Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nieuwkoop

Beleidsregel Toepassing Wet Bibob gemeente Nieuwkoop 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNieuwkoop
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Toepassing Wet Bibob gemeente Nieuwkoop 2023
CiteertitelBeleidsregels toepassing Wet Bibob gemeente Nieuwkoop 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidslijn voor toepassing van de Wet bevordering intregriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Nieuwkoop 2016.

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. Besluit Bibob
  3. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  5. Huisvestingswet 2014
  6. Algemeen plaatselijke verordening
  7. Algemene Subsidieverordening
  8. Aanbestedingswet 2012
  9. Jeugdwet
  10. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-10-2023nieuwe regeling

19-09-2023

gmb-2023-423563

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Toepassing Wet Bibob gemeente Nieuwkoop 2023

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

overwegende dat,

 

  • -

    voorkomen moet worden dat de overheid criminele activiteiten faciliteert;

  • -

    de gemeente Nieuwkoop alleen zaken wil doen met betrouwbare partijen;

  • -

    de aanpak van ondermijning een gemeentelijke prioriteit is;

  • -

    het voorgaande Bibob-beleid uit 2016 komt;

  • -

    de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop op basis van het voorgaande tot vernieuwing van hun Bibob-beleid over willen gaan;

gelet op,

 

het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, het Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Omgevingswet (vanaf inwerkingtreding), de Huisvestingswet, de Algemeen plaatselijke verordening, de Algemene Subsidieverordening, de Aanbestedingswet de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en het Burgerlijk Wetboek;

 

besluiten vast te stellen

 

de “Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Nieuwkoop 2023”.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • b.

      Aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1 van de Wet dan wel artikel 1:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      Advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de Wet;

    • d.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet;

    • e.

      Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop;

    • f.

      Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de gemachtigde;

    • g.

      Eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig is en die de gemeente in het kader van het onderzoek kan gebruiken en/of informatie waarover de gemeente op verzoek kan beschikken;

    • h.

      Het (eigen) onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de Wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, de overeenkomst niet aan te gaan, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;

    • i.

      Overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de Wet en waarop de Wet kan worden toegepast;

    • j.

      Bibob-vragenformulier: een formulier gebaseerd op de regeling als bedoeld in artikel 7a lid 5 van de Wet;

    • k.

      Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Nieuwkoop;

    • l.

      RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28 lid 2 onder d van de Wet;

    • m.

      Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling, waarbij de gemeente partij is met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1°.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2°.

        huur of verhuur;

      • 3°.

        het verlenen van een gebruikrecht; of

      • 4°.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

  • 3.

    Waar in deze beleidsregel “gemeente Nieuwkoop” wordt genoemd, wordt hiermee zowel het bestuursorgaan als – wanneer van toepassing – de rechtspersoon met overheidstaak bedoeld.

Artikel 2 Toepassingsbereik algemeen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, een (eigen) onderzoek uitvoeren met betrekking tot beschikkingen en transacties zoals vermeld in:

    • a.

      artikel 3 Alcoholwet indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming tenzij sprake is van een slijterij;

    • b.

      artikel 2:25 derde en vijfde lid van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop inzake vechtsportgala's (of vergelijkbare evenementen) (evenementenvergunningen);

    • c.

      artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop voor de exploitatie van een horecabedrijf (exploitatievergunning);

    • d.

      artikel 2:34b van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop inzake de exploitatie van een smart- of headshop, indien sprake is van is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

    • e.

      artikel 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop inzake seksinrichtingen (escortbedrijf), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

    • f.

      artikel 30b van de Wet op de kansspelen in samenhang met artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop (aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten).

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, een eigen onderzoek uitvoeren met betrekking tot overige aanvragen om beschikkingen die niet eerder zijn benoemd in deze beleidsregel en/of niet vallen onder lid 1 lid 2 van dit artikel waarbij de gemeente bevoegd is tot het toepassen van de Wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, een (eigen) onderzoeken uitvoeren met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds vastgestelde of verleende subsidie zoals bedoeld in de algemene subsidieverordening.

  • 4.

    Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, een (eigen) onderzoek uitvoeren met betrekking tot artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, b, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of het betreffende artikel van de inwerking getreden Omgevingswet met betrekking tot:

    • a.

      de volgende categorieën (ongeacht bouwsom of hoogte van samenhangende transacties):

      • o

        autobedrijven/bandenhandel/verhuur van transportmiddelen (auto's, (bestel)bussen, deelvoertuigen);

      • o

        garageboxen/opslagruimtes;

      • o

        horecabedrijven;

      • o

        prostitutie- en seksbedrijven/escortbedrijven/seksbioscopen/erotische massagesalons;

      • o

        omzetten en/of splitsen van woningen/panden voor kamerverhuur of realisatie van (meerdere) woonruimte/ Transformaties van kantoorpanden (naar woningen en/of kamers;

      • o

        speelautomatenhal in de zin van artikel 2:39 Apv;

      • o

        hotels/pensions;

      • o

        kappers/Barbershops/nagelstudio's/tattooshops/zonnestudio's;

      • o

        belwinkels/internetcafés/gamecenter;

      • o

        smart- of headshops;

      • o

        fitnessbedrijven/sportscholen;

      • o

        bedrijfsverzamelgebouwen;

  • 5.

    Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, een (eigen) onderzoek uitvoeren met betrekking tot artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, b, e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of het betreffende artikel van de inwerking getreden Omgevingswet als de bouwsom € 500.000,- (excl. BTW) of meer bedraagt.

    Bovenstaande opsomming is niet limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

  • 6.

    In het geval dat een aanvrager in het tijdvak van één jaar, gerekend vanaf de eerste aanvraag, drie (of meer) aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of het betreffende artikel van de inwerking getreden Omgevingswet (omgevingsvergunning bouwactiviteit) indient, zal bij de derde aanvraag een (eigen) onderzoek worden uitgevoerd (indien dit bij de eerdere aanvragen nog niet is uitgevoerd).

  • 7.

    In het geval dat voor eenzelfde pand/perceel in het tijdvak van één jaar, gerekend vanaf de eerste aanvraag, drie (of meer) aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of het betreffende artikel van de inwerking getreden Omgevingswet (omgevingsvergunning bouwactiviteit) indient, zal bij de derde aanvraag een (eigen) onderzoek worden uitgevoerd (indien dit bij de eerdere aanvragen dit nog niet is uitgevoerd).

  • 8.

    Uitvoering van het (eigen) onderzoek blijft achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).

  • 9.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, een (eigen) onderzoek uitvoeren met betrekking tot de intrekking van de in het eerste, tweede, derde en vierde lid genoemde vergunningen en/of subsidies.

  • 10.

    Een (eigen) onderzoek kan ook worden uitgevoerd bij verleende vergunningen indien sprake is van een melding als bedoeld in artikel 2.25 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (wijziging tenaamstelling) en/of het betreffende artikel van de inwerking getreden Omgevingswet, als de activiteiten waar deze vergunning op ziet genoemd staan in het vierde lid onder a van dit artikel.

Artikel 3 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, een (eigen) onderzoek uitvoeren met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid onderdeel m, waarbij de gemeente partij is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan een (eigen) onderzoek uitvoeren indien sprake is van één van de onder artikel 6 eerste en tweede lid genoemde aanleidingen.

  • 3.

    Bij de start van onderhandelingen zal het bestuursorgaan de wederpartij in kennis stellen dat een (eigen) onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

  • 4.

    Indien het (eigen) onderzoek is gestart en niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, dan wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarden opgenomen.

Artikel 4 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de Wet toepassen bij overheidsopdrachten zoals bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, dan wel een overeenkomst zorg vanuit de Jeugdwet en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    In (aanbestedings)documenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de gemeente, alvorens tot definitieve gunning wordt overgegaan, een onderzoek kan starten, dan wel advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Wet. In de af te sluiten overeenkomsten kan een integriteitsclausule worden opgenomen waarin is aangegeven dat de overeenkomst kan worden ontbonden indien één van de situaties, bedoeld in artikel 9, tweede lid van de Wet zich voordoet.

  • 3.

    Bij de uitvoering van de overeenkomst kan een (eigen) onderzoek uitgevoerd worden naar de contractpartij en/of de onderaannemer indien zich een aanleiding voordoet als genoemd in artikel 6, eerste en derde lid.

Artikel 5 Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast

  • 1.

    Behalve op de in artikel 2 genoemde beschikkingen en transacties kan het bestuursorgaan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, een (eigen) onderzoek uitvoeren:

    • a.

      ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of transactie (mede) zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    • b.

      in de gevallen waarin het Openbaar Ministerie (OM) op basis van artikel 26 van de Wet wijst op de wenselijkheid een advies van het Bureau aan te vragen.

Artikel 6 (eigen) Onderzoek

  • 1.

    Het bestuursorgaan voert een (eigen) onderzoek uit indien:

    • a.

      uit eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

    • b.

      er een tip van het Bureau als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • c.

      er een tip van Openbaar Ministerie (OM-tip) en/of een tip van een ander bestuursorgaan dat, of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

    • d.

      overige signalen.

  • 2.

    Ten aanzien van vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, tweede lid onderdeel m en artikel 3, kan tevens een (eigen) onderzoek gestart worden indien:

    • a.

      er sprake is van een exceptioneel financieel risico voor de gemeente;

    • b.

      vragen ontstaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 4 vierde lid van de Wet en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 3.

    Ten aanzien van overheidsopdrachten zoals bedoeld in artikel 4 kan er tevens aanleiding zijn een (eigen) onderzoek uit te voeren indien onderdeel a tot en met d zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, gericht is op een onderaannemer.

  • 4.

    Het (eigen) onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking of het aangaan van een transactie en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het Bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in artikel 1 onder j bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de betrokkene en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de Wet kan raadplegen;

  • 5.

    Indien hetgeen in het vierde lid onder b van dit artikel, bedoelde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de Wet bedoelde feiten zich zullen voordoen, wordt een Advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 7 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene(n) schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene(n) wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 9 van de Wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene(n) een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene(n) wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet.

Artikel 8 Adviestermijn

  • 1.

    Als het bestuursorgaan een Advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet aanvraagt dan wordt op grond van artikel 31 van de Wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het Advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het Advies is ontvangen met dien verstande dat de opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 eerste lid van de Wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het Advies niet binnen de in het eerste lid van dit artikel gestelde termijn kan geven, beschikt het Bureau op grond van artikel 15 derde lid van de Wet over de mogelijkheid de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn zoals genoemd in artikel 15 derde lid van de Wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene(n) onverwijld over een verlenging als bedoeld in de vorige leden.

  • 4.

    Een verlenging van de adviestermijn alsmede een eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau, in gevallen als bedoeld in artikel 15 tweede lid van de Wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 9 Gevolgen van een Bibob-onderzoek

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de aanvraag om (wijziging van) de beschikking weigeren ofwel een reeds afgegeven beschikking intrekken dan wel niet meewerken aan een transactie of geen overheidsopdracht verstrekken, indien naar aanleiding van het (eigen) onderzoek blijkt dat er niet meegewerkt kan worden of dat een eventueel daarop afgegeven Advies van het Bureau aangeeft dat er ernstig gevaar is als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

  • 2.

    Wanneer blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, kan het bestuursorgaan bij mindere mate van gevaar zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet een beschikking onder extra voorwaarden verlenen of extra voorwaarden verbinden aan een transactie of overheidsopdracht.

  • 3.

    Het bestuursorgaan heeft eenzelfde bevoegdheid als genoemd in het vorige lid indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking, transactie of overheidsopdracht niet rechtvaardigt.

  • 4.

    Betrokkene(n) wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven in die gevallen waarin het bestuursorgaan voornemens is om een aanvraag om beschikking ofwel een overheidsopdracht te weigeren ofwel niet mee te werken aan een transactie, of een reeds verleende beschikking in te trekken of een beschikking te verlenen onder extra voorwaarden.

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan een Advies van het Bureau gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Artikel 10 Weigering volledig invullen Bibob formulier/aanleveren gegevens

  • 1.

    Bij een weigering om het in artikel 1 onder j genoemde formulier volledig ingevuld dan wel de gevraagde stukken te retourneren, zal een aanvraag voor een beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Bij verleende beschikkingen zal een weigering op grond van artikel 4 lid 1 van de Wet worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet. De verstrekte vergunning kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Artikel 11 Bibob register en Tippen andere gemeenten

  • 1.

