Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Helmond

Beleidsregel Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHelmond
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2024
CiteertitelBeleidsregel Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2017 en de Beleidsregels Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

19-09-2023

gmb-2023-434773

51632394

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond;

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Gelet op artikel 5.21 van de Omgevingswet en hoofdstuk 5, van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

 

Overwegende dat:

  • Het college bij het beschikken op aanvragen om omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet dan wel bij het verlenen van een omgevingsvergunning dan wel bij het opstellen van maatwerkvoorschriften op grond van artikel 22.45 van het Omgevingsplan (specifieke zorgplicht), het aanvaardbaar hinderniveau voor geur vast dient te stellen;

  • Het college die beoordelingsruimte voor zich zelf wenst in te vullen met behulp van beleidsregels zodat duidelijk wordt hoe zij tot een afweging van belangen is gekomen.

Besluit vast te stellen de Beleidsregel Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2024.

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

 

  • a.

    aangename geur: geur waarvan de geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde H = - 1 hoger is dan 10 ouE/m3 of waarvan een geurconcentratie kan worden bepaald die behoort bij de hedonische waarde H = +1;

  • b.

    aanvaardbaar hinderniveau: door burgemeester en wethouders vastgestelde mate van hinder die nog aanvaardbaar is als bedoeld in artikel 5.92 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • c.

    bestaande activiteit: activiteit waarvoor reeds een vergunning is verleend of een maatwerkvoorschrift is gesteld;

  • d.

    geurbelasting: geurbelasting: geurconcentratie in de omgeving, uitgedrukt in een percentielwaarde van het aantal Europese geureenheden per volume-eenheid;

  • e.

    bestaande geurbelasting: geurbelasting als gevolg van de bestaande activiteiten;

  • f.

    cumulatieve geurbelasting: de geurbelasting als gevolg van activiteiten van alle inrichtingen gezamenlijk waarop het geurbeleid van de gemeente Helmond van toepassing is en welke naar het oordeel van burgemeester en wethouders een relevante bijdrage aan de geurbelasting geven;

  • g.

    Europese geureenheid (ouE): eenheid voor geur als bedoeld in NEN-EN 13725;

  • h.

    geurbelasting: uurgemiddelde geurconcentratie (ouE/m3) op leefniveau bij een bepaalde percentielwaarde, berekend aan de hand van een verspreidingsmodel;

  • i.

    geurbron: bron die stoffen naar de lucht emitteert die geurhinder kunnen veroorzaken;

  • j.

    geuremissie van een bron: representatieve uitstoot van een geurbron uitgedrukt in Europese geureenheden per tijdseenheid (ouE/s);

  • k.

    geurgevoelig object: woning, dan wel locatie waar mensen zich gedurende een groot gedeelte van de dag bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden;

  • l.

    geurimmissie: geurbelasting op de leefomgeving ten gevolge van de geuremissie van een of meerdere bronnen, uitgedrukt in percentielwaarde;

  • m.

    grenswaarde: waarde van de geurbelasting waarboven ernstige geurhinder wordt verwacht;

  • n.

    Handleiding geur: de Handleiding geur van het kenniscentrum Infomil met als ondertitel “bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen)”, zoals deze luidt ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregel;

  • o.

    hedonische waarde: waardering van de aard van de geur, uitgedrukt in een referentieschaal volgens de Nederlandse voornorm 2818, van H=-4 (uiterst onaangenaam) tot H=+4 (uiterst aangenaam);

  • p.

    hedonisch gecorrigeerde geuremissie: geuremissie van een bron gedeeld door de hedonische weegfactor F;

  • q.

    hedonisch gewogen geurbelasting: geurbelasting op basis van hedonisch gecorrigeerde geuremissies van alle geurbronnen;

  • r.

    hedonische weegfactor F: verhouding tussen de geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde van H= –1 van een geurbron en de normwaarde van 1 ouE /m3;

  • s.

    Besluit kwaliteit leefomgeving; Besluit van 3 juli 2018, houdende regels over de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de uitoefening van taken en bevoegdheden, inclusief de nadien in werking getreden wijzigingen;

  • t.

    individuele geurbelasting: geurbelasting als gevolg van de activiteiten van een individueel bedrijf;

  • u.

    nieuwe activiteit: activiteit, dan wel uitbreiding van een bestaande activiteit, waarvoor op het moment van aanvraag niet eerder vergunning is verleend;

  • v.

    NTA 9065: De Nederlands Technische Afspraak (NTA) 9065 “Luchtkwaliteit – Geurmetingen – Meten en rekenen geur’;

  • w.

    percentiel: tijdfractie van het jaar dat een bepaalde geurbelasting niet wordt overschreden;

  • x.

    richtwaarde: norm voor de hedonisch gewogen geurbelasting waarmee rekening gehouden wordt bij de beoordeling van aanvragen om vergunning;

  • y.

    saneringssituatie: situatie waarbij als gevolg van de bestaande activiteiten de daarvoor geldende grenswaarden worden overschreden.

  • z.

    streefwaarde: norm voor de hedonisch gewogen geurbelasting, waarbij sprake is van een verwaarloosbare geurhinder;

  • aa.

    veehouderij: activiteit die tot een krachtens paragraaf 3.6.1. (Veehouderij) van het Besluit activiteiten leefomgeving aangewezen categorie behoort en die is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

  • bb.

    omgevingsvergunning: een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactviteit als bedoeld in artikel 5.1 lid 1 onder a Omgevingswet.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen bij het beschikken op een aanvraag om een omgevingsvergunning deze beleidsregel als uitgangspunt.

  • 2.

    Daar waar in deze beleidsregel sprake is van het aanvragen van een omgevingsvergunning wordt daaronder verstaan het aanvragen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

  • 3.

