Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Gemeenschappelijke Regeling Regio Foodvalley

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeenschappelijke Regeling Regio Foodvalley
CiteertitelGemeenschappelijke Regeling Regio Foodvalley
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-10-2023nieuwe regeling

01-10-2023

gmb-2023-435105

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Regio Foodvalley

 

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 – Begripsbepalingen

  • a.

    Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur van de Regio.

  • b.

    Colleges: de aan deze regeling deelnemende colleges van burgemeester en wethouders.

  • c.

    Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de Regio.

  • d.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Gelderland en Utrecht.

  • e.

    Gemeenten: de rechtspersonen achter de deelnemende bestuursorganen, bedoeld in artikel 1:1, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het betreft Barneveld, Ede, Nijkerk, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal en Wageningen.

  • f.

    Raden: de raden van de gemeenten waarvan de colleges deelnemer zijn aan deze regeling.

  • g.

    Regio: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 2.

  • h.

    Voorzitter: de voorzitter van de Regio.

  • i.

    Regiosecretaris, de secretaris van het bestuur als bedoeld in artikel 49.

Artikel 2 – Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, genaamd Regio Foodvalley.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Ede.

  • 3.

    Het werkgebied van Regio Foodvalley omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 – Belang

De gemeenschappelijke regeling wordt getroffen om de Foodvalley regio een Europese topregio te maken op het gebied van kennis, ontwikkeling en innovatie in de agro-foodsector door versterking van het vestigingsklimaat en de kwaliteit van de leefomgeving. De Regio werkt daartoe samen met ondernemers en onderwijs/onderzoek. De Regio concentreert zich op de terreinen economie, werkgelegenheid, ruimtelijke ontwikkeling, wonen en mobiliteit.

Artikel 4 – Taken

  • 1.

    Het bestuur van de Regio heeft tot taken:

    • a.

      het in samenwerking met ondernemers en onderwijs/onderzoek voorbereiden van een regionale strategische agenda voor vier jaar en deze agenda vervolgens ter vaststelling aan te bieden aan de raden voor zover het de taken en verantwoordelijkheden van de gemeenten betreft.

    • b.

      het in samenwerking met ondernemers en onderwijs/onderzoek opstellen van een regionaal uitvoeringsprogramma binnen de kaders van de vastgestelde strategische agenda;

    • c.

      het behartigen van de belangen van de regiogemeenten, waaronder het verwerven van subsidies en het bieden en/of ondersteunen van overlegplatforms tussen provincies, gemeenten, bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties;

    • d.

      het (doen) uitvoeren en financieel beheren van programma’s en projecten, zoals deze door de colleges aan het bestuur van de Regio worden opgedragen;

    • e.

      het secretarieel, organisatorisch en personeel ondersteunen van de structurele samenwerking met ondernemers en onderwijs/onderzoek in de vorm van de daarvoor opgerichte Economic Board Foodvalley.

  • 2.

    Het bestuur van de Regio voert de taken, bedoeld in het eerste lid, uit in de volgende domeinen:

    • a.

      Algemeen Bestuurlijke aangelegenheden;

    • b.

      Economie en werkgelegenheid;

    • c.

      Ruimtelijke ontwikkeling, wonen en mobiliteit.

  • 3.

    Het bestuur van de Regio besteedt bij de uitvoering van de in lid 2 genoemde taken structureel aandacht aan het aspect duurzaamheid.

  • 4.

    Het bestuur van de Regio voert zijn taken uit met inachtneming van de vastgestelde Strategische Agenda.

  • 5.

    Ten aanzien van de werkwijze bij de voorbereiding en uitvoering van programma’s en projecten wordt door het bestuur van de Regio een protocol vastgesteld, in overleg met de colleges.

Artikel 5 – Bevoegdheden

  • 1.

    Aan het bestuur van de Regio worden geen bevoegdheden overgedragen.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kunnen bevoegdheden worden overgedragen, indien alle deelnemers daartoe eensluidend besluiten en het Algemeen Bestuur instemt met de overdracht van bevoegdheden.

