Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Participatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingParticipatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022
CiteertitelParticipatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 79 van de Waterschapswet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-2023artikel 3

29-11-2023

wsb-2023-15688

2023.09707
27-09-202322-12-2023nieuwe regeling

29-06-2022

wsb-2023-11614

Tekst van de regeling

Intitulé

Participatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022

De verenigde vergadering van Schieland en de Krimpenerwaard;

 

gelet op artikel 79 van de Waterschapswet;

 

op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard van 9 mei 2022;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Participatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    Beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

  • b.

    Inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van te nemen besluiten conform de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    Te nemen besluit: het in ontwerp door het college opgestelde door het college of algemeen bestuur te nemen besluit.

  • d.

    (Publieks)participatie: het betrekken van ingezetenen, maatschappelijke organisaties, bedrijven en/of belanghebbenden bij

    • -

      de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het waterschapsbeleid;

    • -

      de voorbereiding en uitvoering van waterschapstaken.

  • Dit betrekken kan door middel van (1) informeren (meeweten), (2) raadplegen/advies vragen (meedenken), (3) co-creëren (meewerken) en (4) faciliteren ((mee)bepalen).

  • e.

    Overheidsparticipatie: de manier waarop het waterschap ondersteuning of een bijdrage geeft aan een extern initiatief in relatie tot waterschapstaken.

  • f.

    Publieksinitiatief: initiatieven van ingezetenen, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden.

  • g.

    Bestuursorgaan: het algemeen bestuur, het college of de dijkgraaf van Schieland en de Krimpenerwaard.

  • h.

    Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van Schieland en de Krimpenerwaard.

  • i.

    College: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is niet van toepassing op publieksparticipatie of andere initiatieven van ingezetenen en belanghebbenden die op een andere wijze in regelgeving of procedures is geregeld.

  • 2.

    Participatie en inspraak worden uitsluiten verleend aan ingezetenen, belanghebbenden en bedrijven of organisatie die lokaal van belang zijn of een lokaal belang hebben.

 

Paragraaf 2 Inspraak en publieksparticipatie

Artikel 3 Onderwerp van inspraak en publieksparticipatie

  • 1.

    Het college besluit of inspraak en/of publieksparticipatie wordt toegepast. Het college kan deze bevoegdheid mandateren.

  • 2.

    Inspraak en/of publieksparticipatie worden altijd toegepast als de wet daartoe verplicht. Inspraak wordt daarnaast altijd toegepast bij de voorbereiding van de door de verenigde vergadering te nemen besluiten tenzij sprake is van een besluit als genoemd in het vierde lid.

  • 3.

    Publieksparticipatie kan worden toegepast als het redelijkerwijze te verwachten is dat er een substantiële groep belanghebbenden is bij het betreffende beleid, project of besluit.

  • 4.

    Geen inspraak of publieksparticipatie vindt plaats ten aanzien van besluiten:

    • a.

      die rechtstreeks voortvloeien uit voorschriften van hoger gezag en waarbij van enige beleidsvrijheid geen sprake is;

    • b.

      die slechts interne werking hebben voor het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

    • c.

      tot het doen van voordrachten, benoemingen of ontslag;

    • d.

      tot het aangaan van overeenkomsten;

    • e.

      op verzoeken tot nadeelcompensatie op basis van wet- en regelgeving;

    • f.

      tot vaststelling en wijziging van belastingverordeningen;

    • g.

      ten aanzien van de voorbereiding en uitvoering van waterschapstaken waar, naast het uitvoeren van een goed waterbeheer, nagenoeg geen andere belangen aanwezig zijn;

    • h.

      tot het uitvoeren van gewoon onderhoud van eigendommen.

    • i.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van eerder vastgesteld beleid;

    • j.

      waarvoor inspraak of participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • k.

      ten aanzien van de uitvoering van een beleidsvoornemen of een waterschapstaak wat dermate spoedeisend is dat inspraak of participatie niet kan worden afgewacht

    Deze verordening is niet van toepassing op beschikkingen als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht

 

Paragraaf 3 Procedure inspraak

Artikel 4 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 5 Inspraakprocedure

  • 1.