    De in deze beleidsregel opgenomen uitgangspunten voor het vaststellen van het aanvaardbaar hinderniveau worden op gelijke wijze toegepast bij het nemen van besluiten in het kader van het (ambtshalve) opleggen van maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 22.44 en 22.45 van het omgevingsplan.

  • 4.

    Burgemeester en wethouder beoordelen aanvragen om vergunningen van activiteiten mede aan de hand van de cumulatieve geurbelasting. Het toetsingskader is neergelegd in artikel 11 van deze beleidsregels.

  • 5.

    Deze beleidsregel is niet van toepassing op aanvragen om een vergunning voor veehouderijen.

  • 6.

    Indien, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, een vervallen bijzondere regeling, zoals genoemd in de Handleiding geur, of een naar hun oordeel gelijkwaardig document beter toepasbaar is voor het vaststellen van de aanvaardbare geurbelasting vanwege een activiteit dan deze beleidsregel, betrekken zij bij de besluitvorming, bedoeld in het eerste lid, naast de vervallen bijzondere regeling dan wel het gelijkwaardig document.

Artikel 3 Omgevingscategorieën

Bij de toepassing van deze beleidsregel wordt een onderscheid gemaakt in geurgevoeligheid van de omgeving. De beleidsregel kent een indeling in drie omgevingscategorieën:

  • a.

    de omgevingscategorie ‘Wonen’ omvat: woningen, ziekenhuizen en sanatoria, bejaarden- en verpleeghuizen, woonwagenterreinen, asielzoekerscentra, dagverblijven, scholen, alsmede objecten die met bovengenoemde geurgevoelige objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de functie van het object, de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daar aanwezig is en de omgeving van het object.

  • b.

    de omgevingscategorie ‘Gemengd’ omvat: bedrijfswoningen, woningen in het landelijk gebied, woningen op industrieterrein, verspreid liggende woningen, recreatiegebieden voor dagrecreatie, accommodaties voor verblijfsrecreatie, zelfstandige kantoren, winkels alsmede objecten die met bovengenoemde geurgevoelige objecten gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de functie van het object, de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daar aanwezig is en de omgeving van het object;

  • c.

    de omgevingscategorie ‘Laag’ omvat: geurgevoelige gebouwen voor zover die niet behoren tot de omgevingscategorieën, bedoeld onder b en c.

Bijlage 1 van deze beleidsregel bevat als voorbeeld een overzichtskaart van de ligging van de relevante objecten in de omgevingscategorie 'Wonen' ten tijde van de vaststelling van de beleidsregel.

Artikel 4 Buiten behandeling laten van een aanvraag

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen een aanvraag om een omgevingsvergunning niet in behandeling indien daarin:

    • a.

      de bij burgemeester en wethouders bekende hindersignalen, zoals gegrond verklaarde klachten over geurhinder, over de activiteit niet in voldoende mate zijn betrokken;

    • b.

      niet de geuremissie van alle afzonderlijke geur relevante bronnen van de activiteit zijn betrokken;

    • c.

      geen plan van aanpak is opgenomen waarin technische voorzieningen of gedragsregels zijn opgenomen om het aanvaardbaar hinderniveau te bereiken.

  • 2.

    Het in het eerste lid, onder b, is ook van toepassing indien de geuremissie van een bron wordt getoetst conform andere wet- en regelgeving, tenzij alle bronnen van de activiteit gezamenlijk worden beoordeeld aan de hand van één toetsingskader, buiten deze beleidsregel, op een voor burgemeester en wethouders aanvaardbare wijze.

Artikel 5 Uitgangspunten voor de beoordeling

Burgemeester en wethouders gaan bij de beoordeling van de geurbelasting uit van de hedonisch gewogen geurbelasting, uitgedrukt in 98- en 99,9 percentielen.

Artikel 6 Eisen aan de berekening van de geurbelasting

Burgemeester en wethouders hanteren bij het bepalen van de hedonische weegfactor F de lijst met hedonische waarden H = –1 opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel.

  • a.

    Bijlage 2 is, bij het vaststellen van deze beleidsregel in overeenstemming met de overeenkomstige forfaitaire lijst, vastgelegd in het geurbeleid van de provincie Noord-Brabant. Burgemeester- en wethouders houden zich het recht voor, af te wijken van de provinciale lijst, in situaties waarin zij kunnen motiveren dat de provinciale hedonische weegfactor een feitelijke geurhindersituatie in de gemeente Helmond niet goed beschrijft.

  • b.

    Indien een activiteit of materiaal niet is opgenomen in bijlage 2, hanteren burgemeester en wethouders een waarde die naar haar oordeel met de waarde H = -1 van een andere activiteit of materiaal, opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel gelijkgesteld kan worden.

  • c.

    Niet eerder dan dat burgemeester en wethouders tot het oordeel komen dat op basis van het eerste en tweede lid geen hedonische weegfactor F kan worden gehanteerd, kunnen burgermeester en wethouders gebruik maken van andere documenten of meetonderzoeken.

  • d.

    Indien de hedonische weegfactor F wordt bepaald op basis van documenten of meetonderzoeken als bedoeld in het derde lid, houden burgemeester en wethouders rekening met de samenhang tussen die waarde en de waarden, opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel.

  • e.

    Indien voor een emissie aan de hand van het eerste tot en met het vierde lid geen hedonische weegfactor F kan worden bepaald, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie berekend met de fictieve waarde F = 0,5.

  • f.

    Indien de hedonische weegfactor F groter is dan 4, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie berekend met de fictieve waarde F=4.

  • g.