  • 3.

    Voor de uitvoering van programma’s en projecten, als bedoeld in artikel 4, kunnen de colleges mandaat verlenen aan het bestuur van de Regio, alsmede aan de regiosecretaris. Het betreffende bestuursorgaan stemt in met de mandaatverlening. Voor mandaatverlening aan de regiosecretaris is de instemming van het Algemeen Bestuur vereist, onverminderd het bepaalde in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties, gemeenschappelijke regelingen en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dit in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het Algemeen Bestuur te brengen.

HOOFDSTUK 2: SAMENSTELLING EN INRICHTING VAN HET BESTUUR

Artikel 6 – Bestuur

Het bestuur van de Regio bestaat uit het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

 

§ 1. Algemeen Bestuur

Artikel 7 – Samenstelling en stemrecht Algemeen Bestuur

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur bestaat uit negen leden.

  • 2.

    Ieder college wijst uit zijn midden een lid van het Algemeen Bestuur aan, met uitzondering van de gemeente Ede, die de voorzitter levert en daarnaast een lid aanwijst.

  • 3.

    Elk lid van het Algemeen Bestuur heeft twee stemmen met uitzondering van de beide leden van de gemeente Ede, deze hebben elk één stem.

  • 4.

    Voor ieder lid van het Algemeen Bestuur wijst het betreffende college tevens een plaatsvervangend lid uit zijn midden aan.

Artikel 8 – Einde lidmaatschap

  • 1.

    Een lid van het Algemeen Bestuur houdt op lid te zijn, wanneer hij ophoudt lid te zijn van het college dat hem heeft aangewezen.

  • 2.

    Het college kan het lid dat het heeft aangewezen ontslag verlenen.

  • 3.

    Als tussentijds een plaats in het Algemeen Bestuur openvalt, beslist het betreffende college zo spoedig mogelijk over de aanwijzing van een nieuw lid.

  • 4.

    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden van het Algemeen Bestuur.

Artikel 9 – Vergaderingen

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur vergadert zo vaak als het daartoe beslist, doch ten minste vijfmaal per jaar.

  • 2.

    Voorts vergadert het Algemeen Bestuur als de voorzitter of ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit het Algemeen Bestuur bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

  • 3.

    Voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur kunnen door het Algemeen Bestuur anderen, waaronder bestuurlijk vertegenwoordigers van de Provincie Gelderland, Provincie Utrecht, onderwijsinstellingen, ondernemers en andere maatschappelijke groeperingen als adviseur worden uitgenodigd.

  • 4.

    De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar.

  • 5.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde deel van de aanwezige leden, of hun plaatsvervangers, daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 6.

    Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 10 – Immuniteit

De leden van het bestuur van de Regio en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het Algemeen Bestuur hebben gezegd of aan het Algemeen Bestuur schriftelijk hebben overlegd.

Artikel 11 – Besluitvorming

  • 1.

    In de vergadering van het Algemeen Bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, als ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Als het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, binnen een maand opnieuw een vergadering.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het Algemeen Bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, als ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 4.

    De leden streven in hun besluitvorming naar consensus en unanimiteit. Als niet bij unanimiteit kan worden besloten worden besluiten genomen met twee derde meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 5.

    Als bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd.

  • 6.

    Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 12 – Zienswijzen en wensen en bedenkingen

  • 1.

    Voorgenomen besluiten van het Algemeen Bestuur, die voor de deelnemende gemeenten ingrijpende ruimtelijke, planologische, sociale of financiële gevolgen kunnen hebben, worden door het Dagelijks Bestuur voor zienswijzen voorgelegd aan de raden.

  • 2.

    Voorgenomen voorstellen of besluiten van het Algemeen Bestuur voor besluiten van de raden van de deelnemende gemeenten, die ingrijpende ruimtelijke, planologische, sociale of financiële gevolgen kunnen hebben, worden door het Algemeen Bestuur -via de colleges- voor wensen en bedenkingen voorgelegd aan de raden.

  • 3.

