Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hilvarenbeek

Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHilvarenbeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2023
CiteertitelVerordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Hilvarenbeek 2023 of Vj&mo 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Hilvarenbeek 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  3. artikel 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet
  4. artikel 12.4, tweede lid, van de Jeugdwet
  5. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.1.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. artikel 2.1.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  9. artikel 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  10. artikel 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  11. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-10-202301-01-2023nieuwe regeling

20-04-2023

gmb-2023-433375

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Hilvarenbeek 2023

De gemeenteraad van de gemeente Hilvarenbeek;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2022

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.12, 8.1.1 vierde lid en 12.4 tweede lid van de Jeugdwet, de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.3.6 en 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat:

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • de wet maatschappelijke ondersteuning 2015 het noodzakelijk maakt regels te stellen tot het verlenen van maatschappelijke ondersteuning;

  • inwoners die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn, onvoldoende in staat zijn tot participatie, of niet in staat zijn zich zelfstandig te handhaven in de samenleving in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

  • onze inwoners een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

  • van onze inwoners verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

  • het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de ondersteuning kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Gemeente Hilvarenbeek 2023.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aanbieder: natuurlijke personen of rechtspersonen die jegens het college verplicht zijn een algemene of maatwerkvoorziening te leveren.

  • b.

    algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, die daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie en bekostigd kan worden met een inkomen op minimumniveau;

  • c.

    algemene voorziening: vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015;

  • d.

    CVV: Collectief Vraagafhankelijk Vervoer, voor het lokaal vervoer van personen met een participatieprobleem als gevolg van een beperking;

  • e.

    cliënt: cliënt als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid Wmo 2015 of de jeugdige of ouder die aanspraak maakt op jeugdhulp, als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

  • f.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek;

  • g.

    dienstverlening: ondersteuning die een persoon, instantie of onderneming biedt aan een ingezetene, anders dan in de vorm van vervoer, woonvoorzieningen of hulpmiddelen;

  • h.

    dorpsnetwerk: het netwerk van inwoners, professionals en vrijwilligers binnen de lokale ondersteuningsstructuur, in de omgeving van de cliënt.

  • i.

    eigen bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 van de Wmo 2015;

  • j.

    individuele voorziening (= maatwerkvoorziening jeugd): de via een verleningsbeschikking toegankelijke, op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening, die door het college in natura of bij pgb wordt verstrekt;

  • k.

    instelling: elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin maatschappelijke ondersteuning wordt verleend in de vorm van dienstverlening;

  • l.

    maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen als bedoeld in de Wmo 2015;

  • m.

    medewerker: persoon die namens de gemeente een melding of aanvraag in behandeling neemt;

  • n.

    melding: de mededeling aan het college, bedoeld in artikel 2.3.2., eerste lid, van de Wmo 2015; of melding van een behoefte aan jeugdhulp;

  • o.

    (integraal) plan van aanpak: de weergave van de adviezen, verwijzingen en afspraken die met de cliënt zijn gemaakt naar aanleiding van zijn melding;

  • p.

    onderzoek: het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, van de Wmo 2015;

  • q.

    overige voorzieningen: overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet, waarvoor geen verleningsbeschikking van het college vereist is;

  • r.

    Persoonlijk Passend Pakket (P.P.P): een voorziening, niet zijnde een overige voorziening, voorliggende voorziening of algemene voorziening, die naast de reguliere maatwerkvoorziening en/of individuele voorziening kan worden ingezet ter ondersteuning.

  • s.

    plan: zijnde een beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wmo 2015 en artikel 2.2 Jeugdwet

  • t.

    pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wmo 2015 en artikel 8.1.1 van de Jeugdwet;

  • u.

    Perspectiefplan 18+: In geval van (verwachtte) doorgaande hulpverlening na het 18e levensjaar, het plan dat door de Opdrachtnemer wordt opgesteld ten aanzien van de verschillende leefgebieden: zorg, onderwijs, werk, vrije tijd, gezondheid en financiën.

  • v.

    Quickscan: een instrument met als doel het vormen van een toestandsbeeld van de inwoner en te bepalen welke vervolgstappen er nodig zijn;

  • w.

    verblijf: opvang in een instelling of beschermd wonen met samenhangende ondersteuning;

  • x.

    vergoeding: persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming die is verstrekt op grond van de Jeugdwet of de Wmo 2015;

  • y.

    Vraaganalyse (integraal): Een instrument om zicht te krijgen op en vaststellen van de ondersteuningsbehoefte, zelfredzaamheid en gewenste resultaten;

  • z.

    ZZP: Zelfstandige Zonder Personeel.

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op de maatschappelijke ondersteuning ten behoeve van ingezetenen van de gemeente Hilvarenbeek.

  • 2.

    Deze verordening heeft betrekking op jeugdhulp voor jeugdigen als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

  • 3.

    In afwijking van de voorgaande leden kan deze verordening ten aanzien van opvang en beschermd wonen, al dan niet in verband met risico’s voor veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, betrekking hebben op een ieder die zich voor deze ondersteuning tot het college wendt.

Artikel 1.3 Vertegenwoordiger

Waar in deze verordening gesproken wordt over cliënt, kan in voorkomende gevallen ook worden bedoeld de vertegenwoordiger van cliënt.

Hoofdstuk 2 Toegang tot voorzieningen

Artikel 2.1. Toegang tot algemene voorzieningen of overige voorzieningen

  • 1.