    Voor een bron, waarvan de hedonisch gewogen geuremissie, dan wel de geuremissie, niet is gebaseerd op ter plaatse uitgevoerde metingen of op naar het oordeel van burgemeester en wethouders algemeen aanvaarde en toepasselijke kengetallen, wordt de emissie ten behoeve van de berekening van de geurbelasting met een factor 2 verhoogd.

  • h.

    Burgemeester en wethouders gaan bij de beoordeling van de hedonisch gewogen geurbelasting, uitgedrukt in 99,9 percentielen, uit van:

    • a.

      de rekenresultaten op basis van de bedrijfssituatie die de hoogst mogelijke geurbelasting op de omgeving kan veroorzaken waarbij voor de emissie van alle bronnen in die bedrijfssituatie een bedrijfstijd van 8760 uren per jaar wordt aangehouden;

    • b.

      In afwijking van onderdeel a wordt, indien de emissie van een bron alleen plaatsvindt tussen 7:00 en 19:00 uur, een bedrijfstijd van 4380 uren per jaar aangehouden.

Artikel 7 Streef, richt- en grenswaarde

Burgemeester en wethouders hanteren bij de beoordeling van de hedonisch gewogen geurbelasting bij geurgevoelige gebouwen in het kader van een aanvraag voor zowel bestaande vergunde activiteiten als ook voor nieuwe activiteiten en voor bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk, de navolgende streef, richt- en grenswaarden:

 

Tabel 1. Streef-, richt- en grenswaarden voor geur, die de gemeente Helmond hanteert bij de vergunningverlening van geurrelevante activiteiten

Omgevingscategorie

98 percentiel

ouE(H)/m3

99,9 percentiel

ouE(H)/m3

Streef-

waarde

Richt-

Waarde

Grens-

waarde

Streef-

waarde

Richt-

Waarde

Grens-

waarde

Wonen

0,25

0,5

1

2,5

1

2

Gemengd

1

2

4

10

4

8

Overig

10

10

10

40

40

40

Artikel 8 Vaststelling aanvaardbaar hinderniveau vergunning bestaande activiteiten

Indien een aanvraag om vergunning uitsluitend betrekking heeft op bestaande activiteiten, stellen burgemeester en wethouders de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting vast op ten hoogste de bestaande en vergunde geurbelasting.

Artikel 9 Vaststelling aanvaardbaar hinderniveau vergunning nieuwe activiteiten

  • 1.

    In geval van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor uitsluitend nieuwe activiteiten, stellen burgemeester en wethouders de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting vast op ten hoogste de streefwaarden, bedoeld in artikel 7.

  • 2.

    Indien een aanvraag om een vergunning uitsluitend betrekking heeft op nieuwe activiteiten, stellen burgemeester en wethouders de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting voor deze nieuwe activiteiten vast op een zodanige waarde dat de totale geurbelasting van de activiteit de bestaande en vergunde geurbelasting, niet overschrijdt.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, kunnen burgemeester en wethouders in geval de bestaande geurbelasting lager is dan de streefwaarden bedoeld in artikel 7, de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vaststellen op ten hoogste de streefwaarden, bedoeld in artikel 7.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen, indien toepassing van het eerste, tweede of derde lid zou leiden tot verlangen van verdergaande maatregelen dan het toepassen van de beste beschikbare technieken, in afwijking van deze leden, de hedonisch gewogen maximaal aanvaardbare geurbelasting als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vaststellen op ten hoogste de richtwaarden, bedoeld in artikel 7.

Artikel 10 Vaststelling aanvaardbaar hinderniveau vergunning bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk

  • 1.

    In geval van een aanvraag om een vergunning voor zowel bestaande als nieuwe activiteiten, stellen burgemeester en wethouders de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vast op ten hoogste de bestaande en vergunde geurbelasting bedoeld in artikel 7.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, kunnen burgemeester en wethouders in geval de bestaande geurbelasting lager is dan de streefwaarden bedoeld in artikel 7, de hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vaststellen op ten hoogste de streefwaarden, bedoeld in artikel 7.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen, indien toepassing van het eerste of tweede lid zou leiden tot verlangen van verdergaande maatregelen dan het toepassen van de beste beschikbare technieken, in afwijking van deze leden, de hedonisch gewogen maximaal aanvaardbare geurbelasting als gevolg van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vaststellen op ten hoogste de richtwaarden, bedoeld in artikel 7.

Artikel 11 Cumulatie

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 tot en met 10 nemen burgemeester en wethouders bij een aanvraag om een omgevingsvergunning in geval van de aanwezigheid van één of meerdere geurbronnen de in navolgende tabel 2 opgenomen richt- en streefwaarde voor de cumulatieve norm in acht.

  • 2.

    Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op bestaande activiteiten, of op bestaande en nieuwe activiteiten, verlenen burgemeester en wethouders alleen dan een vergunning als de cumulatieve geurbelasting ter hoogte van geurgevoelige gebouwen in de omgevingscategorie ‘Wonen’ voldoet (of beter; niet meer bedraagt dan) aan de in de navolgende tabel 2, aangegeven richtwaarde.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, kunnen burgemeester en wethouders in geval de cumulatieve geurbelasting lager is dan de richtwaarde bedoeld in tabel 2, de maximaal toelaatbare norm voor cumulatieve geurbelasting vaststellen op ten hoogste de streefwaarden, bedoeld in tabel 2.

  • 4.

    Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning per 1-1-2024 uitsluitend betrekking heeft op bedrijven die nog niet gevestigd waren verlenen burgemeester en wethouders alleen dan een vergunning als de cumulatieve geurbelasting ter hoogte van geurgevoelige gebouwen in de omgevingscategorie ‘Wonen’ aan, de in navolgende tabel 2, aangegeven streefwaarde voldoet.

