Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Onderhoudsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingOnderhoudsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
CiteertitelOnderhoudsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Keur van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 78 van de Waterschapswet
  2. artikel 81 van de Waterschapswet
  3. artikel 83 van de Waterschapswet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

29-06-2022

wsb-2023-11844

2022.04144

Tekst van de regeling

Intitulé

Onderhoudsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

De verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

 

op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard

van 9 mei 2022;

 

Gelet op de artikelen 78, 81 en 83 van de Waterschapswet;

 

 

Besluit de volgende onderhoudsverordening vast te stellen:

 

 

Onderhoudsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 (begrippen)

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

bergingsgebied: gebied waaraan op grond van de Omgevingswet een functie voor waterstaatkundige doeleinden is toegedeeld, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en dat ook als bergingsgebied op de legger, bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet, is opgenomen;

bestuur: dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

kunstwerk: civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen of leidingen dat niet bedoeld is voor permanent menselijk verblijf;

ondersteunend kunstwerk: waterstaatkundig kunstwerk dat gelegen is in of op een waterkering of onderdeel is van het watersysteem en dat van belang is voor de taakuitoefening van het waterschap, voor de waterveiligheid of voor het functioneren van de waterhuishouding;

oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, en de bijbehorende bodem en oevers, alsmede flora en fauna;

waterhuishoudkundige functie: functie die het Rijk, de provincie of het waterschap aan een waterstaatswerk heeft toegekend;

waterkering: kunstmatige hoogte, (gedeelten van) natuurlijke hoogten of hoge gronden met bijbehorende kunstwerken die een waterkerende of mede een waterkerende functie hebben;

waterschap: Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk;

watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;

werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren.

Artikel 2 (onderhoud algemeen)

De onderhoudsplichtige van een waterstaatswerk draagt zorg voor de instandhouding van het waterstaatswerk overeenkomstig zijn functie.

 

HOOFDSTUK 2. ONDERHOUDSPLICHTIGEN

Artikel 3 (aanwijzing onderhoudsplichtigen of onderhoudsplichten in de leggers)

Het bestuur kan, met inachtneming van deze verordening, voor een waterstaatswerk of onderdeel daarvan:

  • a.

    onderhoudsplichtigen aanwijzen;

  • b.

    het onderhoud, bedoeld in de artikelen 6 tot en met 8, aanwijzen wat op de onderhoudsplichtigen rust.

Artikel 4 (onderhoudsplichtigen voor waterstaatswerken niet in de legger opgenomen)

Het onderhoud van waterstaatswerken, waarvoor geen legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet is vastgesteld, wordt verricht door:

  • a.

    de eigenaren, voor zover het gaat over het gewoon onderhoud van waterkeringen of gedeelten van waterkeringen en ondersteunende kunstwerken met een waterkerende functie en het waterschap voor zover het gaat over het buitengewoon onderhoud van deze waterstaatswerken;

  • b.

    de aangrenzende eigenaren, voor zover het gaat over het gewoon en buitengewoon onderhoud van oppervlaktewaterlichamen of de eigenaar van deze oppervlaktewaterlichamen, als het oppervlaktewaterlichaam aan hem toebehoort;

  • c.

    de eigenaren, voor zover het gaat over het onderhoud van overige waterstaatswerken.

Artikel 5 (afwijken)

  • 1.

    De artikelen 3 en 4 zijn niet van toepassing als de onderhoudsverplichting door of namens het waterschap op andere wijze is geregeld.

  • 2.

    Het bestuur kan ontheffing verlenen van een onderhoudsplicht als bedoeld in de artikelen 3 of 4.

  •  

HOOFDSTUK 3. ONDERHOUDSVERPLICHTINGEN

Artikel 6 (onderhoud aan waterkeringen)

  • 1.

    Het gewoon onderhoud van een waterkering is de zorg voor een goede toestand van de waterkering en houdt in ieder geval in:

    • a.

      het bestrijden van schadelijk wild, met uitzondering van muskus- en beverratten;

    • b.

      het bestrijden van schadelijke begroeiingen;

    • c.

      het herstellen van beschadigingen aan de waterkering;

    • d.

      het vrijhouden van de waterkering van voorwerpen en materialen, in het bijzonder afval; en

    • e.

      het in stand houden van begroeiingen en materialen, dienstig aan de waterkering.

