Organisatie | Maashorst |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Woonwagen en standplaatsenbeleid gemeente Maashorst 2023 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-10-2023 | nieuwe regeling | 28-09-2023 |
Het leven in een wagen en het wonen in traditioneel familieverband zijn belangrijke aspecten van de woonwagencultuur. De verplichting tot bescherming van deze cultuur vloeit onder meer voort uit het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het EVRM is een Europees verdrag waarin mensen- en burgerrechten voor alle inwoners van de verdragsluitende staten zijn geregeld. De Nederlandse overheid – zowel nationaal als lokaal – is hieraan gebonden. Het recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven, en het eigen huis (artikel 8 EVRM) is voor het woonwagen- en standplaatsenbeleid bijzonder relevant. Het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) heeft geoordeeld dat bewoning van een woonwagen essentieel onderdeel is van de cultuur en traditie van Roma en reizigers. En dat juist deze cultuur door de overheid moet worden beschermd.
Daarnaast is de woonwagencultuur in 2014 door het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed aangewezen als immaterieel erfgoed. Dit nieuwe beleid biedt dan ook een goede basis om samen met de woonwagenbewoners te bouwen aan wederzijds vertrouwen en vorm te geven aan de door beide partijen gewenste goede, schone en veilige woonomgeving met woonwagenstandplaatsen. Bij de gemeente Maashorst is er erkenning en waardering voor het woonwagenleven en haar maatschappelijke waarde. De zorg voor elkaar en de sterke sociale cohesie op woonwagenlocaties wordt gewaardeerd.
Een veelgehoord misverstand is dat met een specifiek woonwagenbeleid voor een zeer kleine groep een voorkeursbehandeling wordt gecreëerd ten opzicht van reguliere inwoners van de gemeente. Een groot verschil met reguliere inwoners is echter, dat het reguliere woonbeleid hier doorgaans niet in strijd is met mensenrechten en dat er sinds 1999 veel reguliere woningen zijn gebouwd, maar geen enkele standplaats.
Het uitgangspunt van dit beleid is dat afbouw van standplaatsen niet is toegestaan zolang er een behoefte is aan standplaatsen en dat de gemeente een inspanningsverplichting heeft, wanneer er een behoefte is, om het leven van woonwagenbewoners in familieverband te faciliteren door voldoende standplaatsen op een woonwagenlocatie beschikbaar te stellen.
De basis van dit opgestelde beleid ligt in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, het landelijk beleidskader ‘Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid 2018’ en het regionaal handelingsperspectief Noordoost Brabant. Daarnaast worden relevante wetgeving aangehaald zoals de Woningwet, de Huisvestingwet 2014, de wet Ruimtelijke Ordening (hierna Wro). Voor het opstellen van dit beleid zijn veel gesprekken gevoerd met de woonwagenbewoners, wooncorporaties en verschillende betrokken ambtelijke disciplines, zowel lokaal als regionaal. Het doel hierbij is om te komen tot een aan weerskanten gedragen woonwagenbeleid. De gemeenteraad heeft dit beleid voor woonwagens en standplaatsen vastgesteld als de uitwerking van het onderdeel aandachtsgroep Woonwagenbewoners het beleidsprogramma Wonen en Zorg, gemeente Maashorst 2023.
In dit document staan verschillende uitgangspunten en kaders beschreven die zijn verweven door de hoofdstukken heen. Hieronder leest u een beknopte samenvatting daarvan.
Samenvatting van uitgangspunten uit de beleidsnotitie woonwagen- en standplaatsenbeleid Gemeente Maashorst 2023
Bij de planvorming wordt, indien de locatie dit mogelijk maakt, rekening gehouden met de door de woonwagenbewoners gewenste omgeving, inrichtingsvormen en wensen zoals aanleg van groen en ruimte voor een speel- en ontmoetingsplek. Gemeente neemt hierbij het initiatief om met woonwagenbewoners hierover in gesprek te gaan.
Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsen beleid BZK
Bij het tot stand komen van dit woonwagenbeleid zijn de hoofdlijnen van het landelijk beleidskader ‘Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid 2018’ aangehouden (hierna Woonwagenbeleid BZK 2018). Het document geeft een visie op het standplaatsenbeleid en rijkt kaders aan die in lijn zijn met het mensenrechtelijk kader voor de culturele identiteit van Roma, Sinti en woonwagenbewoners. Deze is tot stand gekomen in samenspraak met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), Aedes en vertegenwoordigers van Roma, Sinti en woonwagenbewoners.
De kern van het Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid 2018 is dat woonwagenbewoners het recht hebben om in een woonwagen te leven én gemeenten moeten dat mogelijk maken. Hiermee omarmt de Rijksoverheid de visie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de aanbevelingen van de Nationale Ombudsman. De ontwikkeling van het aantal standplaatsen wordt door de minister gemonitord. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft in mei 2021 een speciale Wegwijzer woonwagenbeleid uitgebracht.
Het Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid 2018 berust grotendeels op uitspraken van het EHRM. Het beschermen van woonwagenbewoners tegen discriminatie, het waarborgen van hun mensenrechten en het bieden van rechtszekerheid en duidelijkheid staat hierin centraal. Dit betekent voor het opstellen van gemeentelijk beleid concreet het volgende:
De doelgroep Woonwagenbewoners
Onze woonwagenbewoners stammen af van nomadische handelaren, marskramers, ambachtslieden, meestal van oorsprong afkomstig uit Duitsland, België en Frankrijk. Vanwege dit nomadische bestaan wordt er door deze groep de voorkeur aan gegeven om zichzelf ‘reiziger’ te noemen. Een deel van de reizigers stamt af van in huizen wonende Nederlanders die haverwege de 19e / begin 20e eeuw om economische redenen in woonwagens zijn gaan leven. Onderling zijn deze verschillende groepen reizigers sterk met elkaar geïntegreerd .
Het College voor de Rechten van de Mens (CRM) hanteert de volgende definitie van woonwagenbewoners: "woonwagenbewoners die zich van generatie op generatie als zodanig manifesteren en die zich beschouwen als een bevolkingsgroep met een van andere bevolkingsgroepen te onderscheiden”.
Een belangrijk aspect van de culturele identiteit van de woonwagenbewoner betreft de sterke sociale en familieverbanden. Dit uit zich in het gegeven dat woonwagenbewoners, van oudsher, veelal in families bij elkaar op één woonwagenlocatie wonen. Op die manier kan men dagelijks contact met elkaar onderhouden, op elkaars kinderen passen en voor ouderen zorgen als dat nodig is. Daardoor maken woonwagenbewoners niet of nauwelijks gebruik van geïnstitutionaliseerde voorzieningen. Voor het verlenen van bijvoorbeeld mantelzorg aan familieleden is het daarom van belang dat woonwagenbewoners de mogelijkheid hebben om dichtbij elkaar te kunnen wonen. Ook hier geldt dat de Nederlandse staat een positieve verplichting heeft, indien daar behoefte aan is, om het leven in familieverband te faciliteren door voldoende standplaatsen op een woonwagenlocatie beschikbaar te stellen.
Woonwagenbewoners hebben dus een eigen culturele identiteit. In de laatste tien tot vijftien jaar is de bescherming van deze culturele identiteit vastgelegd in verschillende verdragen. Nederland heeft deze verdragen ook ondertekend. Dit brengt voor Nederland de verplichting mee om voor voldoende standplaatsen te zorgen en om ervoor zorg te dragen dat woonwagenbewoners kunnen leven volgens hun tradities en culturele identiteit. Een betrouwbare overheid die zich bindt aan verdragen, moet zich ook inzetten om de mensenrechten te waarborgen. De betrouwbare inzet moet gericht zijn op het inventariseren van de behoefte aan standplaatsen, het correct toewijzen van standplaatsen en door bij de ontwikkeling van woonwagenlocaties rekening te houden met het recht van woonwagenbewoners om volgens hun culturele identiteit te wonen.
