Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tubbergen

Verordening sociaal medische indicatie kinderopvang Tubbergen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTubbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening sociaal medische indicatie kinderopvang Tubbergen 2023
CiteertitelVerordening sociaal medische indicatie kinderopvang Tubbergen 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. artikel 156 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-10-2023nieuwe regeling

26-09-2023

gmb-2023-429636

667767

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening sociaal medische indicatie kinderopvang Tubbergen 2023

De raad van de gemeente Tubbergen,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 juli 2023;

 

gezien het advies van de raadscommissie van 12 september 2023;

 

Gelet op artikel 147, 149 en 156 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat;

 

  • -

    Het voor de verlening van de Sociaal Medische Indicatie kinderopvang en de vaststelling van regels over de ouderbijdrage noodzakelijk is regels op basis van een verordening te regelen

 

besluit vast de stellen de

 

 

Verordening sociaal medische indicatie kinderopvang Tubbergen 2023.

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tubbergen;

    • b.

      Kind: een eigen kind, stiefkind of pleegkind;

    • c.

      Ouder: de personen bedoeld in de Wet kinderopvang;

    • d.

      Ouderbijdrage: de bijdrage voor de kosten van SMI-kinderopvang die voor rekening blijft van de ouder(s);

    • e.

      SMI-kinderopvang: kinderopvang in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang ingezet als tijdelijke noodmaatregel voor kinderen in de leeftijd van acht weken tot aan de leeftijd van instroom op het voortgezet onderwijs, waarbij de ouder(s) kan werken aan verbetering van de situatie binnen het gezin;

    • f.

      Tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op basis van een Sociaal Medische Indicatie;

    • g.

      Voorliggende voorziening: een aanspraak op kinderopvang of een daarmee vergelijkbare voorziening op grond van een wet of regeling waar de ouder(s) een beroep kan doen;

    • h.

      Wet: de Wet kinderopvang (Wko).

    • i.

      Peildatum: datum aanvraag.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet of de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden

Artikel 2.1 Aanspraak

  • 1.

    Het college kan een tegemoetkoming verlenen als:

    • a.

      de ouder(s) woonplaats heeft in de gemeente Tubbergen en de opvang in de gemeente Tubbergen wordt geboden;

    • b.

      sprake is van co-ouderschap doch slechts voor dat deel van de zorg voor het kind dat de ouder als bedoeld in onderdeel a heeft gedurende de periode waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      de ouder(s) Nederlander zijn of daarmee gelijkgesteld als bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid, van de Participatiewet;

    • d.

      de ouder(s) niet onder de doelgroep van de wet valt;

    • e.

      er naar het oordeel van het college sprake is van sociaal-medische problematiek en dat SMI-kinderopvang noodzakelijk is.

  • 2.

    Het college stelt nadere regels over:

    • a.

      de doelgroep die in aanmerking komt voor een indicatie voor SMI-kinderopvang;

    • b.

      de maximale duur van de indicatie voor SMI-kinderopvang;

    • b.

      de omvang van de indicatie voor SMI-kinderopvang, rekening houdend met leeftijdscategorieën;

    • c.

      wanneer een ouderbijdrage verschuldigd is en wat de hoogte daarvan is.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop een Sociaal Medische Indicatie en de noodzaak van SMI-kinderopvang worden vastgesteld.

  • 4.

    Tot SMI-kinderopvang worden niet gerekend:

    • a.

      verzorging en opvoeding die plaatsvindt in het kader van de Jeugdwet;

    • b.

      de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen, anders dan gastouderopvang, die geschiedt op een plaats waar het kind zijn hoofdverblijf heeft.

Artikel 2.2 Weigeringsgronden

Het college weigert de tegemoetkoming in de kosten van SMI-kinderopvang als:

  • a.

    de kinderopvangorganisatie niet is opgenomen in het Landelijk register kinderopvang als bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid, van de wet;

  • b.

    de ouder aanspraak kan maken op een adequate voorliggende voorziening;

  • c.

    de opvang niet zal plaatsvinden of niet adequaat is.

