Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordwijk

Regels met betrekking tot de uitvoering van (duurzaamheids)werkzaamheden aan een monument of karakteristiek pand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegels met betrekking tot de uitvoering van (duurzaamheids)werkzaamheden aan een monument of karakteristiek pand
CiteertitelRichtlijnen inzake duurzame monumentenzorg
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Erfgoedverordening Noordwijk 2019

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-10-2023nieuwe regeling

03-10-2023

gmb-2023-432980

Tekst van de regeling

Intitulé

Regels met betrekking tot de uitvoering van (duurzaamheids)werkzaamheden aan een monument of karakteristiek pand

Het college van de gemeente Noordwijk,

 

gelet op artikel 14.3 van de Erfgoedverordening Noordwijk 2019,

 

besluit de volgende regels vast te stellen:

 

Regels met betrekking tot de uitvoering van (duurzaamheids)werkzaamheden aan een monument of karakteristiek pand.

Artikel 1. Definities

  • Adviescommissie Omgevingskwaliteit Noordwijk: De Erfgoedcommissie Noordwijk en de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit in gezamenlijke vergadering dan wel haar rechtsopvolger;

  • Karakteristieke panden: Beeldbepalende dan wel karakteristieke panden conform de Erfgoedverordening Noordwijk 2019 en/of panden binnen het beschermd dorpsgezicht die geen monument zijn of objecten met de waarde cultuurhistorie in het bestemmingsplan.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Onderstaande richtlijnen met betrekking tot duurzame monumentenzorg zijn opgesteld om de verduurzaming van monumenten een beeldbepalende dan wel karakteristieke panden te vergemakkelijken. Deze richtlijnen geven de mogelijkheden weer die in ieder geval bij monumenten vergunbaar zijn. Wijkt een aanvraag af van deze richtlijnen af dan zal per situatie worden beoordeeld of de monumentale waarden van het betreffende monument of karakteristieke pand voldoende worden gerespecteerd.

 

De richtlijnen zijn opgesteld met als basis artikel 14.3 van de Erfgoedverordening Noordwijk 2019 en betreffen conform dat artikel nadere regels voor gemeentelijke monumenten in het belang van de monumentenzorg, maar worden door de Adviescommissie Omgevingskwaliteit Noordwijk ook gehanteerd en onderschreven voor rijksmonumenten en andere panden binnen het beschermd dorpsgezicht indien beschermende regels van toepassing zijn.

 

De onderstaand beschreven onderwerpen richten zich op vergunningplichtige situaties. Bij karakteristieke panden is geen omgevingsvergunning nodig bij inpandige wijzigingen.

Artikel 3. Isolatieglas in monumenten

Algemeen

In veel monumenten is nog enkel glas aanwezig. Isolatieglas, beter bekend als dubbel glas, is een product dat vanaf de jaren ‘50 veel is toegepast in Nederlandse huizen. Dit isolatieglas had twee glasplaten met daartussen stilstaande lucht. Dit isoleerde al beter dan enkel glas. In de decennia daarna zijn veel stappen gemaakt op het gebied van isolatieglas, via HR glas naar HR++, met nu ook vacuümglas en triple glas. Bij monumenten is het oude glas vaak bewaard gebleven, omdat isolatieglas niet paste in de sponning van het raam.

Met de energietransitie heeft de wens om ook monumenten te isoleren een vlucht genomen. Het plaatsen van isolatieglas is een van de eenvoudigste manieren om het warmteverlies te beperken.

 

Uitgangspunten

  • 1.

    De bestaande detaillering en constructie van het raam bepaalt de maximale dikte van het toe te passen isolerend glas.

    • Als er weinig ruimte in de sponning is, kan mogelijk gelaagd glas of vacuümglas worden toegepast. Bij veel ruimte is vaak (dun) dubbelglas mogelijk.

  • 2.

    Het bestaande materiaal blijft behouden, tenzij vervanging technisch noodzakelijk is.

    • Roeden en raamhout worden niet vervangen of opgedikt

    • Historische scharnieren en gehengen blijven behouden

    • Raamgewichten van schuiframen worden verzwaard of vervangen door een systeem met balansveren, katrollen en touwen.

    • Als het raamhout vervangen moet worden, mag dit in principe niet zwaarder worden uitgevoerd om dikker isolatieglas te plaatsen

  • 3.

    De historische detaillering blijft behouden of wordt verbeterd.

    • Het aanzicht vanuit binnen en buiten wijzigt nauwelijks

    • Het glas wordt op een historisch passende wijze geplaatst. Stopverf blijft stopverf, glaslatten mogen vervangen worden voor stopverf indien dit historisch verantwoord is.

  • 4.

