Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Samenleven in één stad 2024 – 2027 |
Citeertitel | Subsidieregeling Samenleven in één stad 2024 – 2027 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervalt op 31 december 2027.
Subsidieverordening Rotterdam 2014
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-09-2023 | nieuwe regeling | 19-09-2023 | 2023, nummer 160 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de directeur Maatschappelijke Zorg en Jeugdhulp van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling van 19 september 2023, actieplan ‘Samenleven in één stad’ (M2308-2030);
gelet op artikelen 3, 4, 6 en 8 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;
overwegende, dat het college door middel van subsidiëring aan organisaties de mogelijkheid wil bieden voor initiatieven uit de stad, waarvan de doelstellingen bijdragen aan het actieplan ‘Samenleven in één stad’ (2024-2027) en de ‘Rotterdamse Aanpak Inburgering’ (2019+):
Het bepaalde in deze subsidieregeling is uitsluitend van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.
De activiteiten voldoen aan de volgende eisen:
activiteiten gericht op (zelf)organisaties of gemeenschappen van Rotterdammers met een vluchteling- of migratieachtergrond zijn erop gericht dat de doelgroep leert om in het vervolg zelfstandig de stap te kunnen maken naar bestaande dienstverlening, en richten zich op een betere aansluiting op het reguliere aanbod;
Artikel 6 Hoogte van de subsidie
Een rechtspersoon kan per kalenderjaar verschillende subsidieaanvragen indienen voor activiteiten die gericht zijn op uitsluitend één van de in artikel 3, eerste lid, genoemde beleidsdoelen. Voor deze verschillende aanvragen tezamen geldt dat per rechtspersoon ten hoogste € 75.000 subsidie per kalenderjaar kan worden verstrekt.
Dit bedrag is uitgesplitst naar de volgende deelplafonds per beleidsdoel:
Aanvragen worden uitsluitend digitaal ingediend via www.rotterdam.nl/subsidies.
Artikel 11 Aanvullende weigeringsgronden
Het college kan een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien voor uitvoering van de activiteiten meer uren of een hoger bedrag wordt gerekend dan door het college naar algemene maatstaven redelijk wordt geacht.
Artikel 12 Subsidieverplichtingen
Voor de subsidieontvanger gelden de volgende verplichtingen:
Activiteiten met een begroting vanaf € 25.000 en gericht op betere aansluiting op regulier aanbod en dienstverlening, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel e, moeten in de rapportage toelichten wat nodig is om de reguliere dienstverlening duurzaam toegankelijker te maken voor de doelgroep.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 september 2023.
De secretaris,
V.J.M. Roozen
De burgemeester,
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl
Toelichting bij de subsidieregeling ‘Samenleven in één stad’ 2024-2027’
De subsidieregeling heeft tot doel het bevorderen van gelijkwaardigheid, emancipatie, acceptatie van diversiteit en het bestrijden van discriminatie. Naast titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Subsidieverordening Rotterdam 2014 biedt deze regeling het kader voor de beoordeling van subsidieaanvragen op het gebied van discriminatiebestrijding, emancipatie, empowerment en participatie op basis van de in de subsidieregeling genoemde beleidsdoelen.
De activiteiten worden uitgesplitst per beleidsdoel voor spreiding van inzet en middelen.
Bestrijding van discriminatie, empowerment of emancipatie van Rotterdammers op basis van kleur, migratieachtergrond, culturele achtergrond en/of religieuze achtergrond: Binnen de activiteiten is het belangrijk om oog te hebben voor alle verschillen – mensen zijn trots of hebben juist pijnlijke ervaringen ten aanzien van hun eigen achtergrond of die van hun voorouders. Iedere achtergrond is daarin uniek, kent zijn eigen geschiedenis, uitdagingen en bijzonderheden, maar ook ieder mens is uniek en heeft verschillende eigenschappen. Om de verschillen kunnen we niet heen, maar we willen dat activiteiten eraan bijdragen dat mensen weer langs elkaars verschillen heen kunnen kijken en elkaars overeenkomsten, talenten en bijzonderheden leren waarderen.
