Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpen aan den IJssel

Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpen aan den IJssel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2023
CiteertitelBeleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 35 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-10-2023nieuwe regeling

03-10-2023

gmb-2023-431312

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel

 

 

gelet op artikel 1.13 van de Wet Kinderopvang, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 35 van de Participatiewet;

 

overwegende dat het wenselijk is het beleid omtrent de gemeentelijke tegemoetkoming in de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang vast te leggen in beleidsregels;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Beleidsregels Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2023.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      berekeningsjaar: het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

    • c.

      sociaal medisch geïndiceerde: ouder/verzorgende met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking, voor wie is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken. Het kan ook een ouder betreffen met een kind ten aanzien van wie is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is;

    • d.

      tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang: de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 1.13 van de wet;

    • e.

      wet: de Wet Kinderopvang.

  • 2.

    Begrippen die niet nader zijn gedefinieerd hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Participatiewet (PW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene nabestaandenwet (Anw) of de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1.

    Het college verleent een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang aan de ouder die recht heeft op een kinderopvangtoeslag, en:

    • a.

      een (aanvullende) uitkering ontvangt ingevolge de PW, de IOAW, de IOAZ of de Anw, en deelneemt aan een door het college aangeboden re-integratietraject;

    • b.

      in deeltijd werkt en een aanvullende uitkering ontvangt ingevolge de PW, de IOAW, de IOAZ of Anw;

    • c.

      de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en met toepassing van artikel 16 of artikel 18, lid 1 en 12 van de PW algemene bijstand ontvangt of kan ontvangen;

    • d.

      is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000;

    • e.

      inburgeringsplichtig is als bedoeld in de artikelen 3 en 6 van de Wet inburgering en voldoet aan artikel 8 lid 2 van deze wet.

  • 2.

    De ouder heeft uitsluitend recht op een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang die noodzakelijk zijn in verband met (deeltijd)arbeid of deelname aan studie, scholing of een re-integratie-/inburgeringtraject als bedoeld in lid 1.

  • 3.

    Het college verleent op sociaal medische indicatie een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang aan de ouder:

    • a.

      met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en voor wie is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken;

    • b.

      die een kind heeft ten aanzien van wie is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is;

    voor zover andere voorzieningen of eigen netwerk geen passende oplossing kunnen bieden.

Artikel 3 De hoogte van de tegemoetkoming

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onderdeel a, b en c is gelijk aan de eigen bijdrage van de kosten van kinderopvang.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onderdeel d en e is gelijk aan de eigen bijdrage van de kosten van kinderopvang waarbij de tegemoetkoming vastgesteld wordt overeenkomstig de draagkrachtregels van de bijzondere bijstand.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang zoals bedoeld in artikel 2, lid 3 is gelijk aan de hoogte van de kinderopvangtoeslag.

  • 4.

    Voor het verschil van de kosten van kinderopvang en de tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 3 wordt de tegemoetkoming vastgesteld overeenkomstig de draagkrachtregels van de bijzondere bijstand.

  • 5.

    De kosten van kinderopvang zoals bedoeld in artikel 2, lid 3 is voor het aantal uren dat op grond van sociaal medische indicatie noodzakelijk wordt geacht, rekening houdend met de kinderopvangtoeslag indien deze is toegekend.

Artikel 4 Ingangsdatum, periode en vorm

  • 1.

    De ingangsdatum van de tegemoetkoming ligt ten hoogste drie maanden vóór de datum waarop de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt verleend gedurende de periode waarin het kind gebruik maakt van de kinderopvang zoals bedoeld in artikel 2 lid 2.

  • 3.

    In afwijking van lid 2 heeft de ouder/verzorgende wiens uitkering als bedoeld in artikel 2 lid 1 wordt beëindigd wegens het aanvaarden van regulier werk, nog recht op een tegemoetkoming tot en met de laatste dag van de derde maand volgend op de maand waarin de uitkering is beëindigd.

  • 4.

    De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 lid 3 wordt verleend over de periode waarin de kinderopvang noodzakelijk is.

  • 5.

    De tegemoetkoming wordt verleend in de vorm van een maandelijks voorschot.

Artikel 5 Het besluit tot vaststelling

  • 1.

    De ouder verstrekt aan het college, uiterlijk op 1 maart volgend op het kalenderjaar waarin de tegemoetkoming is verleend, het overzicht van de werkelijke kosten van kinderopvang over de periode waarover de tegemoetkoming bij wijze van voorschot is verleend.