    De bestaande historisch waardevolle en/of zeldzame beglazing, blijft behouden.

    • In principe wordt glas-in-lood niet in dubbelglas geplaatst, maar voorzien van een binnenvoorzetraam

    • Bijzondere glassoorten, zoals cilinderglas, blijven behouden en eventueel voorzien van een binnenvoorzetraam

    • Als er sprake is van origineel glas in de hele gevel, bijvoorbeeld getrokken glas, moet dit behouden blijven. Binnenvoorzetramen zijn hier mogelijk.

  • 5.

    Het aanbrengen van tochtwering is een goede toevoeging bij het plaatsen van isolatieglas.

    • Bij de combinatie van tochtwering en isolatieglas moeten extra ventilatiemogelijkheden worden gerealiseerd. Een ventilatierooster in de wisseldorpel is mogelijk, of gevelventilatie met een suskast.

  • 6.

    Het verbeteren van de isolatiewaarde van het raam mag geen schadelijke gevolgen hebben voor de rest van het monument.

    • Bij sterk isolerende beglazing, zoals vacuümglas, kan het glas warmer worden dan andere delen van de constructie. Dit leidt ertoe dat vocht niet meer op de ruit condenseert, maar op minder zichtbare plekken. Dit kan zijn in de muur, in kozijnen of in balkkoppen. Hier kan schimmelvorming en houtaantasting ontstaan. Omdat dit slecht te bereiken plaatsen zijn, is de schade vaak pas te zien als het te laat is.

Technische uitvoering

Voor de technische uitvoering van de isolerende beglazing hanteren we de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bij het uitfrezen van de sponning blijft de profilering aan de binnenzijde volledig intact en er blijft een vlak gedeelte over van ten minste 5 mm tussen glas en profiel. Zie afbeeldingen 1 en 2 voor een aantal voorbeelden.

  • 2.

    Mocht het bestaande raam geen profilering hebben, mag de sponning zodanig worden uitgefreesd dat aan de binnenzijde een dikte van minimaal 12 mm overblijft.

  • 3.

    De sponning mag alleen in de diepte worden gefreesd, niet in de breedte.

  • 4.

    Het gebruik van stopverf- vervangende kit is mogelijk. Stopverf mag niet vervangen worden door glaslatten.

  • 5.

    De hoek van de stopverf moet de historische hoek zo veel mogelijk benaderen. Deze hoek moet minimaal 38 graden zijn. Zie afbeeldingen 1 en 2 voor een aantal voorbeelden.

  • 6.

    Bij dubbelglas dienen de afstandshouders uitgevoerd te worden in een doffe en donkere kleur.

  • 7.

    Afstandhouders bij dun dubbel glas hebben meestal een aanzichtbreedte en -hoogte van 10 mm. In de praktijk is gebleken dat de afstandhouders dan vaak zichtbaar worden vanaf de binnen- en buitenzijde van het raam.

    • Om een visuele aantasting te voorkomen, mag de aanzichtbreedte van de afstandhouder maximaal 2 mm groter zijn dan de aanzichtbreedte van het stopverf. Om zicht op de afstandhouder te voorkomen, kan het schilderwerk maximaal 2 mm op de binnen- en buitenzijde van de ruit worden gezet. Zie afbeelding 3 voor een uitwerking van dit principe.

  • 8.

    Het buitenblad moet worden uitgevoerd in een type glas dat is afgestemd op de periode van het raam.

    • bij vervanging van getrokken glas wordt er een buitenblad van getrokken glas toegepast.

    • bij zeer dik dubbel glas wordt een buitenblad van getrokken glas toegepast, om de dubbele weerkaatsing minder storend te maken. De afstandshouders dienen in dit geval, vanwege de grote zichtbaarheid, in de kleur van het kozijn te worden uitgevoerd.

  • 9.

    De verwerkingsvoorschriften van de leverancier dienen te worden opgevolgd. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een bepaalde beglazingskit niet compatibel is met een specifieke glassoort of een bepaalde glasdikte mogelijk niet leverbaar is in grote afmetingen. Daarom is tijdig contact met de leverancier aan te bevelen.

  • 10.

    Het toepassen van folies op het glas is in principe niet toegestaan, omdat deze een storende verkleuring aan het glas geven. Een uitzondering hierop is het toepassen van isolerende folie op glas zonder historische waarde of in gelaagd glas.

  • 11.

    Mocht er om technische redenen houtwerk moeten worden vervangen (bijvoorbeeld door houtaantasting) dan is het uitgangspunt dat het zelfde type houtsoort wordt toegepast.

     

    De afbeeldingen in de bijlagen van dit document tonen voorbeelden van juist en onjuist geplaatst isolatieglas, en van het principe van het opzetten van de verfrand op het raam.

