Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Purmerend

Aanvullingsbesluit planvorming Waterlandkwartier

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePurmerend
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAanvullingsbesluit planvorming Waterlandkwartier
CiteertitelAanvullingsbesluit planvorming Waterlandkwartier
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-09-202227-09-2023nieuwe regeling

16-08-2022

gmb-2022-434113

1571097

Tekst van de regeling

Intitulé

Aanvullingsbesluit planvorming Waterlandkwartier

Vastgesteld door college B&W op 16 augustus 2022 (registratienummer 1571097)

 

1. Inleiding

In 2021 legde de gemeenteraad het Masterplan Waterlandkwartier Purmerend vast. Daarin wordt voorzien in de transformatie van dit gebied, waar nu vooral kantoren en enkele voorzieningen aanwezig zijn, naar een woon-werk gebied met voorzieningen die Purmerend een nieuw impuls gaat geven. Daar hoort ook een vernieuwde OV-knooppunt bij waarin alle modaliteiten bij elkaar komen en Purmerend beter op de rest van de regio aansluit.

 

De nieuwbouwplannen in het Waterlandkwartier vergen investeringen in de verbetering en nieuwe aanleg van openbare infrastructuur en voorzieningen. Op basis van de afdeling grondexploitatie Wet ruimtelijke ordening en straks de afdelingen 13.6 en 13.7 Omgevingswet dienen deze kosten gedragen te worden door alle grondexploitanten die baat ondervinden van deze investeringen. Deze investeringen zullen soms bredere gebieden dienen dan het Waterlandkwartier alleen. Ze zijn namelijk nodig vanwege de nieuwbouwplannen in het Waterlandkwartier maar dienen ook andere delen van Purmerend en worden daarom via de nota Gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP) doorberekend aan de nieuwbouwplannen. Daarnaast zijn er investeringen nodig die alleen van dienst zijn voor de nieuwbouwplannen in het Waterlandkwartier, namelijk de herinrichting van de openbare infrastructuur binnen dit transformatiegebied. Onderhavig aanvullingsbesluit heeft als doel de bekostiging te waarborgen van deze gebiedseigen infrastructuur. Hiermee ontstaat een transparant kader voor het kostenverhaal van gebiedseigen investeringen op alle grondexploitanten in het Waterlandkwartier die profijt ondervinden van de nieuwbouwplannen. Het gaat concreet om die partijen die zullen profiteren van nieuwe bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het Waterlandkwartier, ongeacht of het gaat om gemeentelijke grond of die van derden.

 

In de Visie Stationsgebied en Waterlandlaan, de Visie op Mobiliteit Purmerend uit 2018 en het Masterplan Waterlandkwartier uit 2021 worden de nodige ingrepen in de openbare ruimte in dit ontwikkelgebied gekenschetst, de ruimtelijke en functionele relatie met de te ontwikkelen percelen uiteengezet, en de redenen aangegeven waarom deze infrastructuur in het algemeen belang is. Onderliggend Aanvullingsbesluit voegt hieraan toe een korte omschrijving en kostenraming van de noodzakelijke investeringen (hoofdstuk 2), het gebied waarbinnen grondexploitanten een bijdrage moeten betalen (hoofdstuk 3), de bijdrage die grondexploitanten moeten betalen (hoofdstuk 4), een uitvoeringsplanning en aanwijzingen voor de bestedingen (hoofdstuk 5), en de verdeelsleutel van de kosten, zodat duidelijk is hoeveel elk concreet bouwplan dient bij te dragen (hoofdstukken 6 en 7).