Regionaal handelingsperspectief woonwagenbeleid Noordoost Brabant
In Noordoost Brabant hebben de gemeenten er voor gekozen om eerst een gezamenlijk regionaal handelingsperspectief op te stellen (uitgezonderd gemeente Boekel). In dit handelingsperspectief worden voorstellen gedaan om de gestelde doelen te bereiken. Het is duidelijk dat de situatie in elke gemeente anders is, daarom worden in het perspectief een aantal handvatten aangereikt om het nieuwe landelijke woonwagenbeleid te implementeren in de gemeente. De regionale beleidsregels zijn in dit lokale beleid verweven. Het gaat hierbij om:
Om beter inzicht te krijgen in de woonwensen en woonbehoefte in de regio is door het bureau BeFlex in 2021 een inventarisatie gedaan. Hierbij heeft in iedere gemeente een apart onderzoek plaatsgevonden. In gemeente Maashorst zijn hiervoor 19 beknopte interviews met woonwagenbewoners afgenomen.
Verdieping op het woonbehoefte- en wensenonderzoek in gemeente Maashorst
Om het regionale onderzoek verder te duiden en een breder inzicht te krijgen in de woonbehoefte hebben in april 2023 uitgebreide gesprekken plaatsgevonden met de huidige woonwagenbewoners en de spijtoptanten. Hierbij is een doorkijk in de familiesystematiek gemaakt; hoe groot zijn de families die bij elkaar wonen, waar wonen zij nu, zijn er opgroeiende kinderen die later ook in een woonwagen willen wonen, is er ook in/uitstroom in de familie?
Anno 2023 kent Gemeente Maashorst 2 woonwagenkampen. In Uden en Schaijk bevinden zich Berkendonk en ‘t Oliemeulen. Op beide kampen bevinden zich 3 woonwagens die van de bewoners zelf zijn, zij wonen daar al tientallen jaren in familieverband. De grond en natte cel (unit met sanitair buiten de woonwagen) wordt gepacht van de gemeente. Beide families geven aan verder geen uitbreiding van standplaatsen op de kampen te willen, behalve voor eigen kinderen.
In de gesprekken met woonwagenbewoners en spijtoptanten geven allen aan dat het wonen in familieverband voor hen het allerbelangrijkste is. Het omzien naar elkaar is vanzelfsprekend, een centrale speelplek voor de kinderen zou ook daarom fijn zijn. Qua locatie zijn de voorkeuren verschillend. Sommige geven de voorkeur aan een plek wat meer achteraf, richting natuur en sommige graag wat meer richting centrum. De inrichting van het kamp kan in een U-vorm of juist als in een straatje. Allen zoeken een rustige plek waar je prettig kan wonen, het woonwagenkamp mag niet te groot zijn. De wens hierin varieert van 3 tot 10 woonwagens bij elkaar. Hoe dan ook is de dringende boodschap: de locatie of inrichting van het woonwagenkamp is ondergeschikt, als men maar in een woonwagen kan wonen. Zij geven allen aan liever niet met andere families op één woonwagenkamp te wonen. Dat kan onrust geven. Uit het onderzoek en de gesprekken komt verder naar voren dat er met name behoefte is aan sociale huurwoonwagens, woonwagens waar huurtoeslag op mogelijk is. Er zijn twee geïnterviewden die mogelijk zelf een wagen willen kopen en de standplaats van de gemeente willen huren.
De conclusie van het woonbehoefte-onderzoek is dat er in gemeente Maashorst een ruimere behoefte is aan woonwagens- en standplaatsen dan waarin de gemeente nu voorziet. Het is echter lastig om op basis van dit onderzoek, het is tenslotte een momentopname, aan te geven wat de lokale behoefte op korte en middellange termijn is. Dit komt ook omdat uit de praktijk blijkt dat mensen die lange tijd wachten en vanwege een veranderende levensloop niet meer op zoek gaan naar een standplaats. Daarom beschouwen we het onderzoek als richtinggevend.