Aanvraag vergunning

Bij een aanvraag zijn ten minste de volgende documenten nodig:

  • Foto van de gevel of een geveltekening waaruit duidelijk blijkt welke vensters en deuren wijzigen.

  • Overzichtsfoto’s van de vensters en de deuren en detailfoto’s van de binnen- en de buitenkant van de te wijzigen vensters en deuren. Bij de detailfoto’s dient de profilering van het raamhout en/ of roedes goed zichtbaar te zijn.

  • Detailtekeningen van de vensters en deuren in de bestaande en gewenste situatie met uitvoerige maatvoering van onder andere de profilering en de stopverfrand. Als er verschillende soorten vensters en deuren worden aangepast zijn van elk type detailtekeningen nodig. En per type vensters en deuren moeten de kritische details getekend worden, zodat zichtbaar wordt hoe het glas wordt geplaatst. Zo zijn detailtekeningen van bijvoorbeeld de wisseldorpels van schuiframen, het stopstel van draaiende ramen, en van roeden nodig.

  • Een beknopte werkomschrijving waarin staat welke ingrepen worden uitgevoerd en met welke materialen, technieken en afwerkingen (zoals kleur afstandshouders en type glas).

Afbeelding 1

 

 

Afbeelding 2

 

 

Afbeelding 3

 

Artikel 4. Binnenvoorzetramen bij monumenten

Algemeen

Een regelmatig gestelde vraag is of het mogelijk is isolerende beglazing aan te brengen bij historische panden. Vaak is de dikte van het raamhout echter beperkt, waardoor standaard dun isolatieglas niet past. Een andere optie, het toepassen van dun vacuümglas, is vaak erg kostbaar. Of het is wenselijk om tocht en geluid te verminderen. Dan is het plaatsen van binnenvoorzetramen vaak een interessante oplossing. Hiermee worden de isolatiewaarde en de geluidswering van het venster vergroot. Het plaatsen is eenvoudig en geeft weinig overlast. Bovendien zijn binnenvoorzetramen een reversibele ingreep, die niet leiden tot veel fysieke schade aan het monument. Hieronder staan de uitgangspunten die we hanteren voor de plaatsing van binnenvoorzetramen bij monumenten.

 

Uitgangspunten

  • Het bestaande historische venster blijft behouden en wordt zo minimaal mogelijk aangepast.

  • De bestaande wijze waarop de schuiframen worden bediend, blijft behouden. Hierbij is het belangrijk dat de beleglatten die de gewichtskokers afsluiten, bereikbaar blijven (voor o.a. onderhoud).

  • Het binnenvoorzetraam komt aan de binnenzijde van het pand. Voorzetramen die aan de buitenzijde worden gemonteerd, zijn in principe niet toegestaan.

  • De indeling van het historische venster wordt niet verstoord door de indeling van het binnenvoorzetraam. Stijlen en regels van de binnenvoorzetramen moeten wegvallen achter stijlen en regels in de bestaande ramen. Zo is het niet toegestaan om een binnenvoorzetraam te maken met stijlen en regels die van buitenaf zichtbaar zijn door het glas (zie afbeelding 4).

  • Bij de plaatsing van de binnenvoorzetramen wordt rekening gehouden met bestaande afwerkingen aan de binnenzijde, zoals afwerklijsten, binnenluiken, vensterbanken en sierplafonds. Uitgangspunt moet zijn de historische onderdelen zo min mogelijk te verstoren.

  • De spouw tussen het historische venster en het binnenvoorzetraam moet worden geventileerd met buitenlucht, via bijvoorbeeld de kieren in het historische venster. Het binnenvoorzetraam dient luchtdicht te worden aangebracht, zodat woonvocht niet in de spouw kan komen. Dat kan namelijk leiden tot condensatie en als gevolg daarvan houtrot.

Aanvraag vergunning

Bij een aanvraag zijn ten minste de volgende documenten nodig:

 

  • Overzichts- en detailfoto’s van de binnen- en de buitenkant van de te wijzigen vensters.

  • Details van de vensters in de bestaande en gewenste situatie met uitvoerige maatvoering. Als er verschillende soorten vensters worden aangepast zijn van elk type detailtekeningen nodig. Per type raam moeten de kritische details getekend worden, zodat zichtbaar wordt hoe het binnenvoorzetraam wordt geplaatst.

  • Een beknopte werkomschrijving waarin staat welke ingrepen worden uitgevoerd en met welke materialen, technieken en afwerkingen (zoals kleur en materiaal van het de kaders en het type glas).