    Indien sprake is van een eigen gevaarsbeoordeling zonder een Advies van het Bureau of als er sprake is van een vermoeden dat de betrokkene(n) zich terugtrekt vanwege het toepassen van de Wet zal het bestuursorgaan hiervan melding maken zoals bedoeld in artikel 7a zevende en achtste lid van de Wet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan zal indien hier aanleiding toe is gebruik maken van haar tipbevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de Wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan zal op verzoek de informatie verkregen op grond van de Wet verstrekken aan andere gemeenten en/of rechtspersonen met een overheidstaak zoals bedoeld onder de voorwaarden als genoemd in artikel 28 tweede lid van de Wet.

Artikel 12 Intrekken oude beleidsregel

De “Beleidslijn voor toepassing van de Wet bevordering intregriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gemeente Nieuwkoop 2016, ”, vastgesteld op 15 november 2016, wordt ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking.

Artikel 14 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregels toepassing Wet Bibob gemeente Nieuwkoop 2023”.

Aldus vastgesteld op 19 september 2023

De burgemeester van Nieuwkoop

burgemeester en wethouders van Nieuwkoop,

Nicolette Caspers

Gemeentesecretaris

Robbert-Jan van Duijn

Burgemeester

TOELICHTING

Algemeen

Het doel van de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) is het voorkomen dat de gemeente strafbare activiteiten faciliteert en/of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt. De Wet Bibob geeft de gemeente een instrument in handen om zich tegen dit risico te beschermen. Dit gebeurt door een Bibob-toets uit te voeren naar de integriteit van de betrokkene(n) en diens omgeving. Op basis van de uitkomsten van de toets/het onderzoek kunnen bijvoorbeeld vergunningen of subsidies worden geweigerd of ingetrokken of kan de gemeente besluiten geen opdracht te verlenen aan een partij of geen vastgoedtransactie aan te gaan. Om de mate van gevaar op niet-integer gedrag te bepalen, voert de gemeente in eerste instantie een eigen onderzoek uit. Daarnaast kan de gemeente (ook) een advies aanvragen bij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob kunnen van toepassing worden verklaard op diverse gemeentelijke vergunningen en ontheffingen, regelingen en transacties, waaronder (niet limitatief):

 

  • Alcoholwetvergunningen;

  • Exploitatievergunningen op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening;

  • Omgevingsvergunningen voor bouwactiviteiten;

  • Omgevingsvergunningen voor milieuactiviteiten;

  • Subsidies;

  • Aanbestedingen in de sectoren bouw, milieu en ICT;

  • Vastgoedtransacties waarbij de gemeente zelf partij is.

De gemeente is zelf verantwoordelijk voor de toepassing van de Wet Bibob. Vanwege deze keuzevrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van heldere beleidsregels waarin wordt aangegeven in welke gevallen een Bibob toets gedaan wordt dan wel wanneer een advies aangevraagd wordt bij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Een helder Bibob-beleid voorkomt willekeur en biedt duidelijkheid en overzicht voor alle betrokkenen. Bovendien kunnen beleidsregels preventief werken.

 

Voorliggende beleidsregels vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning e.a. te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag onderzoekt altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden alvorens wordt overgegaan tot toepassing van deze beleidsregels. Dit kan overigens ook, net als onder de Wet Bibob betrekking hebben op de integriteit van de aanvrager en/of houder. Het betreft bijvoorbeeld de eis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn of de eisen genoemd in het Alcoholbesluit behorend bij de Alcoholwet.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen gedefinieerd.

 

Artikel 2Toepassingsbereik algemeen

De Wet wordt actief toegepast in een aantal sectoren, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig kunnen worden geacht. Hierbij is aansluiting gezocht bij de ontwikkelingen in het District Alpen aan de Rijn-Gouda waar de gemeente Nieuwkoop onder valt. Ter versteviging van de weerbaarheid van het gehele district in het kader van de aanpak ondermijning heeft het districtscollege ingestemd met een ‘Intentieverklaring om toe te werken naar een districtelijke Bibob-norm'.

 

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen vergunningen waarbij het bestuursorgaan een (eigen) onderzoek zal uitvoeren (‘zal bepalingen') en de vergunningen waarbij het bestuursorgaan, met inachtneming van het bepaalde in voorliggende beleidsregel, een (eigen) onderzoek kan uitvoeren (‘kan bepalingen'). De ‘zal bepalingen’ zijn gekwalificeerd als risicovolle branches.1 Het toepassen van voorliggende beleidsregels heeft voor deze gevallen ook een preventief karakter.