  • 2.

    Het buitengewoon onderhoud van een waterkering houdt de instandhouding in van de ligging, vorm, afmeting en constructie van de waterkering overeenkomstig de voor die waterkering vastgestelde legger, bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet.

Artikel 7 (onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen)

  • 1.

    Het gewoon onderhoud van een oppervlaktewaterlichaam houdt in:

    • a.

      het daaruit verwijderen van voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen en van afval;

    • b.

      het herstellen van beschadigingen aan oevers; en

    • c.

      het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishuidkundige functie van het oppervlaktewaterlichaam.

  • 2.

    Het buitengewoon onderhoud van een oppervlaktewaterlichaam houdt de instandhouding in van de ligging, vorm, afmeting en constructie van het oppervlaktewaterlichaam, overeenkomstig de voor dat oppervlaktewaterlichaam vastgestelde legger, bedoeld in artikel 2.39 van de Omgevingswet.

  • 3.

    Daar waar een oppervlaktewaterlichaam ruimere afmetingen heeft dan in de legger, bedoeld in het tweede lid, is voorgeschreven moet deze in afwijking van het tweede lid op de ruimere afmetingen worden onderhouden.

  • 4.

    Daar waar een oever plaatselijk afkalft mag deze in afwijking van het tweede en derde lid worden hersteld, voor zover wordt aangetoond dat deze afkalving recent heeft plaatsgevonden.

Artikel 8 (onderhoud aan ondersteunende kunstwerken)

Onderhoud van een ondersteunend kunstwerk houdt in:

  • a.

    het in stand houden van de functie en het functioneren van dat werk;

  • b.

    het in goede staat houden van middelen bestemd tot afsluiting van dat kunstwerk; en

  • c.

    het aantoonbaar onmiddellijk beschikbaar houden van middelen bestemd tot afsluiting van een kunstwerk.

HOOFDSTUK 4. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 9 (nadere regels)

Het bestuur kan nadere regels stellen over het onderhoud, bedoeld in de artikelen 6 tot en met 8. Deze regels kunnen mede een vrijstelling inhouden van het onderhoud of delen daarvan voor daarbij aangewezen categorieën van waterstaatswerken of onderhoudsplichtigen.

Artikel 10 (aanwijzing toezichthouders)

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe door het bestuur aangewezen ambtenaren van het waterschap of andere personen.

Artikel 11 (strafbepalingen)

  • 1.

    Overtreding van een bepaling uit deze verordening of de daarop gebaseerde regelgeving wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de overtreder wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

  • 3.

    Overtreding van deze verordening of de daarop gebaseerde regelgeving is verboden.

Artikel 12 (overgangsrecht)

  • 1.

    Een door het dagelijks bestuur vastgesteld besluit, inhoudende nadere regels, een vrijstelling of een ontheffing met betrekking tot een legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet, geldt als een besluit inhoudende nadere regels als bedoeld in artikel 9 of een ontheffing als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 2.

    Een legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet die is vastgesteld op grond van het Delegatiebesluit leggerbesluiten, berust op artikel 3 met ingang van het tijdstip, bedoeld in artikel 14.

Artikel 13 (intrekken Keur)

De Keur van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard wordt ingetrokken.

Artikel 14 (inwerkingtreding)

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap van de Schieland en de Krimpenerwaard in werking treedt.

Artikel 15 (citeertitel)

Deze verordening wordt aangehaald als: Onderhoudsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

Rotterdam, 29 juni 2022

de verenigde vergadering voornoemd,

secretaris,

voorzitter,

TOELICHTING

Algemeen deel

§ 1. Aanleiding

De bepalingen die uit Keur van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (keur) die geen betrekking hebben op onderhoud zijn beleidsarm overgenomen in de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (waterschapsverordening). Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet treedt ook de waterschapsverordening in werking. Vanaf dat moment zijn de materiële bepalingen uit de keur, die geen betrekking hebben op onderhoud, volledig afgedekt door de waterschapsverordening.