  • 5.

    Het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 vindt geen toepassing indien geen relevante bijdrage wordt geleverd aan de cumulatieve geurbelasting. Van een niet relevante bijdrage is sprake indien de individuele geurbelasting bij geurgevoelige objecten in de omgevingscategorie “Wonen” minder bedraagt dan 0,1 ouE(H)/m3 als 98 percentiel, of als de toename van de cumulatieve geurbelasting als gevolg van de nieuwe activiteiten aan de cumulatieve geurbelasting bij geurgevoelige objecten in de omgevingscategorie 'Wonen' kleiner is dan 3% van de in onderstaande tabel opgenomen richtwaarde voor de cumulatieve norm.

     

    Tabel 2. Cumulatieve geurbelasting ter hoogte van geurgevoelige objecten in de omgevingscategorie ‘Wonen’.

    Cumulatieve norm

    98 percentiel

    Richtwaarde

    1,9 *ouE (H= - 1)/m3

    Streefwaarde

    1,0 *ouE (H= - 1)/m3

    *Deze norm kan wijzigen i.v.m. gewijzigde wetgeving (rekenmethodiek, interpretatie vergunning e.d.)

Artikel 12 Voorschriften

  • 1.

    Indien uit het geurrapport blijkt dat de geurbelasting hoger is dan de van toepassing zijn de waarden als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 11 en een BBT conclusie ingevolge de Richtlijn Industriële emissies de toegelaten waarden van bronnen niet uitputtend bepaalt, dan stellen burgemeester en wethouders, vergunningvoorschriften vast, dan wel maatwerkvoorschriften vast, als bedoeld in artikelen 22.44 en 22.45 van het omgevingsplan. In deze maatwerkvoorschriften wordt in ieder geval opgenomen dat van alle bronnen de geuremissie en de overige relevante bronparameters moeten worden vastgelegd

  • 2.

    In geval van een saneringssituatie nemen burgemeester en wethouders in vergunningvoorschriften, dan wel in maatwerkvoorschriften, de eis op dat de vergunninghouder binnen een redelijke termijn en met inachtneming van hetgeen is opgenomen in een saneringsplan dat bij de aanvraag is overgelegd, ten minste moet voldoen aan de grenswaarden als bedoeld in artikel 7.

  • 3.

    In geval van een overschrijdingssituatie nemen burgemeester en wethouders in de vergunningsvoorschriften, dan wel in maatwerkvoorschriften, op dat de aanvrager binnen een door hen aangegeven termijn, met inachtneming van hetgeen is opgenomen in een plan van aanpak dat bij de aanvraag is overgelegd, ter hoogte van omgevingscategorie ‘Wonen’ ten minste moet voldoen aan de richtwaarden, bedoeld in artikel 7. Gedurende de overgangsperiode gelden afwijkende waarden, gebaseerd op de voorheen verleende vergunning(en).

Artikel 13 Intrekking oude regelingen

De volgende regelingen worden ingetrokken:

  • -

    Beleidsregels Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2017;

  • -

    Beleidsregels Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2018.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking na bekendmaking, gelijktijdig met de vaststelling van de Omgevingswet.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2024.

Besloten in de collegevergadering van 19 september 2023.

Burgemeester en wethouders van Helmond,

de burgemeester,

mevr. P.J.M.G. Blanksma- van den Heuvel.

de secretaris,

H.J. de Ruiter.

Toelichting

Inleiding

 

Het doel van het gemeentelijk geurbeleid is te zorgen voor een goede balans tussen het woon- en leefklimaat op het gebied van geur en het vestigingsklimaat voor industriële bedrijven. De landelijke en provinciale regelgeving houdt geen rekening met de cumulatie van geur afkomstig van activiteiten van verschillende bedrijven. Op bedrijventerreinen BZOB, Hoogeind en Varenschut Noord bevinden zich verschillende bedrijven die geur produceren. Individueel voldoen de bedrijven ieder aan de geldende normen, maar er wordt geen rekening gehouden met het effect van de opstelsom van de geuren. Met het opstellen van cumulatief gemeentelijk geurbeleid kan hier wel rekening mee worden gehouden. Zowel bij het stellen van maatwerkvoorschriften op basis van de specifieke zorgplicht in het omgevingsplan als bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor uitbreiding of wijziging van bestaande geur veroorzakende activiteiten van bedrijven (uitbreiding of wijziging van de activiteiten met een grotere geurcontour dan reeds vergund.) dan wel een aanvraag voor nieuwvestiging van bedrijven wordt getoetst aan de cumulatie van geur. Dit kan betekenen dat een bedrijf met een uitbreidingsaanvraag meer maatregelen moet nemen om de geur terug te dringen, of dat een nieuw geur producerend bedrijf extra maatregelen zal dienen te treffen. Op basis van de vaststelling van het aanvaardbaar hinderniveau zal ook de provincie rekening houden met het lokale geurbeleid bij het toetsen van geuruitstoot door bedrijven waarvoor zij het bevoegd gezag is.

Uitgangspunt van deze beleidsregel is het hanteren van individuele streefnormen aangevuld met de toetsing van de cumulatie van geur als het gaat om een aanvraag van een uitbreiding van de reeds vergunde geurimmissie of als het de vestiging van een nieuw bedrijf betreft.