Taak woningcorporatie vs. taak gemeente
Het verhuren van sociale huurwoonwagens is geen wettelijke taak van de gemeente. Sterker nog: het is expliciet een taak van woningcorporaties om te zorgen voor het bouwen, verhuren en beheren van woningen ten behoeve van specifieke doelgroepen zoals woonwagenbewoners. De gemeente is wel verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordeningskant van het woonwagenbeleid. Ruimtelijk moet worden ingepast waar standplaatsen liggen en hoeveel dat er zijn. Ook is de gemeente verantwoordelijk voor het beheer van de openbare ruimte en voor handhaving van bijvoorbeeld bouwvoorschriften (brandveiligheid) en openbare orde.
Woningcorporaties hebben onder de Algemene Wet Gelijke Behandeling een zelfstandige verplichting om te voldoen aan de non-discriminatie standaarden. Woonwagenbewoners die een huishoudinkomen hebben tot aan de inkomensgrenzen, genoemd in artikel 48 van de Woningwet, behoren tot de doelgroep van woningcorporaties. Het ontwikkelen, verhuren en exploiteren van woonwagenlocaties, standplaatsen en woonwagens behoort daarmee tot de kerntaak van de woningcorporaties.
Uit het beleidskader Woonwagenbeleid BZK 2018 is het volgende te concluderen:
De woningcorporatie zorgt voor het plaatsen, verstrekken van huurwoonwagens en de exploitatie ervan. Hierbij dient de kanttekening te worden gemaakt dat de woningcorporatie alleen hoeft te zorgen voor diegenen die tot haar doelgroep behoren, dat zijn de huishoudens met een inkomen lager dan de sociale inkomensgrens.
In het geval van huurstandplaatsen en huurwoonwagens vraagt de gemeente woningcorporaties Mooiland en Area hierin te voorzien. In overleg met de corporaties zal worden bepaald welke investeringsruimte hiervoor beschikbaar is en op welke termijn.
Uitbreiding van standplaatsen en nieuwe locaties
Bij uitbreiding van standplaatsen op een bestaande locatie is de impact kleiner dan bij het creëren van een geheel nieuw woonwagenkamp. Wanneer er meer standplaatsen in de gemeente worden toegevoegd zal er dan ook altijd eerst worden gekeken naar de mogelijkheid om deze op de bestaande locaties toe te voegen (locatie-uitbreiding). In acht nemende dat het leven in familieverband centraal staat. Uitbreiding op bestaande kampen is daarmee bijna alleen mogelijk voor de familieleden van de bewoners van het woonwagenkamp. Dit is ook volgens de wens van alle woonwagenbewoners waar gesprekken mee zijn gevoerd.
Selectie van kansrijke locaties voor een nieuw woonwagenkamp, gebeurt niet anders dan bij andere bouwplannen, waarbij een goede ruimtelijke ordening randvoorwaardelijk is. Vervolgens moet dit verankerd worden in een bestemmingsplan of omgevingsplan. In deze inventarisatie worden ook de wensen van de woonwagenbewoners betrokken. Zij hebben vaak een voorkeur voor een locatie aan de rand van een woonplaats, in een groene omgeving. Daarnaast is het goed om rekening te houden met de cultuur van veel buitenleven en muziek maken.
Bij de planvorming rond de aanleg van nieuwe standplaatsen worden ook omwonenden betrokken in de directe omgeving van de beoogde locatie.
Inschrijving en toewijzingsbeleid
De gemeenten uit Noordoost Brabant en de betrokken wooncorporaties zijn in dit proces overeengekomen dat er voor de regio één centraal inschrijvingspunt moet zijn voor woonwagenstandplaatszoekenden met eenduidige toewijzingscriteria. Dit zorgt voor transparantie voor de standplaatszoekenden en geeft overzicht op wachttijden en zoekenden voor de corporaties en de gemeenten.