 

De onderhoudsbepalingen uit de keur mogen op grond van artikel 2.2, tweede lid, onder a, van het Omgevingsbesluit niet in de waterschapsverordening worden opgenomen. De toelichting bij deze bepaling stelt dat onderhoudsbepalingen al worden afgedekt door de onderhoudslegger, bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet (Wschw). 1 De onderhoudsbepalingen uit de keur blijven na de invoering van de Omgevingswet en de waterschapsverordening ongewijzigd van kracht, zolang de keur niet wordt aangepast of ingetrokken.

 

In deze verordening worden de onderhoudsbepalingen uit de keur volledig en beleidsarm overgezet. Hierbij zijn alleen technisch juridische verbeterpunten aangepast. Daarnaast is de verhouding verduidelijkt tussen de onderhoudsbepalingen en onderhoudslegger, op grond van artikel 78, tweede lid, Wschw.

 

§ 2. Grondslagen onderhoudsbepalingen uit deze verordening

De keur is opgesteld op grond van artikel 56 van de Wschw in combinatie met artikel 78 van de Wschw, zo blijkt uit de toelichting bij de keur. Wanneer deze grondslag zou wegvallen zou de keur, die op deze grondslag is gebaseerd, ook automatisch komen te vervallen en ophouden te bestaan. Artikel 78 van de Wschw blijft met de invoering van de Omgevingswet ongewijzigd, waardoor de keur niet van rechtswege vervalt.

 

In artikel 78, eerste lid, Wschw staat de algemene verordenende bevoegdheid van waterschappen. Dit is de bevoegdheidsgrondslag voor het opstellen van een keur. De reikwijdte van deze grondslag wordt bepaald door het reglement van een waterschap. In het reglement van een waterschap zijn de taken van een waterschap opgenomen. Alleen in het kader van deze taken mag een waterschap verordeningen opstellen op grond van artikel 78, eerste lid, Wschw.

 

Het eerste lid van artikel 3 van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (reglement) geeft een ruime grondslag voor het opstellen van verordeningen door het waterschap. In artikel 3 van het reglement heeft het waterschap de volgende taken met betrekking tot waterbeheer toebedeeld gekregen:

  • 1.

    Het waterschap heeft tot taak de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet uitdrukkelijk aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.

  • 2.

    Deze taak omvat de zorg voor het watersysteem en de zorg voor de zuivering van afvalwater, daaronder mede begrepen het stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheersgebied van een aangrenzende waterbeheerder en dat krachtens artikel 3.4, eerste lid van de Waterwet om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het hoogheemraadschap.

Op grond van dit eerste lid heeft het waterschap de taak, en de bevoegdheid, regels te stellen over het onderhoud van waterstaatswerken in beheer bij het waterschap.

 

Artikel 78, tweede lid, Wschw geeft de bevoegdheidsgrondslag voor het aanwijzen van onderhoudsplichten of onderhoudsplichtigen in een legger. Ook dit lid lag aan de keur en ligt aan deze verordening ten grondslag. In deze verordening worden onderhoudsplichten en onderhoudsplichtigen aangewezen in de vorm van algemeen verbindende voorschriften. Dit moet worden onderscheiden van het specifiek, per waterstaatswerk of onderdeel daarvan, aanwijzen van een specifieke onderhoudsplichtige. Die legger is een apart document [zonder algemeen verbindende voorschriften] dat gekwalificeerd kan worden als ‘verzamelbeschikking’.

 

§ 3. Delegatie van bevoegdheid tot vaststellen van onderhoudslegger

De bevoegdheid tot het vaststellen van de onderhoudslegger is aan het dagelijks bestuur gedelegeerd. De bevoegdheid van het dagelijks bestuur tot het vaststellen of wijzigen van de onderhoudslegger is beperkt tot het vaststellen of wijzigen van de onderhoudsplichten of onderhoudsplichtigen per waterstaatswerk. De bevoegdheid ziet niet ook op het vaststellen of wijzigen van algemeen verbindende onderhoudsvoorschriften uit deze verordening. Dit is verduidelijkt in artikel 3 van deze verordening, waarin de delegatiegrondgrondslag voor het vaststellen van de onderhoudslegger is opgenomen. Artikel 83 Wschw is de grondslag voor deze delegatiebevoegdheid.