    Op de inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Het college kan in afwijking van het eerste lid voor een te nemen besluit een andere inspraakprocedure vaststellen.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de termijn van ter inzage ligging respectievelijk het naar voren brengen van zienswijzen tegen een te nemen besluit tot vaststelling van de begroting en jaarrekening twee weken en kunnen zienswijzen uitsluitend schriftelijk naar voren worden gebracht.

Artikel 6 Terinzagelegging

Het ontwerp van het te nemen besluit ten aanzien waarvan inspraak wordt geboden, wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd op het kantoor van Schieland en de Krimpenerwaard en kan worden ingezien op de website van het hoogheemraadschap.

Artikel 7 Eindverslag

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak stelt het college een eindverslag vast.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het te nemen besluit wordt overgegaan.

  • 3.

    Het eindverslag wordt toegezonden aan degene die een zienswijze naar voren heeft gebracht.

 

Paragraaf 4 Procedure publieksparticipatie

Artikel 8 Procedures publieksparticipatie

  • 1.

    Het college stelt bij de start van elke participatieprocedure vast op welke wijze participatie wordt toegepast. Het besluit wordt samen met de in het tweede lid genoemde participatieparagraaf bekend gemaakt op de voor die participatieprocedure geschikte wijze. Het college kan deze bevoegdheid mandateren.

  • 2.

    Als participatie wordt toegepast, neemt het college over in ieder geval de volgende onderwerpen een besluit en legt dit vast in een participatieparagraaf:

    • a.

      doel en intentie van participatie;

    • b.

      beïnvloedingsruimte en kaders van participatie; de beïnvloedingsruimte wordt bepaald aan de hand van de waterladder zoals omschreven in paragraaf 1.5 van het Nota Participatie van Schieland en de Krimpenerwaard;

    • c.

      wijze waarop het college vooraf over deze kaders communiceert;

    • d.

      wijze waarop en tijdvak waarin ingezetenen en belanghebbenden hun inbreng kunnen leveren;

    • e.

      wijze waarop democratische waarden in de participatieprocedure worden gewaarborgd;

    • f.

      begroting van de kosten.

  • 3.

    In geval van voorbereiding en uitvoering van waterschapstaken bevat de participatieparagraaf een uitwerking voor de volgende fasen: voorbereiden, verkennen, planuitvoering, realisatie en beheer.

  • 4.

    Als omstandigheden het noodzakelijk maken om de participatieparagraaf te wijzigen wordt dit op geschikte wijze bekend gemaakt.

  • 5.

    Als participatie wordt verleend bij de voorbereiding van een voorstel aan het algemeen bestuur wordt het algemeen bestuur voorafgaand geïnformeerd over de start van het participatieproces.

Artikel 9 Eindverslag

  • 1.

    Ter afronding van de participatieprocedure stelt het college een eindverslag vast.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde participatieprocedure;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c.

      een reactie op deze uitkomsten waarbij gemotiveerd wordt aangegeven welke punten al dan niet worden overgenomen.

  • 3.

    Het college maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

 

Paragraaf 5 Procedure overheidsparticipatie

Artikel 10 Procedure overheidsparticipatie

  • 1.

    Overheidsparticipatie kan worden ingezet als naar het oordeel van het college een ingediend publieksinitiatief past binnen de kaders van het waterschapsbeleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het waterschap.

  • 2.

    Het college stelt een model vast voor het indienen van publieksinitiatieven, waarmee aan de initiatiefnemer(s) de informatie wordt gevraagd die nodig is voor het beoordelen van het initiatief.

  • 3.

    Het college besluit over deelname aan overheidsparticipatie en kan daaraan voorwaarden stellen.

  • 4.

    Een ingezetene die een publieksinitiatief indient, moet zestien jaar of ouder zijn en, eventueel met uitzondering van de leeftijd, voldoen aan de vereisten van het kiesrecht voor de leden van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Het college kan overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven onder andere weigeren als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met het algemeen belang;

    • b.

      het initiatief discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke andere grond dan ook;

    • c.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken bewoners;

    • d.

      het initiatief naar het oordeel van het college op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is.

  • 6.