Artikel 2.3 De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een tegemoetkoming wordt gedaan op een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier. Het college kan nadere regels stellen voor de bescheiden die tot de aanvraag behoren.

  • 2.

    De aanvraag wordt door beide ouders gedaan of door een van hen namens de ander.

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend voordat de kosten voor SMI-kinderopvang worden gemaakt.

  • 4.

    De ouder(s) verstrekt een kopie van het contract met de SMI-kinderopvanginstelling aan het college.

Artikel 2.4 Noodzaak, vaststelling ouderbijdrage, ingangsdatum en betaling tegemoetkoming

  • 1.

    Het college bepaalt de noodzaak en hoogte van een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang met inachtneming van het SMI-advies.

  • 2.

    Het college stelt de ingangsdatum van de tegemoetkoming in de kosten van SMI-kinderopvang vast op de dag dat de opvang zalplaatsvinden.

  • 3.

    De tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang wordt uitbetaald aan de kinderopvangorganisatie die de SMI-kinderopvang biedt.

Artikel 2.5 Hoogte van de tegemoetkoming

Het college stelt de te vergoeden uurprijs voor SMI-kinderopvang vast op maximaal het bedrag genoemd in artikel 4 van het Besluit kinderopvangtoeslag.

Artikel 2.6 Ouderbijdrage

De ouderbijdrage wordt in rekening gebracht bij de ouder(s) door de kinderopvangorganisatie die de SMI-kinderopvang biedt.

Hoofdstuk 3. Verplichtingen van de ouder

Artikel 3.1 Inlichtingenplicht en medewerkingsplicht

  • 1.

    De ouder(s) verstrekt aan het college desgevraagd alle gegevens en bescheiden die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag en waarover hij redelijkerwijs kan beschikken.

  • 2.

    De ouder(s) verstrekt aan het college desgevraagd of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot een herziening of intrekking van de beslissing.

  • 3.

    De ouder(s) verleent desgevraagd medewerking aan het onderzoek waaronder een deskundigenadvies.

Hoofdstuk 4. Beëindiging, herziening, intrekking en terugvordering

Artikel 4.1 Beëindiging

Het college kan een besluit beëindigen als:

  • a.

    de ouder(s) geen woonplaats meer heeft in de gemeente Tubbergen;

  • b.

    de noodzaak voor SMI-kinderopvang niet langer aanwezig is;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden bij of krachtens deze verordening.

Artikel 4.2 Herziening of intrekking

  • 1.

    Het college kan een besluit herzien als de ouder(s) daarom verzoekt gelet op een wijziging in de inkomenssituatie die aanleiding is om de hoogte van de ouderbijdrage lager vast te stellen.

  • 2.

    Het college kan een besluit herzien of intrekken als achteraf blijkt dat de ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

Artikel 4.3 Terugvordering

  • 1.

    Het college kan de tegemoetkoming terugvorderen als het college het besluit heeft herzien of ingetrokken op grond van artikel 4.2 van de verordening.

  • 2.

    Het college kan de kosten van de tegemoetkoming terugvorderen in geval van een onverschuldigde betaling.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, voor zover toepassing van deze verordening gelet op het belang van de ouder(s) of het kind of beiden tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na datum bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening sociaal medische indicatie kinderopvang Tubbergen 2023.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 26 september 2023.

De waarnemend raadsgriffier,

De voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Naast de wettelijke doelgroep van de Wet kinderopvang (Wko) bestaat er ook een doelgroep, die de kinderopvang nodig heeft vanwege een Sociaal Medische Indicatie (SMI). De wetgever heeft bij de totstandkoming van de Wko in 2005 besloten om artikel 1.12 van die wet (nog) niet in werking te laten treden. Dit artikel is nog steeds niet in werking getreden. Het budget voor kinderopvang voor deze doelgroep SMI is wel door de wetgever toegevoegd aan de algemene middelen van het gemeentefonds en wordt aangemerkt als een algemene uitkering. Daaraan worden geen voorwaarden gesteld. Het Rijk heeft ook geen voorwaarden of beperkingen opgelegd (beoogd) aan de vormgeving van het gemeentelijk beleid voor de doelgroep SMI. De tegemoetkoming kinderopvang op grond van een SMI moet worden gezien als een vangnetregeling die de mogelijkheid geeft om ouders (tijdelijk) financieel te ondersteunen in de kosten van de kinderopvang, omdat zij (nog) niet onder de doelgroep van Wko vallen.