  • Bij het aanbrengen van binnenvoorzetramen is het belangrijk om goed na te denken over ventilatie van de achterliggende kamers. Omdat binnenvoorzetramen goed isoleren en de kieren afsluiten, kan de toevoer van verse lucht stagneren en dit kan leiden tot schimmelvorming en houtaantasting in de kamers. Aangegeven moet worden hoe de kamers worden geventileerd en of extra ventilatie nodig is.

Afbeelding 4

Voorbeelden van acceptabele (V) en niet acceptabele (X) plaatsing van een binnenvoorzetraam, waarbij de indeling al dan niet conflicteert met de historische raamindeling.

 

 

Afbeelding 5

Voorbeelden van acceptabele (V) en niet acceptabele (X) plaatsing van een binnenvoorzetraam, waarbij de beleglat al dan niet bruikbaar is.

 

 

Afbeelding 6

Voorbeelden van acceptabele (V) en niet acceptabele (X) plaatsing van een binnenvoorzetraam, waarbij de beleglat al dan niet bruikbaar is.

 

 

Afbeelding 7

Voorbeelden van acceptabele (V) en niet acceptabele (X) plaatsing van een binnenvoorzetraam, waarbij de indeling al dan niet conflicteert met de historische raamindeling.

 

 

Afbeelding 8

Voorbeelden van acceptabele (V) en niet acceptabele (X) plaatsing van een binnenvoorzetraam, waarbij de indeling al dan niet conflicteert met de historische raamindeling.

 

Artikel 5. Spouwmuurisolatie bij monumenten

Algemeen

Vanaf de jaren ‘20 van de 20e eeuw werd het toepassen van een spouwmuur gangbaar. Destijds was het toepassen van een spouw niet bedoeld als isolatie maar een manier om vochtdoorslag te voorkomen. Men bouwde tot die tijd namelijk steens of zelfs halfsteens massieve bakstenen muren, waardoor de muren in huis vaak vochtdoorslag hadden. Het toepassen van een spouwmuur was dan ook een mooie innovatie om vocht buiten te houden. Tot aan de jaren ‘70 waren deze spouwmuren ongeïsoleerd. Pas tijdens de oliecrisis werd het gangbaar om isolatiemateriaal in de spouw toe te passen. In huizen met oude spouwmuren kan de dikte van de spouw nogal verschillen. Zo kan de spouw aan de ene kant van de gevel 2 cm dik zijn en een paar meter verderop 4 cm. Dat maakte destijds niet uit, maar kan nu wel gevolgen hebben voor het vullen van de spouw met isolatie. Kortom, de spouwmuur had destijds een ander doel dan het isoleren van de woning. Er zijn dan ook risico’s aan het toepassen van spouwmuurisolatie. Om de risico’s bij de woning in kaart te brengen kan een inwoner onderstaande vragenlijst beantwoorden. Verder staat beschreven waarom en in welke gevallen spouwmuurisolatie een te groot risico vormt. Voor monumenten geldt ook het uitgangspunt dat de ingreep reversibel moet zijn. Dat betekent dat het isolatiemateriaal uitneembaar is zonder dat de muur afgebroken moet worden.

 

Vragenlijst Spouwmuurisolatie

Hieronder volgt een vragenlijst. Is één van de vragen beantwoord met ‘ja’ dan raden we aan om geen spouwmuurisolatie toe te passen.

  • 1.

    Zijn er geglazuurde bakstenen aan de buitenkant toegepast?

  • 2.

    Is het metselwerk in het verleden voorzien van impregnatie of een verfsysteem?

  • 3.

    Is er vorstschade te zien op de baksteen (dit zijn groefjes, alsof de steen lijkt te zijn gebarsten)? Of zit er groene aanslag (mos, algen) op de stenen?

  • 4.

    Zijn er gebreken aan het voegwerk? U kunt met uw nagel of een mesje over de voeg schrapen en dan vormt zich een streep, maar u kunt de voeg er niet ‘uitkrabben’. Missen er al stukjes voegwerk dan moet dat eerst plaatselijk hersteld worden.

  • 5.

    Zijn er roestende spouwankers of scheuren in de muur aanwezig?

  • 6.

    Is de spouw minder diep dan 4 centimeter?

  • 7.

    Zijn er metselbaarden of specieresten in de spouw aanwezig (te zien met een camera voor kleine gaten). Dit is een vorm van vervuiling.

  • 8.

    Zijn er verbindingen tussen het buitenblad (de buitenste rij metselwerk) en het binnenblad (het metselwerk aan de binnenzijde)? Met name bij een erker of gevelopeningen kunnen hier verbindingen lopen of loopt het metselwerk zelfs door van het buitenblad naar het binnenblad.

  • 9.

    Ontbreken er bij de kruipruimte ventilatieopeningen om te worden geventileerd met de buitenlucht?