    Ingezetenen die een beroep wensen te doen op een algemene voorziening of een overige voorziening, kunnen zich rechtstreeks wenden tot een aanbieder van deze vrij toegankelijke voorziening.

  • 2.

    Het college kan voorwaarden en verplichtingen verbinden aan het gebruik van algemene en overige voorzieningen.

Artikel 2.2 Clientondersteuning

  • a.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • b.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger vóór het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 2.3. Melding hulpvraag in de gemeente

  • 1.

    Een melding kan door of namens een cliënt worden gedaan:

    • a.

      bij de door het college vastgestelde professionals uit het lokale dorpsnetwerk, in de buurt waar de persoon woont;

    • b.

      digitaal via het daarvoor door de gemeente ter beschikking gestelde digitale loket;

    • c.

      telefonisch via het centrale informatienummer van de gemeente;

    • d.

      schriftelijk;

    • e.

      via een andere, door het college geopende mogelijkheid.

  • 2.

    De medewerker bevestigt de melding schriftelijk. De medewerker informeert de cliënt of degene namens wie de melding is gedaan over de mogelijkheid om zelf een (familiegroeps)plan te overleggen en gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 3.

    De schriftelijke bevestiging van de melding kan achterwege blijven als door of namens de cliënt wordt aangegeven, op basis van de verstrekte informatie naar aanleiding van de melding, geen behoefte te hebben aan een verdere behandeling van de melding.

  • 4.

    Als de in het 3e lid genoemde situatie niet van toepassing is, stelt de medewerker een onderzoek in volgens een door het college vast te stellen procedure.

  • 5.

    Als de situatie van de cliënt bij de medewerker voldoende bekend is, kan het onderzoek in overleg met de cliënt worden beperkt tot de onderdelen die volgens de medewerker en de cliënt of zijn vertegenwoordiger van belang zijn in relatie tot de melding.

Artikel 2.4. Onderzoek en weergave naar aanleiding van de melding

  • 1.

    De medewerker voert op basis van de melding zo spoedig mogelijk een onderzoek uit ter verheldering van de hulpvraag.

  • 2.

    De medewerker vult op basis van een onderzoek gesprek een Quickscan dan wel een (integrale) vraaganalyse in, waarin hij de bevindingen van zowel de medewerker als de cliënt weergeeft. Als de cliënt zelf een (familiegroeps-)plan heeft opgesteld, wordt dit in het gesprek als uitgangspunt gehanteerd.

  • 3.

    Als daarvoor reden bestaat wordt er in samenspraak met cliënt een (integraal) plan van aanpak opgesteld waarin de gemaakte afspraken met de cliënt worden vastgelegd.

  • 4.

    De medewerker verstrekt de Quickscan en / of de (integrale) vraaganalyse zo spoedig mogelijk na afronding van het onderzoek, maar binnen maximaal 6 weken na melding, aan de cliënt. Als er een (integraal) plan van aanpak wordt opgesteld, wordt deze ook verstrekt.

Artikel 2.5. Toegang jeugdhulp via het medische domein

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en zover genoemde jeugdhulpaanbieder in overleg met de cliënt van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Indien de hulpvraag van de jeugdige hoog specialistisch lijkt, verwijst het medisch domein de jeugdige door naar de toegang. De toegang gaat aan de slag met een integrale vraaganalyse.

  • 3.

    Ter waarborging van een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening door een aanbieder, kan het college bij een aanvraag door een aanbieder als bedoeld in dit artikel een toets uitvoeren.

  • 4.

    De aanbieder is bij de bepaling van de voorziening, vorm, voorwaarden en looptijd van de jeugdhulp gebonden aan het oordeel van het college op grond van de toets genoemd in het vorige lid.

  • 5.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking of op een andere door het college vastgestelde wijze.

Artikel 2.6. Toegang jeugdhulp via justitieel kader

Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.

Artikel 2.7. Spoedeisende ondersteuning

Het college kan in spoedeisende gevallen, daaronder begrepen de gevallen waarin terstond opvang noodzakelijk is, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, na een melding besluiten om onverwijld en zo nodig ambtshalve, een tijdelijke maatwerkvoorziening te verstrekken in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.4 of de aanvraag van cliënt. Indien er sprake is van spoedeisende jeugdhulp, treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke voorziening en vraagt het college zo nodig een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in artikel 6.1.3, juncto artikel 6.1.8, van de Jeugdwet.

Artikel 2.8. Advisering

Het college kan een door hem daartoe aangewezen instantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening en of individuele voorziening.

Artikel 2.9. Aanvraag individuele voorziening of maatwerkvoorziening

  • 1.

    De aanvraag voor een individuele voorziening of maatwerkvoorziening wordt schriftelijk ingediend.

  • 2.

    Het college kan in nadere regels bepalen of en in welke situaties voor het indienen van een aanvraag een door het college vastgesteld aanvraagformulier verplicht is;

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid, kan het college in het dringende belang van de cliënt besluiten om een maatwerkvoorziening ambtshalve te verstrekken indien en zolang het niet mogelijk is dat hiervoor door of namens de cliënt een aanvraag wordt ingediend.

Artikel 2.10. Beschikking

  • 1.

    De cliënt ontvangt een beschikking op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening of individuele voorziening waaruit concreet blijkt welke voorziening aan de cliënt wordt verstrekt; of op welke gronden deze wordt geweigerd.

  • 2.

