Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Beoordeling levensgedrag Amersfoort 2023 |
Citeertitel | Beleidsregel beoordeling levensgedrag Amersfoort 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-10-2023 | nieuwe regeling | 26-09-2023 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.2 Reikwijdte beleidsregel
Met deze beleidsregel vullen de burgemeester en het college in hoe zij uitvoering geven aan de beoordeling van het levensgedrag, zoals bedoeld in de APV en de Alcoholwet.
Artikel 1.3 Toepassing beleidsregel
Deze beleidsregel is van toepassing op alle bedrijven en activiteiten, waarvoor ingevolge de Alcoholwet dan wel de APV een exploitatievergunningplicht geldt en waarbij de burgemeester dan wel het college de bevoegdheid heeft de exploitatievergunning te weigeren of in te trekken, indien de exploitant, de leidinggevende of de beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
Artikel 1.5 Medewerkingsplicht
Exploitanten, leidinggevenden en beheerders verlenen medewerking aan toezichthouders, delen informatie proactief en zijn eerlijk over de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan en relevant zijn voor het beoordelen van het levensgedrag.
Artikel 1.6 Beoordeling levensgedrag
De burgemeester dan wel het college kan het levensgedrag opnieuw beoordelen indien er gedurende de looptijd van een vergunning sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, naar aanleiding van signalen over de onderneming of naar aanleiding van signalen over een andere onderneming van dezelfde exploitant. Bij de toetsing weegt de burgemeester dan wel het college alle relevante feiten en omstandigheden in samenhang met en in relatie tot de vergunning.
Hoofdstuk 2 Nadere uitwerking per type bedrijf of activiteit
Artikel 2.1 Ieder type bedrijf of activiteit
Bij de beoordeling van het levensgedrag van exploitanten, leidinggevenden en beheerders van ieder
type bedrijf of activiteit, worden de volgende factoren betrokken:
periode waarin de feiten zijn gepleegd. In beginsel worden alleen feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het besluit meegenomen in de beoordeling. Dit geldt niet voor informatie van de Belastingdienst en overige fiscale feiten. Daarbij wordt gekeken naar de aard en de omvang van de informatie en of sprake is van een patroon om te beoordelen of dit relevant is voor de toets op levensgedrag.
Bij de berekening van de periode van vijf jaar gelden de volgende uitgangspunten:
type feiten. Er is sprake van gedragingen die naar hun aard en ernst de vrees rechtvaardigen dat de aanwezigheid van de exploitant, leidinggevende of beheerder -als verantwoordelijke voor de exploitatie van het bedrijf of de activiteit- een bedreiging vormt voor de openbare orde, veiligheid of de kwaliteit van het woon- en leefklimaat in de buurt.
Ook kan rekening worden gehouden met gedragingen die op zichzelf niet reeds als ernstig in vorenbedoelde zin worden beschouwd, maar die in samenhang met andere gedragingen een bepaald gedragspatroon opleveren dat voormelde vrees rechtvaardigt.
de omstandigheid of er een sanctie is opgelegd en de zwaarte van deze sanctie. Het is niet vereist dat er een sanctie is opgelegd om een feit mee te kunnen nemen in de beoordeling van het levensgedrag. Bij een sepot kan het feitencomplex informatie bevatten over de houding en het gedrag van de exploitant, de leidinggevende of beheerder die relevant is voor de toets op het levensgedrag. Het delict zelf zal niet worden meegenomen in de beoordeling, maar relevante informatie over houding en gedrag wel. Een dergelijk feitencomplex zal op zichzelf staand geen weigeringsgrond opleveren;
de omstandigheid of de exploitant, leidinggevende of beheerder verwijtbaar of nalatig betrokken is geweest bij een inrichting waarvan de vergunning is ingetrokken op grond van artikel 31 lid 1 onder c van de Alcoholwet dan wel op grond van artikel 2:29a lid 1 onder c van de APV, of een pand dat voor ten minste een maand is gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, artikel 174 Gemeentewet, artikel 2:31, 2:41a of 3:7 van de APV dan wel een andere op grond van artikel 149 van de Gemeentewet vastgestelde verordening.
Artikel 2.2 Alcoholschenkend horecabedrijf
De burgemeester weegt bij de beoordeling van het levensgedrag van exploitanten en leidinggevenden van alcoholschenkende inrichtingen alcoholgerelateerde feiten verzwaard mee.
Artikel 2.3 Seksinrichtingen en escortbedrijven
De burgemeester dan wel het college kijkt bij de beoordeling van het levensgedrag van exploitanten en beheerders van seksinrichtingen en escortbedrijven onder andere naar persoonlijke omstandigheden en de achtergrond van de exploitant en de beheerder om te bepalen of het levensgedrag een risico vormt op het laten werken van (mogelijke) slachtoffers van misstanden in de inrichting.
