Organisatie | Aalsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Beleidsregel Wet Bibob Gemeente Aalsmeer |
Citeertitel | Beleidsregel Wet Bibob Gemeente Aalsmeer |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Het voorgaande Bibob-beleid (genaamd: Beleidslijn Bibob omgevingsvergunning bouwen en projectontwikkeling en Beleidslijn ter uitvoering van de Wet Bibob) wordt ingetrokken en vervangen door onderhavig beleidsregel.
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2023 | Nieuwe regeling | 12-09-2023 | Z23-039433 |
De Wet Bevordering integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (verder Wet Bibob) is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.
Uitgangspunten Wet Bibob algemeen
De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. Het Bibob-instrumentarium moet worden gezien als een ultimum remedium. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of een subsidie in te trekken. De gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt.
Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk een diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond (antecedenten/verdenkingen) van een persoon of onderneming. Het onderzoek is met name gericht op de organisatiestructuur en de financiële huishouding van de persoon of onderneming. Ook wordt gekeken met wie de persoon of onderneming een zakelijk samenwerkingsverband heeft of heeft gehad. Door middel van een eigen onderzoek door de gemeente en optioneel een ondersteuning bij het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Amsterdam-Amstelland (hierna: het RIEC) en/of adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob (hierna het Bureau), krijgt de gemeente zicht op integriteit van de persoon/onderneming.
Er zijn gronden om een vergunning, een gunning, een subsidie of vastgoedtransactie te weigeren of in te trekken indien er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin de gemeentelijke bestuursorganen duidelijk aangeven op welke wijze de Wet Bibob door de bestuursorganen van de gemeente worden toegepast. Dit schept duidelijkheid naar de inwoners en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen.
Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.
Hoofdstuk 2 Inleidende bepalingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
aanvrager:de (rechts)persoon die de vergunning aanvraagt, of de subsidieontvanger, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de (rechts)persoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd, of de (rechts)persoon met wie een vastgoedtransactie wordt of is aangegaan;
betrokkene: de aanvrager, de houder van een beschikking/vergunning, het zakelijk samenwerkingsverband, de onderaannemer, leidinggevende of bestuurder, vermogensverschaffer, zeggenschap hebbende of aandeelhouder, vennoot, gemachtigde, gevolmachtigde of maat. Dit kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen zijn;
subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel: de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. De gemeente dient eerst te onderzoeken of bestaande weigerings- c.q. intrekkingsgronden mogelijkheden bieden om een vergunning al dan niet te weigeren of in te trekken;
wabo-aanvraag: de aanvraag van een vergunning ingevolge artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Wabo komt met de inwerkingtreding van de Omgevingswet te vervallen. Wanneer de Omgevingswet in werking treedt, zal het respectievelijke wetsartikel uit de Omgevingswet (5.1) gaan gelden in het Bibob-proces;
zakelijk samenwerkingsverband: zoals bijvoorbeeld de compagnon, bedrijfsleider, leidinggevende, beheerder van de onderneming, echtgenoten in gemeenschap van goederen, andere bedrijven in het concern (zoals moeder-/dochterbedrijven), de feitelijk leidinggevende, de vermogensverstrekker, de huurder/verhuurder, of de persoon die gelijk gesteld kan worden aan de aanvrager. Hieronder kunnen ook niet-actuele (ofwel verbroken) relaties vallen.
Artikel 2 Risicogebieden en bedrijfsmatige activiteiten
De burgemeester kan conform artikel 2.49b lid 2a van de APV risicogebieden, gebouwen en/of bedrijfsmatig activiteiten in de gemeente aanwijzen waarbinnen de Wet Bibob integraal, dus op alle wettelijk toegestane sectoren, onverkort wordt toegepast. Het gaat hierbij om gebieden of branches die extra aandacht behoeven voor wat betreft leefbaarheid en veiligheid. Daarnaast gaat het zowel om aanvragers van nieuwe beschikkingen en overheidsopdrachten, als houders van bestaande beschikkingen.
Artikel 3 Toepassing Bibob in afwijking van de beleidsregel
Daar waar deze beleidsregel (nog) niet in voorziet en er zowel binnen, als buiten de in deze beleidsregel genoemde onderwerpen c.q. rubrieken, toch bezwaren/bedenkingen zijn m.b.t. de integriteit van de betrokkene c.q. de transparantie van de bedrijfs-/organisatiestructuur c.q. m.b.t. de wijze van financiering, beslist de burgemeester respectievelijk het college van B&W of men de Wet Bibob alsnog toepast. Hiervan zal de betreffende betrokkene onverwijld in kennis worden gesteld.
De wettelijke basis hiervoor is artikel 4:84 Algemene Wet Bestuursrecht, waarin het de gemeente is toegestaan om, indien concrete omstandigheden daartoe aanleiding geven en mits gemotiveerd, af te wijken van wat in de beleidsregel staat (inherente afwijkingsbevoegdheid).
Hoofdstuk 3 Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 4 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen
De categorieën slijtersbedrijven en para-commerciële rechtspersonen, als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet zijn uitgezonderd van de Bibob-toets, tenzij sprake is van een situatie, zoals genoemd in artikel 4 Alcoholwet;
artikel 2:28 van de APV van de gemeente (exploitatievergunning openbare inrichtingen), waaronder ook hotels met enkel een logiesfunctie, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;
artikel 3:4 van de APV van de gemeente (seksinrichting, escortbedrijf), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, verlenging van een vergunning, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;
De Bibob-toets zal in beginsel niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
in de situatie dat een aanvrager recent (minder dan 1 jaar) een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft aangevraagd waarbij het Bibob-vragenformulier al is ingediend, hoeft niet het gehele vragenformulier opnieuw in te vullen, maar kan worden volstaan met het afleggen van een verklaring dat zich geen wijzigingen hebben voorgedaan.