    In de beschikking wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe de cliënt bezwaar tegen de beschikking kan maken.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      wat de motivatie is voor de toekenning van verstrekte voorziening;

    • d.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing;

    • e.

      welke andere voorzieningen binnen het plan van aanpak relevant zijn of kunnen zijn.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt daarnaast in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      waarvoor het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld,

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 5.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd

  • 6.

    Het college kan het nemen van een besluit zoals genoemd in lid 3 van dit artikel mandateren aan een door het college aangewezen derde.

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen en maatwerkvoorzieningen

Paragraaf 3.1. inzet individuele en maatwerkvoorzieningen

Artikel 3.1.1. Inzet voorzieningen

  • 1.

    Het college kan voor de maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp maatwerkvoorzieningen dan wel individuele voorzieningen beschikbaar stellen.

  • 2.

    Het college kan nadere voorwaarden en verplichtingen verbinden aan het gebruik van maatwerkvoorzieningen en individuele voorzieningen.

    • 1.

      De voorwaarden en verplichtingen kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

      • a.

        de medewerking aan de verduidelijking van de ondersteuningsbehoefte;

      • b.

        de medewerking aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van het ingezette ondersteuning

      • c.

        het naleven van leef- en gedragsregels bij gebruikmaking van een voorziening;

  • 3.

    De verstrekking van maatwerkvoorzieningen en individuele voorzieningen geschiedt binnen de kaders van de Wmo 2015 en Jeugdwet en is gericht op het behalen van een of meer door het college, in overleg met de cliënt, vastgestelde resultaten.

  • 4.

    Het college kan als onderdeel van de maatwerkvoorziening en individuele voorziening de cliënt tevens in aanmerking laten komen voor vervoer van en naar de plaats van de inzet van ondersteuning indien dit noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid.

  • 5.

    Het college kan een maatwerkvoorziening, anders dan in de vorm van dienstverlening, in bruikleen, in Pgb, als financiële tegemoetkoming of in eigendom toekennen .

  • 6.

    Naast genoemde voorzieningen in lid 1 zijn er ook voorzieningen in de vorm van maatwerk mogelijk als dit naar de mening van het college een adequate en/of goedkopere oplossing van de hulpvraag is, het zogenaamde p.p.p.

Artikel 3.1.2. Individuele voorzieningen

  • 1.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zonder verblijf zijn beschikbaar:

    • a.

      Hoog specialistische jeugdhulp (ambulant).

    • b.

      Dag begeleiding.

    • c.

      Respijtzorg zonder overnachting.

    • d.

      Specialistische ambulante jeugdhulp (waaronder behandeling, begeleiding, persoonlijke verzorging, JOH, GHZ en GGZ).

    • e.

      Vervoer naar en van een jeugdhulpaanbieder in geval van:

      • dag begeleiding (lopend vervoer, rolstoel vervoer, individueel vervoer);

      • dagbehandeling (lopend vervoer, rolstoel vervoer, individueel vervoer).

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen met verblijf zijn beschikbaar:

    • a.

      Woonvormen (pleegzorg, gezinshuizen, kleinschalige woonvormen, kamer – en fasetraining gezinshuizen;

    • b.

      Residentieel behandelvormen (inclusief specialistische jeugd-geestelijke gezondheidszorg, zorg voor jeugdigen met een lichamelijke, verstandelijke en of zintuigelijke beperking en jeugd en opvoedhulp);

    • c.

      Gesloten verblijf;

    • d.

      Respijtzorg met overnachting;

  • 3.

    Naast genoemde individuele voorzieningen in lid 1 en 2 zijn er ook andere voorzieningen mogelijk als dit naar de mening van het college aan een adequate en/of goedkopere oplossing van de hulpvraag bijdraagt.

Artikel 3.1.3 Vervoer van en naar hulpaanbieder

  • 1.

    Als de jeugdige is aangewezen op jeugdhulp zorgen ouders in beginsel voor het vervoer van en naar de locatie van de jeugdhulpaanbieder en kent het college geen vervoersvoorziening toe.

  • 2.

    Het college kent slechts een vervoersvoorziening zoals genoemd in artikel 3.1.2 lid 1sub e toe als:

    • a.

      de jeugdige is aangewezen op een individuele voorziening voor jeugdhulp en er sprake is van een medische noodzaak of een beperking in de zelfredzaamheid van de jeugdige die het zelfstandig reizen met het openbaar vervoer onmogelijk maakt

    • b.

      bij de ouders en het netwerk sprake is van een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid waardoor deze de jeugdige niet kan vervoeren of met de jeugdige kan meereizen.

  • 3.

    Bij het beoordelen van de zelfredzaamheid worden de eigen mogelijkheden en eigen kracht van ouders en netwerk onderzocht.

  • 4.

    Een vervoersvoorziening is altijd tijdelijk. De voorziening wordt beëindigd op het moment dat de medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid van de ouders of jeugdige is opgeheven.

  • 5.

    Vervoerskosten worden niet met terugwerkende kracht toegekend.

  • 6.

    Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling van de vergoeding, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening dan wel vergoeding. Hierbij hanteert het college het principe van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening.

  • 7.

    Het college kan nadere regels stellen over de voorwaarden waaronder een vervoersvoorziening in het kader van dit artikel wordt toegekend.

 

Paragraaf 3.2. Criteria voor verstrekking van een individuele en een maatwerkvoorziening

Artikel 3.2.1. Algemene criteria voor een individuele voorziening en een maatwerkvoorziening.

  • 1.