 

§ 4. Verhouding onderhoudsverordening tot de leggers

De delegatiebevoegdheid is opgenomen in deze onderhoudsverordening, zodat de over te dragen bevoegdheid helder kan worden afgebakend ten opzichte van de bevoegdheid tot het vaststellen of wijzigen van deze verordening. De bevoegdheden met betrekking tot het regelen van onderhoud zijn hierdoor verdeeld tussen de verenigde vergadering en het dagelijks bestuur. Wat de verenigde vergadering hierover regelt staat in deze verordening en wat het dagelijks bestuur hiervoor regelt staat in de legger. Zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.

 

Artikelsgewijs

Artikel 1 (begrippen)

Dit artikel is, voor zover relevant, letterlijk overgenomen uit artikel 1.1 van de keur. In de aanhef is de zinssnede ‘tenzij anders bepaald’ weggelaten. Dat is gedaan omdat nergens in deze verordening een begrip uit dit artikel wordt gebruikt, waarbij van de begripsomschrijving uit dit artikel is afgeweken. De begrippen die in deze verordening niet voorkomen zijn niet overgenomen uit de keur. De enige begripsomschrijvingen die niet letterlijk zijn overgenomen uit de keur zijn de begripsomschrijving van ‘oppervlaktewaterlichaam’ en de begripsomschrijving van ‘bergingsgebied’. Voor de omschrijving van deze begrippen is aangesloten bij de begripsomschrijvingen uit artikel 1.1 van de Omgevingswet. In de Omgevingswetbegripsomschrijving van ‘oppervlaktewaterlichaam’ zijn de ‘droge oevergebieden’ weggelaten. Dit heeft inhoudelijk geen gevolgen voor de bepalingen uit deze verordening, omdat droge oevergebieden alleen voorkomen in oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk. In de Omgevingswetbegripsomschrijving van 'bergingsgebied’ is de verwijzing naar de Wet ruimtelijke ordening omgehangen naar een verwijzing naar de Omgevingswet.

 

Artikel 2 (onderhoud algemeen)

Dit artikel is letterlijk overgenomen uit artikel 2.1, tweede lid, van de keur en houdt een algemene regel in met betrekking tot onderhoudsverplichtingen.

 

Artikel 3 (aanwijzing onderhoudsplichtigen of onderhoudsplichten in de leggers)

Met deze bepaling wordt de bevoegdheid tot het vaststellen van de onderhoudslegger, bedoeld in artikel 78, lid 2, Wschw, aan het dagelijks bestuur gedelegeerd. De grondslag voor deze delegatie staat in artikel 81 Wschw en ziet in dit geval nadrukkelijk niet op de bevoegdheid tot het wijzigen van deze verordening of delen daarvan. Dit komt doordat de bepalingen uit deze verordening in acht moeten worden genomen bij het vaststellen van de legger. Zie ook het algemeen deel van de toelichting.

 

De legger wordt hierbij gezien als een ‘verzamelbeschikking’ waarin voor specifieke waterstaatswerken specifieke onderhoudsplichtigen worden aangewezen. In de legger wordt dan ook de omvang van iedere onderhoudsverplichting bepaald, door de onderhoudsverplichting als gewoon of als buitengewoon onderhoud te omschrijven.

 

Artikel 4 (onderhoudsplichtigen)

Dit artikel geeft aan wie onderhoudsplichtig is in het geval dat voor een waterstaatswerk nog geen onderhoudsplichtige is aangewezen in een legger. Dit artikel is gebaseerd op artikel 2.12 van de keur.

 

De aanpassingen in dit artikel ten opzichte van de keurbepalingen zijn beperkt tot het niet overnemen van de zinssnede ‘die niet aangewezen zijn als hoofdwatergang’. De reden hiervoor is dat het aanwijzen in de legger plaatsvindt en dit een artikel is met betrekking tot oppervlaktewaterlichamen die niet voorkomen in de legger. Geen enkel van de hier bedoelde oppervlaktewaterlichamen is daarom als hoofdwatergang aangewezen. In recente leggers wordt bovendien geen enkel oppervlaktewaterlichaam als ‘hoofdwatergang’ aangewezen, in plaats daarvan kan een oppervlaktewaterlichaam als ‘primaire watergang’ worden aangewezen.

