Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westervoort

Algemeen controleplan (materiële controle) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestervoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemeen controleplan (materiële controle) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet
CiteertitelAlgemeen controleplan (materiële controle) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-09-2023nieuwe regeling

12-09-2023

gmb-2023-415408

Z/23/113187

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemeen controleplan (materiële controle) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet

 

Inleiding

 

De betaalbaarheid en toegankelijkheid van (jeugd)hulp en ondersteuning is onderwerp van een brede maatschappelijke discussie. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om kwalitatief goede en doelmatige jeugdhulp op grond van de Jeugdwet en ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: 'Wmo 2015') in te kopen en te controleren of geleverde (jeugd)hulp rechtmatig is. In dit controleplan beschrijven wij het wettelijk kader waarbinnen gemeenten die aangesloten zijn bij Inkoop sociaal domein Centraal Gelderland (hierna: 'Inkoop SDCG') op grond van de Jeugdwet en Wmo 2015 handelen bij het controleren op de rechtmatigheid van de gedeclareerde hulpverlening. In het bijzonder wordt in dit controleplan het proces van de materiële controle beschreven.

 

Door de voornoemde gemeenten wordt in het kader van de uitvoering van de Wmo 2015 aangesloten bij dit kader, dat is gebaseerd op de Regeling Jeugdwet.

 

Vragen over dit controleplan kunt u stellen aan de werkgroep Kwaliteit en Rechtmatigheid van Inkoop SDCG via het e-mailadres kwaliteit@inkoopsdcg.nl.

 

1.1 Reikwijdte

Dit controleplan maakt onderdeel uit van het regionaal toezicht- en handhavingskader. Dit controleplan is opgesteld voor alle gedeclareerde zorg en ondersteuning in het kader van de Jeugdwet en Wmo 2015 die is geleverd door een (jeugdhulp)aanbieder, die met één of meerdere van de gemeenten - aangesloten bij Inkoop SDCG - een overeenkomst heeft gesloten.

 

Het gaat dan om de volgende gemeenten:

  • Arnhem;

  • Doesburg;

  • Duiven;

  • Lingewaard;

  • Overbetuwe;

  • Renkum;

  • Rheden;

  • Rozendaal;

  • Wageningen;

  • Westervoort;

  • Zevenaar.

1.2 Wettelijk kader

Bij de uitvoering van controles houden de gemeenten en Inkoop SDCG zich aan de wet- en regelgeving. In het kader van het uitvoeren van een materiële controle is voor gemeenten (colleges van burgemeester en wethouders) in dat kader bovenal de Regeling Jeugdwet relevant. Controles die door voornoemde gemeenten worden verricht, worden uitgevoerd conform de Regeling Jeugdwet. Waar het controles betreft die worden verricht op grond van de Wmo 2015 wordt het wettelijk kader van de Jeugdwet gebruikt.

1. Controleprocessen

 

Naast materiële controle hanteren de bij Inkoop SDCG aangesloten gemeenten onder andere de volgende controleprocessen:

  • Formele controle;

  • Contractmanagement;

  • Fraude-onderzoek.

In dit hoofdstuk worden alle genoemde controleprocessen in het kort beschreven. Vervolgens gaan we in de hierop volgende hoofdstukken nader in op de opzet, uitvoer en vervolg van materiële controle (waaronder de detailcontrole).

 

Formele controle

Een formele controle is volgens de definitie in de Regeling Jeugdwet een onderzoek waarbij het college van burgemeester en wethouders nagaat of het gedeclareerde bedrag dat door een (jeugdhulp)aanbieder voor een prestatie in rekening is gebracht:

  • een prestatie betreft die is geleverd ten behoeve van een jeugdige die zijn woonplaats – volgens het in de Jeugdwet opgenomen woonplaatsbeginsel - heeft binnen de gemeente van het college;

  • een prestatie betreft voor een in de wet (of daarop gebaseerde regelgeving) bedoelde dienst;

  • een prestatie betreft tot levering waarvan degene die de declaratie indient jegens de gemeente bevoegd is; en

  • overeenkomt met daartoe door of namens het college gemaakte afspraken of subsidievoorwaarden dan wel in hoogte aansluit bij hetgeen in de Nederlandse marktomstandigheden in redelijkheid passend is te achten; of

  • het gedeclareerde bedrag een verrekening als bedoeld in artikel 8.2.1, derde lid, van de wet betreft.