    Een cliënt kan alleen in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening indien naar het oordeel van het college bij de cliënt de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk, of met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere voorzieningen afwezig of ontoereikend zijn om:

    • a)

      de beperkingen die de cliënt ondervindt in de zelfredzaamheid of participatie te verminderen of weg te nemen en de cliënt met een, al dan niet aanvullende, maatwerkvoorziening in staat te stellen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven functioneren; of

    • b)

      de problemen die de cliënt ondervindt bij het zich handhaven in de samenleving, als sprake is van een cliënt met psychische of psychosociale problemen of die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te verminderen of weg te nemen en de cliënt met de, al dan niet aanvullende, maatwerkvoorziening in staat wordt gesteld om zich uiteindelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    Een cliënt komt in aanmerking voor een individuele voorziening voor zover het college heeft vastgesteld dat de jeugdige geen of slechts ten dele een oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden:

    • a)

      op eigen kracht, al dan niet met zijn ouders of andere personen uit zijn netwerk;

    • b)

      door gebruik te maken van een overige voorziening;

    • c)

      of door gebruik te maken van de mogelijkheden in het kader van andere voorliggende voorzieningen of regelgeving.

  • 3.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe in de gevallen als bedoeld in artikel 2.5 en 2.6.

  • 4.

    Als er sprake is van een aanvraag voor een individuele voorziening voor een jeugdige van 16 jaar of ouder moet er door de gemeentelijke toegang, gecertificeerde instelling, medisch domein en jeugdhulpaanbieder in het Plan van aanpak expliciet worden vermeld hoe lang de ondersteuning nodig is. Indien naar verwachting ook na het 18e jaar nog hulp nodig is wordt nagedacht op welke wijze en via welke financieringsstroom dit vorm krijgt (WMO, zorgverzekering, Wlz). Input voor het Plan van Aanpak wordt mede geleverd door jeugdhulpaanbieders via het Perspectiefplan 18+. Uiterlijk bij de leeftijd van 17 en een half jaar moet duidelijk zijn of en welke ondersteuning er nodig is vanaf het 18e levensjaar en hoe dit geregeld gaat worden c.q. binnen welk wettelijk kader deze ondersteuning dient te vallen.

  • 5.

    Het college besluit, indien de cliënt op een individuele voorziening of een maatwerkvoorziening is aangewezen, tot de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 3.2.2. Algemene aanvullende criteria Maatwerkvoorziening

  • 1.

    In aanvulling op artikel 3.2.1 hanteert het college voor een maatwerkvoorziening, gericht op

    • a.

      het versterken of behoud van de zelfredzaamheid of participatie de volgende criteria:

    • b.

      de cliënt heeft adequaat, binnen de eigen mogelijkheden, geanticipeerd op de aanwezige beperkingen of op de gevolgen van de diverse levensfases waar een ieder mee te maken krijgt of kan krijgen;

    • c.

      de cliënt verleent medewerking aan het opstellen en nakomen van het ondersteuningsplan dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is;

    • d.

      de maatwerkvoorziening is, gezien de beperkingen van de cliënt, veilig voor hemzelf en zijn omgeving en brengt geen gezondheidsrisico’s met zich mee;

    • e.

      het is geen verzoek tot vervanging van een eerder verstrekte voorziening terwijl deze nog in voldoende mate ondersteuning biedt bij de belemmeringen van de cliënt en de voorziening nog niet technisch is afgeschreven;

    • f.

      de noodzakelijke maatwerkvoorziening leidt tot meerkosten voor de cliënt ten opzichte van de situatie waarin een vergelijkbare persoon zonder dergelijke belemmeringen verkeert.

    • g.

      de noodzaak tot het opnieuw verstrekken van een voorziening valt niet aan de cliënt te verwijten;

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt

    • a.

      wanneer de gevraagde maatwerkvoorziening mogelijk een anti-revaliderende werking heeft;

    • b.

      wanneer de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • c.

      indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

    • d.

      indien het een voorziening betreft die de cliënt zelf al heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij dit plaatsvond na de melding en met schriftelijke toestemming van het college;

    • e.

      voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;

    • f.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is;

    • g.

      indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Hilvarenbeek

Artikel 3.2.3. Aanvullende criteria maatwerkvoorziening mantelzorgondersteuning met verblijf

Voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van mantelzorgondersteuning, gepaard gaand met verblijf, gelden de volgende aanvullende criteria:

  • a.

    ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg levert is naar het oordeel van het college noodzakelijk;

  • b.

    de cliënt is gedurende maximaal 3 etmalen per week aangewezen op deze maatwerkvoorziening.

Artikel 3.2.4. Aanvullende criteria voor maatwerkvoorziening doventolk

Voor een maatwerkvoorziening voor het inschakelen van een doventolk gelden de volgende aanvullende criteria:

  • a.

    de cliënt is doof, doof blind of zwaar slechthorend;

  • b.

    de doventolk is noodzakelijk voor zijn zelfredzaamheid in de privé-situatie.

Artikel 3.2.5. Aanvullende criteria maatwerkvoorziening sociaal-recreatief vervoer

  • 1.

    Het college legt het primaat bij het gebruik van het CVV, als het CVV de cliënt naar het oordeel van het college in voldoende mate in staat stelt tot participatie.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels waarbij het reisbereik per jaar gemaximeerd wordt bij de verstrekking van een vervoersvoorziening voor sociaal recreatiefvervoer.

  • 3.

    Bij primaat van het CVV kan de client dit onder voorwaarden ook in de vorm van een Pgb ontvangen.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels voor het gebruik van het CVV.

