Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pijnacker-Nootdorp

Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Pijnacker-Nootdorp 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePijnacker-Nootdorp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Pijnacker-Nootdorp 2023
CiteertitelVerordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevings-kwaliteit Pijnacker-Nootdorp 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. artikel 156 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

21-09-2023

gmb-2023-419295

1358757/1223575

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Pijnacker-Nootdorp 2023

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

gezien het voorstel van het college van 4 juli 2023;

 

gelet op de artikelen 108, 149 en 156 van de Gemeentewet en afdeling 17.2 van de Omgevingswet;

 

besluit:

 

vast te stellen de Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Pijnacker-Nootdorp 2023:

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: door de gemeenteraad ingestelde gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd Gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit Pijnacker-Nootdorp;

  • b.

    goede omgevingskwaliteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.3 van de wet;

  • c.

    wet: de Omgevingswet;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

Paragraaf 2. Adviestaak

 

Artikel 2. Taak en werkzaamheden

  • 1.

    De commissie heeft als taak de raad en het college te adviseren bij de uitoefening van hun taken en bevoegdheden op grond van de wet met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit en al hetgeen daarmee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Waaronder het geven van voorlichting over de doelstelling van een goede omgevingskwaliteit en over de werkzaamheden van de commissie.

  • 2.

    Ter uitvoering van haar taak:

    • a.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over een aanvraag om of een ontwerpbesluit voor een omgevingsvergunning voor:

      • 1̊.

        een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument;

      • 2̊.

        een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op een voorbeschermd gemeentelijk monument of een gemeentelijk monument;

      • 3̊.

        een omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op behoud en herstel van de cultuurhistorische waarden van een beschermd gezicht, een gebied en/of de bebouwing;

      • 4̊.

        een omgevingsplanactiviteit in geval de commissie in het omgevingsplan als adviseur is aangewezen;

      • 5̊.

        een andere activiteit in geval het college een advies nodig achten met het oog op het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit;

    • b.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aanwijzen van een onroerende zaak als rijksmonument ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Erfgoedwet of over het aan een locatie geven van de functie-aanduiding gemeentelijk monument op grond van artikel 4.2, eerste lid, van de wet;

    • c.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het ontwikkelen van beleid inclusief omgevingsvisie, omgevingsplan en maatwerkregels voor de omgevingskwaliteit;

    • d.

      adviseert de commissie op verzoek van het college in een geval van een verkenning als bedoeld in artikel 5.48, tweede lid, van de wet en in andere gevallen waarin het college een advies nodig acht in verband met een verkenning van een mogelijk bestaande of toekomstige opgave in de fysieke leefomgeving;

    • e.

      informeert en begeleidt de commissie op verzoek van het college planindieners en ontwerpers gedurende het ontwerpproces;

    • f.

      voert de commissie op verzoek van het college vooroverleg met planindieners over een in te dienen aanvraag om een omgevingsvergunning;

    • g.

      adviseert de commissie op verzoek van het college over het stellen van maatwerkvoorschriften in verband met het uiterlijk van bouwwerken, de zorg voor cultureel erfgoed en andere zaken die de omgevingskwaliteit betreffen.

Paragraaf 3. Aanwijzing van besluiten waarover verplicht advies moet worden gevraagd

 

Artikel 3. Verplichte advisering

Het college wint advies van de commissie in omtrent een te nemen beslissing als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, onderdelen 1 ̊ tot en met 4 ̊, en onder b.

 

Paragraaf 4. Samenstelling en inrichting

 

Artikel 4. Samenstelling

  • 1.

    De commissie bestaat uit tenminste drie leden, de voorzitter daaronder begrepen, welke worden benoemd op persoonlijke titel op grond van de professionele deskundigheid die nodig is voor de advisering, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 2.

    Daarnaast kent de commissie plaatsvervangers. Deze hebben vergelijkbare deskundigheid, alsmede maatschappelijke kennis en ervaring.

  • 3.

    De disciplines die de vakinhoudelijke leden in gezamenlijkheid kunnen vertegenwoordigen zijn: architectuur, ruimtelijke kwaliteit, cultuurhistorie, bouw- en architectuurhistorie, restauratiearchitectuur, landschap en stedenbouw.

  • 4.

    De commissie telt, gelet op artikel 17.9, eerste lid, van de wet minimaal twee leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg.

  • 5.

    Naast de vakinhoudelijk deskundige leden kunnen een burgerlid en zijn/haar plaatsvervanger worden benoemd. Zij worden benoemd op persoonlijke titel op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.