 

Overheden, semi-overheden en woning(bouw)organisaties worden in eerste instantie uitgesloten voor de Bibob-toets aangezien zij aan strikte regelgeving gebonden zijn en vaak al aan een strenge controle onderhevig zijn. Echter, als blijkt dat uit eigen informatie en/of uit informatie van een of meerdere partners zoals toezichthouders, politie, Belastingdienst, het RIEC etc. en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet (OM-tip), er duidelijk aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet, kan er alsnog over worden gegaan tot een Bibob-toets.

 

Artikel 3Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De toepasbaarheid van de Wet bij vastgoedtransacties betreft een van de uitbreidingen uit de recente wetswijziging. Het betreft een uitbreiding van het toepassingsbereik in een sector die over het algemeen krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd, maar op onderdelen hiervan kwetsbaar is gebleken voor invloeden vanuit de criminele omgeving. De toepassing van de Wet beperkt zich tot de gevallen waarbij de gemeente partij is. Bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente geen partij is en waarbij er tevens sprake is van vergunningsvrije bouwwerken kan er geen (eigen) onderzoek uitgevoerd worden.

 

Het betreft hier een ‘kan bepaling’ omdat het bestuursorgaan het niet noodzakelijk acht om alle transacties, waarbij de gemeente partij is, te toetsen op grond van de Wet Bibob.

 

Zodra de gemeente de onderhandelingen start inzake de verkoop of verhuur van onroerende zaken en de uitgrift van grond in erfpacht wordt de wederpartij in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek onderdeel kan uitmaken van de transactie. Indien de Bibob-procedure niet afgerond is voor het sluiten van de overeenkomst wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

 

Artikel 4Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

De Wet geeft de gemeente een extra instrument om de integriteit van een inschrijver te beoordelen. Omdat de Aanbestedingswet hier ook mogelijkheden voor biedt, is gekozen voor een ‘kan-bepaling’. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012. Bij overeenkomsten als bedoeld in de Jeugdwet en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 kan de informatie uit het Bibob-onderzoek aanleiding zijn om de overeenkomst niet aan te gaan, dan wel te ontbinden.

 

Artikel 5Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast

Aanvullend op de in artikel 2, 3 en 4 van deze beleidsregel genoemde categorieën kunnen zich situaties voordoen waarbij er aanleiding bestaat om een (eigen) onderzoek uit te voeren. Er moet zich dan, gebaseerd op ambtelijke informatie van een of meerdere partners zoals toezichthouders, politie, Belastingdienst, het RIEC en/of het OM, een vermoeden voordoen dat de betreffende beschikking gebruikt zal worden als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

 

Artikel 6(eigen) onderzoek

Wanneer de gemeente een eigen onderzoek start dient de betrokkene (en eventueel degene die met de betrokkene gelijk kan worden gesteld) het Bibob-vragenformulier in te vullen en in te leveren bij de gemeente. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren ter onderbouwing van de gegeven antwoorden worden gevraagd. In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag om beschikking.

 

Het eigen onderzoek behelst in ieder geval:

  • de controle en analyse van de door de betrokkene aangereikte informatie/documenten bij het bibob-vragenformulier, inclusief bijlagen;

  • de controle en analyse van eventuele extra, op verzoek van de gemeente door betrokkene overlegde documenten of informatie;

  • “open bronnen” onderzoek (zoals de Kamer van Koophandel, kadaster, e.d.) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke Bibob-relaties.

Op grond van de Wet kunnen in het kader van het eigen onderzoek de volgende gegevens opgevraagd worden:

  • politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3 onder I van het Besluit Politiegegevens;

  • justitiële gegevens ten aanzien van de:

    • -

      de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, Wet Bibob;

    • -

      degene die direct of indirect leidinggeeft of heeft gegeven aan de betrokkene;

    • -

      degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

    • -

      degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

    • -

      degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

    • -

      degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op betrokkene.

  • informatie over de betrokkene(n) en relevante Bibob-relaties bij het Bureau zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet;

  • informatie van de Rijksbelastingdienst over de betrokkene(n) en relevantie Bibob-relaties als bedoeld in artikel 7c van de Wet.