Artikel 3.2.6. Aanvullende criteria maatwerk woonvoorzieningen

  • 1.

    Het college kan een maatwerk woonvoorziening verstrekken voor de aanpassing van de woning als een verhuizing geen adequate oplossing biedt voor cliënt.

  • 2.

    Ook kan het college een maatwerkvoorziening verstrekken aan de cliënt die in een instelling woont, voor het bezoekbaar maken van een woning binnen Hilvarenbeek waar hij vaak komt, in de zin dat de woonkamer en het toilet door hem worden bereikt.

  • 3.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      Als de aan te passen woning of wooncomplex is bestemd voor huisvesting van ouderen of personen met een beperking.

    • b.

      indien de belemmeringen ondervonden in de woning te wijten zijn aan achterstallig onderhoud dan wel het gevolg zijn van de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de daaromtrent geldende wettelijke eisen

    • c.

      als de cliënt woont in een hotel, pension, trekkerswoonwagen, vakantiewoning welke niet voor permanente bewoning is bestemd, tweede woning of opvang met verblijf.

Artikel 3.2.7. Aanvullende criteria voor beschermd wonen:

  • 1.

    In aanvulling op artikel 3.2.1 kan een cliënt in aanmerking komen voor opvang als hij

    • a.

      feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en

    • b.

      beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en

    • c.

      niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiele dakloosheid op kunnen heffen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 3.2.1 kan een slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking komen voor opvang als deze

    • a.

      slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

    • b.

      18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en

    • c.

      geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 3.2.1. kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd wonen als:

    • a.

      hij een psychiatrische aandoening heeft, en

    • b.

      er voor hem sprake is van een noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychiatrische aandoening, en

    • c.

      hij niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen.

  • 4.

    Beschermd wonen wordt verstrekt overeenkomstig de geldende raadsverordening van de centrumgemeente Tilburg en de hierop gestoelde nadere regels en/of beleidsregels van de centrumgemeente Tilburg.

  • 5.

    In aanvulling op lid 4 wordt er geen beschermd wonen toegekend welke wordt ingezet in het buitenland, tenzij hiervoor uitdrukkelijk toestemming is verleend door het college.

 

Paragraaf 3.3. Een gezin, een plan een aanspreekpunt

Artikel 3.3.1. Verstrekking binnen een gezin

  • 1.

    Als er binnen een gezin sprake is van een behoefte aan zowel maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp, verleent het college deze waar mogelijk op basis van een integraal plan van aanpak.

 

Paragraaf 3.4. Waardering mantelzorgers

Artikel 3.4.1. Blijk van waardering voor mantelzorgers

Het college draagt op passende wijze zorg voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten.

 

Paragraaf 3.5. Tegemoetkoming meerkosten

Artikel 3.5.1. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1.

    Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. Het college zal hierover nadere regels stellen.

  • 2.

    Deze tegemoetkoming kan inkomensafhankelijk zijn.

Hoofdstuk 4 Ondersteuning in de vorm van een pgb

Artikel 4.1. Mogelijkheden tot het kiezen voor een pgb

  • 1.

    Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en/of individuele voorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De cliënt maakt hierbij gebruik van een door het college ter beschikking gesteld format, samen met een pgb ondersteuningsplan, waarbij de cliënt aangeeft:

    • a.

      wat hij met het pgb wenst in te kopen;

    • b.

      waarom hij, in het kader van de Jeugdwet, de ondersteuning in natura niet passend acht;

    • c.

      waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

    • d.

      indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    • e.

      hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

    • f.

      op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • g.

      een onderbouwde begroting.

  • 2.

    Een pgb is alleen mogelijk als:

  • naar het oordeel van het college is voldaan aan voorwaarden gesteld in artikel 8.1.1 eerste, tweede en derde lid Jeugdwet en artikel 2.3.6, eerste, tweede en derde lid Wmo 2015 en de weigeringsgronden van artikel 8.1.1 vierde lid Jeugdwet en 2.3.6 vijfde lid Wmo 2015 niet van toepassing zijn.

  • 3.

    Als de cliënt een pgb vertegenwoordiger heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren, dan mag om belangenverstrengeling te voorkomen, deze vertegenwoordiger niet de uitvoerder, als professioneel zorgaanbieder zijn van de diensten die met het pgb worden ingekocht. Voor informele zorgverleners, met uitzondering van een Particuliere dienstverlener vallend onder de Regeling Dienstverlening aan Huis, geldt dat deze wel vertegenwoordiger én uitvoerder van de zorg mogen zijn.

  • 4.

    Een pgb is niet mogelijk:

    • a.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.7;

    • b.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij hiervoor expliciet vooraf toestemming is gegeven door het college, al dan niet op basis van het in het eerste lid bedoelde zorg- en budgetplan;

    • c.

      voor zover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb.

  • 5.

    Een cliënt heeft de mogelijkheid om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatwerkvoorzieningen te betrekken van een persoon die behoort tot het informele circuit indien:

    • a)

      hij daarvoor blijkens het ingediende Pgb ondersteuningsplan aan die persoon een vergoeding verstrekt die past binnen de kaders van het maximale pgb-tarief dat het college ter beschikking stelt voor informele zorg;

    • b)

      deze zorg voldoet aan het door het college te stellen kwaliteitseisen;

    • c)

      de persoon heeft aangegeven dat het leveren van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelingen voor hem niet tot een overbelasting leidt.

