Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tubbergen

Financiële verordening Tubbergen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTubbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening Tubbergen 2023
CiteertitelFinanciële verordening Tubbergen 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Tubbergen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212 van de Gemeentewet
  2. Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-10-202301-01-2023nieuwe regeling

26-09-2023

gmb-2023-431051

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening Tubbergen 2023

De raad van de gemeente Tubbergen,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 juli 2023, nr.19 A;

 

gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet;

 

gelet op het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV);

besluit:

 

tot vaststelling van de navolgende

 

Financiële verordening Tubbergen 2023

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

-

raad:

de gemeenteraad van Tubbergen;

-

college:

het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen;

-

afdeling:

iedere organisatorische eenheid binnen de gemeente met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

-

administratie:

het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

-

inkomsten:

totaal van de baten voor onttrekking reserves;

-

netto schuld:

bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden: crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

-

overheidsbedrijf:

onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

-

taakvelden:

uniforme eenheden waaraan de bijbehorende baten en lasten moeten worden toegerekend. Deze eenheden clusteren niet alleen producten maar ook taken en activiteiten.

-

programmabegroting:

de programmabegroting is het document waarin de voorgenomen gemeentelijke begroting uitgaven en inkomsten bij elkaar worden gebracht. De raad bepaalt het aantal en de naamgeving van de programma’s

-

rechtmatigheidsverantwoording:

de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

 

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De begroting en jaarstukken zijn ingedeeld in door de raad vastgestelde programma’s.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van burgemeester en wethouders per programma vast:

  • a. de taakvelden, en

  • b. de beleidsindicatoren. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3. De raad stelt, naast de verplicht gestelde indicatoren, op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de baten en lasten weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde baten en lasten weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positieb in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen het verbruik van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 5. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 25.000,- afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1. Het college biedt vóór medio juli aan de raad een beleidsinhoudelijk en financieel kader (raadsperspectief) ter vaststelling aan met voorstellen voor het beleid en de financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorziene uitgaven opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een taakveld of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden groter dan € 25.000, of de baten van een taakveld of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden groter dan € 25.000.

  • 4. Bij de behandeling van de tussentijdse programmasturing (programmajournaal) in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet met financieel dekkingsplan aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad periodiek door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over het lopende boekjaar. De naam voor deze rapportage luidt programmajournaal.

  • 2. In de tussentijdse rapportages wordt ingegaan op de relevante indicatoren voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid, zoals genoemd in artikel 2 lid 4.

  • 3. De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • o

      a. de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • o

      b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • o

      c. het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • o

      d. het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • o

      e. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma en

    • o

      f. het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e,

    • o

      g. de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 4. In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten in de begroting, groter dan € 25.000 per thema en investeringskredieten in de begroting groter dan € 100.000 toegelicht. Zo nodig worden herstelmaatregelen voorgesteld.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten zonder beschikbaar krediet of budget;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties; en

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Hoofdstuk 4. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt in het controleprotocol vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens zoals jaarlijks wordt bepaald bij de vaststelling van het normenkader.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) conform hetgeen opgenomen in het controleprotocol toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk op 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • o

      a. Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • o

      b. Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • o

      c. De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

  • 5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende gemeentelijke belastingen, heffingen en debiteuren Sociale Zekerheid wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college stelt per raadsperiode een nieuwe nota reserves en voorzieningen op. Zij biedt deze binnen een jaar na aantreden van een nieuwe raad ter vaststelling aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • o

      a. de vorming, de opheffing, en besteding van reserves;

    • o

      b. de vorming, de opheffing, en besteding van voorzieningen; en

    • o

      c. bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve, ter dekking van de kapitaallasten van een investering wordt minimaal aangegeven:

    • o

      d. de voeding van de reserve;

    • o

      e. de maximale hoogte van de reserve; en

    • o

      f. de maximale looptijd.

  • 2. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten voor de dekking van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het zevende en achtste lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks voor het begin van het begrotingsjaar, een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks bij het raadsperspectief (beleidsinhoudelijk en financieel kader) en bij de behandeling van de begroting de kaders aan voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de kaders in acht welke zijn opgenomen in de nota geldleningen en garanties.

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 21. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a. inhoudelijke toelichting over de totstandkoming van de tarieven en de beleidskeuzen die daaraan ten grondslag liggen;

  • b. kostendekkendheid van de lokale heffingen;

  • c. methodiek voor de toerekening van overhead aan de lokale heffingen;

  • d. extra comptabele berekening van de tarieven.

Artikel 22. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op.

Artikel 23. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. De kengetallen worden in hun onderlinge samenhang en in de context van de financiële positie beoordeeld en geïnterpreteerd.

