT) 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg.
artikel 149 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-10-2023 | nieuwe regeling | 02-10-2023 |
De ASVT is ook van toepassing op buitenwettelijke subsidies (te weten begrotingssubsidies en incidentele subsidies) als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).
Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. In een subsidieregeling kan het college ook afwijken van bepalingen in deze ASVT.
Een aanvraag wordt getoetst aan de staatssteunregels (artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie). Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen;
Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:
een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat waar van toepassing een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan; een handreiking in de vorm van de modellen A en B vindt u op de website van de gemeente Tilburg.
Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:
Indien de subsidieontvanger naast de gemeentelijke subsidie ook nog middelen van derden ontvangt, dient in het financieel verslag duidelijk zichtbaar te worden gemaakt, welk deel van het tekort c.q. overschot respectievelijk ten laste dan wel ten gunste van de gemeentelijke egalisatiereserve is gebracht. Indien dit niet mogelijk is, dan zal het aandeel van de gemeente in het totale resultaat naar rato van het aandeel in de totale baten worden bepaald.
Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college;
Indien een subsidie voor meerdere kalenderjaren wordt verleend, wordt behoudens wanneer in de beschikking anders is bepaald, het bedrag jaarlijks als volgt geïndexeerd:
De in de artikelen 17, 18, 19 en 20 genoemde bedragen zien toe op de in totaal aan een aanvrager in een kalenderjaar toegekende subsidiebedragen.
Artikel 18. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tussen € 9.000 en € 30.000
De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en welke resultaten zijn bereikt en op welke wijze de activiteiten hebben bijgedragen aan de realisering van de door de gemeente vastgestelde beleidsdoelstellingen.
Artikel 19. Eindverantwoording subsidies tussen € 30.000 en € 125.000
De aanvraag tot vaststelling bevat:
voor subsidies met een projectmatig karakter kan het college afwijken van 19.3.2 en vragen om een financiële projectverantwoording dat bestaat uit een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten. In de financiële projectverantwoording dient tevens inzichtelijk te worden gemaakt of en zo ja welk vermogen is gevormd met de subsidie. In aanvulling kan het college vragen om een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.
Artikel 20. Eindverantwoording subsidies van € 125.000 en meer
De aanvraag tot vaststelling bevat:
een jaarrekening, die voldoet aan het bepaalde in Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De jaarrekening dient voorzien te zijn van een controleverklaring van een onafhankelijke accountant. Het college kan bij subsidieverlening verzoeken dat in de verklaring ook een oordeel gegeven wordt over de gerapporteerde prestaties. In de jaarrekening dient tevens inzichtelijk te worden gemaakt of en zo ja welk vermogen is gevormd met de subsidie;
voor subsidies met een projectmatig karakter kan het college afwijken van 20.3.2 en vragen om een financiële projectverantwoording dat bestaat uit een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten. De financiële projectverantwoording dient voorzien te zijn van een controleverklaring van een onafhankelijke accountant. Het college kan bij subsidieverlening verzoeken dat in de verklaring ook een oordeel gegeven wordt over de gerapporteerde prestaties. In de financiële projectverantwoording dient tevens inzichtelijk te worden gemaakt of en zo ja welk vermogen is gevormd met de subsidie. In aanvulling kan het college vragen om een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.
Artikel 21. Vergoeding voor vermogensvorming
In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid Algemene Wet Bestuursrecht is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd, welke bij afzonderlijke beschikking van het college wordt vastgesteld.
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen.
Het college kan op een daartoe strekkend verzoek besluiten dat geen vergoeding is vereist, indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.
In geval sprake is van ontbinding van een rechtspersoon die subsidie heeft ontvangen, dan wel, naar het oordeel van het college, kennelijke beëindiging van de activiteiten en indien de instelling naar het oordeel van het college niet in staat is de eventueel resterende gelden of (on)roerende zaken in overeenstemming met de doelstelling van de subsidieontvanger aan te wenden, wordt het positieve liquidatiesaldo bij voorrang ter beschikking gesteld van de gemeente, indien een eventueel batig saldo van de door een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek opgestelde (liquidatie)rekening dit toelaat.
