Organisatie | Dinkelland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening sociaal medische indicatie kinderopvang Dinkelland 2023 |
Citeertitel | Verordening sociaal medische indicatie kinderopvang Dinkelland 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-10-2023 | nieuwe regeling | 26-09-2023 | 723636 |
De raad van de gemeente Dinkelland,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 juni 2023;
gezien het advies van de raadscommissie van 19 september 2023;
Gelet op artikel 147, 149 en 156 van de Gemeentewet;
Verordening sociaal medische indicatie kinderopvang Dinkelland 2023.
In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
SMI-kinderopvang: kinderopvang in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang ingezet als tijdelijke noodmaatregel voor kinderen in de leeftijd van acht weken tot aan de leeftijd van instroom op het voortgezet onderwijs, waarbij de ouder(s) kan werken aan verbetering van de situatie binnen het gezin;
Hoofdstuk 4. Beëindiging, herziening, intrekking en terugvordering
Naast de wettelijke doelgroep van de Wet kinderopvang (Wko) bestaat er ook een doelgroep, die de kinderopvang nodig heeft vanwege een Sociaal Medische Indicatie (SMI). De wetgever heeft bij de totstandkoming van de Wko in 2005 besloten om artikel 1.12 van die wet (nog) niet in werking te laten treden. Dit artikel is nog steeds niet in werking getreden. Het budget voor kinderopvang voor deze doelgroep SMI is wel door de wetgever toegevoegd aan de algemene middelen van het gemeentefonds en wordt aangemerkt als een algemene uitkering. Daaraan worden geen voorwaarden gesteld. Het Rijk heeft ook geen voorwaarden of beperkingen opgelegd (beoogd) aan de vormgeving van het gemeentelijk beleid voor de doelgroep SMI. De tegemoetkoming kinderopvang op grond van een SMI moet worden gezien als een vangnetregeling die de mogelijkheid geeft om ouders (tijdelijk) financieel te ondersteunen in de kosten van de kinderopvang, omdat zij (nog) niet onder de doelgroep van Wko vallen.
Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder a: college
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder b: kind
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder c: ouder(s)
Deze begripsbepaling regelt dat wordt aangesloten bij de begripsbepaling van de ouder als genoemd in de Wet kinderopvang. Het betreft de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft. Het begrip ouder is ook van belang voor de aanspraak. Een ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze wet geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.
Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder d: ouderbijdrage
Ouder(s) kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van de SMI-kinderopvang. De term tegemoetkoming impliceert al dat niet de volledige kosten voor vergoeding in aanmerking komt. Een deel blijft voor eigen rekening op basis van de hoogte van het inkomen: de ouderbijdrage.
Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder e: SMI
Het gaat om een indicatie op grond van deze verordening.
Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder f: tegemoetkoming
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Artikel 1.1 eerste lid aanhef onder g: Voorliggende voorziening
Dit onderdeel bepaalt wat onder een voorliggende voorziening wordt verstaan. Denk bijvoorbeeld aan de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Zorgverzekeringswet (Zvw).
Artikel 1.1 eerste lid onder h: wet
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Het kan voorkomen dat er sprake is van structurele (langdurige) problematiek waarbij de indicatie op grond van deze verordening niet passend is. Immers de SMI wordt slechts voor een beperkte periode afgegeven. Denk bijvoorbeeld aan de noodzaak voor jeugdhulp voor het kind of opvoedondersteuning voor de ouder(s) op grond van de Jeugdwet. Zie ook het bepaalde in artikel 2.1, vierde lid onder a, van de verordening. Hiermee wordt overigens niet uitgesloten dat kinderopvang als bedoeld in deze verordening niet als voorliggende voorziening kan gelden voor de Jeugdwet. Dat is afhankelijk van de individuele situatie.
Met de in de gemeente Dinkelland woonachtige ouder wordt, evenals in art. 22, derde lid, van de Wet kinderopvang, bedoeld de ouder die op grond van de art. 10, eerste lid en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek zijn woonplaats heeft in de gemeente Dinkelland. In het algemeen zal dit geen problemen opleveren; zij zullen ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen (BRP). Bij een geoorloofd ontbreken daarvan zal het college moeten vaststellen of Dinkelland de feitelijke verblijfplaats van de ouder(s) is.