  • 3. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 24. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • o

      a. de voortgang van het geplande onderhoud;

    • o

      b. de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2. Het college stelt per raadsperiode een nieuw onderhoudsplan openbare ruimte op en biedt deze aan de raad ter vaststelling aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair.

  • 3. Het college stelt per raadsperiode een nieuw rioleringsplan op. Zij biedt deze binnen een jaar na aantreden van een nieuwe raad ter vaststelling aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen.

  • 4. Het college stelt per raadsperiode een nieuw onderhoudsplan gebouwen op. Zij biedt deze binnen een jaar na aantreden van een nieuwe raad ter vaststelling aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a. Ontwikkelingen

  • b. Doelstellingen

  • c. Specifieke voornemens

  • d. Resultaten

  • e. Continuïteit

  • f. een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10, overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • g. een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • h. rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • i. geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 26. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen in elk geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • o

      a. welke overheadkosten worden toegerekend;

    • o

      b. welk rentepercentage gehanteerd wordt voor grondexploitatie.;

    • o

      c. geldende waarderingsgrondslagen.

  • 2. Financiële vertaling van een ruimtelijk plan, waarbij de kosten en opbrengsten gefaseerd zijn in tijd, met een richttermijn van 10 jaar (voortschrijdend).Het college stelt per raadsperiode een nieuwe nota grondbeleid op. Zij biedt deze binnen een jaar na aantreden van een nieuwe raad ter vaststelling aan.

  • De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.

De raad stelt de nota vast.

Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een grondprijzenbrief aan met een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond. De raad stelt de grondprijzenbrief vast.

  • 4.

    De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen nominale waarde.

Artikel 28. Openbaarheidsparagraaf

Stand van zaken over de uitvoering van de Wet open overheid (Woo).

 

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • o

    a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • o

    b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • o

    c. het verschaffen van informatie over het verbruik van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • o

    d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • o

    e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving en

  • o

    f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 29. Financiële organisatie

Opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan houdt het college toezicht op:

  • a. een eenduidige indeling van de organisatie en een eenduidige toewijzing van de taken aan de afdelingen;

  • b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties voor Tubbergen en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie voor Tubbergen;

  • e. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen en

  • h. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

  • i. het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 30. Interne controle

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder e. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 31. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Tubbergen, vastgesteld op 20 december 2016 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2023

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Tubbergen 2023.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 26 september 2023,

De gemeenteraad van Tubbergen,

de waarnemend griffier,

A.C. van Eck

de waarnemend voorzitter,

J.H.M. Hermans-Vloedbeld

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 14.

 

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000,- hoeven niet te worden geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen.

 

De volgende immateriële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

  • a.

    5 jaar: Onderzoek/ontwikkeling

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

  • a.

    50 jaar: Riolering (Gemeentelijk rioleringsplan);

  • b.

    40 jaar: Gebouwen van steen, betonwerken m.b.t. riolering en aanleg/renovatie sportterrein (gras);

  • c.

    25 jaar: Liften, wegen met elementenverharding, aanleg/renovatie sportterrein (kunstgras), duurzame activa (materiaal hout/hard), duurzame voorzieningen in schoolgebouwen en aangelegd gronddepot;

  • d.

    20 jaar: Gebouwen van ander materiaal, woonwagens, renovatie, verbouw, (vervanging) riolering gebouw, kunstwerken en wegen met asfaltverharding;

  • e.

    15 jaar: Hekwerken, noodlokalen, elektrotechnische installaties, werktuigbouwkundige installaties, cv-installatie,isolatie/ventilatie/energiebesparing/klimaatbeheersing, 1e inrichting scholen, elektronica en mechanica m.b.t. riolering, grasbetonstenen, verkeersmaatregelen/installaties en openbare verlichting.

  • f.

    12 jaar: Halteplaatsen openbaar vervoer;

  • g.

    10 jaar: Beveiliging (alarminstallaties), brandbeveiligings- en brandpreventievoorzieningen, buitenzonwering, stoffering, dranghekken, speeltoestellen, duurzame gebruiksgoederen en bewegwijzering/straatmeubilair;

  • h.

    4 jaar: Luchtfoto’s, grootschalige basiskaart en digitale kadasterkaart;

  • i.

    Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • j.

    Door contractuele, technische of economische redenen of op grond van een afwijkend besluit van de gemeenteraad kan incidenteel afgeweken worden van bovenstaande termijnen.

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

 

  • a.

    25 jaar: wegen, sportvelden en groenvoorzieningen;

  • b.

    20 jaar: openbare verlichting;

  • c.

    15 jaar: straatmeubilair

  • d.

    15 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing;

  • e.

    15 jaar: pompen en gemalen;