Formele controles voeren de gemeenten zoveel mogelijk geautomatiseerd vooraf of tijdens het declaratieproces uit. Dit doen de gemeenten op basis van informatie die reeds in het bezit is van de gemeenten. De aanbieder kan worden gevraagd om een toelichting te geven op deze informatie en gevraagd worden om extra informatie aan te leveren. Bovenstaand kader passen de gemeenten analoog toe ten aanzien van aanbieders die zijn gecontracteerd voor het leveren van hulpverlening op grond van de Wmo 2015.

 

Contractmanagement

Hierbij onderzoeken Inkoop SDCG en/of de gemeenten of (jeugdhulp)aanbieders zich op het moment van het onderzoek aan de met Inkoop SDCG overeengekomen contractafspraken houden; bijvoorbeeld op het gebied van zorgkosten, kwaliteit en doelmatigheid van (jeugd)hulp. Anders dan een materiële controle focust dit onderzoek zich op de vraag of richting de toekomst (op het moment van beoordelen) wordt voldaan aan de contractvoorwaarden. Inkoop SDCG voert namens de aangesloten gemeenten het contractmanagement uit.

 

Materiële controle

Een materiële controle is volgens de definitie in de Regeling Jeugdwet een onderzoek waarbij het college van burgemeester en wethouders nagaat of de gedeclareerde prestatie is geleverd en, indien het college de materiële controle daar ook toe wenst uit te strekken, of die prestatie:

  • aansluit bij een door of namens het college afgegeven beschikking, inhoudende dat recht bestaat op preventie of jeugdhulp conform de overeenkomen voorwaarden;

  • indien het college een aanbieder heeft gemandateerd om namens hem preventie of jeugdhulp te verstrekken, binnen dat mandaat valt,

  • past binnen een verwijzing door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts,

  • aansluit op een door de gecertificeerde instelling genomen beschikking als bedoeld in artikel 3.5 van de wet, inhoudende dat jeugdhulp aangewezen is;

  • aansluit op een rechterlijke uitspraak, inhoudende dat de jeugdige is aangewezen op een kinderbeschermingsmaatregel of op jeugdreclassering; of

  • aansluit bij een verrekening als bedoeld in artikel 8.2.1, derde lid, van de wet.

Een materiële controle betreft een controle die ziet op een afgesloten periode in het verleden (tot maximaal 5 jaar terug). Bovenstaand kader passen de gemeenten analoog toe ten aanzien van aanbieders die zijn gecontracteerd voor het leveren van hulpverlening op grond van de Wmo 2015.

 

Fraude-onderzoek

Fraude-onderzoek wordt in de Regeling Jeugdwet omschreven als: "een onderzoek waarbij het college of een door het college aangewezen persoon nagaat of degene die bij de gemeente een bedrag als bedoeld in artikel 6a.1 in rekening brengt, valsheid in geschrifte, bedrog, benadeling van rechthebbenden of verduistering pleegt of tracht te plegen ten nadele van de gemeente, met het doel een betaling of ander voordeel te verkrijgen waarop hij geen recht heeft of kan hebben".

 

Bovenstaand kader passen de gemeenten analoog toe ten aanzien van aanbieders die zijn gecontracteerd voor het leveren van hulpverlening op grond van de Wmo 2015.

2. Algemene risicoanalyse

 

De Regeling Jeugdwet definieert de algemene risicoanalyse als: "een analyse die erop is gericht te bepalen op welke gegevens een materiële controle of een fraude-onderzoek zich zal richten". De input komt uit bottom-up signalen en top-down analyses. Op basis van deze risicoanalyse kunnen (jeugdhulp)aanbieders – dus ook aanbieders die zijn gecontracteerd voor het leveren van hulpverlening op grond van de Wmo 2015 – voor controle geselecteerd worden.

 

Bottom-up signalen

Voorbeelden:

  • signalen van cliënten;

  • signalen vanuit de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa);

  • signalen vanuit de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ);

  • Signalen vanuit Zorgverzekeraars Nederland (ZN), dan wel een zorgverzekeraar;

  • signalen van andere gemeenten;

  • signalen van het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ);

  • signalen vanuit het veld;

  • signalen vanuit media;

  • signalen van inwoners;

  • analyses van gepubliceerde jaarstukken;

  • gemaakte winstpercentages;

  • uitkomsten van eigen onderzoeken (waaronder wettelijk verplichte cliëntervaringsonderzoeken) en eerdere uitgevoerde controles;

  • signalen vanuit de organisatie: o.a. contractmanagers en verwijzers (toegangsteams);

  • uitkomsten van praktijkvariatie analyses, datamining en andere spiegelinformatie.