    Bij zwaarwegende omstandigheden kan het Algemeen Bestuur van de wensen en bedenkingenprocedure conform lid 2 afzien. Het Algemeen Bestuur dient dit gemotiveerd toe te lichten.

  • 4.

    Voor het geven van zienswijzen of wensen en bedenkingen wordt een redelijke termijn gesteld.

Artikel 13 – Inspraak

  • 1.

    Gezien de aard van de regeling, waarin geen bevoegdheden door de gemeentebesturen zijn overgedragen aan het bestuur van de Regio, en gezien de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen en wensen en bedenkingen door de raden op grond van artikel 12, wordt de regeling van inspraak voor ingezetenen van de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid overgelaten aan de gemeenten.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd petities van ingezetenen van de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten in ontvangst te nemen en te betrekken bij de voorbereiding van besluiten.

  • 3.

    Indien petities betrekking hebben op bevoegdheden of taken van andere bestuursorganen, leidt het Algemeen Bestuur deze door naar de betreffende bestuursorganen.

Artikel 14 – Reglement van orde

Het Algemeen Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

 

§ 2. Dagelijks Bestuur

Artikel 15 – Samenstelling Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur bestaat uit vier leden, te weten de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de Regio en de voorzitters van de portefeuillehoudersoverleggen Economie en Werkgelegenheid én Ruimtelijke ontwikkeling, Wonen en Mobiliteit, en worden door en uit het Algemeen Bestuur aangewezen.

Artikel 16 – Beëindiging lidmaatschap

Een lid van het Dagelijks Bestuur houdt op lid te zijn wanneer hij het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur verliest.

Artikel 17 – Reglement van orde

Het Dagelijks Bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het Algemeen Bestuur wordt toegezonden.

Artikel 18 – Vergaderingen

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert jaarlijks ten minste achtmaal.

  • 2.

    De voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het Dagelijks Bestuur heeft bepaald, dag en plaats van de vergadering van het Dagelijks Bestuur en het tijdstip van de opening vast.

Artikel 19 – Openbaarheid vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen van het Dagelijks Bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het Dagelijks Bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 2.

    Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven omtrent de openbaarheid van de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur.

Artikel 20 – Besluitvorming

  • 1.

    In de vergadering van het Dagelijks Bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, als ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Als het vereiste aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het Dagelijks Bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, als ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 4.

    De leden streven in hun besluitvorming naar consensus en unanimiteit. Als niet bij unanimiteit kan worden besloten worden besluiten genomen met volstrekte meerderheid van stemmen.

  • 5.

    Als bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd.

  • 6.

    Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 7.

    Het Algemeen Bestuur kan regelen van welke besluiten van het Dagelijks Bestuur aan de leden van het Algemeen Bestuur kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan het Algemeen Bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzagelegging kan worden volstaan.

  • 8.

    Het Dagelijks Bestuur laat de kennisgeving of ter inzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

 

§ 3. Voorzitter

Artikel 21 – Aanwijzing voorzitter

  • 1.

    De voorzitter wordt door en uit het Algemeen Bestuur aangewezen, met dien verstande dat de burgemeester van de gemeente Ede als voorzitter wordt aangewezen.

  • 2.

    De plaatsvervangend voorzitter wordt door en uit het midden van het Algemeen Bestuur aangewezen, met dien verstande dat deze uit een van de Utrechtse gemeenten wordt aangewezen.

 

§ 4. Commissies

Artikel 22 – Vaste commissies van advies

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur is bevoegd vaste commissies van advies in te stellen. Het Algemeen Bestuur regelt de samenstelling en de bevoegdheden.

  • 2.

    De instelling van vaste commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het Algemeen Bestuur op voorstel van het Dagelijks Bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.

  • 3.

    De leden van een commissie en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de commissie hebben gezegd of aan deze schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 23 – Het portefeuillehoudersoverleg

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt het portefeuillehoudersoverleg in, als vaste commissie van advies aan het Dagelijks en het Algemeen Bestuur, overeenkomstig artikel 22.

  • 2.