Ten aanzien van de financiering van het project/activiteit geldt dat de financiering aannemelijk en inzichtelijk dient te zijn. Om de financiering aannemelijk en inzichtelijk te maken, gelden ten aanzien van de financiering nog de volgende bepalingen:

  • bij financiering door middel van eigen vermogen dient de aanwezigheid en de herkomst van dit eigen vermogen aangetoond te worden;

  • wanneer sprake is van financiering uit eigen vermogen door middel van contante gelden, dient de aanwezigheid en de herkomst van het contante geld aannemelijk en inzichtelijk te worden gemaakt door de betrokkene(n);

  • bij financiering door middel van vreemd vermogen dient altijd een (in het Nederlands dan wel vertaalde) lenings- of schenkingsovereenkomst overgelegd te worden waaruit de financiering blijkt en onder welke voorwaarden deze financiering is verstrekt;

  • bij financiering door middel van vreemd vermogen dient de identiteit van de (indirecte) vermogensverschaffer aangetoond te worden door middel van een geldig identiteitsbewijs, actuele adres- en woonplaatsgegevens en het BSN-nummer van de vermogensverschaffer.

Bij financiering door rechtspersonen dienen de uiteindelijk natuurlijke personen (aandeelhouders) achter deze rechtspersonen inzichtelijk gemaakt te worden;

  • bij financiering door middel van vreemd vermogen dient door middel van bankafschriften aangetoond te worden dat deze gelden ontvangen zijn;

  • wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van contante gelden dient de geldstroom van de vermogensverschaffer naar betrokkene(n) volledig inzichtelijk en aannemelijk te worden gemaakt;

  • wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van crowd-funding dan wel vergelijkbare financiering, kan de gemeente het betreffende platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers kenbaar te maken aan de gemeente.

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van de gemeente ondersteund worden door het RIEC (Regionale Informatie- en Expertise Centra). Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de gevraagde beschikking weigeren of de verleende beschikking intrekken dan wel aanvullende voorschriften verbinden aan de beschikking. Ook kan dit aanleiding zijn om een (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie niet aan te gaan, dan wel de overeenkomst te ontbinden of op te schorten.

 

Het bestuursorgaan zal een verzoek om advies bij het Bureau doen indien er na het eigen onderzoek en de aanvullende vragen nog onduidelijkheid is over:

  • o

    de integriteit van de persoon van de aanvrager of de vergunninghouder en/of,

  • o

    de financier of overige zakenpartners van de onderneming en/of,

  • o

    de bedrijfscultuur of het bedrijf en/of,

  • o

    de financiering van het bedrijf.

Op basis van het door het Bureau afgegeven advies (sprake van ernstig gevaar, sprake van mindere mate gevaar of er is geen sprake van gevaar) dient het bestuursorgaan op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid van de wet een afweging maken over de (aangevraagde) beschikking of mee te werken aan de transactie of overheidsopdracht. Het bestuursorgaan kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen onder voorvoorwaarden, te weigeren en/of in te trekken.

 

Artikel 7Informatieplicht

Uitgezonderd van dit artikel is de in artikel 28 en 33 van de Wet bedoelde derde. De gemeente Nieuwkoop ziet een derde, die verder geen inmenging heeft in de vergunningaanvraag, de begunstiging van een andere beschikking, of de subsidie-aanvraag, niet als belanghebbende bij de aanvraag e.a., waardoor het verstrekken van onderdelen uit het advies, die op een derde van toepassing zijn, niet nodig.

 

Artikel 8Adviestermijn

De adviestermijn van het Bureau leidt tot een opschorting van de wettelijke beslistermijn op een beschikking.

 

Artikel 9Gevolgen van een Bibob-onderzoek

Indien de gemeente een advies heeft ontvangen van het Bureau dient zij op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid, van de Wet zelf een afweging te maken over de (aangevraagde) beschikking. De gemeente hoeft het advies van het Bureau dus niet te volgen en dient hierin een eigen afweging te maken. De gemeente kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen met voorschriften, te weigeren en/of in te trekken, of de rechtshandeling al dan niet (onder het stellen van extra voorwaarden) aan te gaan of voort te laten duren. Indien de gemeente voornemens is om een negatief besluit te nemen omtrent de (aangevraagde) beschikking, dan wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven. Na een negatief besluit kan de betrokkene in geval van een beschikking bezwaar of beroep instellen.