Bij de toewijzing van een woonwagen en/of standplaats is het afstammingsbeginsel leidend. Iedereen kan zich als belangstellende voor een woonwagen of standplaats inschrijven. Het puntensysteem is echter zo ingedeeld dat ‘echte’ woonwagenbewoners voorrang krijgen. Inhoudende dat zij moeten kunnen aantonen van generatie op generatie in een woonwagen te hebben gewoond én de woonwagencultuur zelf intensief hebben beleefd. Dus ouders en/of grootouders hebben ook op een woonwagenlocatie gewoond. De gemeente kan dit toetsen aan de hand van de BRP.
Toewijzingsbeleid huurstandplaatsen en huurwoonwagens
Woonwagenbewoners uit gemeente Maashorst hebben voorrang op woonwagenbewoners uit de regio en op de rest van het land. Gemeente Maashorst hanteert het regionale voorrangsysteem waarbij de volgende uitgangspunten gelden:
1e groep: kinderen of kleinkinderen die sinds hun geboorte als kind altijd op deze locatie hebben gewoond. Zij wonen dus nog bij hun ouders of grootouders in.
2e: kinderen of ouders van bewoners van deze locatie die nu in een woning of op een andere woonwagenlocatie wonen.
3e: een woonwagenbewoner die al meer dan drie jaar inwoont bij iemand anders op deze locatie.
4e: een woonwagenbewoner die in deze gemeente woont waar de standplaats vrijkomt.
5e: overige familieleden van de bewoners op deze woonwagenlocatie.
6e: een woonwagenbewoner die in een van de andere gemeenten woont waar deze regels gelden binnen Noordoost Brabant.
7e; overige woonwagenbewoners die een standplaats zoeken.
8e: overige standplaatszoekenden die niet voldoen aan het afstammingsbeginsel
Woonwagenbewoners die in het verleden met een financiële vergoeding (of materiele vergoeding met een financiële waarde) de woonwagenlocatie hebben verlaten (zgn. spijtoptanten) mogen zich wel inschrijven maar pas na 10 jaar na het ontvangen van de financiële vergoeding kunnen zij een standplaats toegewezen krijgen. Met financiële vergoeding wordt niet de wettelijke verhuisvergoeding bedoeld. NB met spijtoptanten worden niet jongeren bedoeld die een woning hebben geaccepteerd omdat er geen standplaats beschikbaar was.
Ongeoorloofd gedrag van woonwagenbewoners die wegens ongeoorloofd gedrag (denk aan bijvoorbeeld hennepteelt, huurachterstanden, agressie, e.d.) van een standplaats zijn verwijderd of als zodanig bekend staan bij politie of de afdeling Veiligheid, komen minimaal vijf jaar niet in aanmerking voor toekenning van punten op de lijst geregistreerde standplaatszoekenden. Let wel, voor een eventuele inschrijving kan plaatsvinden, dienen alle huurschulden, e.d. te zijn voldaan.
Toewijzing bij een nieuwe woonwagenlocatie
Bij de toewijzing van een standplaats met een sociale huurwoonwagen op een nieuwe woonwagenlocatie geldt de wachtlijst op basis van inschrijving, puntentoekenning en puntenopbouw als bedoeld in het Regionale toewijzingssysteem. De standplaatszoekende met het hoogste aantal punten gaat voor. Bij gelijke punten krijgt degene met de hoogste leeftijd voorrang op de andere(n).
Een nadere uitwerking van het toewijzingsbeleid met een puntentelling leest u in bijlage 1;
Beleidsregels toewijzingsysteem woonwagenstandplaatsen Noordoost Brabant 2022
Toewijzingsbeleid huurstandplaatsen met ruimte voor een koopwoonwagen
Op een vrijgekomen standplaats voor een koopwoonwagen moet bij de gemeente een omgevingsvergunning bouwen worden aangevraagd in de zin van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo. Daarnaast moet de woonwagen voldoen aan het Bouwbesluit 2012.