    Het portefeuillehoudersoverleg bestaat uit de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten en wordt voorgezeten door een lid van het Algemeen Bestuur. De voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg vertegenwoordigt niet zijn gemeente in het portefeuillehoudersoverleg.

  • 3.

    Voor de vergaderingen kan het portefeuillehoudersoverleg bestuurlijke vertegenwoordigers van de Provincie Gelderland, Provincie Utrecht, onderwijsinstellingen en ondernemers als adviseur uitnodigen. Het portefeuillehoudersoverleg kan ook vertegenwoordigers van andere maatschappelijke organisaties uitnodigen.

Artikel 24 – Tijdelijke commissies van advies

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan tijdelijke commissies van advies instellen, voor zover zij het Algemeen Bestuur van advies dienen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan tijdelijke commissies van advies instellen, voor zover zij het Dagelijks Bestuur van advies dienen.

  • 3.

    De voorzitter kan tijdelijke commissies van advies instellen, voor zover zij hem van advies dienen.

Artikel 25 – Bestuurscommissie

Het Algemeen Bestuur kan met het oog op de behartiging van specifieke belangen een bestuurscommissie instellen overeenkomstig artikel 25 Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 26 - Benoemingsprotocol

Het Algemeen Bestuur stelt een protocol vast voor de aanwijzing van voorzitters en leden van commissies als bedoeld in artikel 22, 23, 24 en 25 en andere door hem in te stellen bestuurlijke portefeuilles en werkgroepen, voor zover de aanwijzing niet rechtstreeks en eenduidig voortvloeit uit het instellingsbesluit.

Artikel 27 - Regionale gemeenschappelijke adviescommissie

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt op verzoek van alle raden met toepassing van artikel 24a van de Wet gemeenschappelijke regelingen een regionale gemeenschappelijke adviescommissie in, bestaande uit leden van de raden van alle deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur legt het voorgenomen instellingsbesluit voor wensen en bedenkingen voor aan de raden.

 

§ 5. Ombudsfunctie

Artikel 28 – Nationale ombudsman

De Nationale ombudsman is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 3: BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR

§ 1. Algemeen Bestuur

Artikel 29 – Bevoegdheden Algemeen Bestuur

  • 1.

    Regelingen worden, onverminderd het bepaalde in artikel 5, door het Algemeen Bestuur vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door het Algemeen Bestuur krachtens de wet aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter is toegekend.

  • 2.

    De overige bevoegdheden berusten bij het Algemeen Bestuur voor zover deze niet bij of krachtens de wet of bij deze regeling aan het Dagelijks Bestuur of de voorzitter zijn toegekend.

Artikel 30 – Overdracht van bevoegdheden

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan aan het Dagelijks Bestuur zijn bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur kan in elk geval niet de bevoegdheid overdragen tot:

    • a.

      het vaststellen of wijzigen van de begroting, bedoeld in artikel 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • c.

      het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden van de Regio;

    • d.

      het vaststellen van regels met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer van vermogenswaarden van de Regio.

Artikel 31 – Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur voorziet de raden van alle inlichtingen die zij voor de uitoefening van hun taken nodig hebben.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur houdt daarvoor tenminste twee raadsinformatiebijeenkomsten per jaar en verzendt periodiek nieuwsbrieven.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur verstrekt binnen vier weken schriftelijk aan de raden de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Een lid van het Algemeen Bestuur verstrekt aan het college dat hem heeft aangewezen, de door een of meer leden van dat college gevraagde inlichtingen.

  • 5.

    Een lid van het Algemeen Bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen over het door hem gevoerde beleid.

  • 6.

    Het vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raad van de gemeente waartoe het college behoort dat het lid heeft aangewezen.

  • 7.

    Aan de verplichtingen op grond van het eerste, derde, vierde en vijfde lid wordt uitvoering gegeven aan de hand van het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad dan wel het college van de betreffende deelnemer.