2. Noodzakelijke investeringen in gebiedseigen infrastructuur in het Waterlandkwartier

In de Visie Stationsgebied en Waterlandlaan, de Visie op Mobiliteit Purmerend uit 2018 en het Masterplan Waterlandkwartier uit 2021 worden die ingrepen in de openbare ruimte in het plangebied opgesomd die nodig zijn om te voorkomen dat de ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en betaalbaarheid achteruitgaan als gevolgd van de nieuwbouwplannen. Deze zijn uitgewerkt en de kosten ervan geraamd. Ook is er een inschatting gemaakt van de subsidies die de gemeente denkt te kunnen ontvangen. Tenslotte, omdat de transformatie, vooral voor de latere fases, deels afhankelijk is van grootschalige investeringen in het OV-knooppunt rondom het huidige treinstation, en deze investeringen nog onzeker zijn, is er een inschatting gemaakt van de mate van zekerheid van de investeringen in de openbare ruimte in die latere fases. Naarmate de plannen worden uitgewerkt en meer zekerheid is over het OV-knooppunt, zullen deze percentages zekerheid worden aangepast. Dat gaat in komende actualisaties van onderhavig Aanvullingsbesluit gebeuren.

 

Investeringen t.b.v. vernieuwing openbare ruimte

Kosten (CW 1/1/22)

Zekerheid (%)

Te verhalen kosten

Waterlandlaan ventweg

€ 1.772.000

90%

€ 1.595.000

Zeevangstraat en Landsmeerstraat

€ 2.742.000

90%

€ 2.468.000

Spaarbekken

€ 5.093.000

90%

€ 4.583.000

Beatrixplein

€ 2.449.000

90%

€ 2.204.000

Rest plangebied (latere fases)

€ 23.692.000

50%

€ 11.846.000

Subtotaal

€ 39.671.000

€ 21.101.000

Inschatting subsidies

€ 5.507.000

€ 5.507.000

Totaal

€ 34.164.000

€ 17.188.000

Deel reeds gecontracteerd programma (voor rekening gemeente)

€ 2.757.000 (16%)

Totaal te verhalen op nog niet gecontracteerd nieuwbouwprogramma

€ 14.431.000

 

3. Afbakening gebied kostenverhaal

Het kostenverhaalgebied wordt weergegeven in onderstaande kaart. Dit is het gebied waarin zich bevindende nieuwbouwplannen mee moeten betalen aan de kosten van gebiedseigen infrastructuur.

 

 

Hieronder het totaal nieuwbouwprogramma dat verwacht wordt binnen dit gebied:

Uitgiftecategorie

(zie hoofdstuk 6 voor de omschrijving)

M2 bvo

Wegings-factor

Gewogen eenheden

Reeds gecontracteerd

(in gewogen eenheden)

Huurwoningen gesubsidieerd

39.504

0

0

0

Woningbouw commercieel

118.511

1,9

225.171

39.971

Kantoorruimte

23.500

0,8

18.800

0

Bedrijfsruimte

0

1,2

0

0

Commerciële publieke functies

2.000

2,6

5.200

0

Openbare en maatschappelijke, niet commerciële infrastructuur en voorzieningen

24.000

0

0

0

Gebouwde parkeerruimte

56.138

0

0

0

Totaal

263.653

249.171

39.971

 

Alle grondexploitanten binnen het kostenverhaalgebied zullen een bijdrage verschuldigd zijn. Plannen op zowel private als gemeentelijke grond zullen op gelijkwaardige voet een bijdragen leveren. Het aandeel voor het reeds gecontracteerd programma neemt de gemeente voor haar rekening.

4. Bijdrage

Door de totale, aan nieuwbouwplannen toe te rekenen kosten (zie hoofdstuk 2) te delen door het totaal aantal gewogen eenheden van het nieuwbouwprogramma (inclusief het reeds gecontracteerd programma, zie hoofdstuk 3), ontstaat de bijdrage per gewogen eenheid. De bijdrage per m2 bvo voor elke uitgiftecategorie resulteert uit het vermenigvuldigen van deze bijdrage met het gewichtsfactor van de desbetreffende uitgifte categorie (voor een omschrijving van de uitgifte categorieën zie hoofdstuk 6):

Bijdrage per gewogen eenheid:

[kosten]/[totaal gewogen eenh] = € 17.188.164 / 249.171 = € 68,98 per gewogen eenheid

Uitgiftecategorie

Gewichtsfactor

Bijdrage per m2 bvo

Huurwoningen gesubsidieerd

0

€ 0

Woningbouw commercieel

1,9

€ 131,06

Kantoorruimte

0,8

€ 55,19

Bedrijfsruimte

1,2

€ 82,78

Commerciële publieke functies

2,6

€ 179,35

Openbare en maatschappelijke, niet commerciële infrastructuur

0

€ 0

Gebouwde parkeerruimte

0

€ 0

 