  • 10.

    Heeft de spouw een open verbinding met de kap of met de kruipruimte of loopt deze door naar de buren?

  • 11.

    Is de gevel aan de binnenzijde al geïsoleerd met een voorzetwand?

Waarom kan de spouw beter niet geïsoleerd worden als het antwoord op de vraag ‘ja’ is?

  • 1.

    Omdat geglazuurde bakstenen dampdicht zijn en niet ‘ademen’ is de kans op vochtschade na isolatie veel groter. De gevel wordt namelijk kouder door de muur niet meer van binnenuit wordt opgewarmd en het water dat nog in de baksteen zit niet aan buitenzijde kan uitdampen waardoor deze kan bevriezen. Dit kan er voor zorgen dat de buitenschil van de baksteen kapot springt en de steen verpulverd.

  • 2.

    Omdat het metselwerk kouder wordt na isolatie en de stenen niet meer kunnen ‘ademen’ door de impregnatie of een verfsysteem, is de kans op schade bij vorst groot. Zie ook punt 1.

  • 3.

    Door het toevoegen van een isolatielaag blijft de gevel kouder en natter. De muur wordt niet meer met de warmte van binnen opgewarmd en gedroogd. Bij een beschadigde steen kan er daardoor nog meer schade optreden door bijvoorbeeld vorst en algengroei. Doordat een beschadigde steen extra vocht opneemt en niet meer kwijt raakt zal ook zal de muur in zijn geheel veel natter worden. Bovendien is door de schade aan de baksteen de gevel niet meer goed waterdicht. Als de spouwmuur wordt gevuld met isolatie kan het vocht doorslaan naar binnen en schade veroorzaken.

  • 4.

    Door het toevoegen van een isolatielaag blijft de gevel kouder en natter. Bij een slechte voeg kan er daardoor nog meer schade optreden door bijvoorbeeld vorst. Bovendien is door deze slechte voeg de gevel niet meer goed waterdicht. Zie ook punt 4.

  • 5.

    Omdat roestende (spouw) ankers scheuren kunnen veroorzaken, en scheuren zorgen ervoor dat de gevel niet meer waterdicht is. Zie ook punt 3.

  • 6.

    Omdat een spouw vanaf 4, maar liever 6, centimeter optimaal rendement geeft en een lagere kans geeft op vochtdoorslag. Bij minder dan 4 cm bestaat er een groter risico op vochtdoorslag.

  • 7.

    Omdat de spouw vuil is kan de isolatie zich niet goed verspreiden en kunnen er holle ruimtes ontstaan en via de vervuiling koudebruggen ontstaan. De binnenmuur wordt op die plekken plaatselijk kouder en daar kan vocht condenseren. Dit kan weer schade veroorzaken aan het metselwerk, houtconstructies in deze muur en schimmelvorming en natte plekke op de muren in de achterliggende kamers.

  • 8.

    Deze verbindingen, zoals bakstenen die op de hoeken zijn omgezet naar binnen of ijzeren verankering van een erker, kozijn of luifel kunnen voor problemen zorgen. Omdat deze verbindingen van ijzer of metselwerk zijn, kunnen hier namelijk koudebruggen ontstaan waardoor vochtplekken kunnen ontstaan en bestaat het risico dat de spouwmuurisolatie niet goed kan worden verspreid wat ook tot koudere plekken kan leiden.

  • 9.

    Indien de kruipruimte geen rechtstreekse ventilatiemogelijkheden heeft om de kruipruimte te ventileren kan met het isoleren van de spouw die in verbinding staat met de kruipruimte de nog aanwezige ventilatie verdwijnen. Hierdoor kunnen er gassen vanuit de bodem zoals Radongassen zich ophopen in de kruipruimte. Het is daarom noodzakelijk goede ventilatie te kregen van de kruipruimte met buitenlucht.

  • 10.

    Omdat bij een open verbinding het isolatiemateriaal in de kruipruimte of de kap terecht kan komen en deze daardoor minder goed ventileren. Slechte ventilatie leidt tot vochtophoping, wat kan leiden tot verdere schade. Als de spouw doorloopt naar de buren zal deze moeten worden afgesloten, of de buren moeten meedoen met de isolatie.

  • 11.

    Indien er aan de binnenzijde al een voorzetwand is aangebracht brengt dit risico’s mee voor het binnenblad van de spouwmuur die daarmee wordt ingesloten. Deze muur wordt extra koud (wordt niet meer verwarmt van binnen of buiten) en wordt niet meer droog geventileerd. Dit kan bij oude gebouwen tot vochtschade bij houtconstructies en dergelijke leiden.