Artikel 5. Benoeming

  • 1.

    De leden kunnen voor een termijn van ten hoogste vier jaar worden benoemd.

  • 2.

    Herbenoeming van leden kan eenmaal voor ten hoogste vier jaar plaatsvinden. Dit is niet van toepassing op de plaatsvervangers.

  • 3.

    Afgetreden leden zijn één jaar na hun aftreden weer benoembaar.

  • 4.

    De leden van de commissie worden door het college benoemd. Dorp, Stad en Land wordt gevraagd om een selectie en voordracht van vakinhoudelijke kandidaat-leden. Het college informeert de raad over deze benoeming.

  • 5.

    Voor de vakinhoudelijke leden worden door Dorp, Stad en Land plaatsvervangers aangewezen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.

  • 6.

    De vakinhoudelijke leden en hun plaatsvervangers zijn personen die werkzaam zijn voor Dorp, Stad en Land en die onafhankelijk zijn van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

  • 7.

    De leden worden op eigen verzoek ontslagen. Zij kunnen voorts door het college worden geschorst en worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 6. Ondersteuning van de commissie

  • 1.

    De commissie heeft een ambtelijk secretaris en wordt ondersteund door een of meerdere ambtelijke medewerkers.

  • 2.

    De secretaris draagt samen met een van de leden zorg voor de verslaglegging en het secretariaat van de commissie, hierbij ondersteund door Dorp, Stad en Land en een of meerdere ambtelijke medewerkers.

  • 3.

    De secretaris en de medewerkers zijn geen lid van de commissie en zijn voor hun werkzaamheden voor de commissie uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

 

Paragraaf 5. Advisering en standpuntbepaling

 

Artikel 7. Adviestermijn

De commissie brengt advies uit binnen een termijn van vier weken, tenzij het college heeft aangegeven binnen welke termijn een advies wordt verwacht.

Artikel 8. Beraadslaging en standpuntbepaling

  • 1.

    De vergaderingen waarin een of meer adviezen over aanvragen om omgevingsvergunning door of namens de commissie worden vastgesteld zijn openbaar. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt op een geschikte wijze bekendgemaakt. Indien het college – al dan niet op verzoek van de aanvrager – een verzoek doet tot niet-openbare behandeling, dan dient het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 5.1 van de Wet open overheid ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen. De openbaarheid geldt niet voor informeel vooroverleg of bij de beleidsgerichte, opgavegerichte of ontwerpgerichte advisering.

  • 2.

    De aanvrager van de omgevingsvergunning of zijn gemachtigde heeft de mogelijkheid tot toelichting van de aanvraag ten overstaan van de commissie. Een belanghebbende heeft alleen in toelichtende zin spreekrecht in de door de commissie gehouden openbare vergadering. Tijdens de beraadslagingen is er geen spreekrecht.

  • 3.

    Over een advies over een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een monument wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste twee leden met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg.

  • 4.

    Leden die als opdrachtgever, ontwerper of anderszins betrokken zijn bij de uitvoering van een activiteit waarvoor een aanvraag is gedaan waarover de commissie adviseert, onthouden zich van medewerking aan het desbetreffende advies en zijn tijdens de behandeling van en de besluitvorming over het advies niet in de vergadering aanwezig.

  • 5.

    De geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de commissie en de daarvoor werkzame personen.

Artikel 9. Afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie

  • 1.

    De commissie kan onverminderd het bepaalde in artikel 17.9, eerste lid, van de wet de advisering over een aanvraag om een omgevingsvergunning of over de voorbereiding van een andere beschikking onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meer daartoe aangewezen leden of een subcommissie.

  • 2.

    Het aangewezen lid, de aangewezen leden of de subcommissie kunnen adviseren wanneer ze ervan overtuigd zijn dat ze de mening van de commissie representeren. In geval van twijfel kan het initiatief alsnog aan de commissie worden voorgelegd.

Artikel 10. Adviseurs

  • 1.

    De commissie kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot ter zake kundige ambtenaren van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

  • 2.

    De commissie kan zich laten bijstaan door andere personen, voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

  • 3.

    De in het eerste en tweede lid bedoelde personen kunnen op uitnodiging van de commissie als adviseur deelnemen aan de beraadslagingen.

Artikel 11. Verwerking van het advies

  • 1.