 

§ 2. Dagelijks Bestuur

Artikel 32 – Bevoegdheden Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met de bevoegdheden van artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van de Regio berust bij het Dagelijks Bestuur voor zover niet bij of krachtens de wet de voorzitter hiermee is belast.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het Algemeen Bestuur zal worden beraadslaagd en besloten.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van de besluiten van het Algemeen Bestuur, tenzij bij of krachtens de wet de voorzitter hiermee is belast.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur stelt regels vast over de ambtelijke organisatie van de Regio en stelt rechtspositionele regels voor de ambtelijke organisatie vast.

Artikel 33 – Rechtsgedingen

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur is bevoegd, tenzij het Algemeen Bestuur daaromtrent in voorkomende gevallen een beslissing heeft genomen, tot het procederen in eerste aanleg in kort geding en tot voeging in strafzaken als bedoeld in het Wetboek van Strafvordering.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur is bevoegd indien aan de Regio of aan het bestuur van de Regio hetzij een recht van beroep hetzij een recht van bezwaar toekomt, spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar te maken alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, schorsing van de aangevochten beslissing of een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken.

  • 4.

    Het ingestelde beroep of het gemaakte bezwaar wordt ingetrokken, indien het Algemeen Bestuur de beslissing van het Dagelijks Bestuur tot het instellen van beroep of het maken van bezwaar niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt. Het Algemeen Bestuur heeft deze mogelijkheid, voor zover dit het Algemeen Bestuur aangaat.

Artikel 34 – Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1.

    De leden van het Dagelijks Bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven het Algemeen Bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

 

§ 3. Voorzitter

Artikel 35 – Bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter is zowel voorzitter van het Algemeen Bestuur als van het Dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van de Regio.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt de Regio in en buiten rechte. Hij kan met instemming van het Dagelijks Bestuur de vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen persoon opdragen.

HOOFDSTUK 4: FINANCIËN VAN DE REGIO

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 36 – Inrichting jaarstukken

De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig bij of krachtens het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten gestelde regels.

 

§ 2. Begroting

Artikel 37 – Inhoud begroting

  • 1.

    Voor alle taken en activiteiten brengt het Algemeen Bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die het daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die het naar verwachting kan aanwenden.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur ziet erop toe dat de begroting in evenwicht is.

  • 3.

    Ten laste van de Regio kunnen slechts lasten en daarmee overeenstemmende balansmutaties worden genomen tot de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht.

  • 4.

    Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.

Artikel 38 – Ontwerpbegroting / kaderbrief

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur zendt jaarlijks voor 15 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient de algemene en financiële en beleidsmatige kaders (kaderbrief) voor wensen en bedenkingen aan de raden.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur biedt jaarlijks het Algemeen Bestuur een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de Regio en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting jaarlijks voor 15 april en twaalf weken voordat zij aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden toe aan de raden. Het Dagelijks Bestuur zendt met de ontwerpbegroting ook de voorlopige jaarrekening aan de raden.

  • 4.

    De raden kunnen bij het Dagelijks Bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het Dagelijks Bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het Algemeen Bestuur wordt aangeboden.

  • 5.

    De ontwerpbegroting en de jaarrekening liggen, zodra zij aan de raden zijn aangeboden, voor eenieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de ter inzagelegging en de verkrijgbaar stelling wordt openbaar kennisgegeven. De colleges zijn hiervoor verantwoordelijk.

Artikel 39 – Vaststelling begroting

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 2.

    Nadat deze is vastgesteld, zendt het Algemeen Bestuur de begroting aan de raden, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de door het Algemeen Bestuur vastgestelde begroting vergezeld van de in artikel 38, eerste en tweede lid, bedoelde stukken, binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 40 – Wijziging van de begroting

  • 1.

    Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen door het Algemeen Bestuur tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 2.

    Artikel 38, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing,

  • 3.

    Indien de begrotingswijziging rechtmatig conform doel niet leidt tot een verandering van de in de begroting vastgestelde financiële verplichtingen van de gemeenten jegens de Regio of het betreft een begrotingswijziging ten behoeve van het verwerken van bij voorafgaande besluitvorming door de gemeenten uitdrukkelijk aanvaarde financiële verplichtingen jegens de Regio, blijft lid 2 buiten toepassing.