  • 6.

    De ondersteuning in de vorm van dienstverlening binnen het geheel van ondersteuning kan òf in de vorm van een maatwerkvoorziening/ individuele voorziening in natura òf in de vorm van een pgb worden verstrekt. Een uitzondering hierop is een pgb inzet vanuit informele zorg. Deze ondersteuning is mogelijk naast de zorg in natura.

Artikel 4.2. Hoogte van het pgb en begroting

  • 1.

    Het college stelt de hoogte van het pgb vast op basis van de door de cliënt ingediende begroting voor de benodigde ondersteuning, voor zover dit blijft binnen de grenzen van de maximale pgb-tarieven, zoals genoemd in deze paragraaf voor de betreffende vorm van ondersteuning.

  • 2.

    Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met de omstandigheid of er sprake is van professionele ondersteuning of ondersteuning in het informele circuit. De kostprijs van een persoonsgebonden budget voor een individuele voorziening en een niet-materiële maatwerkvoorziening (dienstverlening) richt zich naar de kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura waarbij de volgende differentiatie wordt toegepast:

    • a.

      Een geregistreerde (zorg)organisatie/instelling en zzp 90%

    • b.

      Informele zorg 50%

  • 3.

    Het college stelt nadere criteria op om te bepalen of er sprake is van professionele ondersteuning door een organisatie of zelfstandige zonder personeel, informele zorg en sociaal netwerk/naaste familie. Hierbij sluit het college waar mogelijk aan bij de kwaliteitscriteria die worden gesteld aan aanbieders.

  • 4.

    Voor zover de cliënt door de verstrekking van een pgb kosten bespaart voor een in zijn situatie algemeen gebruikelijk te achten product, kan het college besluiten die kosten in mindering te brengen op het pgb.

  • 5.

    Het college stelt het pgb voor overige immateriële en materiële maatwerkvoorzieningen vast op maximaal de kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura, waarbij het college er zorg voor draagt dat de cliënt met het pgb in staat is kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.

  • 6.

    Het college kan het pgb in ieder geval lager vaststellen dan de kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura, als in de kostprijs salariskosten zijn begrepen en de cliënt gebruik maakt van ondersteuning in het informele circuit.

Artikel 4.3. Besteding en verantwoording van het pgb

Het college kan in nadere regels criteria stellen aan:

  • a.

    de periode waarbinnen een pgb moet zijn besteed;

  • b.

    de verantwoording van het pgb.

Hoofdstuk 5 Bijdragen voor het gebruik van maatwerkvoorzieningen

Artikel 5.1 Compensatie algemeen gebruikelijke kosten

  • 1.

    De aanbieder van een algemene of maatwerkvoorziening kan aan de cliënt een bijdrage vragen ter gehele of gedeeltelijke compensatie van de algemeen gebruikelijke kosten die de cliënt uitspaart doordat deze onderdeel uitmaken van de algemene of maatwerkvoorziening voor zover dat tussen college en aanbieder is afgesproken. Het gaat hierbij in ieder geval om algemeen gebruikelijke kosten:

    • a.

      voor het gebruik van consumpties en maaltijden bij dag- en nachtopvang;

    • b.

      voor het gebruik van materialen bij dagbesteding;

    • c.

      voor het gebruik van woonruimte;

    • d.

      voor het gebruik van Vervoer op Maat;

    • e.

      voor het doen van een was;

    • f.

      voor uitstapjes.

  • 2.

    De compensatie, bedoeld in het vorige lid, wordt door het college vastgesteld op basis van objectieve Criteria.

  • 3.

    De aanbieder informeert de cliënt over de verschuldigdheid en hoogte van de bijdrage.

Artikel 5.2 Eigen bijdrage maatwerkvoorziening en pgb

  • 1.

    Een cliënt kan voor een maatwerkvoorziening of pgb eigen bijdrage verschuldigd zijn op basis van het uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2.

    Indien de maatwerkvoorziening of pgb is verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing van een minderjarig kind, is de eigen bijdrage verschuldigd door de in artikel 2.1.5, eerste lid, van de wet, bedoelde persoon of personen. De eigen bijdrage is alleen verschuldigd op de meerwaarde welke optreedt als gevolg van de woningaanpassing.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is geen eigen inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage verschuldigd voor:

    • a.

      het gebruik van Collectief Vraagafhankelijk Vervoer voor sociaal-recreatief vervoer;

    • b.

      het gebruik van een doventolk;

    • c.

      de aanpassing van een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex;

    • d.

      Voor de inzet van ontwikkelingsgerichte arbeidsmatige dagbesteding.

Artikel 5.3. Berekening eigen bijdrage maatwerkvoorziening en pgb

  • 1.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb is gelijk aan de maximale eigen bijdrage die mogelijk is op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 2.

    Het college brengt de eigen bijdrage in rekening:

    • a.

      voor dienstverlening: zolang de indicatie voor de dienstverlening niet is ingetrokken en er in een periode ondersteuning is geboden;

    • b.

      voor een voorziening in natura, anders dan onder a: zolang de cliënt gebruik maakt van of in het bezit is van de voorziening of tot de kostprijs van de voorziening is bereikt.

    • c.

      voor eenmalig verstrekte voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget: tot de hoogte van het verstrekte persoonsgebonden budget is voldaan;

    • d.

      bij een periodieke pgb-verstrekking: over iedere periode waarover een pgb wordt verstrekt.