 

Uitgangspunt bij toepassing van de Wet is dat een ernstig gevaar leidt tot een intrekking of weigering van een beschikking. Dit besluit dient echter wel evenredig te zijn met de mate van gevaar. Dit kan er in uitzonderlijke situaties toe leiden dat wanneer de uitkomst van de Bibob-toets een ernstig gevaar is, een weigering of intrekking van een beschikking niet in verhouding staat tot de belangen van de betrokkene of bijvoorbeeld het algemeen belang. De aard of de ernst van de strafbare feiten waarop het gevaar is gebaseerd kan daartoe in zeer specifieke gevallen bijvoorbeeld aanleiding geven. In het geval het bijvoorbeeld gaat om zeer ‘lichte’ antecedenten en de belangen van betrokkene of andere bestuurlijke belangen erg groot zijn, kan besloten worden om voorschriften of voorwaarden te verbinden aan de beschikking. Deze voorschriften of voorwaarden zullen gericht zijn op het wegnemen van het gevaar. Of er voorschriften of voorwaarden (kunnen) worden verbonden in geval van een ernstig gevaar zal steeds afhankelijk zijn van de bijzondere omstandigheden van het geval.

 

Bij overheidsopdrachten en vastgoedtransacties gaat het anders dan bij beschikkingen. Er wordt bij het Bibob-onderzoek gekeken/beoordeeld of een van de uitsluitingsgronden uit de Aanbestedingswet 2012 van toepassing is. In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob regelgeving (bij beschikkingen), verstrekt de Wet geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-onderzoek kan dan ook slechts gelden als versterking voor een van deze criteria.

 

Artikel 10Weigering volledig invullen Bibob formulier/aanleveren gegevens

Op grond van artikel 4 van de Wet kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren, een overheidsopdracht niet gunnen of een transactie weigeren, indien betrokkene weigert de benodigde informatie te verschaffen. Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, dan wel de gegevens met betrekking tot de financiering niet volledig zijn verstrekt, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat aanvrager in de gelegenheid is gesteld binnen een door de gemeente gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag dan wel tot het intrekken van de verleende vergunning.

 

Een weigering van een de vergunninghouder, de begunstigde van een andere beschikking, of de subsidie-ontvanger om een Bibob-vragenformulier volledig in te vullen, wordt aangemerkt als ernstig gevaar als bedoeld artikel 3 van de Wet en is grond voor het intrekken van de beschikking of subsidie.

 

Het Bibob-vragenformulier dient volledig en naar waarheid te worden ingevuld. Het opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie is strafbaar, net als het opzettelijk weglaten van informatie (artikel 227a en 227b, Wetboek van Strafrecht). De gemeente kan de vergunning in dat geval weigeren of intrekken. Indien er een vermoeden bestaat dat ter verkrijging of behoud van de vergunning een strafbaar feit, bijvoorbeeld valsheid in geschrifte, is gepleegd kan de gemeente aangifte doen bij de politie.

 

Artikel 11Bibob register en Tippen andere gemeenten

Indien sprake is van een zelfstandige gevaarsbeoordeling (zonder advies van het Bureau) of sprake is van een vermoeden dat de betrokkene(n) zich terugtrekt vanwege het toepassen van de Wet Bibob zal de gemeente hiervan melding maken zoals bedoeld in artikel 7a lid 7 en lid 8 van de Wet.

 

De gemeente zal indien hier aanleiding toe is gebruik maken van haar tipbevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de Wet. Verstrekken van gegevens aan andere gemeenten en/of rechtspersonen. De gemeente zal op verzoek de informatie verkregen op grond van de Wet verstrekken aan andere gemeenten en/ of rechtspersonen met een overheidstaak zoals bedoeld en onder de voorwaarden als genoemd in artikel 28 lid 2 onder m van de Wet.

 

Artikel 12Intrekken oude beleidsregel

Dit artikel geeft het intrekken van de oude beleidsregel weer.

 

Artikel 13Inwerkingtreding

Dit artikel geeft de inwerkingtreding van de beleidsregels aan.

 

Artikel 14Citeertitel

Dit artikel geeft de citeertitel van de beleidsregels weer.

 


1

De risicocategorieën zijn overgenomen van het model Bibob-beleid vanuit het RIEC-LIEC.