5. Uitvoeringsplanning en aanwijzingen voor de bestedingen

Van de totale kosten (excl. subsidies, € 34.164.000 zie hoofdstuk 2) neemt de gemeente € 19.733.000 voor haar rekening: dit is het aandeel van de investeringen (in vooral de latere fases) dat vooralsnog onzeker zijn en het aandeel dat voor rekening komt van het reeds gecontracteerd programma (dit aandeel wordt niet doorberekend aan de nieuwbouwplannen waarmee nog niet is gecontracteerd). Daarnaast draagt de gemeente het risico dat de geschatte subsidies er uiteindelijk niet komen.

 

Er zijn natuurlijk onzekerheden betreffende de realisering van alle voorziene nieuwbouwplannen, hetgeen uiteindelijk kan leiden tot een aangepast bouwprogramma en aldus tot een andere omvang aan bijdragen.

 

De investeringen worden alleen gedaan wanneer voldoende middelen/bijdragen zijn vergaard of beschikbaar komen, zowel uit bijdragen, uit algemene middelen of uit subsidies. Een belangrijk principe is dus dat de baten (beschikbaarheid van middelen) geborgd dienen te zijn alvorens de investeringen worden gemaakt. De gemeente kan echter ook besluiten om zelf extra middelen beschikbaar te stellen vanuit algemene middelen en daarmee, als het ware, de investeringen voorschieten totdat de bijdragen van grondexploitanten of subsidies binnen zijn. Er valt uiteindelijk ook niet uit te sluiten dat, vanwege achterliggende bijdragen, een aantal investeringen uiteindelijk uit- of afgesteld worden.

 

De stortingen vanuit nieuwbouwplannen (op grond van zowel de gemeente of derden) worden gedaan in de Voorziening Kostenverhaal Gebiedseigen kosten Waterlandkwartier.

 

5.1 Inwerkingtreding

Nadat voorliggend aanvullingsbesluit van kracht wordt, zijn de nieuwe tarieven meteen van kracht. Met een uitzondering: wanneer in een geldige intentieovereenkomst (IO) oudere tarieven zijn afgesproken, geldt een maximale overgangsperiode van een jaar: nl. vanaf inwerkingtreding van voorliggende versie mogen die oude tarieven uiterlijk een jaar worden gehanteerd (op voorwaarde nogmaals dat dit is afgesproken in de IO). Als binnen een jaar na inwerkingtreding van voorliggende versie, de oude tarieven nog niet zijn afgesproken in een getekende anterieure overeenkomst, dan treden de nieuwe tarieven in werking. De gemeente gaat in IO’en ook geen langere termijnen afspreken.

 

Ook zijn bouwplannen vrijgesteld die plaatsvinden op grond die door de gemeente is uitgegeven voor de inwerkingtreding van voorliggend aanvullingsbesluit. Of op grond die zich bevindt binnen gemeentelijke grondexploitaties die zijn vastgesteld voor de inwerkingtreding van voorliggende versie.

 

5.2 Periodieke herziening aanvullingsbesluit

Zoals net gesteld, kan het verwacht bouwprogramma in de loop der tijd anders worden dan op dit moment voorzien. Maar en kunnen ook veranderingen optreden in de voorgenomen investeringen. Investeringen kunnen bijvoorbeeld naar de toekomst worden geschoven, of zelfs afgesteld. Ook kunnen de investeringen veranderen in omvang of kwaliteit, en naarmate ze uitgewerkt worden kunnen de geraamde kosten anders worden.