Amersfoort, 26 september 2023
Burgemeester
L.M.M. Bolsius
Het college van burgemeester en wethouders
L.M.M. Bolsius
Burgemeester
N. Kamphorst
Secretaris
Exploitanten, leidinggevenden en beheerders hebben een belangrijke verantwoordelijkheid voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de onderneming en de openbare orde en veiligheid. Zij dienen verstoring van de openbare orde, zoals overlast, criminaliteit, geweld en alcoholmisbruik (en andersoortige verdovende middelen) te voorkomen en te beperken. Daarnaast zijn zij verantwoordelijk voor (de veiligheid van) hun personeel, bezoekers en de directe omgeving van de onderneming en voor het signaleren en melden van misstanden, waaronder drugshandel, mensenhandel en uitbuiting. Voor meerdere vergunningen die de burgemeester dan wel het college op grond van de Algemene plaatselijke verordening van Amersfoort en de Alcoholwet kan verlenen, geldt daarom dat exploitanten, leidinggevenden en beheerders ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ mogen zijn. Bij de invulling van dit criterium komt de burgemeester dan wel het college beoordelingsruimte toe. Per geval moet hij onderbouwen welke feiten of omstandigheden reden zijn om het levensgedrag tegen te werpen.
Deze beleidsregel geeft een nadere invulling van het begrip ‘levensgedrag’ zoals opgenomen in de APV en de Alcoholwet. Zij bevat een uiteenzetting van de gegevensbronnen die de burgemeester dan wel het college raadpleegt en de wijze waarop die informatie wordt betrokken bij de besluitvorming.
Toepassing van de toets op levensgedrag, is een preventieve toets om risico’s voor de openbare orde en veiligheid of het goede woon- en leefklimaat te beperken. Slecht levensgedrag is een (zelfstandige) grond om de vergunning te weigeren of in te trekken, te weigeren om leidinggevenden of beheerders bij te schrijven op de vergunning of om extra voorwaarden aan de vergunning te verbinden.
Horecabedrijven zijn er in uiteenlopende soorten en maten. Elke categorie en grootte zal vragen om een andere afweging door het soort publiek dat het aantrekt, de openingstijden die het heeft of de ligging. Ze brengen daarom verschillende risico’s en verantwoordelijkheden voor de exploitant en leidinggevende met zich mee.
Exploitanten en leidinggevenden hebben een voorbeeldfunctie en zijn verantwoordelijk voor hun bezoekers. In het kader van deze verantwoordelijkheid moeten zij bezoekers er bijvoorbeeld van weerhouden bepaalde middelen in te nemen. Alcoholgerelateerde feiten zijn daarom relevant voor de toets op levensgedrag. Bij alcoholschenkende horecabedrijven wegen overtredingen als rijden onder invloed van alcohol en openbaar dronkenschap zwaar mee in de beoordeling.
Schuldenproblematiek en betrokkenheid bij (huiselijk) geweld en drugshandel zijn voorbeelden van omstandigheden die iets kunnen zeggen over het referentiekader van de exploitant of beheerder. Bij de beoordeling wordt dan ook gekeken naar persoonlijke omstandigheden en de achtergrond van betrokkene om te bepalen of het levensgedrag een risico vormt.
Mensenhandelgerelateerde feiten, uitbuiting en geweldsdelicten worden verzwaard meegewogen in verband met het welzijn van de sekswerkers.
Bij het aanvragen van een vergunning voor een bedrijf in een aangewezen gebouw of gebied of voor een aangewezen bedrijfsmatige activiteit, is de reden voor de vergunningplicht een indicatie voor de feiten die extra relevant zijn bij het beoordelen van het levensgedrag. Dit wordt nader toegelicht in het betreffende aanwijzingsbesluit.
Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de oproep van de Nederlandse Vechtsportautoriteit.
Dat een antecedent in de privésfeer is gepleegd, verhindert niet dat het bij de beoordeling van levensgedrag betrokken wordt.
Geweld, alcoholmisbruik en illegaal gokken zijn fenomenen die met regelmaat geconstateerd worden bij vechtsportevenementen. Bij de beoordeling van het levensgedrag van de aanvrager van een vergunning voor, dan wel de organisator van, het vechtsportevenement worden geweldsdelicten, alcoholgerelateerde feiten en feiten die gerelateerd zijn aan illegaal gokken dan ook verzwaard meegewogen.
Bijlage bij de Beleidsregel beoordeling levensgedrag Amersfoort 2023
Overzicht van de meest relevante feiten en gedragingen
De onderstaande lijst betreft een niet-limitatieve opsomming van feiten en gedragingen die meewegen in de beoordeling van het levensgedrag.
1.Geweldsdelicten en vernieling
Overige misdrijven tegen het leven
Openlijke geweldpleging tegen goederen of personen
Vernieling, vandalisme, baldadigheid
Rijden onder invloed van alcohol
Aanstalten maken rijden onder invloed van alcohol
Openbaar dronkenschap, openlijk of hinderlijk gebruik van alcohol
Bezit, handel en vervaardigen van hard- en softdrugs
Openlijk of hinderlijk gebruik van drugs
Rijden onder invloed van drugs en/of verboden medicijnen
Bezit, transport en/of handel in wapens of munitie als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie
Vals geld aanmaken en/of vals geld uitgeven
Oplichting en flessentrekkerij
6.Zedendelicten en mensenhandel
Mensenhandel, arbeidsuitbuiting en mensensmokkel
7.Niet meewerken met de politie en toezichthouders en het niet opvolgen van rechtelijke uitspraken
Niet voldoen aan bevel of vordering
Weigeren vervangend (urine) onderzoek
Rijden terwijl rijbewijs is ingevorderd
(poging tot) Omkopen ambtenaar in functie
Samenscholing, ongeregeldheden en ordeverstoringen
Afsteken vuurwerken op verboden plaatsen
Openbare orde sluiting op last van de burgemeester
Meerdere malen overtreden vergunningvoorschriften
Verlaten plaats na verkeersongeval