  • 2.

    De ouder verstrekt aan het college, uiterlijk op 1 maart volgend op het kalenderjaar waarin de tegemoetkoming is verleend, de definitieve toekenning kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst over de periode waarover de tegemoetkoming bij wijze van voorschot is verleend.

  • 3.

    Het college stelt de definitieve tegemoetkoming uiterlijk binnen drie maanden na ontvangst van het overzicht van de kosten en de definitieve toekenning kinderopvangtoeslag vast.

  • 4.

    De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen één maand betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 5.

    Indien de vastgestelde tegemoetkoming lager is dan de betaalde voorschotten wordt het teveel betaalde aan voorschotten teruggevorderd.

  • 6.

    Indien de vastgestelde tegemoetkoming hoger is dan de betaalde voorschotten wordt het te weinig betaalde aan voorschotten nabetaald.

  • 7.

    Indien de ouder in gebreke blijft de gevraagde gegevens zoals genoemd in lid 1 en 2 te verstrekken, kan het juiste recht op tegemoetkoming niet worden vastgesteld en wordt het totaal betaalde aan voorschotten teruggevorderd.

  • 8.

    Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Verplichtingen

  • 1.

    De ouder of partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder en/of partner verstrekt op verzoek aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

Artikel 7 Lopende tegemoetkomingen SMI

Lopende tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 2 lid 3 worden na inwerkingtreding van deze beleidsregels gewijzigd met toepassing van deze beleidsregels.

Artikel 8 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ‘Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2023’.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de bekendmaking en vervangen de Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2017.

Krimpen aan den IJssel, 3 oktober 2023.

Burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel,

mr. A. Boele

secretaris

J.J. Luteijn

burgemeester

Toelichting Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2023

Algemeen

 

Naast de regel dat de Belastingdienst de kinderopvangtoeslag uitkeert, is er de bevoegdheid van het college om een aanvullende tegemoetkoming te verstrekken op grond van de Wet kinderopvang (artikel 1:13 Wko).

 

Doelgroep gemeentelijke tegemoetkoming

Het college is bevoegd om een tegemoetkoming als aanvulling op de kinderopvangtoeslag te verstrekken voor de volgende doelgroepen:

  • ouders in een re-integratietraject die een uitkering ontvangen op grond van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ of de Algemene nabestaandenwet (Anw);

  • ouders jonger dan 18 jaar, die scholing of een opleiding volgen en algemene bijstand (kunnen) ontvangen;

  • studenten.

Uitbreiding doelgroep

In de Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang 2017 was gekozen om ook ouders die (in deeltijd) werken en een (aanvullende) uitkering ontvangen op grond van de PW, de IOAW, de IOAZ of de Anw, of die een inburgeringtraject volgen, in aanmerking te laten komen voor de (gemeentelijke) tegemoetkoming als aanvulling op de kinderopvangtoeslag. Deze keuze is overgenomen in deze beleidsregels.

 

Doelgroep ‘sociaal medisch geïndiceerden

Naast bovenstaande (wettelijk) bepaalde groepen kunnen gemeenten ‘eigen doelgroepen’ aanwijzen die aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming van de gemeente, zoals opvang voor ‘sociaal medisch geïndiceerden (smi)’. Te denken valt aan ouders/verzorgenden met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking, voor wie is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken. Ook kan het ouders betreffen met een kind ten aanzien van wie is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

 

Vergroten kans op (gedeeltelijke) uitstroom uit de bijstand

In tijden van afnemende rijksbudgetten, toenemende decentralisatie van rijkstaken naar gemeenten en gemeentelijke financiële taakstellingen ligt er de uitdaging om de dienstverlening naar de inwoners op peil te houden of zelfs te verbeteren en tegelijk de uitvoering effectiever en efficiënter in te richten.

Eén van de grote uitdagingen is het vergroten van de (gedeeltelijke) uitstroom uit de bijstand.

 

Van de alleenstaande ouder of echtpaar met kinderen, die verplicht wordt een re-integratietraject te volgen, kan niet verwacht worden dat hij/zij voor extra kosten komt te staan als gevolg van noodzakelijke kinderopvang. Immers het hebben van goede betrouwbare kinderopvang levert een belangrijke bijdrage aan een succesvol re-integratietraject en vergroot de kans op (gedeeltelijke) uitstroom uit de bijstand.