 

Artikel 5 (afwijken)

In de artikelen 2.1 en 2.12 van de keur stond een tenzij-clausule, voor de gevallen dat het onderhoud door of namens het waterschap op ander wijze is geregeld dan in de legger of dan in de vangnetbepaling van artikel 2.12 van de keur. Deze tenzij-clausule is apart opgenomen in het eerste lid van dit artikel.

 

De bevoegdheid uit het tweede lid tot het verlenen van een ontheffing is niet opgenomen in de keur. Een ontheffing is een uitzondering voor een individueel geval (beschikking). Voor de ontheffing geldt dat de onderhoudsverplichting, waarvoor deze wordt verleend, door een ander (bijvoorbeeld het waterschap zelf) moet worden overgenomen.

 

Als het waterschap niemand anders als onderhoudsplichtige aanwijst is het zelf verantwoordelijk voor het onderhoud waarvoor het de vrijstelling of de ontheffing verleend. Dat komt doordat het waterschap op grond van artikel 4 van het Reglement van bestuur voor het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard verantwoordelijk is voor het onderhoud van waterstaatswerken, zolang daarvoor niemand anders als onderhoudsplichtige is aangewezen.

 

Artikel 6 (onderhoud aan waterkeringen)

Artikel 2.2 en 2.3 uit de keur zijn samengevoegd in dit artikel. De onderhoudsplichten voor het gewoon en het buitengewoon onderhoud aan waterkeringen zijn inhoudelijk niet veranderd, ten opzichte van de artikelen uit de keur. De verwijzing naar de legger op grond van artikel 5.1 van de Waterwet is aangepast naar de legger op grond van artikel 2.39 van de Omgevingswet. Ook dit is geen inhoudelijke wijziging, maar slechts een noodzakelijke aanpassing aan het overgaan van de grondslag van de Waterwet naar de Omgevingswet.

 

Het eerste lid van dit artikel geeft weer wat onderhoudsplichtigen aan gewoon onderhoud aan waterkeringen moeten doen. Bij het verwijderen van schadelijk wild en begroeiingen moet gedacht worden aan dat wild en die beplantingen die aantoonbaar schade toebrengen aan het water- kerend vermogen van de dijk. Daarbij gaat het om zaken als gaten in de dijk, beschadiging van de speciale grasmat of diepe wortels in de dijk. Bij zandige waterkeringen behoort tot het gewoon onderhoud ook het tegengaan van verstuiving door het aanbrengen van beplanting of het treffen van andere maatregelen. De bestrijding van muskus- en beverratten is uitgezonderd. De verantwoordelijkheid voor het bestrijden van muskus- en beverratten ligt bij het hoogheemraadschap.

 

Het tweede lid van dit artikel geeft aan welk buitengewoon onderhoud door onderhoudsplichtigen moet worden gepleegd aan waterkeringen. Er wordt in dit artikellid verwezen naar de ligging, vorm, afmeting en constructie zoals in de legger opgenomen. Bij deze inhoudelijke beschrijving van de onderhoudsplicht wordt aangesloten bij de legger, bedoeld in de Omgevingswet. Deze legger op grond van de Omgevingswet geeft aan waar een waterstaatswerk, in dit geval een waterkering, aan moet voldoen en via dit artikellid wordt geregeld dat de onderhoudsplichtige (die in de onderhoudslegger op grond van de Waterschapswet is aangewezen) het buitengewone onderhoud zo moet uitvoeren dat wordt voldaan aan deze legger op grond van de Omgevingswet.

 

Artikel 7 (onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen)

Artikel 2.5 en 2.6 uit de keur zijn samengevoegd in dit artikel. De onderhoudsplichten voor het gewoon en het buitengewoon onderhoud aan oppervlaktewaterlichamen zijn inhoudelijk niet veranderd ten opzichte van deze artikelen uit de keur.

Begroeiingen en afval moeten worden verwijderd uit oppervlaktewaterlichamen door de in de legger aangewezen onderhoudsplichtigen voor het gewoon onderhoud. Met afval wordt bedoeld voorwerpen, materialen en stoffen die de aan- of afvoer of berging van water belemmeren. Ook het verwijderen van bagger valt onder gewoon onderhoud.