 

Daarom zal dit aanvullingsbesluit periodiek worden geactualiseerd. Voor wat betreft de investeringen, deze actualisatie kan aan de hand van de GWW-index. Echter, in de loop der tijd kunnen omvangrijkere veranderingen optreden die gaan over uit- of afstel van investeringsvoornemens, of over aangepaste kostenramingen. Deze veranderingen kunnen niet worden opgevangen door indexatie, en kunnen alleen middels grondige actualisering gebeuren. Hier zal dan opnieuw gekeken worden naar de nog actuele investeringsvoornemens en diens kostenramingen. Hoe dan ook, actualisering zal lijden tot een aangepaste bijdrage van grondexploitanten. De periodieke herziening dient er dus voor te zorgen dat de investeringen en bijdragen in evenwicht zijn over de looptijd van de transformatie van het Waterlandkwartier.

6. Principes omslagmethode

6.1 Enkele uitgifte categorieën worden vrijgesteld

De verschillende uitgifte categorieën en diens gewichtsfactor zijn:

  • Huurwoningen gesubsidieerd: 0. Het gaat om huurwoningen in eigendom van en geëxploiteerd door een toegelaten instelling met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor vijf en twintig (25) jaar na ingebruikname is verzekerd;

  • Woningbouw commercieel: 1,9. Dit zijn alle andere categorieën woningen;

  • Openbare en maatschappelijke niet commerciële infrastructuur: 0. Het gaat om zowel nutsvoorzieningen als onderwijs, gezondheid, welzijn, sport en andere maatschappelijk relevante, niet commerciële infrastructuur.

  • Kantoorruimte: 0,8.

  • Bedrijfsruimte, en tevens commerciële publieke functies zonder directe toegang tot publiekstromen: 1,2. Het gaat hier om detailhandel, dienstverlening, horeca, cultuur, sport en ontspanning, agrarische functies, recreatie en maatschappelijke functies met commercieel karakter welke gelokaliseerd zijn in afgelegen gebieden waar geen sprake is van doorgaand, lopend publiek, en waar sprake is van toegangsbelemmeringen zoals meer dan een toegangsdeur e.d.

  • Commerciële publieke functies met directe toegang tot publiekstromen: 2,6. Het gaat hier om detailhandel, dienstverlening, horeca, cultuur, sport en ontspanning, recreatie en maatschappelijke functies met commercieel karakter, welke direct toegang hebben tot publiekstromen (ze zijn gelokaliseerd in centrale gebieden waar sprake is van doorgaand, lopend publiek en waar geen toegangsbelemmeringen zijn zoals meer dan een toegangs- of veiligheidsdeur e.d.). Deze bevinden zich doorgaans op straatniveau, maar kunnen ook aan de orde zijn in overdekte winkelcentra en andersoortige overdekte publieke ruimtes, zowel op de begane grond als op hogere verdiepingen, zolang er sprake is van een directe aansluiting op de publiekstromen (geen belemmeringen zoals meer dan een toegangsdeur e.d.).

  • Ander ondersteunende bouwruimte: bergingen, verkeersruimte en andere ruimte die gebouwd wordt ten behoeve van een van bovengenoemde uitgiftecategorieën krijgt dezelfde gewichtsfactor als diezelfde uitgiftecategorie waar het toebehoort.

  • Gebouwde parkeerruimte: 0.

Uitgifte categorieën ‘huurwoningen gesubsidieerd’, ‘openbare en maatschappelijke niet commerciële infrastructuur’ en ‘gebouwde parkeerruimte’ zijn dus vrijgesteld (gewichtsfactor 0).

 

6.2 Intensief ruimtegebruik leidt tot een hogere bijdrage

De bijdragen van grondexploitanten worden berekend op basis van het uitgangspunt dat intensiever ruimtegebruik tot een hogere bijdrage leidt. De bijdrage wordt daarom bepaald aan de hand van het aantal te realiseren vierkante meters bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) van een specifieke bestemming. Naar mate een bouwplan een hogere dichtheid realiseert, zal de totale bijdrage hoger zijn. Dit uitgangspunt wordt gehanteerd omdat gesteld kan worden dan een bouwplan met een hogere dichtheid (bv. meer woon en werkruimte en dus meer verkeersbewegingen) een grotere druk legt op de openbare ruimte. De inrichting van de openbare ruimte moet daarop toegespitst zijn, waardoor de investeringen in dat geval hoger zijn dan bij een bouwplan met een lagere dichtheid.