Het college is bevoegd controles uit te oefenen op de getrouwheid van de door hem verlangde rapportages en verantwoordingen.
Van belang is er op te wijzen, dat een groot deel van het juridisch kader, dat voor subsidieverlening geldt, al in de landelijke wetgeving is opgenomen, te weten in Titel 4.2. van Hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Algemene Subsidieverordening vormt een aanvulling op die bepalingen op lokaal niveau. De Awb bevat een aantal zogenaamde facultatieve bepalingen. Indien de wens bestaat een dergelijke bepaling van toepassing te verklaren dient dat in de lokale subsidieverordening te gebeuren. Als er een relatie bestaat tussen de bepalingen uit de Algemene Subsidieverordening en de Awb wordt dit vermeld in de navolgende artikelsgewijze toelichting
In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.
Er is geen definitie opgenomen van subsidie. Wat onder een subsidie moet worden verstaan, is omschreven in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Overigens: ook garanties en leningen kunnen onder het subsidiebegrip vallen. Zie CBb 06-10-2016, ECLI:NL:CBB:2016:317 en CBb 01-05-2018, ECLI:NL:CBB:2018:237.
De-minimissteun is steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2). Kort gezegd komt het er op neer dat een onderneming in sommige gevallen moet verklaren dat het niet meer (overheids)steun ontvangt dan de drempel die is opgenomen in de genoemde Europese Verordeningen.
Het betreft een onderneming in de zin van het Europees staatssteunrecht. Dat betekent dat ook een stichting of een vereniging een onderneming kan zijn. Dit moet beoordeeld worden aan de hand van de activiteiten die ze uitvoeren.
Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid overgedragen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg 2023 (hierna: ASVT) van toepassing is.
Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarin in een verordening een uitputtende regeling is opgenomen.
Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de ASVT eveneens van toepassing.
Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels, subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Ook kan het college in de subsidieregeling bepalen welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en op welke wijze de subsidie wordt uitbetaald.
In andere artikelen van de ASVT worden andere bevoegdheden gedelegeerd die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling: het afwijken van termijnen, het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie en de wijze van verdelen van het subsidieplafond.
Voor zover het college geen gebruik maakt van de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb bestaan hierop maar vier uitzonderingen:
De Algemene wet bestuursrecht bepaalt in artikel 4:35, derde lid, dat subsidie moet worden geweigerd, wanneer dit niet verenigbaar is met het bepaalde in de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dat betekent dat er bij een aanvraag voor subsidie altijd een toets dient plaats te vinden aan deze artikelen.
Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er in de subsidieregeling afgeweken wordt van de ASVT, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.
Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader.
Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud
Het college stelt de subsidieplafonds vast (eerste lid); bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door te verwijzen naar de subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd. In dat laatste geval zal verwezen moeten worden naar een reeds geldende subsidieregeling. In andere gevallen zal geregeld (moeten) zijn dat óf de subsidieregeling en het subsidieplafond gelijktijdig in werking treden óf dat de subsidieregeling weliswaar voor het vaststellen van het subsidieplafond in werking treedt maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het subsidieplafond kunnen worden ingediend. De raad stelt de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college de subsidieplafonds kan vaststellen.
Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).
De verlaging van een subsidieplafond heeft in beginsel geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb).
Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de Awb is voldaan:
Om te waarborgen dat het college alleen overgaat tot verlaging van subsidieplafonds als die verlaging ook daadwerkelijk kan worden gebruikt zijn het tweede, derde en vierde lid opgenomen. Het komt er op neer dat een subsidieplafond alleen kan worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan; en dat als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, de aanvraag dan met gebruikmaking van dat formulier gedaan moet worden. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval overgelegd dienen te worden. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag; dit volgt uit de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG).
Er moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook die afkomstig zijn van de overheid (met staatsmiddelen bekostigd). Een subsidie kan namelijk ook uit een garantie, lening, korting op de grondprijs etc. bestaan.
Daarnaast kan het college vragen om een de-minimisverklaring.
Bij subsidieregeling kan het college besluiten hiervan af te wijken bijvoorbeeld door voor aanvragen om bepaalde subsidies meer of andere gegevens en bescheiden te verlangen.