 

Het tweede lid van dit artikel geeft aan welk buitengewoon onderhoud door onderhoudsplichtigen moet worden gepleegd aan oppervlaktewaterlichamen. Zie ook de toelichting bij het tweede lid van artikel 6.

 

De aanpassingen in dit artikel ten opzichte van de keurbepalingen zijn beperkt tot het omgehangen van de verwijzing naar 'de legger’ naar ‘de legger op grond van artikel 2.39 van de Omgevingswet’.

 

De leggermaat, bedoeld in het derde lid, is een ‘ingreepmaat’. Dit komt erop neer dat in de legger de minimale eisen zijn opgenomen voor de afmetingen van een oppervlaktewaterlichaam. Een goed onderhouden oppervlaktewaterlichaam heeft daarom altijd ruimere afmetingen dan opgenomen in de legger.

 

Met betrekking tot het derde lid kan ook worden opgemerkt dat de bepalingen over de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam slechts gelden voor zover het gaat over het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan het oppervlaktewaterlichaam. Wanneer een oppervlaktewaterlichaam wordt verdiept of verondiept, los van het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, valt dit binnen de regels over grondverzet in een oppervlaktewaterlichaam. De regels over grondverzet in oppervlaktewaterlichamen staan in artikel 2.3 en paragraaf 5.2 van de Waterschapsverordening Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

 

Het vierde lid geeft aan dat de verplichting uit het derde lid, tot het onderhoud op ruimere afmetingen, in bijzondere gevallen niet geldt. Het gaat hierbij om een bevoegdheid, niet om een verplichting. In het geval dat het gaat om een recentelijke afkalving van een oever is een onderhoudsplichtige bevoegd deze afkalving te herstellen. In dat geval hoeft diegene niet de, door de afkalving ontstane, ruimere afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam aan te houden. De onderhoudsplichtige kan dan de minder ruime leggermaat aanhouden, maar het staat hem vrij de ruimere afmetingen in stand te houden.

 

Artikel 8 (onderhoud aan ondersteunende kunstwerken)

In deze bepaling zijn de artikelen 2.4 en 2.7 uit de keur samengevoegd tot in dit ene artikel. Alle onderhoudsbepalingen voor ondersteunende kunstwerken in beheer bij HHSK staan hierdoor bij elkaar. Het gaat hierbij zowel over ondersteunende kunstwerken met betrekking tot een oppervlaktewaterlichaam als om ondersteunende kunstwerken met betrekking tot een waterkering.

 

In dit artikel is aangegeven dat onderhoudsplichtigen van waterkeringen de ondersteunende kunstwerken of werken in, op of boven waterkeringen of de bijbehorende beschermingszone waterkerend moeten houden.

 

Daarnaast gebied dit artikel onderhoudsplichtigen ondersteunende kunstwerken en werken bij oppervlaktewaterlichamen te onderhouden. Het gaat hier om (kunst)werken die (mede) een waterhuishoudkundige functie hebben, zoals duikers, inlaten en stuwen. Deze werken moeten zodanig worden onderhouden dat er aan de functie voor het watersysteem voldaan kan worden.

 

Artikel 9 (nadere regels)

De bevoegdheid tot het stellen van nadere regels uit artikel 2.13 van de keur is in dit artikel overgenomen.

Een vrijstelling is een uitzondering die voor iedereen geldt (algemene regel), dit in tegenstelling tot een ontheffing als bedoeld in het tweede lid van artikel 5. Voor de vrijstelling geldt dat de onderhoudsverplichting, waarvoor deze wordt verleend, door een ander (bijvoorbeeld het waterschap zelf) moet worden overgenomen. Als het waterschap niemand anders als onderhoudsplichtige aanwijst is het zelf verantwoordelijk voor het onderhoud waarvoor het de vrijstelling of de ontheffing verleend. Zie hiervoor ook de toelichting bij artikel 5.

 

Artikel 10 (aanwijzing toezichthouders)

Onder toezichthouder verstaat de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5.11 Awb). Hieruit vloeit voort dat de toezichthoudende bevoegdheden uit de Awb alleen kunnen worden uitgeoefend door personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift als zodanig zijn aangewezen. Dit artikel voorziet in de vereiste wettelijke grondslag voor de aanwijzing van toezichthouders.