     

    Indien er gebreken zijn als slecht voegwerk, roestend ijzerwerk of scheuren moeten deze eerste hersteld worden voordat met spouwmuurisolatie kan worden begonnen. Dit kan worden meegenomen in de vergunningaanvraag indien de vergunningplicht geldt.

     

    Een alternatief voor spouwmuurisolatie is het plaatsen van isolatie aan de binnenzijde. Dit kan door een voorzetwand te plaatsen met isolatiemateriaal. Hier heeft u ook een vergunning voor nodig.

Indieningsvereisten Spouwmuurisolatie

Hieronder volgt een lijstje met specifieke onderdelen die bij een vergunningsaanvraag voor spouwmuurisolatie door de gemeente worden gevraagd (het kan zijn dat er daarnaast nog andere documenten worden gevraagd):

 

  • Een werkomschrijving waarin staat welke ingrepen worden uitgevoerd en met welke materialen en technieken (waaronder informatie over het type isolatie, al dan niet verlijmd, het aantal boorgaten/boorpatroon, de grootte daarvan en of dit past in de voeg, of er stenen beschadigen en hoe het voegwerk wordt hersteld na de werkzaamheden). Dit kan een uitgebreide offerte zijn, aangevuld met een brochure.

  • Foto’s van de gevel en detailfoto’s van het metselwerk aan de buitenzijde.

  • Indien de spouwmuur doorloopt naar die van de buren; welke maatregelen worden toegepast om te voorkomen dat het isolatiemateriaal niet richting de buren verspreidt?

  • Een onderzoek naar de spouw bij de verschillende gevels of geveldelen (historische spouwen zijn vaak niet even breed, zijn er vervuilingen in de spouw, zitten er verbindingen tussen het binnenblad en het buitenblad met bijvoorbeeld metselwerk of balkkoppen). Dit onderzoek moet nader gespecifieerd zijn naar de kritieke punten waar houtconstructies en ankers door de spouw en dus het isolatiepakket heen gaan. Voorbeelden van deze kritieke punten zijn: gootklossen, gevelankers bij de erker, ankers van de luifel boven de voordeur en kozijnankers. Foto’s van de inspectie in te spouw ter plaatse van deze kritieke punten zijn onderdeel van dit onderzoek. Aan de hand van deze foto’s kan worden aangetoond of er wel of geen kritieke punten optreden.

  • In sommige situaties heeft de spouwmuur een open verbinding met de kruipruimte en de kap. Het dichtzetten van de spouw heeft dan gevolgen voor de ventilatie van beide ruimten. Deze gevolgen moeten in kaart worden gebracht.

Artikel 6. Warmtepompen bij monumenten

Algemeen

In veel monumenten is nog een gasgestookte CV ketel aanwezig. Met de energietransitie heeft de wens om ook monumenten zonder gebruik van gas te verwarmen een vlucht genomen. Het plaatsen van een warmtepomp ter vervanging of ter ondersteuning (hybride opstelling) van een CV ketel is dan een veelgemaakte keuze. In dit document geven we de uitgangspunten voor het plaatsen van een buitenunit voor een warmtepomp en de documenten die nodig zijn voor het aanvragen van een vergunning.

 

Uitgangspunten1

  • De volgende locaties voor een warmtepomp zijn in principe mogelijk, waarbij de eerstgenoemde locaties het meest wenselijk zijn. Eerst moeten de meest wenselijke opties worden onderzocht. Als deze niet mogelijk zijn, dan kunnen de andere locaties worden onderzocht.

     

    • 1.

      In de achtertuin.

    • 2.

      In een andere tuin uit het zicht.

    • 3.

      In een bijgebouw aan de achterzijde.

    • 4.

      Op een bijgebouw aan de achterzijde.

    • 5.

      Op het dak van een aanbouw aan de achterzijde in een omkasting.

    • 6.

      Aan de achtergevel ter hoogte van de begane grond in een omkasting.

    • 7.

      Op een plat dak uit het zicht in een omkasting.

    • 8.

      In een dakgoot die niet zichtbaar is en waar onderhoud mogelijk blijft.

    • 9.

      In een dakkapel, dakopbouw of schoorsteen of achter een rooster op het dak. Afbeelding 1 en 2 tonen een aantal van bovenstaande opties.

  • Het is niet toegestaan om warmtepompen te plaatsen op de volgende locaties:

    • Op een plek zichtbaar vanaf de openbare ruimte.

    • Hangend aan de gevel van het monument.

    • Staand tegen een gevel van het monument voor een gevelopening.

    • Op een dakkapel.

    • Op een dak, goed zichtbaar vanaf de openbare ruimte. Afbeelding 3 en 4 tonen een aantal van bovenstaande opties.