 

Algemeen

 

Deze beleidsregels gelden voor de beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit of het stellen van maatwerkvoorschriften op grond van het omgevingsplan. De beleidsregels zijn niet van toepassing op situaties waarin concrete normen in het omgevingsplan zijn opgenomen. Er zal dus altijd sprake zijn van een initiatief van de ondernemer. Als het initiatief past binnen het omgevingsplan dan kan het college maatwerkvoorschriften stellen ter invulling van de specifieke zorgplicht in artikel 22.44 van het omgevingsplan. Als het initiatief niet past binnen het omgevingsplan dan kan het college de vergunning weigeren of voorschriften verbinden met betrekking tot de immissie. Bij het stellen van eisen aan bestaande activiteiten in het kader van een aanvraag of het opleggen van maatwerkvoorschriften wordt bestaande jurisprudentie over het respecteren van vergunningsrechten uiteraard in acht genomen.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1

 

‘Aanvaardbaar hinderniveau’

 

Het is aan de gemeente om het begrip ‘aanvaardbaar hinderniveau’ nader te beschrijven. Dit gebeurde eerst in het kader van het opleggen van maatwerkvoorschriften op basis van het Activiteitenbesluit. Deze bevoegdheid wordt nu vervangen door de specifieke zorgplicht in het omgevingsplan en de instructieregel over aanvaardbare geur in het Besluit kwaliteit leefomgeving. Dit hinderniveau is nader uitgewerkt.

 

Op grond van de onderhavige beleidsregel wordt het aanvaardbaar hinderniveau vastgelegd als een hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting conform artikelen 8 tot en met 11. Indien de van toepassing zijnde hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting wordt overschreden, dan kunnen burgemeester en wethouders vergunningvoorschriften dan wel maatwerkvoorschriften vaststellen. Dit wordt verder uitgewerkt in artikel 12 in deze beleidsregel.

 

‘bestaande activiteit’ en ‘nieuwe activiteit’.

De begrippen ‘bestaande activiteit’ en ‘nieuwe activiteit’ worden toegepast om nadere invulling te kunnen geven aan de specifieke zorgplicht voor milieubelastende activiteiten die is opgenomen in het omgevingsplan. Op het eerste gezicht doet de omschrijving van bestaande activiteit nogal vreemd aan in die zin dat voor een al vergunde situatie niet nog eens een vergunning zal worden aangevraagd. Het gaat hier om de aard van de activiteit. Als die al vergund is, dus als bestaand kan worden beschouwd, is het mogelijk dat sprake kan zijn van een wijziging zonder dat sprake is van een uitbreiding van de omvang van de capaciteit. Die wijziging valt dan onder omschrijving bestaande activiteit. Daarbij geldt als voorwaarde dat de activiteit c.q. de wijziging een zekere geurrelevantie dient te hebben. Anders is de beleidsregel sowieso niet van toepassing.

 

Artikel 2

 

Er zijn drie categorieën met een gedifferentieerd beschermingsniveau voor geurhinder. Er kunnen objecten aanwezig zijn die een lager beschermingsniveau kunnen hebben dan objecten, genoemd onder ‘Wonen’ of ‘Gemengd’. Deze objecten kunnen dan worden ingedeeld in de omgevingscategorie ‘Overig’.

 

Artikel 4

 

Bij de bepaling van het aanvaardbaar hinderniveau worden ook de hindersignalen over de activiteit betrokken. Gegronde geurklachten zijn een maat voor ernstige hinder.

 

Artikel 6

 

De geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde van -1 (H-1) vormt in de beleidsregels een belangrijke referentiewaarde. De geuremissie wordt voor iedere bron hedonisch gecorrigeerd. Hiertoe dient de hedonische waarde per afzonderlijke geurbron inzichtelijk te worden gemaakt op basis van de tabel opgenomen in bijlage 2 van deze beleidsregel. Dit resulteert in de hedonisch gewogen geurbelasting (ouE(H)/m3) die getoetst wordt aan streef, richt- en grenswaarden.

 

Voor de berekening van de hedonisch gewogen geurbelasting wordt gebruik gemaakt van een hedonische weegfactor F. Deze dimensieloze factor F is de verhouding tussen de gemeten concentratie van H-1 (CH-1) van een geurbron en de standaard normwaarde van 1 ouE(H)/m3. Voor bronnen waarvan de CH-1-waarde onvoldoende of niet bekend is, wordt in de berekeningen voor de factor F de waarde 0,5[-] aangehouden.

 

In de beleidsregel is rekening gehouden met de onzekerheid bij het gebruik van kengetallen om de hedonisch gecorrigeerde geuremissie van een activiteit te beschrijven. Rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid dat de geuremissie in de werkelijke situatie hoger is dan volgt uit het kengetal voor de geuremissie en het kengetal voor de hedonische weegfactor F. Om die reden is in artikel 6, zevende lid, het begrip ‘algemeen aanvaard en toepasselijk kengetal’ genoemd. De emissie van een bron dient te allen tijde gemotiveerd te worden onderbouwd door de aanvrager. Het heeft de voorkeur de emissie van iedere bron te onderbouwen op basis van bij de aanvrager ter plaatse uitgevoerde metingen dan wel door gebruik te maken van een algemeen aanvaard en toepasselijk kengetal. Een emissie gebaseerd op een meting aan de aangevraagde activiteit op een andere locatie kan om de meest uiteenlopende redenen anders zijn dan op de aangevraagde locatie. In dat geval is wel sprake van een ‘aanvaardbaar en toepasselijk kengetal’ maar niet van een ‘algemeen aanvaard en toepasselijk kengetal’. In die zin kan een verwijzing naar een geuronderzoek dat onderdeel uitmaakt van besluitvorming van een bevoegd gezag ten behoeve van de verantwoording van de emissie niet worden beschouwd als ‘algemeen aanvaard’. In dat geval dient, uitgaande van een emissie op basis van het kengetal van 100%, in het verspreidingsmodel voor die activiteit met een emissie van 200% te worden gerekend. Bij algemeen aanvaarde en toepasselijke kengetallen, bijvoorbeeld die uit een met een bijzondere regeling vergelijkbaar document wordt met deze onzekerheid geen rekening gehouden.