Top-down analyses

Via data-analyse, benchmarking en spiegelinformatie brengen de gemeenten opvallend declaratiegedrag in kaart. Dit kan zowel op risiconiveau als op aanbiedersniveau.

 

Verwerken van persoonsgegevens

Bij de algemene risicoanalyse worden geen bijzondere persoonsgegevens verwerkt en verwerken de gemeenten niet meer (algemene) persoonsgegevens dan nodig is voor het behalen van het controledoel.

3. Kenmerken van een materiële controle

 

Het doel van het verrichten van een materiële controle is om vast te stellen of de door de (jeugdhulp)aanbieder gedeclareerde prestatie is geleverd. Daarbij kunnen de bij Inkoop SDCG aangesloten gemeenten tevens onderzoeken:

  • Of de gedeclareerde prestatie jeugdhulp betreft in de zin van de Jeugdwet en/of maatschappelijke ondersteuning betreft in de zin van de Wmo 2015;

  • Of de gedeclareerde prestatie overeenkomt met de wettelijke en overeengekomen (kwaliteits)eisen;

  • Of een beschikking van het college, verwijzing van de medische verwijzer of bepaling jeugdhulp van een gecertificeerde instelling aanwezig is en de hulpverlening aansluit bij de inhoud van dit document;

  • Of de jeugdhulpverlening en/of hulpverlening op grond van de Wmo 2015 passend is verleend.

De hoofdvragen die centraal staan binnen de materiële controle zijn daarmee:

  • Betreft de geleverde prestatie jeugdhulp in de zin van de Jeugdwet en/of maatschappelijke ondersteuning in de zin van de Wmo 2015?

  • Is de geleverde prestatie geleverd conform de wettelijke en overeengekomen (kwaliteits)eisen?

  • Is de jeugdhulp en/of maatschappelijke ondersteuning feitelijk geleverd?

  • Sluit de geleverde jeugdhulp en/of maatschappelijke ondersteuning aan bij de afgegeven beschikking van het college, verwijzing van de huisarts of bepaling jeugdhulp van een gecertificeerde instelling?

  • Betreft het gepast gebruik van jeugdhulp en/of maatschappelijke ondersteuning?

4. Uitvoer van materiële controle

Voorafgaand aan een materiële controle informeren de gemeente de te controleren (jeugdhulp)aanbieder(s) over de aanleiding, het doel en de vorm van de controle. Tevens wordt richting de aanbieder aangegeven wie de materiële controle namens de colleges feitelijk uitvoert. De aanbieder is volgens artikel 6b.1 lid 3 van de Regeling Jeugdwet en artikel 5:20 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht om mee te werken aan deze controle.

 

4.1 Inzet algemene controlemiddelen

Algemene controlemiddelen zetten de gemeente in beginsel – indien dit mogelijk is – als eerste in. Dit is in lijn met het subsidiariteitsbeginsel: het minst ingrijpende controlemiddel waarmee het controledoel kan worden behaald wordt ingezet. Het betreffen de volgende controlemiddelen:

  • Procescontrole:

    Hierin staan de bevindingen in onze risicoanalyse centraal en de gemeenten onderzoeken hiertoe van de (jeugdhulp)aanbieder de organisatie (bijv. op basis van het AO-/IC-beleid), de inrichting van het zorgproces en de gepastheid van zorglevering op algemeen niveau (bijv. gedefinieerde en vastgelegde zorgpaden). De vorm is schriftelijk/per e-mail en/of face to face (digitaal en/of in combinatie met fysieke bijeenkomsten) en de gemeenten kunnen de aangeleverde informatie (steekproefsgewijs) toetsen op volledigheid en juistheid. Aan de procescontrole kan dus ook een procesgesprek gekoppeld zijn. De (jeugdhulp)aanbieder heeft dan de gelegenheid om toelichting te geven op de bevindingen in de risicoanalyse van de gemeente (waarom zij op specifieke risico’s opvalt en daarvoor is aangeschreven). En gevraagd kan worden om gegevens aan te leveren waaruit de aanneembaarheid van de verklaring blijkt.