Net zoals bij sociale huurwoonwagens, geldt bij toewijzing hier ook het lokale voorrangssysteem (zoals vastgelegd in de toewijzingsregels, bijlage 1) en is het afstammelingsbeginsel leidend.
Het college van burgemeester en wethouders mag in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de toewijzingscriteria. Wanneer een gemeente gebruik wil maken van deze hardheidsclausule wordt dat gedeeld met de Regionale Bestuurlijke Kopgroep Wonen (RNOB). In de bestuurlijke kopgroep Wonen wordt medegedeeld waarom een gemeente afwijkt van het gezamenlijk afgesproken beleid.
In Maashorst streven we naar een inclusieve samenleving. Iedereen moet binnen zijn cultuur kunnen meedoen aan onze samenleving en de verantwoordelijkheid als inwoner voor de gemeenschap nemen. Daarbij is veiligheid in de meest brede zin van het woord een belangrijke pijler. Zoals van eenieder wordt verlangd zich te houden aan de wetten, regels, normen en waarden van de maatschappij, geldt dat ook voor bewoners van woonwagens. Het uitgangspunt is dat voor deze personen dezelfde rechten, maar ook dezelfde plichten gelden als voor iedere andere burger binnen de gemeente Maashorst. Belangrijk is dat de gemeente in verbinding staat met de bewoners, zoals dat ook in andere wijken het geval is en de ondersteuning biedt die nodig is en men mag verwachten.
Met leefbaarheid is het beoogde doel dat een woonwagenkamp schoon, heel, veilig, legaal is én ook blijft. Hieronder wordt verstaan:
Schoon – de locatie(s) hebben een netjes en verzorgd aangezicht. Het onderhoud en beheer van de openbare ruimte is in de gemeentelijke organisatie opgenomen.
Heel – kwalitatief goede huisvesting voor de doelgroep die op woonwagencentra woont en wil wonen.
Veilig – een prettige leefomgeving waar men zich veilig voelt en die toegankelijk is, ook voor hulpdiensten > tweezijdige ontsluiting.
Legaal – alle woonwagens en opstallen zijn voorzien van de benodigde vergunningen.
Het beheer en onderhoud van de openbare ruimte op en rond de woonwagenlocaties is in de gemeentelijke organisatie opgenomen.
Bestuurs- en civielrechtelijke aspecten
Gemeenten hebben diverse mogelijkheden om te sturen op openbare orde thema’s. Dit kan zowel bestuursrechtelijk als civielrechtelijk zijn. Dit laatste alleen voor zover zij tevens eigenaar zijn van de gronden waarop woonwagenstandplaatsen zijn gevestigd. Een deel van het instrumentarium is bedoeld om preventief de openbare orde te reguleren. Andere instrumenten kunnen als reactie op een (concrete) openbare ordeverstoring worden ingezet. Met het oog op de uitgangspunten van het landelijke beleidskader is het van belang dat de inzet van al deze instrumenten non-discriminatoir gebeurt en met inachtneming van het recht op gelijke behandeling. Ook mag niet de schijn worden gewekt dat woonwagenbewoners nadeliger of anders worden behandeld vanwege het feit dat zij woonwagenbewoner zijn.
Gemeente Maashorst maakt in 2023 nog geen gebruik van een Huisvestingsverordening. In principe is dit het aangewezen gemeentelijke instrument waarin de voorrangsregeling voor woonwagenbewoners moet worden opgenomen. Een huisvestingsverordening berust op de onderbouwing van schaarste van betaalbare huisvesting en verdringing van specifieke doelgroepen, zoals bij woonwagens en woonwagenbewoners zich nu afspeelt. Aankomende nieuwe wetgeving (Wet Regie op de Volkshuisvesting) verlangt van alle gemeenten zich te bezinnen op het inzetten van een Huisvestingsverordening om op de woonruimteverdeling te kunnen sturen en deze transparant en herleidbaar te maken. Gemeente Maashorst is voornemend deze mogelijkheid verder te verkennen en hierin het toewijzingssysteem met de voorrangsregeling voor woonwagenbewoners in te borgen.