Bestrijding van discriminatie, empowerment of emancipatie van Rotterdammers op basis van seksuele en/of genderidentiteit (man-vrouw, LHBTIQA+): Binnen de activiteiten dient er aandacht te zijn voor diversiteit en voor de specifieke behoefte en ondersteuningsvragen die deze diversiteit met zich meebrengt. Activiteiten die zich richten op genderemancipatie/identiteit richten zich niet alleen op vrouwen/meisjes, maar ook op mannen/jongens en de LHBTIQA+-gemeenschap. Inzet en betrokkenheid van mannen is nodig om de rol van mannen te bekijken en hoe zij kunnen bijdragen aan én profiteren van meer gendergelijkheid. De LHBTIQA+-gemeenschap is geen homogene gemeenschap. Ook hier dient binnen de activiteiten aandacht te zijn voor specifieke behoefte en ondersteuningsvragen die deze diversiteit met zich meebrengt.
Empowerment, emancipatie of participatie van Rotterdammers met een vluchteling- of migratieachtergrond: Nieuwkomers die zich in Rotterdam vestigen, met name mensen die als vluchteling naar Nederland kwamen, kunnen wat extra hulp gebruiken bij het vinden van hun weg in de Rotterdamse samenleving en systeemwereld. Een inclusieve samenleving houdt in dat ook zij toegang hebben tot dienstverlening en volwaardig kunnen deelnemen in de maatschappij waar zij onderdeel van zijn. Door emancipatie worden externe obstakels en belemmeringen weggenomen die hen hiervan weerhouden. Door empowerment worden individuen van binnenuit versterkt, door toename van bijvoorbeeld zelfvertrouwen, vaardigheden en kennis die hen in staat stelt hun eigen situatie te verbeteren en een actieve rol te spelen in hun leven en samenleving. Door participatie worden eerste stappen gezet die leiden tot duurzame betrokkenheid, deelname en bijdrage aan de Rotterdamse samenleving. Activiteiten onder dit beleidsdoel richten zich met name op de doelgroep vluchtelingen en gezinsmigranten, mensen die zelf naar Nederland zijn gekomen (niet een of beide ouders) en zich voor onbepaalde tijd vestigen in Rotterdam (in tegenstelling tot expats, kennismigranten, arbeidsmigranten en internationale studenten).
Bestrijding van discriminatie, empowerment of emancipatie van Rotterdammers met een beperking of chronische ziekte: Het gaat hierbij met name om de sociale toegankelijkheid voor mensen met een beperking, te onderscheiden van informatietoegankelijkheid (bijv. voor mensen met een audiovisuele beperking) en fysieke toegankelijkheid (bijv. voor mensen in een rolstoel). Sociale toegankelijkheid richt zich op kennisbevordering van de omgeving, zodat men weet hoe rekening te houden met mensen met een beperking zonder hen als ‘anders’ te behandelen. Daarmee worden sociale interacties toegankelijker gemaakt voor mensen met een beperking. Iets waar veel mensen zonder beperking niet bij stil staan.
Bestrijding van discriminatie, empowerment of emancipatie van andere dan bovengenoemde discriminatiegronden of bewustwording en overbrugging van verschillen op gevoelige en schurende thema’s in de samenleving op het gebied van acceptatie van diversiteit: Diversiteit, inclusie en gelijkwaardigheid leiden wel eens tot polarisatie, onder andere uitvergroot in de media of op social media. Maar er zijn ook praktische ervaringen van mensen zelf, die maken dat er een wij-zij gevoel ontstaat. Het overbruggen van verschillen op gevoelige en schurende thema’s betekent dat er in vrijheid en veiligheid over elkaars zorgen en opvattingen gesproken kan worden. Met respect, maar ook openhartig. Alleen op die manier is er een oprecht gesprek mogelijk en ontstaat er meer wederzijds begrip.