Artikel 5 Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking
Het bestuursorgaan past de Wet Bibob ook toe in de gevallen dat er informatie beschikbaar is, die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of, naar redelijkerwijs kan worden vermoed, gepleegd zullen worden. Deze gegevens kunnen worden ontvangen van het Openbaar Ministerie (hierna: OM), het Bureau, c.q. een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet Bibob.
Het bestuursorgaan kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie van een of meerdere partners van het samenwerkingsverband RIEC - zoals niet-limitatief andere gemeenten, het OM, politie en Belastingdienst - die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking wordt gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;
het bestuursorgaan past de Wet Bibob ook toe in de gevallen dat er informatie beschikbaar is, die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden. Deze gegevens kunnen worden ontvangen van het OM, het Bureau, c.q. een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet Bibob;
bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan een betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken;
bekend wordt dat betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets al dan niet ter voorkoming van het aanleveren van aanvullende informatie de aanvraag door de betrokkene is ingetrokken en aan een betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.
Hoofdstuk 4 Privaatrechtelijke transacties
Artikel 7 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
Het bestuursorgaan past de Wet Bibob in beginsel toe met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder 2o van de Wet Bibob, waarbij de gemeente als civiele partij betrokken is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.
Het bestuursorgaan past de Wet Bibob ook toe in de gevallen dat er informatie beschikbaar is, die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden. Deze gegevens kunnen worden ontvangen van het OM, het Bureau, c.q. een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet Bibob.
De betrokkene dient naast de reguliere aanvraag- en/of vragenformulieren ook Bibob-vragenformulieren in te vullen en samen met de bijbehorende bijlagen in leveren. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.
Voordat eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene Wet Bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van desbetreffende vergunning.
Artikel 10 Onderzoek het Bureau
In bepaalde gevallen kan het bestuursorgaan een advies aanvragen aan het Bureau.
Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt de betrokkene hier schriftelijk over geïnformeerd door de gemeente. De beslissing om advies aan te vragen, is geen besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hiertegen kan de betrokkene geen bezwaar maken. Het Bureau zal op verzoek van de gemeente een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar of over de ernst van de feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. Naast de aanvrager kunnen andere personen betrokken worden in het onderzoek.
Het Bureau kan drie soorten adviezen afgeven: er is sprake van een ernstige mate van gevaar, een mindere mate van gevaar of er is sprake van geen gevaar.
Wanneer er sprake is van een mindere mate van gevaar kan de gemeente voorwaarden verbinden aan de vergunning, subsidie, aanbesteding en/of vastgoed-/grondtransactie.
Het bestuursorgaan gaat in principe over tot een negatief besluit op de aanvraag van de beschikking, dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
Voordat een negatief besluit wordt genomen als bedoeld in artikel 5.1, onder lid 1, moet het bestuursorgaan zich, op grond van artikel 3:9 van de Algemene Wet Bestuursrecht, ervan vergewissen dat het onderzoek van het Bureau op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Daarbij mag in beginsel van het advies worden uitgegaan, maar moet het bestuursorgaan wel onderzoeken of de feiten de conclusie kunnen dragen.
Artikel 13 Melding aan het Bureau
Indien de gemeente na het eigen onderzoek, zonder advies van het Bureau, concludeert tot een ernstig gevaar of mindere mate van gevaar, meldt men dit onverwijld aan het Bureau. Dit doet de gemeente ook wanneer de gemeente redelijkerwijs vermoedt dat een betrokkene zich vanwege het toepassen van deze Wet Bibob terugtrekt uit de procedure nadat een eigen onderzoek is gestart. De meldplicht start vanaf het moment dat een eigen onderzoek is gestart (art. 7a, lid 8, Wet Bibob).
Het Bibob-instrument wordt vooral ingezet waar de kans dat de gemeente criminelen c.q. criminele organisaties onbewust faciliteert middels vergunningverlening, subsidieverstrekking, gunning overheidsopdracht of bij het aangaan van een vastgoed- en/of grondtransactie, het grootst is. Door dit instrument risicogericht in te zetten worden de administratieve lasten voor ondernemers beperkt en worden bonafide ondernemers zoveel mogelijk ontzien. Ondernemers en marktpartijen die te maken kunnen krijgen met een Bibob-onderzoek worden hier in een zo vroeg mogelijk stadium over geïnformeerd (artikel 32 Wet Bibob).
Het kan voorkomen dat een exploitant of marktpartij meerdere keren met dezelfde onderneming of hetzelfde project met de Wet Bibob in aanraking komt.
Verwerkingen op grond van de Wet Bibob voldoen aan de vereisten die neergelegd zijn in de Wet Bibob en de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG). De AVG kent, naast de vereisten van rechtmatigheid en doelbinding, beginselen van gegevensverwerking, zoals minimale gegevensverwerking, juistheid en opslagbeperking (artikel 5 AVG), de rechten van betrokkene (artikelen 12–22 AVG) en databeveiliging (artikel 32 AVG). De opslag, bewaring, verwijdering/vernietiging en beveiliging van de gegevens voldoen tevens aan de normen van de AVG.
De Bibob-informatie wordt, conform de AVG, maximaal vijf jaren na het einde van de zaak vernietigd, tenzij er in het dossier informatie aanwezig is die op dat moment duidt of kan duiden op een ernstige of mindere mate van gevaar op grond van de Wet Bibob of een buiten behandeling stelling op grond van de Awb. In dat geval wordt de informatie voor nog eens vijf jaren bewaard (in totaal tien jaar).
Deze beleidsregel is van toepassing op de - na de datum van inwerkingtreding - ontvangen aanvragen als bedoeld in deze beleidsregel.