    Het college weigert medewerking aan een publieksinitiatief als dat zicht richt op:

    • a.

      uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent het waterschap geen beleidsvrijheid heeft;

    • b.

      waterschapsbelastingen en -tarieven;

    • c.

      vaststelling en wijziging van de waterschapsbegroting, de jaarrekening en de goedkeuring van de begroting;

    • d.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van het waterschap;

    • e.

      benoemen en functioneren van personen;

    • f.

      handelingen en gedragingen van leden van het algemeen bestuur, van leden van het college of ambtenaren;

    • g.

      onderwerpen waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of heeft opengestaan of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken of heeft uitgesproken;

    • h.

      een onderwerp waarover het waterschap korter dan twee jaren voor indiening van het initiatief een besluit heeft genomen;

    • i.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient;

    • j.

      doelstellingen die in strijd zijn met de wet.

Paragraaf 6 Evaluatie en monitoring

Artikel 11 Evaluatie en monitoring

  • 1.

    Het algemeen bestuur evalueert de uitvoering van deze verordening eenmaal per jaar. Het college stelt hiervoor elk jaar een verslag op over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk. Het verslag maakt onderdeel uit van het jaarverslag.

  • 2.

    Het verslag bevat een beschrijving van:

    • -

      de uitvoering van publieks- en overheidsparticipatie;

    • -

      het aantal ontvangen publieksinitiatieven en de wijze hoe hiermee is omgegaan;

    • -

      de lessen die zijn geleerd uit de gevolgde participatietrajecten.

Paragraaf 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking daarvan.

Artikel 13 Intrekking oude regeling

De Inspraakverordening Schieland en de Krimpenerwaard, vastgesteld op 27 september 2006 en gewijzigd bij besluit van 3 juli 2013, wordt ingetrokken.

Artikel 14 Overgangsregeling

Op inspraak- en participatieprocedures die zijn gestart voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven van toepassing de bepalingen van de inspraakverordening zoals die luidden bij de start van die procedure.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Participatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022.

Vastgesteld in de verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard op 29 juni 2022

secretaris-directeur,

dijkgraaf,

Toelichting participatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022

Inleiding

Deze participatie– en inspraakverordening regelt de betrokkenheid van ingezetenen en belanghebbenden bij de ontwikkeling, waaronder de voorbereiding, uitvoering en evaluatie, van het beleid van de bestuursorganen. De verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop het bestuur reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van ingezetenen, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden.

 

Aanleiding

Deze verordening geeft uitvoering aan (het te wijzigen) artikel 79 van de Waterschapswet. Artikel 79 van de Waterschapswet schrijft nu (nog) voor dat het algemeen bestuur een verordening vaststelt waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van dat bestuur worden betrokken. De bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor zover in de verordening niet anders is bepaald. Afdeling 3.4 van de Awb beschrijft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Ter voldoening aan artikel 79 van de Waterschapswet is op 27 september 2006 de Inspraakverordening Schieland en de Krimpenerwaard vastgesteld.

 

Naar verwachting wordt het wetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau in de zomer van 2022 ingediend bij het parlement. Met het wetsvoorstel heeft de regering een verbreding van de inspraakverordening naar een participatieverordening op het oog. De regering vindt het wenselijk dat het bestuur voorziet in een regeling die inwoners duidelijkheid geeft over hun mogelijkheden tot participatie en wat zij mogen verwachten van decentrale overheden. Inwoners kunnen naast inspraak (bijdrage aan het proces dat aan besluitvorming vooraf gaat) ook een waardevolle bijdrage leveren in andere fasen van het beleidsproces (uitvoering en evaluatie van beleid). De participatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022 loopt vooruit op deze wetswijziging. In deze verordening worden participatie en inspraak duidelijk onderscheiden van elkaar.

 

De op handen zijnde wetswijziging biedt de mogelijkheid om het uitdaagrecht (right to challenge) op te nemen in de participatieverordening. Het uitdaagrecht is het recht van inwoners en maatschappelijke initiatieven om de uitvoering van een taak van het waterschap over te nemen. Er bestaat geen verplichting om dit recht op te nemen in de verordening. Op dit moment is nog onduidelijk of en zo ja, welke waterschapstaken in aanmerking komen om op basis van het uitdaagrecht overgenomen te worden. Om deze reden is er voor gekozen om het uitdaagrecht vooralsnog niet op te nemen in de verordening van Schieland en de Krimpenerwaard.