Standplaats - een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten (artikel 1, onderdeel j, van de Wet op de huurtoeslag);
Woonwagen- een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst (artikel 1, onderdeel l, van de Wet de huurtoeslag).
Afstammelingsbeginsel- personen die kunnen aantonen dat zij en hun (voor)ouders in een woonwagen hebben gewoond.
Bijlage 1 Beleidsregels toewijzingsysteem woonwagenstandplaatsen Noordoost Brabant 2022
Vooraf, wie registreert en wijst toe?
De corporaties in Noordoost ontwikkelen gezamenlijk een nieuw regionaal woonruimteverdeelsysteem. Wanneer dat gereed is zal de registratie en toewijzing van standplaatsen daarin opgenomen worden. Het verhuren van woonruimte is bij uitstek de expertise van corporaties en niet die van gemeenten. Gemeenten blijven wel altijd een rol spelen omdat zij het afstammingsbeginsel moeten toetsen en zij gebruik kunnen maken van de hardheidsclausule. Het registreren en toewijzen zien we als een gezamenlijke verantwoordelijkheid en wordt de komende jaren samen nader uitgewerkt.
Uitgangspunten voor het toewijzingssysteem:
Op basis van bovenstaande uitgangspunten is het toewijzingssysteem inclusief voorrangsregeling gebaseerd.
Per woonwagenlocatie wordt met voorrangsgroepen gewerkt:
1e groep: kinderen of kleinkinderen die sinds hun geboorte als kind altijd op deze locatie hebben gewoond.
2e: kinderen of ouders van bewoners van deze locatie die nu in een woning of op een andere woonwagenlocatie wonen.
3e: een woonwagenbewoner die al meer dan drie jaar inwoont bij iemand anders op deze locatie.
4e: een woonwagenbewoner die in deze gemeente woont waar de standplaats vrijkomt.
5e: overige familieleden van de bewoners op deze woonwagenlocatie.
6e: een woonwagenbewoner die in een van de andere gemeenten woont waar deze regels gelden binnen Noordoost Brabant.
7e; overige woonwagenbewoners die een standplaats zoeken.
8e: overige standplaatszoekenden die niet voldoen aan het afstammingsbeginsel
Standplaatszoekende die wegens ongeoorloofd gedrag (denk aan bijvoorbeeld hennepteelt, huurachterstanden, agressie, e.d.) van een standplaats zijn verwijderd of als zodanig bekend staan bij politie of de afdeling Veiligheid, komt minimaal 3 jaar niet in aanmerking voor toekenning van een standplaats in de regio (te rekenen vanaf het moment dat het gedrag heeft plaatsgevonden). Een corporatie kan dit o.a. toetsen aan de hand van de verhuurdersverklaring (conform de dan geldende wet- en regelgeving).
Indien de huurder en zijn geregistreerde partner (huwelijk, samenlevingscontract via de notaris) of medehuurder beiden zijn overleden en er is nog sprake van inwonend kind(eren) boven de 18 jaar, dan kan het huurcontract worden overgeschreven op het oudste nog inwonende kind. Daarover worden dan maatwerkafspraken gemaakt, passend binnen de dan geldende wet- en regelgeving.
Voor een sociale standplaats komen alleen huishoudens in aanmerking die voldoen aan het passendheidsbeginsel conform de dan geldende wet- en regelgeving. Bij een eventuele aanbieding volgt nog een laatste check op het puntenaantal en zal worden gevraagd om een inkomensverklaring. Pas daarna wordt de standplaats definitief toegewezen.
Hoewel het niet direct tot problemen hoeft te leiden, is het raadzaam om een recht van opstal te vestigen indien het eigendom van de standplaats en het eigendom van de woonwagen in verschillende handen zijn. De juridische scheiding zorgt ervoor dat de constructie eigendomswoonwagen op een huurstandplaats niet tot ongewenste gevolgen leidt.