De SMI-indicatie kan alleen betrekking hebben op de periode van zorg voor het kind zoals die tussen de ouders in het kader van het co-ouderschap is overeengekomen. Dat wil overigens niet zeggen dat ouders die beiden in de gemeente Dinkelland wonen en voldoen aan de voorwaarden niet beide in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming voor SMI-kinderopvang.
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Dit onderdeel bepaalt dat als de ouder(s) onder de doelgroep van de Wko valt, er geen recht bestaat op een tegemoetkoming op grond van deze verordening. De Wko is gewijzigd. Onder meer dat het recht op kinderopvangtoeslag voor huishoudens waarin de ene partner werkt en de andere partner een indicatie heeft op grond van de Wlz. Zij vallen buiten de doelgroep van deze verordening.
Dit onderdeel bepaalt dat er sprake moet zijn van medische of sociale problematiek op grond waarvan SMI-kinderopvang noodzakelijk is. Dit ter beoordeling van het college.
Dit lid bevat de nauwkeurig beschreven opdracht van de gemeenteraad aan het college om nadere regels te stellen. De aard van de bevoegdheid verzet zich niet tegen delegatie van de genoemde onderwerpen. Het college is hiermee staat om het beschikbare budget van het Rijk op passende wijze in te zetten. Tevens sluit de delegatieopdracht aan bij de beleidsruimte die gemeenten hebben in de manier waarop de middelen van het Rijk worden besteed.
Ook dit lid bevat een delegatiebepaling, maar deze is niet verplicht gesteld. Het college kan dus kiezen om nadere regels te stellen.
Dit lid bepaalt wat niet tot de kinderopvang wordt gerekend; en is gebaseerd op artikel 1.1, tweede lid, van de Wko. Deze bepaling voorkomt dat tegemoetkomingen worden verstrekt in situaties waarin de ouder(s) bijvoorbeeld al passende opvang hebben georganiseerd die behoort tot de normale oudertaak.
Dit artikel bepaalt een aantal weigeringsgronden. De instelling waarmee ouder(s) een contract wensen te sluiten moet ingeschreven staan in Landelijk register kinderopvang (onderdeel a). In geval van een voorliggende voorziening bestaat geen aanspraak op een tegemoetkoming (onderdeel b). Er kan geen limitatieve opsomming worden gegeven van voorliggende voorzieningen. Voorbeelden zijn in ieder geval: de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Zorgverzekeringswet (Zvw). Op grond van deze wetten kan de ouder(s) gebruik maken het Medisch Kleuter Dagverblijf (MKD) of een Kinderdagcentrum (KDC). Dit lid biedt ook een grondslag voor de beslissing als de ouder(s) geen aanvraag willen indienen op grond van een voorliggende voorziening. Zal de opvang niet plaatsvinden of wordt deze niet adequaat bevonden door het college, dan wordt de tegemoetkoming ook geweigerd (onderdeel c). Met niet adequaat wordt bedoeld, dat de door de ouder gekozen instelling voor SMI-kinderopvang naar het oordeel van het college niet, of onvoldoende bijdraagt aan het doel om de dreigende ernstige ontwikkelingsachterstand van het kind te voorkomen of te verminderen.
Het college stelt een aanvraagformulier beschikbaar voor degene die in aanmerking wenst te komen voor een tegemoetkoming. Daarbij kan het college nadere regels stellen. Beide ouders bij wie het kind verblijft dienen de aanvraag in of de een namens de ander. In geval van een alleenstaande ouder dient alleen die ouder de aanvraag in.
Dit lid bepaalt dat de aanvraag moet worden ingediend voordat de ouder(s) de kosten voor de SMI-kinderopvang maken. Dit betekent ook dat de tegemoetkoming niet met terugwerkende kracht wordt verleend.
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Artikel 2.4 Noodzaak, ingangsdatum en betaling tegemoetkoming
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Verlening van de tegemoetkoming vindt plaats vanaf de datum waarop de SMI-kinderopvang begint of zal beginnen.