  • Enquête:

    Het is mogelijk dat de gemeenten inwoners die van de (jeugdhulp)aanbieder hulpverlening hebben ontvangen vragen voorleggen. Hier zitten voorwaarden aan. Zo vermelden de gemeenten op het enquêteformulier of mondeling dat de inwoner niet verplicht is tot het beantwoorden van de vragen. Vanzelfsprekend behandelen de gemeenten de antwoorden vertrouwelijk en hebben de voorgelegde vragen geen betrekking op de cliënt eigen problematiek.

  • Logica-/verbandscontrole:

    Bevindingen uit data-analyse gericht op verbanden (relaties) tussen verschillende typen verrichtingen die erop kunnen wijzen dat er sprake is van onrechtmatig gedeclareerde zorg, worden gecontroleerd. Een voorbeeld hiervan is een samenloopcontrole tussen declaraties in verschillende zorgsegmenten.

Beëindiging of voortzetting controle na inzet algemene controlemiddelen

De inzet van algemene controlemiddelen heeft drie mogelijke uitkomsten:

  • 1.

    De ingezette algemene controlemiddelen leveren voldoende zekerheid op dat het controledoel is behaald en er zijn geen andere signalen waaruit blijkt dat er onvoldoende zekerheid is. De gemeenten beëindigen dan de materiële controle.

  • 2.

    Door de inzet van algemene controlemiddelen constateert de gemeente fouten in declaraties. Dan stellen de gemeenten een vordering vast na hoor en wederhoor en/of op basis van analyse op de bij de gemeente bekende declaratieregels. Indien nog niet betaald is voor de gedeclareerde (jeugd)hulp (c.q. declaratieregels), kan het zijn dat de gemeente de betaling opschort.

  • 3.

    De ingezette algemene controlemiddelen leveren onvoldoende zekerheid op dat het controledoel is behaald of er zijn andere signalen waaruit blijkt dat er onvoldoende zekerheid is. De gemeenten zetten de controle dan voort met een specifiek controlemiddel.

4.2 Inzet specifieke controlemiddelen

Voordat de gemeenten specifieke controlemiddelen in kunnen zetten, moeten zij een specifieke risicoanalyse doen. De Regeling Jeugdwet definieert de specifieke risicoanalyse als: "een analyse die erop is gericht te bepalen op welke gegevens en op welke aanbieders of categorieën van aanbieders van jeugdhulp of preventie of op welke gecertificeerde instellingen de detailcontrole zich zal richten".

 

Bovenstaand kader passen de gemeenten analoog toe ten aanzien van aanbieders die zijn gecontracteerd voor het leveren van hulpverlening op grond van de Wmo 2015.

 

Naast de resultaten uit de algemene controlemiddelen, en de algemene risicoanalyse eraan voorafgaand, kan de specifieke risicoanalyse bevindingen bevatten uit onder andere aanvullende data-analyse en de uitwerking van bottom-up signalen. De specifieke risicoanalyse bepaalt welke gegevens de gemeenten bij de (jeugdhulp)aanbieder opvragen. Als bij voorbaat uit de specifieke risicoanalyse blijkt dat algemene controlemiddelen onvoldoende zekerheid bieden over het betreffende risico, dan gaan de gemeenten direct over tot de specifieke controlemiddelen. Dit lichten de gemeenten dan toe in het specifiek controleplan.

 

Specifiek controleplan en specifiek controledoel

Voordat de gemeenten tot een specifiek controlemiddel overgaan, informeren de gemeente(n) de betrokken (jeugdhulp)aanbieder o.a. over de volgende aspecten:

  • De aanleiding, het controledoel van de materiële controle en de controlepunten.

  • Terugkoppeling van de resultaten uit de algemene/specifieke risicoanalyse.

  • Wat de gemeente(n) vraagt/vragen van de (jeugdhulp)aanbieder, bijvoorbeeld:

    • o

      Inzage geven in afsprakenagenda;

    • o

      Uitgewerkte werkprocessen (t.b.v. toelating tot zorg of daadwerkelijke zorglevering);

    • o

      Documenten waaruit de certificering van de organisatie of medewerkers blijkt;

    • o

      Aanleveren van verwijzingen;

    • o

      Zorginhoudelijke toelichting geven op declaratieregelniveau d.m.v. gesprekken met de behandelend/begeleidend medewerker;

    • o

      Inzage geven in (gedeelten van) dossiers (dossiercontrole);

    • o

      Gesprekken met medewerkers die betrokken zijn bij het vormgeven van het zorgproces.