Artikel 41 – Verplichte uitgaven

  • 1.

    Verplichte uitgaven van de Regio zijn:

    • a.

      de renten en aflossingen van de door de Regio aangegane geldleningen en alle overige opeisbare schulden;

    • b.

      de uitgaven die bij of krachtens de wet of deze regeling aan de Regio zijn opgelegd.

  • 2.

    Indien het Algemeen Bestuur weigert verplichte uitgaven op de begroting te brengen, doen Gedeputeerde Staten dit.

  • 3.

    Indien het Algemeen Bestuur bovendien weigert in voldoende dekking van in het eerste lid bedoelde uitgaven te voorzien, verminderen Gedeputeerde Staten daartoe hetzij het bedrag voor onvoorziene uitgaven, hetzij indien dit bedrag niet toereikend is, overige niet-verplichte uitgaven.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten dragen zo nodig aan de bevoegde ambtenaar de betaling op ten laste van de Regio van hetgeen als verplichte uitgaaf op de begroting is gebracht.

 

§ 3. Jaarrekening

Artikel 42 – Jaarrekening en jaarverslag

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur legt aan het Algemeen Bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur zendt jaarlijks vóór 15 april aan de raden de voorlopige jaarrekening van het voorgaande jaar.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur legt de in het eerste lid, alsmede de in artikel 47, derde en vierde lid, bedoelde stukken, wanneer de bespreking daarvan geagendeerd is, voor eenieder ter inzage en stelt ze algemeen verkrijgbaar. Van de ter inzagelegging en de verkrijgbaar stelling wordt openbaar kennisgegeven. Het Algemeen Bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 43 – Vaststelling

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgend op het begrotingsjaar. De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de Regio.

  • 2.

    Indien het Algemeen Bestuur tot het standpunt komt dat de in de jaarrekening opgenomen baten, lasten of balansmutaties, die niet rechtmatig tot stand zijn gekomen, aan de vaststelling van de jaarrekening in de weg staan, brengt hij dit terstond ter kennis van het Dagelijks Bestuur met vermelding van de gerezen bedenkingen.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur zendt het Algemeen Bestuur binnen twee maanden na ontvangst van het standpunt, bedoeld in het tweede lid, een voorstel voor een indemniteitsbesluit, vergezeld van een reactie op de bij het Algemeen Bestuur gerezen bedenkingen.

  • 4.

    Indien het Dagelijks Bestuur een voorstel voor een indemniteitsbesluit heeft gedaan, stelt het Algemeen Bestuur de jaarrekening niet vast dan nadat het heeft besloten over het voorstel.

Artikel 44 – Decharge

Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast de vaststelling van de jaarrekening de leden van het Dagelijks Bestuur ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.

Artikel 45 – Inzending Gedeputeerde Staten

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag, vergezeld van de overige in artikel 42 bedoelde stukken binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar, volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten. Het Dagelijks Bestuur voegt daarbij, indien van toepassing, het besluit van het Algemeen Bestuur over een voorstel voor een indemniteitsbesluit met de reactie, bedoeld in artikel 43, derde lid.

  • 2.

    Indien het Algemeen Bestuur de jaarrekening dan wel een indemniteitsbesluit niet of niet naar behoren vaststelt, zendt het Dagelijks Bestuur de jaarrekening, vergezeld van de overige in artikel 42 bedoelde stukken, respectievelijk het indemniteitsbesluit ter vaststelling aan Gedeputeerde Staten.

 

§ 4. Administratie en controle

Artikel 46 – Financiële regeling

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt bij regeling de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze regeling waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De regeling bevat in ieder geval:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie.

Artikel 47 – Controleregeling

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt bij regeling regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze regeling waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 43 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

  • 3.

    De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:

    • a.

      de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen;

    • b.

      de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen;

    • c.

      de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 36;

    • d.

      het jaarverslag met de jaarrekening verenigbaar is.