De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt, en subsidies die voor een andere periode worden aangevraagd.
Uit het derde lid van dit artikel volgt dat het college in een subsidieregeling kan besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die zijn vastgesteld in het eerste en tweede lid.
Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij is onderscheid gemaakt tussen subsidies per kalenderjaar, en subsidieaanvragen voor een andere periode. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid (derde lid).
Indien er sprake is van staatssteun moet de beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, worden verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het VWEU en vervolgens teruggevorderd dient te worden.
Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden
In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, aangevuld met andere gronden waarop het college de subsidie kan weigeren.
De onder 9.1.7 opgenomen weigeringsgrond benadrukt, dat subsidieverlening veelal pas aan de orde komt als de aanvrager zelf onvoldoende financiële middelen heeft om de activiteiten, die de gemeente in het algemeen belang acht te bekostigen. Beschikt een instelling over een substantieel eigen vermogen, te denken is aan een eigen vermogen dat meer dan 40 % bedraagt van het totaal vermogen, dan wordt bekeken of de aanvraag geheel of gedeeltelijk geweigerd moet worden. Dit geldt ook als een organisatie een begroting overlegt die een positief exploitatiesaldo laat zien of ruimte lijkt te bevatten.
Artikel 10. Verlening subsidie
De Awb kent twee manieren om een subsidie te verstrekken. De meest gebruikelijke is om voordat de activiteiten plaats zullen vinden een beschikking tot subsidieverlening te nemen. Als dan de activiteiten (al dan niet) hebben plaatsgevonden, wordt een beschikking tot subsidievaststelling genomen. Pas dan ontstaat er een definitief recht op subsidie. De subsidie wordt in beginsel vastgesteld op de verleende subsidie (artikel 4:46 Awb), tenzij de activiteiten niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd. In dat geval kan de subsidie lager of zelfs op nihil worden vastgesteld. Een andere uitzondering is het geval waarin vooraf, dus bij de subsidieverlening, wordt bepaald dat de vaststelling achteraf op een andere manier zal plaatsvinden, bijvoorbeeld op nacalculatiebasis.
De tweede manier om subsidie te verstrekken, is te volstaan met alleen een beschikking tot subsidievaststelling.
In dit artikel is bepaald, dat voor subsidie tot en met 9.000 euro wordt volstaan met alleen een beschikking tot subsidievaststelling en dat voor hogere bedragen – uitzonderingen daargelaten – wordt gewerkt met twee beschikkingen, een verlenings- en een vaststellingsbeschikking.
De vorming van een egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Een subsidieontvanger kan op grond van dit artikel worden aangewezen een egalisatiereserve te vormen. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waar alle exploitatieresultaten die betrekking hebben op de subsidies van de gemeente Tilburg toegevoegd dan wel onttrokken worden aan de voor Tilburg gevormde egalisatiereserve. Indien een subsidieontvanger behalve een negatief exploitatieresultaat ook andere onttrekkingen aan deze reserve wil doen dan heeft de subsidieontvanger van de gemeente Tilburg hiervoor toestemming nodig. Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 van de Awb alleen van toepassing op jaarlijks verstrekte subsidie aan een rechtspersoon en bovendien enkel als dat in de ASV, een subsidieregeling of bij de subsidieverlening is bepaald. De verplichting een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in het eerste lid kan dus enkel aan rechtspersonen worden opgelegd, voor per kalender jaar verstrekte subsidies.
Artikel 11.3 regelt de situatie dat de subsidieontvanger ook van andere financiers dan de gemeente Tilburg middelen ontvangt en hoe je dan het aandeel Tilburg in het exploitatieresultaat en vervolgens egalisatiereserve bepaalt. Als de subsidieontvanger in de administratie en verantwoording de lasten en baten van de verschillende financiers apart zichtbaar maakt is dit aandeel eenvoudig vast te stellen. Indien een subsidie ontvanger dit niet per financier in beeld brengt zal het aandeel van de gemeente in het totale resultaat naar rato van het aandeel in de totale baten worden bepaald. Ter illustratie: Als de subsidies van de gemeente Tilburg 75% van de omzet vormt dan kan van het van het gerealiseerde exploitatieresultaat 75% toegevoegd of onttrokken worden aan de egalisatiereserve Tilburg.