Artikel 5.4 Bijdrage CVV

  • 1.

    Voor het gebruik van het CVV als maatwerkvoorziening wordt een bijdrage gevraagd ter hoogte van het door de provincie Noord-Brabant en de Stuurgroep Regiovervoer Midden-Brabant vastgestelde tarief voor gebruik openbaar vervoer. Het gaat hierbij om een instaptarief en kilometertarief

  • 2.

    In afwijking van het genoemde in lid 1 wordt in de ochtend tussen 7.00 uur en 9.00 uur het door de provincie Noord-Brabant en de Stuurgroep Regiovervoer Midden-Brabant, vrije reizigers tarief gevraagd.

  • 3.

    De cliënt mag een sociaal begeleider meenemen. Deze betaald het door de provincie Noord-Brabant en de Stuurgroep Regiovervoer Midden-Brabant vastgestelde tarief.

  • 4.

    De gemeente kan een bijdrage vragen voor het ter beschikking stellen van een pas voor het CVV.

Artikel 5.5. Eigen bijdrage verblijf

  • 1.

    Een cliënt kan voor verblijf in een opvang of beschermd wonen een eigen bijdrage verschuldigd zijn.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      Of en zo ja, de hoogte van deze eigen bijdrage, met inachtneming van het gestelde in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    • b.

      op welke wijze de kostprijs van opvang en verblijf wordt bepaald;

    • c.

      door welke instantie in de gevallen artikel bedoeld in 2.1.4 zevende lid de eigen bijdrage voor verblijf wordt vastgesteld en geïnd.

  • 3.

    Het college kan aanvullende regels stellen ten aanzien van deze eigen bijdrage, dit met inachtneming van de het gestelde in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Hoofdstuk 6 Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening en pgb Wmo 2015bij gebruik eigen auto

Artikel 6.1. Vaststelling kostprijs pgb

  • 1.

    De kostprijs van een eenmalig pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb dat is verstrekt.

  • 2.

    De kostprijs van een periodiek verstrekt pgb is per periode gelijk aan de hoogte van het pgb dat over deze periode is verstrekt.

  • 3.

    Het pgb voor vervoerskosten in de zin van artikel 3.2.5 is gebaseerd de maximaal aantal kilometers CVV vermenigvuldigd met het tarief van Binnenlandse reizen Cao Rijk.

Artikel 6.2. Vaststelling kostprijs maatwerkvoorziening in natura

  • 1.

    De kostprijs van een eenmalig verstrekte maatwerkvoorziening in natura, anders dan voor dienstverlening, opvang of beschermd wonen, wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      als er sprake is van een maatwerkvoorziening in natura die door de gemeente wordt gehuurd, wordt de kostprijs per periode vastgesteld en is gelijk aan de huur die de gemeente voor de voorziening over die periode verschuldigd is aan de verhuurder van de voorziening;

    • b.

      als er sprake is van een maatwerkvoorziening in natura die door de gemeente wordt of zou worden ingekocht, wordt de kostprijs vastgesteld op de vergoeding die de gemeente hiervoor verschuldigd is of zou zijn als hij deze had ingekocht.

  • 2.

    De kostprijs voor dienstverlening, opvang of beschermd wonen in natura wordt per periode vastgesteld en is gelijk aan de vergoeding die de gemeente voor de dienstverlening, opvang of beschermd wonen over die periode verschuldigd is.

Hoofdstuk 7 Kwaliteit, klachten en inspraak

Artikel 7.1. Kwaliteitseisen

  • 1.

    Het college stelt nadere regels omtrent de kwaliteit van zorg(aanbieders) om een goede kwaliteit van zorgverlening te kunnen waarborgen.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat de kwaliteitseisen, genoemd in artikel 4.1.1 Jeugdwet en artikel 3.1 van de Wmo 2015, worden opgenomen in de contracten met de aanbieders. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van medewerkers daaronder begrepen door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten en vrijwilligers tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3.

    Als een aanbieder gebruik maakt van een onderaannemer, is de hoofdaanbieder er verantwoordelijk voor dat de onderaannemer voldoet aan de kwaliteitseisen die het college aan de ondersteuning stelt.

  • 4.

    Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 7.2. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo 2015 en artikel 11 van de Jeugdwet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1°.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • 2°.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo 2015, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo 2015, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op onder andere de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen;

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Artikel 7.3. Melding calamiteiten en geweld

  • 1.

    Door het college aangewezen medewerkers waar inwoners zich kunnen melden alsmede de aanbieders van maatwerkvoorzieningen in de vorm van dienstverlening en aanbieders binnen de jeugdhulp dienen te handelen conform de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • 2.

    Aanbieders melden calamiteiten en geweld bij het aanbieden van een maatwerkvoorziening actief aan de daarvoor door het college aangewezen toezichthouder.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, Wmo 2015, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld

  • 4.

    Het college stelt er uitvoering van dit artikel nadere regels vast.

Artikel 7.4. Klachten tegen medewerkers gemeente

De Klachtenregeling gemeente Hilvarenbeek is van toepassing voor de afhandeling van klachten (qua bejegening) van de cliënt dan wel diens vertegenwoordiger die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen (niet zorg-inhoudelijk) als bedoeld in deze verordening.

Artikel 7.5. klachten aanbieders

  • 1.

    Iedere aanbieders stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle dienstverlening.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en indien gewenst een jaarlijks cliënt ervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.

Artikel 7.6. Medezeggenschap

  • 1.

    Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van maatschappelijke ondersteuning

  • 2.