Detailcontrole

De Regeling Jeugdwet definieert detailcontrole als "onderzoek door het college of door een door het college aangewezen persoon naar bij een aanbieder berustende persoonsgegevens met betrekking tot jeugdigen die hun woonplaats hebben in de gemeente waarvoor het desbetreffende college werkzaam is, ten behoeve van materiële controle of fraude-onderzoek".

 

Bovenstaand kader passen de gemeenten analoog toe ten aanzien van aanbieders die zijn gecontracteerd voor het leveren van hulpverlening op grond van de Wmo 2015.

 

Bij het uitvoeren van de detailcontrole houden de gemeenten rekening met het proportionaliteitsprincipe: de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de inwoner staat in verhouding tot het beoogde doel. Daarom vindt detailcontrole plaats op basis van een aselecte steekproef. Deze wordt aselect getrokken waardoor alle elementen uit de controlepopulatie dezelfde kans hebben om in de steekproef te worden opgenomen.

 

De gemeenten kennen twee vormen van detailcontrole: (1) detailcontrole zonder (zorg)inhoudelijke inzage in cliëntendossiers en (2) detailcontrole met (zorg)inhoudelijke inzage in cliëntendossiers. Het verloop van de controle en het controledoel bepaalt welke van de twee de gemeenten inzetten. De gemeenten onderbouwen dit in het specifiek controleplan.

 

Detailcontrole zonder inhoudelijke inzage in cliëntendossiers

Hierbij maken de gemeenten vooral gebruik van data en overige onderliggende analyses en documentatie. De gemeenten vragen de (jeugdhulp)aanbieder om een schriftelijke toelichting te geven op regelniveau (per declaratie) o.b.v. de openstaande of gestelde vragen. De gemeenten kijken dus niet zelf inhoudelijk in de dossiers. De specifiek deskundige die daarvoor door het college wordt aangewezen beoordeelt de toelichting van de (jeugdhulp)aanbieder.

 

Detailcontrole met inzage in cliëntendossier

De specifiek deskundige die daarvoor door het college wordt aangewezen beoordeelt een aselecte steekproef van (gedeelten van) dossiers. Als de controlemassa klein is dan kan de controle integraal uitgevoerd worden, waarbij de deskundige dus alle dossiers inhoudelijk beoordeelt. De aanleiding, de werkwijze en de scope van het dossieronderzoek beschrijven de gemeenten in het specifiek controleplan.

 

Bij een detailcontrole kunnen fouten worden gevonden

Als een gemeente in een detailcontrole fouten vaststelt, bepaalt zij na hoor en wederhoor de fout voor de gehele populatie. Binnen de fase van hoor en wederhoor heeft de (jeugdhulp)aanbieder de tijd om binnen de gestelde reactietermijn inhoudelijk op de bevindingen van de gemeente te reageren. Leidt de reactie niet tot een aanpassing of heeft de (jeugdhulp)aanbieder niet gereageerd, dan leidt dit in het geval van een aselecte steekproef mogelijk tot extrapolatie, een uitbreiding van het onderzoek en bij een integrale controle tot een definitieve vaststelling van de onrechtmatigheid.

 

Binnen de aselecte steekproef wordt bepaald of fouten structureel of incidenteel zijn

Uitgangspunt is dat per vastgestelde fout in een steekproef moet worden beoordeeld of deze incidenteel of structureel is. Van een incidentele fout is sprake als uit de hoor en wederhoor blijkt dat de gevonden fout specifiek is voor één declaratie of cliëntendossier. Incidentele fouten worden apart afgehandeld.

 

De structurele fout uit de aselecte steekproef wordt doorberekend

Op basis van de aselecte steekproef kunnen structurele fouten worden doorberekend naar de gehele populatie. Tijdens de hoor en wederhoor wordt deze wijze van doorberekenen besproken. Indien er aanleiding toe is, wordt een grotere steekproef getrokken of wordt het onderzoek op omvang uitgebreid.

 

4.3 Verwerken van persoonsgegevens

Bij het uitvoeren van controles gaan de gemeenten zorgvuldig om met privacygevoelige informatie. De gemeenten werken volgens de in wet- en regelgeving opgenomen voorwaarden. De Autoriteit Persoonsgegevens ziet hierop toe.

 

Het verwerken van persoonsgegevens vindt plaats door deskundige medewerkers die voor specifieke doeleinden betrokken zijn bij de verwerking van persoonsgegevens.