    Het college kan eenmaal per activiteit een second opinion inwinnen bij een gemeentelijke adviescommissie van een andere gemeente. Een second opinion wordt pas gevraagd nadat de commissie de mogelijkheid tot heroverweging van het advies heeft gekregen. Het college stelt de commissie van het voornemen tot het plaatsen van die opdracht op de hoogte. De commissie neemt de resultaten van een second opinion voor kennisgeving aan.

  • 2.

    In geval het college een beschikking geeft in afwijking van het door de commissie uitgebrachte advies stelt hij de commissie hiervan op de hoogte.

 

Paragraaf 6. Werkwijze

 

Artikel 12. Reglement van orde

  • 1.

    De commissie stelt haar werkwijze binnen de kaders van deze verordening nader vast in een reglement van orde.

  • 2.

    In het reglement van orde komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de werkwijze bij de advisering zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onder b, respectievelijk onder c;

    • b.

      de inrichting van het vooroverleg zoals genoemd in artikel 2, tweede lid, onder f;

    • c.

      de wijze waarop de agenda openbaar wordt gemaakt en belanghebbenden worden uitgenodigd;

    • d.

      het vereiste quorum voor een besluitvormende vergadering, de vergaderorde en orde van de beraadslaging, waarbij er een onderscheid wordt aangebracht tussen de toelichtende fase waarin het spreekrecht wordt uitgeoefend en de beraadslagingen;

    • e.

      de wijze waarop de adviezen openbaar worden gemaakt;

    • f.

      de instelling van subcommissies;

    • g.

      de werkwijze bij afdoening onder verantwoordelijkheid van de commissie als bedoeld in artikel 9;

    • h.

      de selectie en voordracht van kandidaat-leden.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor bekendmaking van het door de commissie vastgestelde reglement van orde.

Artikel 13. Relatie met andere adviseurs

Bij het aanstellen van een supervisor, een kwaliteitsteam of een andere adviseur op het gebied van de omgevingskwaliteit, niet zijnde een lid of een adviseur van de commissie draagt het college zorg voor een goede afstemming tussen de werkzaamheden van deze adviseur en de commissie. Indien gewenst kan een lid of adviseur van de commissie optreden als supervisor of deelnemen aan een kwaliteitsteam, een intaketafel of een omgevingstafel enz.

Artikel 14. Vergoeding

  • 1.

    De leden van de commissie en de adviseurs als bedoeld in artikel 10, tweede lid die op voordracht van Dorp, Stad en Land zijn benoemd of door de commissie zijn gevraagd ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding op grond van de tarieven zoals jaarlijks afgesproken met Dorp, Stad en Land.

  • 2.

    Commissieleden of adviseurs die door de gemeente zijn voorgesteld of gevraagd ontvangen een vergoeding op grond van hun afspraken met de gemeente.

 

Paragraaf 7. Jaarverslag

 

Artikel 15. Jaarverslag

  • 1.

    De commissie brengt jaarlijks verslag uit, als bedoeld in artikel 17.9, zesde lid van de wet, van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2.

    In het jaarverslag komt ten minste aan de orde:

    • a.

      de wijze waarop toepassing is gegeven aan de kaders als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet;

    • b.

      de wijze waarop uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen.

  • 3.

    De commissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk omgevingskwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van toetsingskaders (als bedoeld in artikel 17.9, derde lid, van de wet) in het bijzonder.

 

Paragraaf 8. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 16. Overgangsrecht

  • 1.

    De op grond van de vigerende Bouwverordening Pijnacker-Nootdorp en de Erfgoedverordening Pijnacker-Nootdorp benoemde leden worden geacht te zijn benoemd op grond van dit besluit. De termijn van ten hoogste vier jaar als bedoeld in artikel 5, eerste lid, loopt vanaf de datum dat deze verordening in werking treedt.

  • 2.

    Als voor de inwerkingtreding van de wet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met betrekking tot de commissies op het gebied van welstand en monumentenzorg van kracht, met dien verstande dat de Adviescommissie omgevingskwaliteit Pijnacker-Nootdorp wordt geacht de in artikel 8 van de Woningwet, dan wel de in artikel 9.1, eerste lid, onder a, van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 bedoelde commissie te zijn.

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt tegelijk met de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet) in werking.

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de gemeentelijke adviescommissie omgevings-kwaliteit Pijnacker-Nootdorp 2023.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 september 2023.

Arjen van der Lugt

griffier

Björn Lugthart

voorzitter