 

Maximum uurtarief

De kinderopvanginstellingen alsmede de gastouders zijn vrij om een uurtarief vast te stellen. De Belastingdienst hanteert een maximum uurprijs. Bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming wordt geen rekening gehouden met een maximum uurprijs. Het aanbod van kinderdagverblijven/gastouders binnen de gemeenten is niet toereikend om dit als voorwaarde te stellen.

 

Armoedeval

Als de ouder die een tegemoetkoming voor kinderopvang ontvangt gaat werken, dan eindigt de (gemeentelijke) tegemoetkoming. Hierdoor kan de ouder na het aanvaarden van werk, terwijl de kinderopvang nodig blijft, in een financieel ongunstigere positie belanden. In die situaties dient de tegemoetkoming gedurende drie maanden ‘door te lopen’, zodat de ouder ‘de klap’ enigszins kan opvangen en tijd heeft om naar andere mogelijkheden te zoeken.

 

Indien er bij aanvang en beëindiging goede voorlichting over de kosten van kinderopvang plaatsvindt (oftewel de ouder bewust maken van de eigen bijdrage die vastzit aan de kosten van kinderopvang), zal de armoedeval in de praktijk geen belemmering hoeven zijn. In de meeste gevallen speelt de armoedeval pas bij hogere inkomens als de toeslagen van de Belastingdienst substantieel verminderen.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1Begripsbepalingen

De begripsbepalingen van de Wet kinderopvang (Wko), de Participatiewet (PW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene nabestaandenwet (Anw) zijn van toepassing op deze beleidsregels. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

 

Artikel 2Doelgroep

Het college verleent de tegemoetkoming aan de in lid 1 genoemde doelgroepen.

 

In lid 2 is vastgelegd dat de vergoeding alleen wordt verleend voor kosten van kinderopvang die noodzakelijkerwijs gemaakt moeten worden in verband met scholing, studie of het re-integratie-/inburgeringtraject. De tijd die de ouder nodig heeft om te reizen tussen de kinderopvanginstelling en de school of het re-integratiebedrijf mag hierbij worden opgeteld.

De ouder die geen kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ontvangt kan geen aanvullende tegemoetkoming van de gemeente krijgen (de doelgroep ‘sociaal medisch geïndiceerden’ uitgezonderd (zie artikel 2 lid 3). Omdat een ouder alleen een kinderopvangtoeslag kan ontvangen voor erkende opvang, is hiermee gewaarborgd dat ook de gemeentelijke tegemoetkoming alleen voor erkende opvang wordt verleend.

Een tegemoetkoming kan worden verleend voor opvang in een kindercentrum of bij een gastouder. In beide gevallen dient het om een bij wet erkende opvang te gaan.

 

In lid 3 is geregeld dat de doelgroep ‘sociaal medisch geïndiceerden’ aanspraak kan maken op een tegemoetkoming van de gemeente.

 

Artikel 3De hoogte van de tegemoetkoming

De bedragen van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst worden door de Rijksoverheid vastgesteld. Het verschil tussen de opvangkosten en de bedragen van de kinderopvangtoeslag is de eigen bijdrage die voor rekening komt van de ouder. De gemeente heeft de bevoegdheid de hoogte van de tegemoetkoming zelf te bepalen. In lid 1 is vastgelegd om de kosten van kinderopvang voor de gemeentelijke doelgroep volledig te vergoeden.

 

De onder artikel 2 lid 1 onder a, b en c genoemde groepen ontvangen (of kunnen ontvangen) een bijstandsuitkering en hebben daarmee geen draagkracht. Bij de onder d. en e. genoemde groepen zal het in de praktijk nauwelijks voorkomen, dat er een gezinsinkomen is dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Daar waar dit wel het geval is zijn de draagkrachtregels van de bijzondere bijstand van toepassing. Zie hiervoor de Beleidsregels aanvraagtermijn, drempel en draagkracht bijzondere bijstand.

 

Het maken van een draagkrachtberekening is aan de orde bij ouders die een hoger inkomen ontvangen dan de bijstandsnorm, bijvoorbeeld bij zij die werken. Ouders met een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond van de IOAW/IOAZ hebben geen draagkracht (doelgroep onder artikel 2 lid 1 onder a. en b.). Ouders met een inkomen dat iets hoger ligt dan de bijstandsnorm, hebben een klein bedrag aan draagkracht. Naarmate het inkomen stijgt, stijgt ook de draagkracht.