De activiteiten uit het eerste lid dienen tevens te voldoen aan de volgende eisen:
Het idee achter resultaten die standhouden na afloop van de activiteiten, is dat de positieve veranderingen die zijn teweeggebracht door de subsidieactiviteiten merkbaar zijn op de lange termijn, en op zichzelf niet afhangen van voortdurende financiële ondersteuning (vervolgsubsidie). Voorbeelden van blijvende impact zijn: dat deelnemers vaardigheden en kennis hebben vergaard die ze kunnen blijven toepassen in hun leven. Of verandering in houding en gedrag van een gemarginaliseerde groep door toegenomen zelfvertrouwen of in de samenleving door toename van bewustzijn en begrip. Overigens betekent dat niet dat een project maar eenmaal kan plaatsvinden. Discriminatie is niet in één jaar voor iedereen opgelost, maar dit betekent dat er ieder jaar nieuwe/andere mensen bereikt worden, er wordt voortgebouwd op eerdere resultaten, etc. Maar de gemeente wil voorkomen dat er een organisatie of locatie wordt opgezet, die voor het voortbestaan terugkerend afhankelijk is van subsidie.
Onder homogene groep wordt verstaan dat de leden van een groep op belangrijke kenmerken weinig van elkaar verschillen. Bij uitzondering kunnen activiteiten voor een homogene groep worden toegestaan, mits goed onderbouwd in de aanvraag waarom dit nodig is en hoe dit bijdraagt aan de beleidsdoelen van de gemeente. Voorbeelden zijn: het doorbreken van taalbarrières, empowerment, bonding binnen de eigen groep, heling, doorbreken van taboes. Voor een diverse groep hoeft niet ‘gevinkt’ te worden dat er zoveel mogelijk mensen met verschillende (deel)identiteiten aanwezig zijn. Het gaat erom dat het open staat, vrij is en actief is uitgenodigd onder verschillende Rotterdammers in bijvoorbeeld afkomst, kleur, beperkingen en zonder beperkingen, politieke gezindheid, m/v/x.
Activiteiten gericht op Rotterdammers met een vluchtelingen- of migratieachtergrond, dienen primair als doel te hebben dat deze doelgroep beter kan deelnemen aan de Rotterdamse samenleving. De weg vinden in de ‘systeemwereld’ van wetten, regelingen, overheidsinstanties etc. is daar voor deze doelgroep een belangrijk onderdeel van, zodat zij net als elke andere Rotterdammer voldoende weet wat de regels zijn en hoe gebruik te maken van de reguliere voorzieningen die bedoeld zijn voor iedereen. Het is daarom belangrijk dat zij niet langdurig afhankelijk blijven van speciale dienstverlening door (zelf)organisaties voor vluchtelingen, maar dat zij geholpen worden in de stap naar de gemeente of andere instanties toe. Dit wordt niet bereikt wanneer de activiteiten zich hoofdzakelijk richten op het in stand houden van zelforganisaties en/of ad hoc ondersteunen van deze gemeenschappen. Hoewel het belang van deze inzet wordt onderkend, heeft het in de regel geen blijvende impact na afloop van de activiteiten (de eis zoals verwoord in artikel 3, lid 1, onderdeel 1) en is het onvoldoende onderscheidend van bestaande inzet, bijv. vanuit welzijn en (informele) zorg (artikel 3, lid 2, onderdeel c van de regeling). Goede voorbeelden zijn bijvoorbeeld: instanties uitnodigen bij activiteiten, bezoeken aan dienstverlener(s) te organiseren en/of na afloop lessen te trekken en delen over de manier waarop de dienstverlening inclusiever kan worden voor de betreffende doelgroep.