 

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder a: college

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder b: kind

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder c: ouder(s)

Deze begripsbepaling regelt dat wordt aangesloten bij de begripsbepaling van de ouder als genoemd in de Wet kinderopvang. Het betreft de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft. Het begrip ouder is ook van belang voor de aanspraak. Een ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze wet geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.

 

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder d: ouderbijdrage

Ouder(s) kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van de SMI-kinderopvang. De term tegemoetkoming impliceert al dat niet de volledige kosten voor vergoeding in aanmerking komt. Een deel blijft voor eigen rekening op basis van de hoogte van het inkomen: de ouderbijdrage.

 

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder e: SMI

Het gaat om een indicatie op grond van deze verordening.

 

Artikel 1.1 eerste lid aanhef en onder f: tegemoetkoming

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Artikel 1.1 eerste lid aanhef onder g: Voorliggende voorziening

Dit onderdeel bepaalt wat onder een voorliggende voorziening wordt verstaan. Denk bijvoorbeeld aan de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Zorgverzekeringswet (Zvw).

 

Artikel 1.1 eerste lid onder h: wet

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Artikel 1.1 tweede lid

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Hoofdstuk 2. Voorwaarden

Artikel 2.1 Aanspraak

Algemeen

Het kan voorkomen dat er sprake is van structurele (langdurige) problematiek waarbij de indicatie op grond van deze verordening niet passend is. Immers de SMI wordt slechts voor een beperkte periode afgegeven. Denk bijvoorbeeld aan de noodzaak voor jeugdhulp voor het kind of opvoedondersteuning voor de ouder(s) op grond van de Jeugdwet. Zie ook het bepaalde in artikel 2.1, vierde lid onder a, van de verordening. Hiermee wordt overigens niet uitgesloten dat kinderopvang als bedoeld in deze verordening niet als voorliggende voorziening kan gelden voor de Jeugdwet. Dat is afhankelijk van de individuele situatie.

 

Eerste lid aanhef onder a

Met de in de gemeente Tubbergen woonachtige ouder wordt, evenals in art. 22, derde lid, van de Wet kinderopvang, bedoeld de ouder die op grond van de art. 10, eerste lid en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek zijn woonplaats heeft in de gemeente Tubbergen. In het algemeen zal dit geen problemen opleveren; zij zullen ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen (BRP). Bij een geoorloofd ontbreken daarvan zal het college moeten vaststellen of Tubbergen de feitelijke verblijfplaats van de ouder(s) is.

 

Eerste lid aanhef onder b

De SMI-indicatie kan alleen betrekking hebben op de periode van zorg voor het kind zoals die tussen de ouders in het kader van het co-ouderschap is overeengekomen. Dat wil overigens niet zeggen dat ouders die beiden in de gemeente Tubbergen wonen en voldoen aan de voorwaarden niet beide in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming voor SMI-kinderopvang.

 

Eerste lid aanhef onder c

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Eerste lid aanhef onder d

Dit onderdeel bepaalt dat als de ouder(s) onder de doelgroep van de Wko valt, er geen recht bestaat op een tegemoetkoming op grond van deze verordening. De Wko is gewijzigd. Onder meer dat het recht op kinderopvangtoeslag voor huishoudens waarin de ene partner werkt en de andere partner een indicatie heeft op grond van de Wlz. Zij vallen buiten de doelgroep van deze verordening.