  • Warmtepompen die op een dak worden geplaatst of warmtepompen die zichtbaar zijn, bijvoorbeeld vanuit de openbare ruimte, moeten worden uitgevoerd in een donkere en doffe omkasting. De kleur van de omkasting moet worden afgestemd op de achterliggende gevel of op de kleur van de dakbedekking bij plaatsing op een plat dak. Alle overige warmtepompen die buiten worden geplaatst moeten zelf in een donkere doffe kleur worden uitgevoerd.

  • Leidingwerk behorende bij de warmtepomp mag niet op de gevel worden gemonteerd, maar moet binnendoor worden versleept. Het historische interieur mag hierbij niet worden verstoord of beschadigd raken.

  • Binnenunits en buffervaten behorende bij warmtepompen moeten zorgvuldig te worden ingepast in het interieur van het monument. Het historische interieur mag niet worden verstoord of beschadigd raken.

Aanvraag vergunning

Bij een aanvraag zijn ten minste de volgende documenten nodig:

 

  • Foto van de gevel of een geveltekening van de locatie waar de unit wordt geplaatst, in de bestaande en nieuwe situatie.

  • Foto’s van het interieur van de locatie waar leidingen, binnenunits en buffervaten worden geplaatst.

  • Detailtekeningen van de wijze van bevestigen van de buitenunit indien deze op of aan het monument wordt vastgemaakt.

  • Een beknopte werkomschrijving waarin staat welke ingrepen worden uitgevoerd en met welke materialen, technieken en afwerkingen (zoals het materiaal en de kleur van de omkasting).

  • Een constructieberekening als de constructie versterkt moet worden voor het plaatsen van de buitenunit, binnenunit of het buffervat. Vanwege trillingen kunnen veel binnenunits niet zomaar op een houten vloer worden geplaatst.

Afbeelding 9

Locaties waar een buitenunit van een warmtepomp mogelijk is.

 

 

Afbeelding 10

Locaties waar een buitenunit van een warmtepomp mogelijk is.

 

 

Afbeelding 11

Locaties waar een buitenunit van een warmtepomp niet mogelijk is.

 

 

Afbeelding 12

Locaties waar een buitenunit van een warmtepomp niet mogelijk is.

 

Artikel 7. Isolerende beglazing bij karakteristieke panden

Algemeen

Vaak is bij historische ramen de dikte van het raamhout beperkt, maar bestaat de wens om isolerende beglazing toe te passen. De gemeente streeft ernaar bij karakteristieke panden het historische gevelbeeld zo veel mogelijk te behouden. Hier onder staan de uitgangspunten die we hanteren voor de plaatsing van isolatieglas bij karakteristieke panden.

 

Uitgangspunten

  • De bestaande historische detaillering aan de buitenzijde wordt niet aangepast. Het aanzicht vanuit buiten wijzigt daarom niet. Het aanzicht vanuit binnen mag wel worden aangepast om bijvoorbeeld plaatsen van dubbel glas mogelijk te maken.

  • De bestaande historische manier waarop het glas is geplaatst, blijft behouden of zichtbaar. Als er sprake is van stopverf, mogen geen glaslatten worden toegepast. Glaslatten mogen vervangen worden door stopverf-vervangende kit, indien dit historisch verantwoord is en het aanzicht ten goede komt. Het is ook mogelijk een stopverfzoom na te bootsen door de houten profilering aan de buitenzijde af te schuinen in dezelfde hoek als de stopverf.

  • Als er te weinig ruimte in de sponning van de bestaande ramen is, kan het raamhout of het kozijn aan de binnenzijde worden aangepast. De glaslijn aan de buitenzijde mag niet wijzigen. Met het kozijn wordt het buitenste kader bedoeld. Het raam is het draaiende of schuivende deel waarin het glas bevestigd is.

  • De verwerkingsvoorschriften van de leverancier dienen te worden opgevolgd. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een bepaalde beglazingskit niet compatibel is met een specifieke glassoort of een bepaalde glasdikte is mogelijk niet leverbaar in grote afmetingen. Daarom is tijdig contact met de leverancier aan te bevelen.

  • Bestaand historisch glas-in-lood mag niet worden verwijderd of aan de buitenzijde worden aangepast.

Bij dubbelglas worden de afstandshouders bij voorkeur uitgevoerd in een doffe en donkere kleur.

 

Als het plaatsen van isolatieglas door een of meerdere van bovenstaande uitgangspunten niet mogelijk is, kunnen achterzetramen worden toegepast.

 

Onderstaande afbeeldingen 13, 14 en 15 tonen details van acceptabele en niet-acceptabele plaatsing van isolatieglas in een historisch raam.