 

Detailcontroles worden daarnaast altijd uitgevoerd door of onder de verantwoordelijkheid van een BIG- of SKJ-geregistreerde deskundige, die beroepsmatig is gebonden aan geheimhouding. In de Regeling Jeugdwet staat hierover:

Indien bij de uitvoering van detailcontrole persoonsgegevens van de jeugdige of degene die het gezag over hem uitoefent worden verwerkt, geschiedt dit in opdracht van het college:

  • a.

    in geval van aan een jeugdige verleende geestelijke gezondheidszorg: door of onder verantwoordelijkheid van een persoon op wie het medisch beroepsgeheim van toepassing is, of

  • b.

    in geval van aan een jeugdige verleende andere jeugdhulp, preventie, een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering: door of onder verantwoordelijkheid van een persoon als bedoeld in onderdeel a, een persoon die op grond van artikel 7.3.11 van de wet een geheimhoudingsplicht heeft of een persoon die op grond van artikel 88 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg een geheimhoudingsplicht heeft.

    Op voorafgaand verzoek van de aanbieder is de persoon, bedoeld in onderdeel a of b, aanwezig bij dit deel van de controle.”

Bovenstaand kader passen de gemeenten analoog toe ten aanzien van aanbieders die zijn gecontracteerd voor het leveren van hulpverlening op grond van de Wmo 2015, met de kanttekening dat in dat geval de gemeentelijke toezichthouder is betrokken en wordt gehandeld in overeenstemming met artikel 6.1 lid 2 van de Wmo 2015.

 

Overige maatregelen om de privacy van de inwoners te waarborgen zijn:

  • Tijdens de controle vragen de gemeenten niet meer informatie op dan dat er nodig is om het controledoel te bereiken;

  • De gemeenten verwerken gegevens op basis van toegangsbeveiliging van informatiesystemen;

  • De gemeenten verstrekken geen gevoelige persoonsgegevens van inwoners aan derden die niet namens de colleges bij het onderzoek zijn betrokken. Alle medewerkers die betrokken zijn bij het onderzoek hebben een geheimhoudingsverklaring ondertekend of zijn beroepsmatig aan geheimhouding gebonden;

  • De gemeenten nemen geen medische informatie gekoppeld aan cliëntendossiers op in de eindrapportage (die wordt opgeleverd naar aanleiding van een afgerond onderzoek).

5. Gevolgen van de materiële controle

 

Als de door de gemeenten ingezette instrumenten voldoende zekerheid geven dat de gecontroleerde declaraties rechtmatig zijn en er geen andere signalen zijn van onrechtmatigheid, eindigt voor de betrokken (jeugdhulp)aanbieder de materiële controle.

 

De gemeenten nemen repressieve en/of preventieve maatregelen na een controle

Wanneer tijdens de controle fouten worden geconstateerd dan nemen de gemeenten en/of Inkoop SDCG, afhankelijk van de ernst van de fout(en), één of meerdere van de volgende maatregelen. De maatregelen die kunnen worden genomen zijn nader uitgewerkt in het regionaal toezicht- en handhavingskader.

 

Repressief

Opleggen van een terugvordering. De gemeente stelt de vordering vast na hoor en wederhoor.

 

Preventief

  • Mondelinge of schriftelijke waarschuwing;

  • Opstellen en monitoring van verbeterafspraken;

  • Aanscherping van contractafspraken;

  • Ontbinding van de overeenkomst en/of het instellen van een cliëntenstop en/of betaalstop.

Indien en voor zover wordt geconstateerd dat de overeenkomst tussen Inkoop SDCG en de betreffende (jeugdhulp)aanbieder over de onderzochte periode niet juist is nagekomen, kan dit voor Inkoop SDCG aanleiding zijn om de desbetreffende (jeugdhulp)aanbieder hier – met het oog op de toekomst – op aan te spreken en eventueel rechtsmaatregelen te treffen (contractmanagement).

 

Fraude

Als er tijdens de voorbereiding of bij de uitvoer van de materiële controle signalen zijn dat er mogelijk sprake is van misbruik en/of oneigenlijk gebruik, dan is het mogelijk dat de materiële controle wordt omgezet in een fraude-onderzoek.

 

Betrokkenheid van externe partijen

In uitzonderlijke situaties zijn de uitkomsten van een controle reden voor een melding bij de IGJ en/of de NZa en/of het IKZ. En in het geval van mogelijk strafbare feiten: het Openbaar Ministerie, de politie of enige andere opsporingsdienst.