 

Lid 3 en 4 regelt de hoogte van de tegemoetkoming voor de doelgroep sociaal medisch geïndiceerden. De gemeente draagt zorg voor de tegemoetkoming. De ouder heeft recht op een tegemoetkoming ter hoogte van de kosten van kinderopvang voor zover deze tegemoetkoming redelijkerwijs noodzakelijk is. Waarbij een deel conform de bedragen van de kinderopvangtoeslag worden vastgesteld en voor het andere deel de draagkrachtregels van de bijzondere bijstand van toepassing zijn.

 

Artikel 4Ingangsdatum, periode en vorm

Een aanvraag kan tot uiterlijk drie kalendermaanden na de ingangsdatum van de kinderopvang ingediend worden.

De periode van de tegemoetkoming is de periode waarin het kind is geplaatst in een kinderopvanginstelling of gastoudergezin. Een uitzondering hierop vormt de periode direct na uitstroom naar betaald regulier werk.

Wanneer een ouder uitstroomt naar werk kan het voorkomen dat er sprake is van een armoedeval, aangezien de ouder(s) dan geconfronteerd kunnen worden met een eigen bijdrage in de kosten van de kinderopvang waardoor er feitelijk sprake is van een teruggang in het inkomen. In lid 3 van dit artikel is geregeld dat het college in deze gevallen de tegemoetkoming doorbetaalt tot en met de laatste dag van de derde maand volgend op de maand waarin de uitkering is beëindigd. Dit om ervoor te zorgen dat de ouders in ieder geval niet direct te maken krijgen met een inkomensteruggang bij werkaanvaarding. Het moet hierbij gaan om het aanvaarden van regulier werk. Gedurende deze overbruggingsperiode van maximaal drie maanden heeft de ouder de gelegenheid om te wennen aan de nieuwe situatie of zelf creatieve oplossingen te zoeken binnen het eigen sociale netwerk voor de opvang voor de kinderen.

De tegemoetkoming heeft altijd betrekking op het lopende kalenderjaar. De tegemoetkoming wordt toegekend voor de duur van het traject, de opleiding of de noodzaak. Per kalenderjaar wordt de hoogte van de tegemoetkoming opnieuw vastgesteld. Door een nieuwe offerte van de kinderopvanginstelling en de voorschotbeschikking van de Belastingdienst te overleggen kan de tegemoetkoming voor het nieuwe jaar correct worden berekend.

De tegemoetkoming gedurende het kalenderjaar heeft de vorm van een maandelijks voorschot.

Het voorschot is gelijk aan het totaalbedrag van de tegemoetkoming gedeeld door het aantal maanden waarin het kind op de kinderopvang verblijft.

Bij de definitieve vaststelling wordt de vergoeding voor het hele kalenderjaar vastgesteld, onder verrekening van de verstrekte voorschotten. Dit is verder geregeld in artikel 5. De gemeente betaalt de tegemoetkoming aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder.

 

Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van de gemeente aan de ouder. Alle ouders worden overigens geadviseerd de gemeentelijke tegemoetkoming te laten overmaken aan de kinderopvanginstelling. Dit om betalingsproblemen te voorkomen.

 

Artikel 5Het besluit tot vaststelling

De tegemoetkoming heeft de vorm van een subsidie. Aan de hand van een jaaropgave van de werkelijke kosten van kinderopvang en de definitieve toekenning kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst wordt de definitieve tegemoetkoming vastgesteld. Door de bepalingen over subsidie in de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren, is de vaststelling, herziening, intrekking en eventuele terugvordering van de tegemoetkoming geregeld.

 

Artikel 6Verplichtingen

De ouder is verplicht om die gegevens over te leggen die nodig zijn voor het berekenen van de tegemoetkoming. Dit is in ieder geval bij de aanvraag een ondertekende offerte en de voorlopige toekenning kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Bij de vaststelling is dit de jaaropgave van de kinderopvanginstelling of het gastouderbureau en de definitieve toekenning kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Het college kan ook besluiten de tegemoetkoming ambtshalve definitief vast te stellen. Dit is geregeld in artikel 4:47, onderdeel a van de Awb.

 

Artikel 7Lopende tegemoetkomingen SMI

Er is geen noodzaak voor overgangsrecht nu deze beleidsregels niet ongunstiger zijn.

 

Artikel 8Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.