 

Indien zowel voor de geuremissie als voor de geurconcentratie, die hoort bij de hedonische waarde van H=-1 van een geurbron, gebruik is gemaakt van kengetallen, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie slechts één maal met deze factor 2 belast.

 

Artikel 7

 

In de tabellen zijn voor bestaande, nieuwe, en bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk, streef- richt- en grenswaarden opgenomen waarvan deze leiden tot een aanvaardbaar hinderniveau in de bedoelde situaties. Een indeling van normen in streef-, richt- en grenswaarden is gangbaar. Er kan sprake zijn van overlast, dat is die mate van hinder die niet geduld hoeft te worden. In de normering systematiek komt dit overeen met de term grenswaarde. De laagste normering kan worden beschouwd als de toestand met de minste hinder. Dit niveau komt overeen met de streefwaarde. De richtwaarde bevindt zich tussen de streefwaarde en de grenswaarde.

 

Uitgangspunt van het beleid is dat niet meer vergund wordt dan op basis van inzet van BBT haalbaar is, ook indien de streefwaarden onderschreden worden. In artikel 22.44 van het omgevingsplan (specifieke zorgplicht) is bepaald dat een activiteit, ter reductie van de geuremissie, de beste beschikbare technieken in acht dient te nemen. Bij het vaststellen van de in de tabellen opgenomen streef-, richt- en grenswaarden is mede rekening gehouden met wat met inzet van beste beschikbare technieken haalbaar is.

 

Toetsing geschiedt ter plaatse van de maatgevende geurgevoelige gebouwen. Maatgevend heeft betrekking op de dichtstbijzijnde dan wel hoogst belaste geurgevoelige locatie van de van toepassing zijnde omgevingscategorie.

 

Artikel 8

 

Met artikel 8 wordt voorkomen dat, indien sprake is van het aanvragen van een vergunning voor bestaande activiteiten, de bestaande geurbelasting vergroot wordt. Hierdoor wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt dat (potentiële) hinder voorkomen dient te worden.

 

Artikel 9

 

Bij het oprichten van een bedrijf dat geurrelevant is, dient voldaan te worden aan de streefwaarde (of zoveel lager als mogelijk is). Dit is het uitgangspunt. Het voorgaande is voorgeschreven in artikel 9 eerste lid. Ook indien een nieuwe vergunning aangevraagd wordt, waarin nieuwe geurrelevante activiteiten zijn opgenomen, blijft de bestaande geurbelasting van de inrichting het uitgangspunt. Het aanvragen van een vergunning kan dus niet leiden tot een toename van (potentieel) nieuwe hinder (artikel 9 tweede lid). Dit spoort immers niet met het beleid. In afwijking hiervan kunnen burgemeester en wethouders gemotiveerd tot aan de richtwaarden vergunnen. Indien vergund wordt tot aan de richtwaarden, moet dit door Burgemeester en Wethouders gemotiveerd worden. Bij vergunnen tot aan de streefwaarden behoeft geen specifieke motivering door Burgemeester en Wethouders te worden gegeven.

 

Artikel 10

 

Artikel 9 eerste lid borgt dat bij een aanvraag om vergunning waarbij sprake is van bestaande en nieuwe activiteiten de geurbelasting niet groter wordt dan de bestaande en vergunde geurbelasting. Hierdoor wordt invulling gegeven aan het beleidsuitgangspunt dat (potentieel) nieuwe hinder voorkomen dient te worden. In afwijking hiervan kunnen burgemeester en wethouders gemotiveerd tot aan de richtwaarden vergunnen. Indien vergund wordt tot aan de richtwaarden, moet dit door burgemeester en wethouders gemotiveerd worden. Bij vergunnen tot aan de streefwaarden behoeft geen specifieke motivering door burgemeester en wethouders te worden gegeven.

 

Artikel 11

 

Voor het verbeteren van de bestaande geurkwaliteit beoordeelt de gemeente bij aanvragen van een omgevingsvergunning ook de cumulatieve geurbelasting. Bestaande en nieuwe bedrijven worden getoetst aan de cumulatieve richt- en streefwaarde. De richtwaarde van de cumulatieve norm is bepaald aan de hand van de vergunde situatie per 1 januari 2021.

 

Bij het voldoen aan de streefwaarde kan gesteld worden dat sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau.

 

Bij de totstandkoming van de gezondheidsnorm is een koppeling gelegd tussen de hedonische waarde van de geur en de optredende geurhinder. Hiertoe is de methodiek van de Gezondheidseffectscreening(GES) gebruikt.

 

De streefwaarde is afgeleid van de gezondheidsnorm. Deze norm dient bij een wijziging van de omgevingsvergunning of aanpassing bij een bedrijf nagestreefd te worden. Indien vergund wordt tot aan de richtwaarden, moet dit door burgemeester en wethouders gemotiveerd worden. Bij vergunnen tot aan de streefwaarden behoeft geen specifieke motivering door burgemeester en wethouders te worden gegeven.

 

In dit artikel is opgenomen wanneer sprake is van een niet relevante bijdrage. Niet relevante bijdragen aan de geurimmissie hoeven niet aan de cumulatieve geurbelasting getoetst te worden.

 

Mocht de rekenmethodiek of wijze van bepaling van de vergunde emissie wijzigen dan wijzigt ook deze cumulatieve norm mee.