Het artikel stelt dat de noodzaak voor de doelgroep moet worden aangetoond. Bedoeld wordt dat algemene, vrijblijvende activiteiten gericht op abstracte doelen (inclusie en saamhorigheid in het algemeen) onvoldoende zijn om bij te dragen aan de beleidsdoelen. Denk aan (eenmalige) uitstapjes en (deels recreatieve) ontmoetingen tussen verschillende mensen waarbij er geen inhoudelijke verdieping, het uitspreken van ongemakken en echt overbruggen van verschillen wordt bereikt. Voorbeelden waarbij er wel noodzaak en urgentie is, zijn bijvoorbeeld wijkbewoners van verschillende afkomsten waarbij spanningen zijn opgelopen, maatschappelijke dialogen en debatten waarbij politieke opvattingen openhartig uitgewisseld kunnen worden, of waar Rotterdammers met elkaar in gesprek kunnen over actuele incidenten.
Aanvragen waarbij bijvoorbeeld enkel ‘samen eten’ wordt gezien als activiteit om verschillende Rotterdammers bij elkaar te brengen, volstaan niet. Een element van eten, muziek, dans of andere vormen van recreatie en entertainment kunnen een inhoudelijk programma wel ondersteunen. Dat betekent dat er altijd een duidelijk belang, doel en enige urgentie moet zijn waarom specifiek deze doelgroepen deze activiteit samen moeten doen en hoe zich dat verhoudt tot de inhoudelijke beleidsdoelen. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 1 sub f hierboven.
Alleen rechtspersonen zonder winstoogmerk kunnen een aanvraag indienen. Bijvoorbeeld stichtingen, maatschappelijke organisaties of sociale ondernemers. De voorkeur gaat uit naar rechtspersonen die geworteld zijn in Rotterdam en die Rotterdammers in hun diversiteit aantoonbaar representeren in de coördinatie, partners, programmering, uitvoering en publiek.
Artikel 5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen
De subsidie wordt alleen verleend voor de kosten die direct verband houden met de uitvoering van de activiteiten. Omzetbelasting wordt niet vergoed. De verantwoordelijkheid om te onderzoeken of de activiteiten omzetbelastingplichtig zijn, ligt bij de aanvrager.
Een financiële vergoeding voor inzet van vrijwilligersuren komt niet voor subsidie in aanmerking. Onkostenvergoedingen zijn wel mogelijk, net als een waardering voor de vrijwillige inzet. Onder onkostenvergoeding voor vrijwilligers wordt onder meer verstaan reiskosten. Ook kosten gerelateerd aan de waardering voor vrijwilligers, bijvoorbeeld een bos bloemen, het aanbieden van een training of een kerstpakket, komen in aanmerking voor subsidie.
Artikel 6 Hoogte van de Subsidie
We stellen een maximale hoogte voor subsidie in, zodat ieder jaar meerdere rechtspersonen kans maken om hun unieke bijdrage te leveren aan de beleidsdoelen. Per subsidieaanvraag wordt maximaal €75.000 verstrekt. Als dezelfde rechtspersoon voor hetzelfde beleidsdoel een tweede subsidie aanvraagt, dan tellen we de waarden van de aanvragen bij elkaar op. Samen mogen ze de grens van €75.000 niet overschrijden. Wel kan er voor andere beleidsdoelen opnieuw worden aangevraagd. Dit wordt het beste uitgelegd aan de hand van een paar voorbeelden hieronder.
Stichting A heeft €75.000 subsidie ontvangen voor activiteiten gericht op discriminatiebestrijding op basis van migratieachtergrond/kleur. De stichting dient een tweede aanvraag in voor hetzelfde beleidsdoel, maar met andere activiteiten. Deze aanvraag wordt afgewezen, omdat het maximale bedrag al is bereikt.