 

Aanwijzing van toezichthoudende ambtenaren geschiedt door het bestuur van Schieland en de Krimpenerwaard. Afdeling 5.2 van de Awb bevat bepalingen over de bevoegdheden van toezichthoudende ambtenaren.

 

Artikel 11 (strafbepalingen)

In artikel 81 van de Wschw is bepaald welke maximum straf op overtreding van de keur kan worden gesteld. In deze keur is deze maximum straf opgenomen, namelijk drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 Wetboek van strafrecht.

 

Deze strafbepalingen staan los van het bestuursrechtelijk instrumentarium – bestuursdwang, last onder dwangsom en bestuurlijke boete - waarover het bestuursorgaan ingeval van overtreding kan beschikken.

 

Deze onderhoudsverordening kan worden gezien al een ‘onderhoudskeur’ en in lijn met het advies van prof.mr. H.J.M. Havekes van 5 augustus 20202 is in deze onderhoudsverordening de strafwaardigheid van overtreding van onderhoudsplichten verzekerd.

 

Artikel 12 (overgangsrecht)

Het eerste lid geeft aan dat onderhoudsverplichtingen en vrijstellingen die golden voor de inwerkingtreding van de Onderhoudsverordening daarna nog steeds van kracht zijn. De bepaling is zo geformuleerd dat alle voorgaande besluiten m.b.t. tot onderhoud van een nieuwe grondslag zijn voorzien. Ook besluiten die voorheen geen geldige grondslag hadden of waarvan de grondslag niet duidelijk was.

 

In het tweede lid is een onderhoudsbepaling opgenomen voor de delen van de leggers die betrekking hebben op onderhoud. In het aanpassingsbesluit delegatiebesluiten wordt een overgangsbepaling opgenomen voor de delen van de leggers die gaan over de normatieve toestand van waterstaatswerken. Zie ook paragrafen 3 en 4 van het algemeen deel van de toelichting en de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.

 

Artikel 13 (intrekken Keur)

Op grond van artikel 59, tweede lid, Wschw houden deze bepalingen uit de keur, die geen betrekking hebben op onderhoud, met de invoering van de Omgevingswet en de waterschapsverordening van rechtswege op te gelden. Dat betekent dat deze bepalingen van rechtswege geen rechten of verplichtingen meer in het leven kunnen roepen, maar niet ophouden te bestaan.

 

De bepalingen uit de keur met betrekking op onderhoud blijven ongewijzigd van kracht zolang de keur niet wordt ingetrokken. Deze bepalingen worden van rechtswege niet gewijzigd. In deze verordening worden de bepalingen uit de keur met betrekking tot onderhoud door het waterschap zelf volledig en beleidsarm omgezet.

 

Om te voorkomen dat de onderhoudsbepalingen uit de keur naast deze nieuwe verordening blijven bestaan wordt de keur volledig ingetrokken. Door de keur volledig in te trekken houden ook de bepalingen die geen betrekking hebben op onderhoud op te bestaan. Met deze actie wordt voorkomen dat met betrekking tot activiteiten op waterstaatswerken in beheer bij het waterschap twee regelingen naast elkaar bestaan. Terwijl die beide hetzelfde regelen, maar waarvan slechts één regeling daadwerkelijk geldt.

 

Artikel 14 (inwerkingtreding)

In dit artikel is bepaald wanneer deze onderhoudsverordening in werking treedt. Met de inwerkingtreding van waterschapsverordening verliezen de materiële bepalingen uit de keur die geen betrekking hebben op onderhoud hun rechtskracht. Door de inwerkingtreding van deze verordening te koppelen aan dat moment, valt dat moment samen met de intrekking van de keur in het geheel en het overzetten van de onderhoudsbepalingen in deze, zelfstandig leesbare, verordening. Zie ook het algemeen deel van de toelichting over de aanleiding voor het opstellen van deze verordening.

 

Artikel 15 (citeertitel)

De citeertitel zorgt ervoor dat de onderhoudsverordening eenvoudig en eenduidig kan worden aangehaald.


1

Stb. 2020/400, p. 1706 (Invoeringsbesluit Omgevingswet).

2

HJM Havekes, Onderhoudslegger Waterschapswet, Universiteit Utrecht: 5 augustus 2020, p. 12-13.