    Een jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 4.2.4, van de Jeugdwet is verplicht een regeling te treffen voor medezeggenschap conform paragraaf 4.2.b van de Jeugdwet.

  • 3.

    De aanbieder draagt er zorg voor dat de informatie over de medezeggenschap en klachtbehandeling voldoende kenbaar zijn voor de cliënten van zijn organisatie.

  • 4.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.

Artikel 7.7. Betrokkenheid ingezetenen bij de uitvoering van de wet

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste lid.

Hoofdstuk 8 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik van de maatwerkvoorzieningen / individuele voorzieningen en herziening, intrekking en tergvordering

Artikel 8.1. Tegengaan oneigenlijk gebruik

Het college treft de nodige maatregelen om het oneigenlijk gebruik van individuele voorzieningen en maatwerkvoorzieningen te voorkomen en fraude te bestrijden. Tot deze maatregelen behoren in ieder geval:

  • a.

    samenwerking zoeken met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;

  • b.

    het aanwijzen van toezichthouders;

  • c.

    aanbieders worden verplicht gesteld kosteloos hun medewerking te verlenen aan onderzoeken door of namens het college;

  • d.

    het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturing en accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties.

  • e.

    beperking van de looptijd van de toekenning van een maatwerkvoorziening, zodat periodiek kan worden bezien of de toekenning aan de cliënt, alsmede zijn pgb-budget, nog past bij zijn individuele situatie;

  • f.

    een grondige toets bij de toegang tot individuele en maatschappelijke ondersteuning:

    • a.

      op de pgb-vaardigheid van de cliënt of degene die de cliënt daarvoor wenst in te schakelen;

    • b.

      op de kwaliteit van de invulling van het door de cliënt te overleggen zorg- en budgetplan, mede met het oog op de te bereiken resultaten;

  • g.

    monitoring van het gebruik van het pgb en de behaalde resultaten;

  • h.

    het opstellen van een pgb-vergoedingenlijst waarin opgenomen is welke kosten wel en niet uit het pgb betaald mogen worden;

Artikel 8.2. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Een ontvanger van een maatwerkvoorziening of een individuele voorziening of de ouder van een betrokken jeugdige doet onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening of individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening herzien of intrekken indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de zorgaanbieder door toerekenbaar handelen ervoor gezorgd heeft dat er te veel pgb is verstrekt;

    • c.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening, individuele voorziening is aangewezen;

    • d.

      de maatwerkvoorziening, individuele voorziening iet meer toereikend is te achten;

    • e.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening, individuele voorziening of verbonden voorwaarden; of

    • f.

      de cliënt de maatwerkvoorziening, individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Een beslissing tot toekenning van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens, en in geval van een maatwerkvoorziening opzettelijk, heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die deze onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte verstrekte individuele voorziening of maatwerkvoorziening; of

    • b.

      de cliënt verplichten de maatwerkvoorziening in te leveren;

    • c.

      het ten onrechte ontvangen pgb terugvorderen.

  • 5.

    Indien het college een beslissing op basis van het tweede lid, onder b, heeft ingetrokken of heeft herzien dan kan de gemeente het bedrag dat als gevolg van toerekenbare handelen ten onrechte is ontvangen bij de zorgaanbieder terug vorderen;

  • 6.

    Het genoemde in lid 1 tot en met 4 is overeenkomstig van toepassing op voorzieningen verstrekt op basis van artikel 3.1.2 lid 3 en artikel 3.1.4 lid 2 van deze verordening.

Artikel 8.3. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 9 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 9.1 Evaluatie

Het college rapporteert jaarlijks aan de gemeenteraad welke resultaten in het betreffende jaar zijn behaald.

Artikel 9.2 Indexering

  • 1.

    Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en door het college vastgestelde bedragen verhogen of verlagen. Het college kan per voorziening bepalen welke prijsindex hierbij wordt gehanteerd.

  • 2.

    Bij de indexering van het Pgb worden de tarieven van zorg in natura gevolgd.

Artikel 9.3 Nadere regels en beleidsregels

Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 9.4 Onvoorzien en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9.5 Intrekking oude verordening

De ‘Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Hilvarenbeek 2019’ wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

Artikel 9.6 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Aanvragen voor ondersteuning die bij het college zijn ingediend voor 1 januari 2023 en waarop nog niet is beslist bij het inwerkingtreden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens onderhavige verordening.

  • 2.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning 2019 wordt beslist met inachtneming van de verordening waarop het besluit is gebaseerd.

  • 3.

    Het college heeft de bevoegdheid een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning 2019 te herzien met toepassing van onderhavige verordening:

    • a.

      op de gronden, vermeld in de toepasselijke Vj&mo 2023;

    • b.

      Indien er wijzigingen plaats vinden in de omstandigheden waarop het besluit is gebaseerd;

    • c.

      indien uit een door het college uitgevoerd heronderzoek blijkt dat er met toepassing van deze verordening een afwijkend besluit zou zijn genomen;

  • 4.

    Het college heeft de bevoegdheid om een pgb dat is verstrekt onder de Verordening jeugd en maatschappelijke ondersteuning 2019 terug te vorderen op de in de betreffende Vj&mo 2023 genoemde gronden.

Artikel 9.7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van datum van bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2023.

Artikel 9.8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning Hilvarenbeek 2023 of Vj&mo 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 april 2023

Dhr. M. Janus

raadsgriffier

drs. E. de Weijs

voorzitter