Artikel 12. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger
Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. Met ‘schriftelijk’ in het eerste en tweede lid is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal worden gedaan als het college de digitale weg open heeft gesteld. Voor het derde lid geldt dat de subsidieontvanger toestemming van het college nodig heeft.
Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen
Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).
Wat betreft het tweede en derde lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) van de Awb. In beginsel dient de ASV hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking.
Het tweede lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.
Dit artikel beschrijft de indexeringsmethodiek voor subsidies die voor meerdere jaren wordt verleend behoudens wanneer in de beschikking anders is bepaald.
In de artikelen 17 t/m 20 zijn de verschillende verantwoordingsverplichtingen vastgesteld. Welke verplichting geldt is afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag. In artikel 16 is bepaald dat deze hoogte moet worden vastgesteld door het – waar van toepassing – optellen van de verschillende subsidiebedragen, die een subsidieontvanger in het kalenderjaar ontvangt. Als een subsidieontvanger bijvoorbeeld een jaarlijkse subsidie ontvangt van 100.000 euro en een eenmalige subsidie van 30.000 euro, geldt voor de verantwoordingsverplichting, dat artikel 20 van toepassing is (subsidie boven de 125.000 euro).
Artikel 17 t/m 20. Eindverantwoording subsidies
In de verantwoordingsplicht wordt een onderscheid gemaakt tussen subsidies tot en met 9.000 euro, subsidies tussen de 9.000 en 30.000 euro, subsidies vanaf 30.000 euro tot 125.000 euro en subsidies vanaf 125.000 euro. Subsidies tot en met 9.000 euro worden op grond van artikel 12 verstrekt middels een eenmalige vaststellingsbeschikking. De verantwoording bestaat slechts uit een melding of de activiteit heeft plaatsgevonden.
Subsidies boven de 9.000 euro worden verstrekt door een beschikking tot subsidieverlening en vervolgens een beschikking tot subsidievaststelling. Deze laatste kan pas gegeven worden nadat verantwoording is afgelegd.
Tot 30.000 euro moet er een inhoudelijk verslag worden geleverd, tot 125.000 euro een inhoudelijk verslag en een jaarrekening, en indien een subsidieontvanger 125.000 euro of meer subsidie ontvangt moet daar een controleverklaring van de accountant bijgevoegd worden. Voor subsidies met een projectmatig karakter kan het college afwijken en in plaats van een jaarrekening kan het college vragen om een financiële projectverantwoording te overleggen die bestaat uit een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten. In aanvulling kan het college vragen om een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.
Onder een jaarrekening dient in dit verband verstaan te worden een balans, exploitatierekening en toelichting.
Voor de jaarrekening of de financiële projectverantwoording zijn er de volgende richtlijnen:
Organisaties, die op jaarbasis 30.000 euro of meer subsidie ontvangen, dienen inzichtelijk te maken welk vermogen zij gevormd hebben met behulp van de subsidie. Dit gevormde vermogen kan ingezet worden voor activiteiten, die de Tilburgse bevolking ten goede komen of om tegenvallers op de gesubsidieerde activiteiten van de gemeente Tilburg op te vangen.
Artikel 21 Vergoeding voor vermogensvorming
In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
Deze vergoedingsplicht geldt echter alleen als hierin is voorzien in de verordening of subsidieregeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen).
Deze hardheidsclausule is opgenomen omdat in uitzonderlijke gevallen vasthouden aan hetgeen in de ASVT is opgenomen kan leiden tot een onredelijke situatie.
De ASVT treedt in werking nadat deze bekend is gemaakt. Er is geen sprake van een overgangsregime aangezien de bepalingen in de ASVT, waaronder de verantwoordingsregimes, begunstigend zijn voor de subsidieontvanger. Indien in de reeds afgegeven subsidiebeschikkingen specifieke verplichtingen zijn opgenomen rondom de verantwoording, dan geldt dat deze van kracht blijven. Indien in de subsidiebeschikking enkel een verwijzing wordt gemaakt naar de algemene subsidieverordening dan gelden de verantwoordingsregimes uit de ASVT.