 

Afbeelding 13

 

 

Bestaand raamdetail met in rood gestippeld de beschermde profilering aan de buitenzijde.

 

 

Voorbeelden van niet toegestane plaatsin van dubbel glas. De profilering aan de buitenzijde wijzigt.

 

 

Voorbeelden van acceptalbele plaatsing van dubbel glas. De profilering aan de buitenzijde wijzigt niet.

 

Afbeelding 14

 

 

Een bestaande roede in een historisch raam met twee niet toegestane aanpassingen en een acceptabele aanpassing, waarbij de profilering aan de buitenzijde niet wijzigt.

 

Afbeelding 15

 

 

Een bestaande wisseldorpel in een historisch raam met een niet toegestane aanpassing en een acceptabele aanpassing, waarbij de profilering aan de buitenzijde niet wijzigt.

Artikel 8. Isolatie van een plat dak en een dakkapel bij karakteristieke panden

Algemeen

Isolatie van platte daken en dakkapellen kan ertoe leiden dat de dakranden en dakkapellen een ander uiterlijk krijgen. Dat kan tot knelpunten leiden, omdat de gemeente er bij karakteristieke panden naar streeft het historische gevelbeeld zo min mogelijk aan te tasten.

 

Bij historische platte daken en daken van dakkapellen is de dikte van het dakpakket vaak beperkt, omdat ze niet geïsoleerd zijn. Dat geldt ook voor de zijwangen (zijwandjes) van historische dakkapellen. In de uitvoering lijkt het logisch deze onderdelen aan de buitenzijde te isoleren, maar dat leidt ertoe dat de aangepaste onderdelen massiever ogen dan de bedoeling is.

 

Uitgangspunten

  • De bestaande historische detaillering van de dakkapellen aan de buitenzijde wordt niet aangepast. Het aanzicht vanuit buiten wijzigt daarom niet. Het aanzicht vanuit binnen mag wel worden aangepast door bijvoorbeeld de zijwangen vanuit binnen van isolatie te voorzien.

  • Bij platte daken en daken van dakkapellen kan isolatie aan de buitenzijde worden aangebracht, maar deze mag onder een hoek van 15 graden niet zichtbaar zijn vanaf de buitenzijde van het pand. Bovendien mogen de dakranden van platte daken en dakkapellen niet worden aangepast. Dat kan worden bereikt door het isolatiepakket terugliggend aan te brengen en het aan de randen te verjongen (dunner uit te voeren).

  • De bestaande historische afwerkingen, zoals zinken bekleding van zijwangen of geprofileerde houten boeilijsten mogen niet worden gewijzigd.

  • De verwerkingsvoorschriften van de leverancier dienen te worden opgevolgd. Om een goede werking van de isolatie te waarborgen, moet het vaak op een specifieke manier worden verwerkt. Daarom is tijdig contact met de leverancier aan te bevelen.

Verder wordt geadviseerd bij na-isolatie aan de binnenzijde een goed aansluitende dampremmende laag te maken en deze bij de randen en op de naden af te plakken met aluminiumtape.

 

Afbeelding 16 en 17 tonen details van acceptabele en niet-acceptabele na-isolatie van dakkapellen.

 

Afbeelding 16

 

 

Bestaande ongeïsoleerde dakkapel met links de voorzijde en rechts de zijkant.

 

 

Niet toegestane wijziging van de dakkapel, waarbij de boeilijst verhoogd wordt en de zijwang wordt dikker. Links de voorzijde en rechts de zijkant.

 

 

Acceptabele wijziging van de dakkapel, waarbij de boeilijst niet verhoogd wordt en de isolatie op het dak rondom naar de dakranden toe verjongt. Links de voorzijde en rechts de zijkant.

 

Afbeelding 17

 

 

Bestaande ongeïsoleerde zijwang van een dakkapel.

 

 

Niet toegestane wijziging van de dakkapel, waarbij de zijwang dikker wordt als gevolg van de isolatie.

 

 

Acceptabele wijziging van de dakkapel, waarbij de dikte van de zijwang aan de buitenzijde niet wijzigt.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na de dag waarop het op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

Artikel 10. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Richtlijnen inzake duurzame monumentenzorg.

Aldus vastgesteld door het college op 3 oktober 2023

Mw. E.M. Overzier,

secretaris

Mw. W.J.A. Verkleij

burgemeester


1

Warmtepompen produceren geluid en kunnen leiden tot geluidsoverlast bij eigenaar of omwonenden. De geluidsnormen voor de warmtepomp dienen te voldoen aan de regels uit het Bouwbesluit. Voor meer informatie kijk op: https://www.infomil.nl/onderwerpen/geluid/regelgeving/bouwbesluit-2012/geluidwarmtepomp-airco/.