7. Omslagmethode

De bijdrage in specifieke bouwaanvragen wordt berekend op basis van de volgende stappen:

 

7.1 Is er sprake van een ‘planologische maatregel’?

In de eerste plaats moet nagegaan worden of het door de grondexploitant gewenste initiatief moet worden ingepast middels een ‘planologische maatregel’. Planologische maatregelen vormen in principe aanleiding tot verplicht kostenverhaal. Onder de Wro is op gemeentelijk niveau er sprake van ‘planologische maatregel’ wanneer initiatieven middels een of meerdere van de volgende procedures ingepast worden:

  • a.

    nieuw bestemmingsplan u.h.v. art. 3.1, lid 1 Wro (straks nieuw omgevingsplan onder de Omgevingswet);

  • b.

    wijzigingsplan u.h.v. art. 3.6, lid 1, onder a Wro;

  • c.

    buitenplanse afwijkingen u.h.v. artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2 Wabo (‘kruimelgeval’);

  • d.

    buitenplanse afwijkingen u.h.v. …., onder 3 Wabo (‘A3’);

Onder de Omgevingswet verdwijnt het wijzigingsplan, en de huidige buitenplanse afwijkmogelijkheden zullen overgaan in een enige buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Wat dan blijft is een nieuwe omgevingsplan en de BOPA’s over, die beide ‘planologische maatregelen’ zijn.

 

Als er geen sprake is van planologische maatregel, dan is de bijdrage aan het aanvullingsbesluit niet van toepassing. Is er wel sprake van planologische maatregel, dan dient nagegaan te worden of er tevens sprake is van een bouwplan.

 

7.2 Is er sprake van een ‘bouwplan’?

Onder de Wet ruimtelijke ordening: In de tweede plaats dient nagegaan te worden of het door een particuliere grondexploitant gewenst initiatief ook als bouwplan volgens het besluit ruimtelijke ordening (Bro) kan worden gedefinieerd. Volgens artikel 6.2.1 Bro is er sprake van een bouwplan wanneer sprake is van:

  • a)

    De bouw van een of meer woningen;

  • b)

    De bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;

  • c)

    De uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;

  • d)

    De verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;

  • e)

    De verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;

  • f)

    De bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte.

Onder de Omgevingswet worden ‘bouwplannen’ anders genoemd: ‘activiteiten’. In artikel 8.13 van het Omgevingsbesluit wordt de definitie gegeven van ‘activiteiten’:

  • a.

    de bouw van een of meer gebouwen met een woonfunctie;

  • b.

    de bouw van een of meer hoofdgebouwen, anders dan gebouwen met een woonfunctie;

  • c.

    de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m2 bruto-vloeroppervlakte of met een of meer gebouwen met een woonfunctie;

  • d.

    de bouw van een gebouw dat geen hoofdgebouw als bedoeld onder b is, met ten minste 1.000 m2 bruto-vloeroppervlakte;

  • e.

    de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen met andere gebruiksfuncties dan een woonfunctie tot gebouwen met een woonfunctie, mits het ten minste tien gebouwen met een woonfunctie betreft; of

  • f.

    de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen met andere gebruiksfuncties dan een kantoorfunctie, een winkelfunctie of een bijeenkomstfunctie voor het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse tot gebouwen met een of meer van deze gebruiksfuncties, mits de cumulatieve bruto-vloeroppervlakte van de nieuwe gebruiksfuncties ten minste 1.500 m2 bedraagt.

Als er geen sprake is van bouwplan, dan is de bijdrage aan het aanvullingsbesluit niet van toepassing. Als er zowel sprake is van ‘planologische maatregel’, alsook van ‘bouwplan’, dan is er sprake van wettelijke plicht om de kosten van de grondexploitatie te verzekeren en is dus de bijdrage uit onderhavig aanvullingsbesluit van toepassing

 

Er worden dan de volgende stappen genomen.

 

7.3 Is er sprake van vrijstelling vanwege gesubsidieerde (sociale) huurwoningen, openbare en maatschappelijke niet commerciële infrastructuur of gebouwde parkeerruimte?