Stichting B heeft ook €75.000 subsidie ontvangen voor activiteiten gericht op discriminatiebestrijding op basis van migratieachtergrond/kleur. Ook deze stichting dient een tweede aanvraag in, maar dan gericht op discriminatiebestrijding op basis van seksuele diversiteit. Dit is een ander beleidsdoel. Er kan ook voor dit tweede beleidsdoel tot maximaal €75.000 subsidie worden aangevraagd.
Stichting C heeft €10.000 subsidie ontvangen voor activiteiten gericht op discriminatiebestrijding op basis van migratieachtergrond/kleur. De stichting dient een tweede subsidieaanvraag in met andere activiteiten, voor hetzelfde beleidsdoel. De grens van €75.000 is nog niet bereikt: voor de tweede subsidieaanvraag kan tot maximaal €65.000 verstrekt worden.
Net als in artikel 6, wordt ook in artikel 7 getracht tot een balans te komen waar subsidiemiddelen samenleven aan besteed worden. Op sommige thema’s weten Rotterdammers de weg naar subsidie makkelijker te vinden dan anderen, waardoor de middelen bovenmatig besteed worden aan één discriminatiegrond en er te weinig overblijft voor andere discriminatiegronden. Er geldt daarom een subsidieplafond per beleidsdoel, zoals aangegeven in de tabel. De bedragen zijn niet per beleidsdoel even hoog. Er is per beleidsdoel gekeken naar de aard, de omvang en het belang en op basis daarvan is een verdeling gemaakt. Deze kan jaarlijks worden aangepast.
Deze werkwijze kan betekenen, dat de middelen voor doel a op zijn en een subsidieaanvraag dus wordt afgewezen vanwege onvoldoende middelen – en dat een subsidieaanvraag gericht op doel b nog wél een subsidieverstrekking krijgt omdat daar nog wel voldoende middelen zijn. Als halverwege het jaar blijkt dat er voor het ene beleidsdoel veel middelen overblijven en voor het andere beleidsdoel tekort is, dan kan het college er in het uiterste geval voor kiezen om tussentijds budgetten te verschuiven.
Activiteiten kunnen ook betrekking hebben op meerdere beleidsdoelen. Er wordt dan afgewogen of de activiteiten gericht genoeg zijn en voldoende bijdragen aan de verschillende beleidsdoelen, of dat er wordt gevraagd te focussen op minder beleidsdoelen voor meer impact. Per geval wordt beoordeeld of de nadruk op één beleidsdoel ligt (bijvoorbeeld lhbtiqa+ met daarin intersectioneel ook aandacht voor de positie en inclusie van mensen van kleur of mensen met een beperking) of dat de activiteiten zich volledig op meerdere beleidsdoelen richten (en daaruit gefinancierd worden).
Er wordt per aanvraag niet alleen het totaalbedrag genoemd. De inhoudelijke activiteiten die zijn beschreven in het projectplan worden uitgesplitst in een bijgevoegde begroting per kostenpost zoals, werving, training, inzet coördinatie, inzet direct gerelateerd aan de uitvoerende activiteiten, catering, kosten huur locatie e.d. Wees duidelijk over:
Artikel 11 Aanvullende weigeringsgronden
Naast de opgenomen weigeringsgrond onder artikel 11 gelden uiteraard de weigeringsgronden opgenomen in artikel 8 van de SvR 2014 en de weigeringsgronden opgenomen in de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (hoofdstuk 4, titel 4.2 van de Awb).
Artikel 12 Subsidieverplichtingen
Bij een subsidieaanvraag vanaf € 50.000,- stellen wij als eis dat er een aantoonbare inspanning moet zijn om naast de gevraagde subsidie cofinanciering te verkrijgen. Bijvoorbeeld via fondsen, sponsoring, Rijkssubsidies of een eigen bijdrage door de deelnemers. De aantoonbare inspanning kan aangetoond worden door middel van een bewijs van aanvraag voor cofinanciering (bijvoorbeeld bij fondsen) of bewijs van weigering.