 

Artikel 12

 

Het aspect geur is geregeld in artikel 22.44 en paragraaf 22.3.6 van het omgevingsplan. Het Rijk heeft met de bruidsschat de regels uit het Activiteitenbesluit in het omgevingsplan gezet. Voor geur van specifieke activiteiten regelt het omgevingsplan de immissie op de gevel van geurgevoelige gebouwen. Voor de niet specifieke activiteiten vervangt de specifieke zorgplicht van artikel 22.44 in het omgevingsplan de bevoegdheid op basis van artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. Als een activiteit niet past in het omgevingsplan dan is het college bevoegd een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit te verlenen. Daarbij moet het college wel rekening houden met geur (artikel 5.92 van het Besluit kwaliteit leefomgeving).

 

Indien blijkt dat een aanvaardbare geurbelasting wordt behaald kunnen geen maatwerkvoorschriften op basis van de specifieke zorgplicht worden gesteld. Als uit de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit blijkt dat de geurbelasting wordt behaald dan kan het college de aanvraag in beginsel niet op dit punt weigeren.

 

Indien uit de aanvraag blijkt dat overschrijding van streef- of richtwaarden onvermijdelijk is, dienen in een omgevingsvergunning voorschriften te worden opgelegd. Burgemeester en wethouders stellen aan de hand van de onderhavige beleidsregels, per geval de aanvaardbare geurbelasting vast. Bij bedrijven die passen binnen het omgevingsplan kan het college maatwerkvoorschriften stellen op basis van deze beleidsregels.

 

Met dit artikel uniformeren burgemeester en wethouders de geurvoorschriften in hun besluiten. De nadruk ligt daarbij op het vastleggen van ten minste de toegelaten geuremissie, de hedonische weegfactor F en eventueel overige geurparameters. Welke geurparameters relevant zijn, dient per situatie overwogen te worden.

 

Deze werkwijze beoogt handhaving eenvoudiger en efficiënter te maken.

 

Bovendien zijn de emissie en de overige geurparameters de enige factoren waar de vergunninghouder zelf verantwoordelijk voor kan dragen. Om die reden heeft het opnemen van emissievoorschriften de voorkeur boven het opnemen van immissievoorschriften. Uit de emissie en alle overige geurparameters volgt de geurbelasting in de omgeving als gevolg van de activiteiten. De aanvraag wordt beoordeeld op deze geurbelasting. Aangezien de aanvraag deel uitmaakt van de vergunning, wordt daarmee de toegelaten geurbelasting in de omgeving in het besluit inzichtelijk gemaakt en vastgelegd.

 

Lid 1 noemt dat, indien wordt voldaan aan de genoemde voorwaarden, van iedere bron in ieder geval de geuremissie en, indien nodig, overige relevante parameters worden vastgelegd. In verband met handhaving heeft het vastleggen van de toegelaten geuremissie de voorkeur boven het vastleggen van de toegelaten hedonisch gecorrigeerde geuremissie.

 

Met artikel 12, derde lid, wordt de vergunninghouder gedwongen om niet alleen bij de aanvraag om vergunning, maar ook bij de uitvoering van de vergunde activiteiten, het geuraspect volledige aandacht te geven. In het kader van een aanvraag dient het vooruitzicht van een dergelijk voorschrift de aanvrager te bewegen alle mogelijke emissies inzichtelijk te maken. Alleen voor die activiteiten kan immers toegelaten emissie worden vastgelegd. Daarnaast geeft het voorschrift burgemeester en wethouders de mogelijkheid toezicht te doen houden en zo nodig handhavend op te treden bij het verrichten van alle geurrelevante activiteiten.

 

Indien sprake is van een saneringssituatie, en dus niet voldaan wordt aan de grenswaarden, vindt er een andere afweging plaats om te bepalen of uitstel kan worden verleend voor het voldoen aan de grenswaarden. Een voorwaarde is dat de resultaten van een saneringsonderzoek voorliggen, welke concreet uitzicht bieden op het alsnog voldoen aan de grenswaarden en welke binnen een aanvaardbare termijn.

 

In vergunningvoorschriften, dan wel maatwerkvoorschriften, worden dus niet alleen richtwaarden opgenomen, maar moet ook de marsroute, welke moet leiden tot het bereiken daarvan, worden beschreven. Er kan gekozen worden voor het verlangen van een plan van aanpak van de vergunninghouder, in SMART termen geformuleerd of het formuleren van een zodanig plan in de voorschriften. De rapportage ten aanzien vorderingen kan aanleiding geven tot het achteraf bijstellen van de marsroute.

Bijlage 1.  

Bijlage 2, behorende bij artikel 6 van de Beleidsregels beoordeling geurhinder industriële bedrijven Gemeente Helmond

 

Activiteit/ Materiaal

H = -1

3

[ouE/m ]

Bron

Diervoeders

1,4

https://www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/lucht/activitei-

ten/diervoederindustrie/

Bakkerijen

8,0

Voormalige bijzondere regeling B3 Grote Bakkerijen

Beschuit- en banketbakkerij- en

5,0

Voormalige bijzondere regeling B3 Beschuit- en banketbakke- rijen

Vleesverwerking

1,1

Voormalige bijzondere regeling B5 Vleesindustrie

Vet van dieren

1,1

Voormalige bijzondere regeling B5 Vleesindustrie

Vleeswaren bereiding (snacks)

1,9

Voormalige bijzondere regeling B5 Vleesindustrie

Koffiebranden

7,0

Voormalige bijzondere regeling B7 Koffiebranderijen

Geur- en smaakstoffen

7,0

Voormalige bijzondere regeling B9 Geuren smaakstoffenindu- strie

Bierbrouwen

3,0

Voormalige bijzondere regeling B10 Bierbrouwerijen

Asfaltproductie zonder bitu- men

2,0

Voormalige bijzondere regeling C5 Asfaltmenginstallaties

Asfaltproductie met bitu- men

1,2

“Geuronderzoeken ventilatievoud bijAPN” BL20.5494.01- V01 d.d. 15 juni 201

Groencompostering

3,0

Voormalige bijzondere regeling G2Compostering van groen- afval

Water zuiveringsinstallatie

1,0

Voormalige bijzondere regeling G3 Rioolwaterzuiveringsinstal- laties

Groente-, fruit- en tuinafval (GFT)