  • 4.

    Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over:

    • a.

      de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken;

    • b.

      onrechtmatigheden in de jaarrekening.

  • 5.

    De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan het Algemeen Bestuur en een afschrift daarvan aan het Dagelijks Bestuur.

Artikel 48 – Inzending aan Gedeputeerde Staten

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de regelingen, bedoeld in de artikelen 46 en 47, binnen twee weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar de wijze waarop de administratie en het beheer, bedoeld in artikel 46, eerste lid, worden gevoerd.

HOOFDSTUK 5: AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 49 – Regiosecretaris

  • 1.

    Er is een regiosecretaris.

  • 2.

    De regiosecretaris wordt door het Dagelijks Bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3.

    De CAO Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties is van toepassing op de regiosecretaris.

Artikel 50 – Taken regiosecretaris

  • 1.

    De regiosecretaris staat het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter alsmede door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij voert daarnaast de directie van het regiokantoor.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur stelt een directiestatuut vast betreffende de taak en de bevoegdheid van de regiosecretaris. Het directiestatuut regelt ook de afstemming met de secretarissen van de deelnemende gemeenten. Het directiestatuut wordt ter kennis gebracht van de colleges.

  • 3.

    De regiosecretaris is in de vergadering van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur aanwezig.

  • 4.

    De stukken die van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur uitgaan, worden door de regiosecretaris medeondertekend.

  • 5.

    Het vierde lid is niet van toepassing indien de ondertekening van stukken die van het Dagelijks Bestuur uitgaan aan de regiosecretaris of een andere regioambtenaar is opgedragen.

Artikel 51 – Regioambtenaren

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is bevoegd arbeidsovereenkomsten te sluiten, te beëindigen, regioambtenaren te schorsen en deze te ontslaan.

  • 2.

    De CAO Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties is van toepassing op de regioambtenaren.

HOOFDSTUK 6: ARCHIEF

Artikel 52 – Algemene plicht

  • 1.

    Overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen regeling, welke aan Gedeputeerde Staten wordt toegezonden, draagt het Dagelijks Bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het bestuur van de Regio.

  • 2.

    De kosten, verbonden aan de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde zorg, komen ten laste van de Regio.

  • 3.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de organen van het bestuur van de Regio wijst het Dagelijks Bestuur een regionale archiefbewaarplaats aan.

  • 4.

    De regionale archiefbewaarplaats wordt beheerd door een erkend regioarchivaris of, indien geen zodanige regioarchivaris mocht zijn benoemd, door de regiosecretaris.

  • 5.

    Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het bestuur van de Regio, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het Dagelijks Bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet belast de regioarchivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het Algemeen Bestuur een regeling vast, welke aan Gedeputeerde Staten wordt toegezonden.

  • 6.

    In afwijking van het derde lid kan in plaats van een regionale archiefbewaarplaats ook een gemeentelijke archiefbewaarplaats van een van de deelnemers worden aangewezen. Het vierde, vijfde en zesde lid zijn niet van toepassing. Artikel 31 en 32 van de Archiefwet 1995 zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 7: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 53 – Toetreding

  • 1.

    Een college van burgemeester en wethouders van een andere gemeente kan tot deze regeling toetreden middels een daartoe strekkend besluit, na verkregen toestemming van zijn raad, overeenkomstig artikel 1, vierde en vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Alle colleges moeten instemmen met de toetreding, na verkregen toestemming van hun raden, overeenkomstig artikel 1, vierde en vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur kan algemene en specifieke voorwaarden verbinden aan toetreding. De algemene voorwaarden worden vastgelegd in een regeling.

  • 4.

    De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de toetreding door de colleges alsmede het nieuw toetredende college is bekendgemaakt op de gebruikelijke wijze.

Artikel 54 – Uittreding

  • 1.

    Het voornemen tot uittreding van een college wordt bij aangetekende kennisgeving aan het Dagelijks Bestuur meegedeeld. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van tenminste 2 kalenderjaren in acht genomen vanaf het moment dat het besluit tot uittreden aan het Dagelijks Bestuur is meegedeeld.