Wanneer sprake is van gesubsidieerde huurwoningbouw, openbare en maatschappelijke niet commerciële infrastructuur of gebouwde parkeerruimte (zie hoofdstuk 6 voor de definitie), dan wordt de bijdrage vrijgesteld die hoort bij deze ruimte (overige programmaonderdelen worden echter niet vrijgesteld). Deze vrijstelling is reeds verwerkt in een gewichtsfactor nul.

 

7.4 Hoe wordt de bijdrage berekend in een specifiek bouwplan?

Wanneer uit eerdere stappen blijkt dat sprake is van een wettelijke plicht tot het verzekeren van de kosten van de grondexploitatie (stappen 1 en 2), dan komt het bouwprogramma dat geen gesubsidieerde huurwoningbouw, openbare en maatschappelijke niet commerciële infrastructuur of gebouwde parkeerruimte betreft (stap 3) in aanmerking voor een bijdrage. De bijdrage is proportioneel aan het aantal gewogen eenheden van het bouwplan:

  • a.

    Allereerst wordt gekeken hoeveel m² bvo wenst de initiatiefnemer te bouwen;

  • b.

    Dit aantal wordt vermenigvuldigd met de gewichtsfactor van de desbetreffende uitgiftecategorie;

  • c.

    De bijdrage die aan de initiatiefnemer dient te worden gevraagd is gelijk aan € 68,98 vermenigvuldigd met het overeenkomstig lid b berekend aantal.

7.5 Is er sprake van korting vanwege sloop of hergebruik?

Wanneer sprake is van sloop en/of hergebruik van bestaand vastgoed, vraagt de gemeente een lagere bijdrage vanuit de gedachte dat de nieuwe functies niet per se een vernieuwde druk uitoefenen op de openbare ruimte. Nieuwe functies vervangen namelijk bestaande functies die reeds gebruik maakten van de openbare ruimte. Om de korting te berekenen wordt het ‘addendum-principe’ toegepast: eerst wordt de bijdrage berekend welke verschuldigd is voor het nieuwe bouwprogramma, zonder korting, om vervolgens hier in mindering te brengen de bijdrage die het huidige bouwprogramma (het huidige gebouw die gesloopt of hergebruikt wordt) hypothetisch had moeten betalen toen het gerealiseerd werd. Hier wordt uitgegaan van de werkelijke functies in de bestaande bebouwing (waar het bestaande gebouw werkelijk voor wordt gebruikt), en niet van de ruimte die het huidige bestemmingsplan mogelijk biedt voor alternatieve functies, wijzigingsmogelijkheden of uitwerkingsmogelijkheden. Er wordt verder uitgegaan van het tarief welke vastgelegd is in onderhavig aanvullingsbesluit. Bij een negatief resultaat (de korting is groter dan de bijdrage) is de bijdrage 0, er ontstaat namelijk geen betalingsverplichting vanuit de gemeente. Ook wordt een eventueel negatief resultaat niet verrekend met de bijdrage aan de nota Gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP).

 

Bijvoorbeeld: een bestaand pand (1.000 m² bruto vloeroppervlakte) wordt gebruikt als kantoorruimte (gewichtsfactor 0,8), en wordt nu gesloopt om plaats te maken voor een nieuw woongebouw (2.500 m² bvo) waarin commerciële woningen (gewichtsfactor 1,9) zullen worden gerealiseerd. De bijdrage van het nieuwe gebouw, zonder korting, is dan 2.500 x 1,9 x € 68,98 = € 327.661. De bijdrage die het bestaande kantoorpand in theorie had moeten betalen toen het gerealiseerd werd (de korting) is dan 1.000 x 0,8 x € 68,98 = € 55.185. De definitieve bijdrage is dus € 327.661 - € 55.185 = € 272.476.

 

7.6 Anterieure overeenkomst

Als onderdeel van het onderzoek naar de economische en ruimtelijke inpasbaarheid van het bouwplan wordt met de initiatiefnemer gesproken over hoe de bijdrage, samen met andere kosten van de grondexploitatie, verzekerd kunnen worden in een anterieure overeenkomst.