3,0

Voormalige bijzondere regeling G4 GFT-compostering

Brijvoer, productie bij vee- houderij

1,6

"Geurmetingen brijvoerinstallatie", AH405-1/schj16/001d.d. 8 november 2004 iov provincie Gelderland,

Maisdrogen

1,7

"Geuronderzoek Loon- en mestdistributiebedrijf W. Arts bv" ARTS03A2 d.d. juli 2003

Groenvoerdrogen, geen mais

1,4

Artikel "Hoeveel geureenheden kun je ruiken in het veld?" Keesjan Valk en René Jansen, tijdschrift Lucht nummer 2, juni 2000

Afval, agrarisch

1,1

"Geuronderzoek VAL te Haarsteeg t.b.v.revisievergunning" WEMA10E2 d.d. juli 2010

Percolaat

1,3

"Inspectie van de emissie naar lucht bij Reiling te Sterksel" 2009-0245-L-T d.d. 24 november 2009

Snoeihout

3,0

"Van Doorn Recycling Soest b.v. Aanvullend geuronderzoek ten behoeve van de aanvraag milieuvergunning" SOS17- 5/dijc/007 d.d. 5 november 2003

Gras

1,8

"Van Doorn Recycling Soest b.v. Aanvullend geuronderzoek ten behoeve van de aanvraag milieuvergunning" SOS17- 5/dijc/007 d.d. 5 november 2003

Bermmaaisel

1,8

"Van Doorn Recycling Soest b.v. Aanvullend geuronderzoek ten behoeve van de aanvraag milieuvergunning" SOS17- 5/dijc/007 d.d. 5 november 2003

Houtsnippers

2,9

"Geuremissiemetingen bij OOC T2 te Oss" OOCT18A3 d.d. maart 2018

Afval, huishoudelijk

1,4

"Geuronderzoek Baetsen Recycling BV" MILO17A1 d.d. juni 2017

 

Mest, varkens

2,2

"Onderzoek naar de geuremissie bij (gebruik van) vergiste mesten onvergiste mest" 2021-02-22-03-004 d.d. september 2003

Mest, melkvee

2,2

"Onderzoek naar de geuremissie bij (gebruik van) vergiste mest en onvergiste mest" 2021-02-22-03-004 d.d.september 2003

Chemische lucht

1,3

Atlas Geurhinder Beta,persoonlijk werkdocument TheoBuijs

d.d. 12 april 2005

IJzergieterij

1,2

"Geuronderzoek Rademakers Gieterij BV te Klazienaveen" RADE08A4 d.d. oktober 2009

Metaallakkerij

1,1

"Geuronderzoek Rademakers Gieterij BV te Klazienaveen" RADE08A4 d.d. oktober 2009

Mest, kippen

1,9

Brief Olfasense met kenmerk 20200717SCMR d.d. 17 juli 2020

Visrokerij

1,6

"Geuronderzoek visrokerij DilVis Akersloot De Skulper BN- VB15A4 d.d. november 2015

Slib

1,4

"Stankoverlast en -bestrijding bij de verlading van ontwaterd slib" ISBN 90-5773-242-22 (Stowa 2004-09) d.d. 2004

Houtverbranding

2,6

"Inspectie van de geuremissie bij Meubitrend te Oss" 2009- 0047-L-V d.d. 20 mei 2009

Mestvergisting

1,4

"Geur- en luchtkwaliteitonderzoek Clean Minerals Bio Energy

B.V. te Esbeek" CMBE09A3 d.d. maart 2010

Kadavers

0,9

"Geuronderzoek Rendac Son, voorjaar 2008" RENS08A2 d.d. juni 2008

Vet uit putten, niet van die- ren

1,8

Brief Witteveen+Bos met referentie Dnt120.1 d.d. 15 mei 2000

Gist

1,5

"Geurmetingaan het sproeidrogen van een gistproduct" SC- BO16B1 d.d. mei 2016

Kip, verse slachtresten

2,6

"Geuronderzoek bij Keizersberg Elsendorp & Milheeze" BL2013.6846.01-V03 d.d. 30 januari 2014

Vis, verse slachtresten

2,6

"Geuronderzoek bij Keizersberg Elsendorp & Milheeze" BL2013.6846.01-V03 d.d. 30 januari 2014

Ui

1,9

"Geuronderzoek TOP Onions BV te 's-Gravenpolder" TOPG10A5

d.d. maart 201

Drukkerij

1,0

Atlas Geurhinder Beta,persoonlijk werkdocument TheoBuijs

d.d. 12 april 2005

Chemische fabriek

1,3

Artikel "Hoeveel geureenheden kun je ruiken in het veld?" Keesjan Valk en René Jansen, tijdschrift Lucht nummer 2, juni 2000

Bagger

1,4

Atlas Geurhinder Beta, persoonlijk werkdocument Theo Buijs

d.d. 12 april 2005

Olie/stookolie

2,0

"Geuremissiemetingen bij OOC T2 te Oss" OOCT18A3 d.d. maart 2018

Tabak

1,2

“Geuronderzoek British American TobaccoNiemeyer te Gro- ningen" BATN14A1 d.d. december 2015

 

Toelichting: vet weergegeven activiteiten zijn momenteel aanwezig in de gemeente Helmond en zijn betrokken bij de berekening van de cumulatieve geur.