 

Eerste lid aanhef onder e

Dit onderdeel bepaalt dat er sprake moet zijn van medische of sociale problematiek op grond waarvan SMI-kinderopvang noodzakelijk is. Dit ter beoordeling van het college.

 

Tweede lid

Dit lid bevat de nauwkeurig beschreven opdracht van de gemeenteraad aan het college om nadere regels te stellen. De aard van de bevoegdheid verzet zich niet tegen delegatie van de genoemde onderwerpen. Het college is hiermee staat om het beschikbare budget van het Rijk op passende wijze in te zetten. Tevens sluit de delegatieopdracht aan bij de beleidsruimte die gemeenten hebben in de manier waarop de middelen van het Rijk worden besteed.

 

Derde lid

Ook dit lid bevat een delegatiebepaling, maar deze is niet verplicht gesteld. Het college kan dus kiezen om nadere regels te stellen.

 

Vierde lid

Dit lid bepaalt wat niet tot de kinderopvang wordt gerekend; en is gebaseerd op artikel 1.1, tweede lid, van de Wko. Deze bepaling voorkomt dat tegemoetkomingen worden verstrekt in situaties waarin de ouder(s) bijvoorbeeld al passende opvang hebben georganiseerd die behoort tot de normale oudertaak.

 

Artikel 2.2 Weigeringsgronden

Dit artikel bepaalt een aantal weigeringsgronden. De instelling waarmee ouder(s) een contract wensen te sluiten moet ingeschreven staan in Landelijk register kinderopvang (onderdeel a). In geval van een voorliggende voorziening bestaat geen aanspraak op een tegemoetkoming (onderdeel b). Er kan geen limitatieve opsomming worden gegeven van voorliggende voorzieningen. Voorbeelden zijn in ieder geval: de Wet langdurige zorg (Wlz) of de Zorgverzekeringswet (Zvw). Op grond van deze wetten kan de ouder(s) gebruik maken het Medisch Kleuter Dagverblijf (MKD) of een Kinderdagcentrum (KDC). Dit lid biedt ook een grondslag voor de beslissing als de ouder(s) geen aanvraag willen indienen op grond van een voorliggende voorziening. Zal de opvang niet plaatsvinden of wordt deze niet adequaat bevonden door het college, dan wordt de tegemoetkoming ook geweigerd (onderdeel c). Met niet adequaat wordt bedoeld, dat de door de ouder gekozen instelling voor SMI-kinderopvang naar het oordeel van het college niet, of onvoldoende bijdraagt aan het doel om de dreigende ernstige ontwikkelingsachterstand van het kind te voorkomen of te verminderen.

 

Artikel 2.3 De aanvraag

Eerste en tweede lid

Het college stelt een aanvraagformulier beschikbaar voor degene die in aanmerking wenst te komen voor een tegemoetkoming. Daarbij kan het college nadere regels stellen. Beide ouders bij wie het kind verblijft dienen de aanvraag in of de een namens de ander. In geval van een alleenstaande ouder dient alleen die ouder de aanvraag in.

 

Derde lid

Dit lid bepaalt dat de aanvraag moet worden ingediend voordat de ouder(s) de kosten voor de SMI-kinderopvang maken. Dit betekent ook dat de tegemoetkoming niet met terugwerkende kracht wordt verleend.

 

Vierde lid

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Artikel 2.4 Noodzaak, ingangsdatum en betaling tegemoetkoming

Eerste lid

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Tweede lid

Verlening van de tegemoetkoming vindt plaats vanaf de datum waarop de SMI-kinderopvang begint of zal beginnen.

 

Derde lid

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Artikel 2.5 Hoogte tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt dat de hoogte van de tegemoetkoming is gemaximeerd.

 

Hoofdstuk 3. Verplichtingen van de ouder

Artikel 3.1 Inlichtingenplicht en medewerkingsplicht

Eerste lid

Dit lid bepaalt dat de ouder(s) desgevraagd de inlichtingen (gegevens en bescheiden) moet verstrekken die nodig zijn om de aanvraag te beoordelen. Het gaat om bescheiden waarover de ouder(s) redelijkerwijs over kunnen beschikken. Deze verplichting geldt op grond van artikel 4:2 van de Awb.