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Artikel 2.5 Hoogte tegemoetkoming
Dit artikel bepaalt dat de hoogte van de tegemoetkoming is gemaximeerd.
Hoofdstuk 3. Verplichtingen van de ouder
Artikel 3.1 Inlichtingenplicht en medewerkingsplicht
Dit lid bepaalt dat de ouder(s) desgevraagd de inlichtingen (gegevens en bescheiden) moet verstrekken die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Het gaat om bescheiden waarover de ouder(s) redelijkerwijs over kunnen beschikken. Deze verplichting geldt op grond van artikel 4:2 van de Awb.
Een eenmaal toegekende tegemoetkoming ontslaat de ouder(s) niet van de inlichtingenplicht. Er kunnen zich immers omstandigheden voordoen die aanleiding zijn om het toekenningsbesluit te herzien of in te trekken. Denk bijvoorbeeld aan omstandigheden op grond waarvan er geen noodzaak meer bestaat voor SMI-kinderopvang of een wijziging van het inkomen op grond waarvan toch een ouderbijdrage verschuldigd is. Daarover gaat dit lid.
De medewerkingsplicht van de ouder(s) ligt in het verlengde van de inlichtingenplicht. Van ouder(s) wordt verwacht dat zij medewerking verlenen die nodig is voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels. Daaronder kan ook het meewerken aan een deskundigenadvies vallen.
Hoofdstuk 4. Beëindiging, herziening, intrekking en terugvordering
Er wordt gesproken van een beëindiging als de inwerkingtreding van het besluit ingaat vanaf het heden of naar de toekomst toe. Beëindiging heeft dus, in tegenstelling tot een herziening of intrekking, geen terugwerkende kracht.
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Het kan voorkomen dat de omstandigheden bij de ouder(s) of kind wijzigen in die zin dat er geen recht meer bestaat op een SMI-indicatie en de daaruit voortvloeiende tegemoetkoming.
Het niet voldoen aan gestelde voorwaarden kan met zich meebrengen dat het college de tegemoetkoming beëindigd. Het kan dus ook om voorwaarden gaan die zijn opgenomen in nadere regels.
Artikel 4.2. Herziening of intrekking
Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.
Het (deels) ongedaan maken van het recht over een periode in het verleden, wordt herzien of intrekken genoemd. Een herziening of intrekking van het besluit is het met terugwerkende kracht opnieuw beslissen over de aanspraak over een periode in het verleden. Daarbij kan het recht afwijkend worden vastgesteld (herzien) of worden ingetrokken als er in het geheel geen aanspraak heeft bestaan. Het gaat om situaties waarin het college anders over de aanvraag zou oordelen als het op dat moment bekend was met de achteraf bekende informatie.
Het college kan overgaan tot terugvordering van de tegemoetkoming als het toekenningsbesluit is herzien of introkken onder toepassing van artikel 4.2 van deze verordening.
Dit lid regelt de bevoegdheid voor het college om over te gaan tot terugvordering in het geval van een onverschuldigde betaling (art. 6:203 e.v. BW). Op grond van dit lid kan het college een zonder rechtsgrond verrichte betaling ongedaan maken. Denk bijvoorbeeld aan een administratieve vergissing.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouder(s) of het kind afwijken van de bepalingen van de verordening. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van hen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering. Bij de beoordeling van de aanvraag zou het college zelf aanleiding kunnen zien om de hardheidsclausule toe te passen. In het algemeen geldt echter dat de ouder(s) gemotiveerd moet aangeven dat zijn situatie bijzonder is en zal hij dat desgevraagd ook nader moeten onderbouwen.
Artikel 5.2 Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel regelt de inwerkingtreding en bepaalt de citeertitel. Aanvragen om bijzondere bijstand die worden ingediend op of ná de datum van inwerkingtreding worden afgewezen op grond van artikel 15 van de Participatiewet. De tegemoetkoming Sociaal medische indicatieis namelijk een toereikende en passende voorliggende voorziening in de zin van dat artikel.