Organisatie | Oude IJsselstreek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Giften en (im)materiële schadevergoedingen Gemeente Oude IJsselstreek |
Citeertitel | Beleidsregels Giften en (im)materiële schadevergoedingen gemeente Oude IJsselstreek |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-10-2023 | nieuwe regeling | 19-09-2023 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek;
- titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
- artikel 17 en artikel 31 tweede lid sub m van de Participatiewet;
- het college het wenselijk vindt om, vooruitlopend op de uitwerking van landelijke wetgeving, beleidsregels op te stellen rondom vrijlating van giften in het kader van de Participatiewet
Beleidsregels Giften en (im)materiële schadevergoedingen Gemeente Oude IJsselstreek:
1. Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene Wet Bestuursrecht.
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
a. De wet: de Participatiewet;
b. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude
c. Gift: elke financiële bevoordeling uit vrijgevigheid van derden (personen of
instellingen) zonder dat hier iets tegenover staat. Er is geen sprake van een
terugbetalingsverplichting en/of enige vorm van tegenprestatie of verplichtend
karakter. Het verkrijgen van een erfenis wordt ook gezien als gift;
d. Gift in natura: schenking van goederen, of een andere vorm niet zijnde geld, door
Artikel 2: Eenmalige en periodieke giften
1. Een gift, in geld of in natura, als bedoeld in artikel 31 tweede lid, onder m, van de wet wordt vrijgelaten tot een bedrag ter hoogte van € 1.200,- per kalenderjaar.
2. De vrijlating geldt per uitkering en niet per uitkeringsgerechtigde. Een echtpaar heeft gezamenlijk recht op vrijlating tot € 1.200,- per jaar, niet per persoon.
3. In het geval dat de gift is verstrekt in natura, wordt de waarde van deze gift vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering.
4. De vrijlating wordt toegerekend aan het kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december).
5. Wanneer een belanghebbende gedurende een jaar minder dan € 1.200,- aan giften heeft ontvangen, dan mag het restant niet meegenomen worden naar het volgende jaar.
6. Bij een overschrijding van het vrij te laten bedrag zoals bepaald in lid 1, wordt bij een eenmalige gift het meerdere aangemerkt als vermogen.
7. Bij een overschrijding van het vrij te laten bedrag zoals bepaald in lid 1, wordt bij periodieke giften het meerdere aangemerkt als inkomen in de maand waarin de overschrijding plaats vindt. Onder periodieke giften wordt verstaan: meer dan eenmalig voorkomend in een kalenderjaar.
8. Voor alle giften die een belanghebbende ontvangt waarbij het vrij te laten bedrag zoals bepaald in lid 1, wordt overschreden, geldt de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 van de wet.
Artikel 3: Uitgezonderde giften
1. Giften worden niet tot de middelen gerekend voor zover deze worden verstrekt voor kosten waarvoor anders bijzondere bijstand of WMO verstrekt hadden kunnen worden.
2. Giften worden niet tot de middelen gerekend voor zover deze worden verstrekt voor noodzakelijke kosten (niet zijnde algemene kosten van bestaan) dan wel uit medisch oogpunt wenselijke kosten. Dit voor zover de levensstandaard hierdoor niet wordt verhoogd..
3. De giften als bedoeld in de voorafgaande leden tellen niet mee voor de maximale bedragen als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregels.
1. De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet tot de middelen gerekend, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.
2. Schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen over de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.
3. Als de schadevergoeding voor immateriële schade meer bedraagt dan het bedrag genoemd in artikel 34, lid 3 sub c Participatiewet, wordt 2/3 deel van het meerdere van het bedrag in aanmerking genomen als vermogen.