 

Tweede lid

Een eenmaal toegekende tegemoetkoming ontslaat de ouder(s) niet van de inlichtingenplicht. Er kunnen zich immers omstandigheden voordoen die aanleiding zijn om het toekenningsbesluit te herzien of in te trekken. Denk bijvoorbeeld aan omstandigheden op grond waarvan er geen noodzaak meer bestaat voor SMI-kinderopvang of een wijziging van het inkomen op grond waarvan toch een ouderbijdrage verschuldigd is. Daarover gaat dit lid.

Derde lid

De medewerkingsplicht van de ouder(s) ligt in het verlengde van de inlichtingenplicht. Van ouder(s) wordt verwacht dat zij medewerking verlenen die nodig is voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regels. Daaronder kan ook het meewerken aan een deskundigenadvies vallen.

 

Hoofdstuk 4. Beëindiging, herziening, intrekking en terugvordering

Artikel 4.1. Beëindiging

Er wordt gesproken van een beëindiging als de inwerkingtreding van het besluit ingaat vanaf het heden of naar de toekomst toe. Beëindiging heeft dus, in tegenstelling tot een herziening of intrekking, geen terugwerkende kracht.

 

Onder a

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Onder b

Het kan voorkomen dat de omstandigheden bij de ouder(s) of kind wijzigen in die zin dat er geen recht meer bestaat op een SMI-indicatie en de daaruit voortvloeiende tegemoetkoming.

 

Onder c

Het niet voldoen aan gestelde voorwaarden kan met zich meebrengen dat het college de tegemoetkoming beëindigd. Het kan dus ook om voorwaarden gaan die zijn opgenomen in nadere regels.

 

Artikel 4.2. Herziening of intrekking

Eerste lid

Spreekt voor zich, behoeft geen toelichting.

 

Tweede lid

Het (deels) ongedaan maken van het recht over een periode in het verleden, wordt herzien of intrekken genoemd. Een herziening of intrekking van het besluit is het met terugwerkende kracht opnieuw beslissen over de aanspraak over een periode in het verleden. Daarbij kan het recht afwijkend worden vastgesteld (herzien) of worden ingetrokken als er in het geheel geen aanspraak heeft bestaan. Het gaat om situaties waarin het college anders over de aanvraag zou oordelen als het op dat moment bekend was met de achteraf bekende informatie.

 

Artikel 4.3. Terugvordering

Eerste lid

Het college kan overgaan tot terugvordering van de tegemoetkoming als het toekenningsbesluit is herzien of introkken onder toepassing van artikel 4.2 van deze verordening.

 

Tweede lid

Dit lid regelt de bevoegdheid voor het college om over te gaan tot terugvordering in het geval van een onverschuldigde betaling (art. 6:203 e.v. BW). Op grond van dit lid kan het college een zonder rechtsgrond verrichte betaling ongedaan maken. Denk bijvoorbeeld aan een administratieve vergissing.

 

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouder(s) of het kind afwijken van de bepalingen van de verordening. Dit afwijken kan alleen maar ten gunste en nooit ten nadele van hen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet nadrukkelijk worden beschouwd als een uitzondering. Bij de beoordeling van de aanvraag zou het college zelf aanleiding kunnen zien om de hardheidsclausule toe te passen. In het algemeen geldt echter dat de ouder(s) gemotiveerd moet aangeven dat zijn situatie bijzonder is en zal hij dat desgevraagd ook nader moeten onderbouwen.

 

Artikel 5.2 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel regelt de inwerkingtreding en bepaalt de citeertitel. Aanvragen om bijzondere bijstand die worden ingediend op of ná de datum van inwerkingtreding worden afgewezen op grond van artikel 15 van de Participatiewet. De tegemoetkoming Sociaal medische indicatieis namelijk een toereikende en passende voorliggende voorziening in de zin van dat artikel.