  • 2.

    Na ontvangst van de in het eerste lid vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de regeling besloten.

  • 3.

    Op grond van het in het vorige lid bedoelde liquidatieplan besluit het college dat een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, of tot uittreding wordt overgegaan. Het college besluit hier niet toe dan nadat het toestemming heeft gekregen van zijn raad als bedoeld in artikel 1, vierde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4.

    Wanneer toepassing wordt gegeven aan het derde lid, stelt het Algemeen Bestuur het liquidatieplan vast. De in het liquidatieplan omschreven financiële verplichtingen zijn voor het uittredende college bindend met dien verstande dat een geschil over het liquidatieplan en de daarin omschreven financiële verplichtingen overeenkomstig artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen aan Gedeputeerde Staten kunnen worden voorgelegd.

  • 5.

    Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen 6 maanden de daarin voor hem omschreven financiële verplichtingen te voldoen.

  • 6.

    De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer die het voornemen heeft om uit te treden.

Artikel 55 – Wijziging

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur, één of meer leden van het Dagelijks Bestuur en de colleges kunnen een voorstel tot wijziging van de regeling indienen bij het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur zendt het wijzigingsvoorstel aan de colleges.

  • 3.

    Wijziging kan geschieden nadat alle colleges hiertoe unaniem hebben besloten.

  • 4.

    Een college kan slechts voor wijziging stemmen, dan nadat het hiervoor de toestemming van zijn raad heeft gekregen, bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5.

    De wijziging bepaalt zelf wanneer deze in werking treedt, met in acht neming van het hierom bepaalde in artikel 26 en 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 56 – Opheffing

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur, één of meer leden van het Dagelijks Bestuur en de colleges kunnen een voorstel tot opheffing van de regeling indienen bij het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur zendt het voorstel aan de colleges.

  • 3.

    Opheffing kan geschieden nadat de colleges hiertoe unaniem hebben besloten.

  • 4.

    Een college kan slechts voor opheffing stemmen, dan nadat het hiervoor de toestemming van zijn raad heeft verkregen bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur stelt een liquidatieplan op, dat bindend is voor de colleges.

  • 6.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de Regio over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 7.

    Het bestuur van de Regio blijft, zo nodig na het tijdstip van opheffing van de regeling, in functie voor zover dit tot vereffening van het vermogen noodzakelijk is totdat de liquidatie is voltooid. Bij de vereffening wordt het liquidatieplan betrokken.

HOOFDSTUK 8: SLOTBEPALINGEN

Artikel 57 – Duur van de regeling

De regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.

Artikel 58 – Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Het bestuur van de gemeente Ede zorgt voor bekendmaking en inwerkingtreding van de gewijzigde gemeenschappelijke regeling conform artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 59 – Citeerwijze

Deze regeling wordt aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Regio Foodvalley”.

Artikel 60 – Evaluatie

Het algemene functioneren en de werkwijze van de Regio wordt iedere vier jaar geëvalueerd aan het begin van het kalenderjaar waarin algemene raadsverkiezingen in de gemeenten plaatsvinden.

Gemeente Barneveld

Namens college van burgemeester en wethouders,

(de heer. B. Wijnne)

Gemeente Ede

Namens college van burgemeester en wethouders,

(de heer. A. Versteeg)

Gemeente Nijkerk

Namens college van burgemeester en wethouders,

(de heer. G.D. Renkema)

Gemeente Renswoude

Namens college van burgemeester en wethouders,

(mevrouw P. Doornenbal-van der Vlist)

Gemeente Rhenen

Namens college van burgemeester en wethouders,

(de heer J.A. van der Pas)

Gemeente Scherpenzeel

Namens college van burgemeester en wethouders,

(mevrouw M.C. Teunissen-Willemsen)

Gemeente Veenendaal

Namens college van burgemeester en wethouders,

(de heer K.J.G. Kats)

Gemeente Wageningen

Namens college van burgemeester en wethouders,

(mevrouw M. Hulshof)