 

Gelijktijdig met de vaststelling van de participatie– en inspraakverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2022 zal de Inspraakverordening Schieland en de Krimpenerwaard worden ingetrokken.

 

Omgevingswet/participatiebeleid Schieland en de Krimpenerwaard

De Omgevingswet treedt naar verwachting eind 2022 of begin 2023 in werking en heeft participatie als belangrijke pijler. In de Omgevingswet wordt onder een participatieve aanpak verstaan: ‘het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen) bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit’.

 

Door de Motie Nooren (Kamerstukken I 2019/20, 34 986, nr. AA) wordt het algemeen bestuur van een waterschap verplicht om participatiebeleid op te stellen. De wet stelt participatie bij sommige besluiten verplicht. Bij andere besluiten kent de wet deze verplichting niet, maar wordt ervan uitgegaan dat participatie wordt toegepast. Het waterschap bepaalt zelf hoe de participatie wordt uitgevoerd.

 

Het ontwerp van deze verordening wordt gelijktijdig met de nota participatie ter vaststelling aan het algemeen bestuur aangeboden.

 

Inspraak

In beginsel zijn alle door het algemeen bestuur te nemen besluiten aan inspraak onderhevig. De verordening noemt een aantal uitzonderingsgevallen.

Inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, voor zover in de verordening niet anders is bepaald. Voor besluiten waarvoor het dagelijks bestuur bevoegd is, is inspraak niet verplicht gesteld in de Waterschapswet. Via een afzonderlijk besluit van het dagelijks bestuur kan, in daartoe geëigende gevallen, toch tot toepassing van deze inspraakverordening worden besloten.

 

Het doel van inspraak is tweeledig. Enerzijds wordt aan ingezetenen en belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening omtrent een beleidsvoornemen van het bestuur kenbaar te maken. Anderzijds is de inspraak een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

 

Voor wat betreft het onderdeel inspraak wordt met deze verordening ongewijzigd de bestaande regelgeving gecontinueerd.

 

Inspraak in de Omgevingswet

Afdeling 16.3 van de (nog niet in werking getreden) Omgevingswet beschrijft de totstandkomingsprocedures. In diverse artikelen wordt afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard voor de waterschapsverordening (artikel 16.32), het peilbesluit (artikel 16.32a), het waterbeheerprogramma (artikel 16.27) en een projectbesluit (artikel 16.71). Dit houdt in dat ter inzagelegging verplicht is en zienswijzen kunnen worden ingediend.

 

Participatie

Participatie gaat over de interactie tussen het hoogheemraadschap en de omgeving en over de manier waarop bewoners, bedrijven, partners, medeoverheden, belangenorganisaties worden betrokken bij de totstandkoming van beleid, plannen, beheer, onderhoud en uitvoeringsprojecten. Participatie is één van de bouwstenen om tot een goed resultaat te komen bij de realisatie van een opgave.

 

Door belanghebbenden in een vroegtijdig stadium te betrekken bij plannen in de fysieke leefomgeving ontstaat meer draagvlak en betrokkenheid bij deze plannen. Overheid en initiatiefnemers kunnen er voor zorgen dat de verschillende invalshoeken, belangen en ideeën uit de omgeving vanaf het begin af aan in beeld zijn.

 

Onder participatie vallen niet alleen de formele momenten waarop partijen op grond van de wet zienswijzen kunnen indienen, maar juist ook het betrekken van partijen bij het besluitvormingsproces voordat de formele besluitvormingsprocedure aanvangt.

 

Participatie in de Omgevingswet

Een aantal participatieverplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de Omgevingswet. Participatie is vanuit de Omgevingswet verplicht bij de procedures tot vaststelling van de waterschapsverordening, het waterbeheerprogramma en projectbesluiten.

Als het gaat om de waterschapsverordening en een waterbeheerprogramma moet worden aangeven op welke wijze invulling is gegeven aan het toepasselijke decentrale participatiebeleid (motiveringsplicht). Voor een projectbesluit geldt een kennisgevings- en een motiveringsplicht.

 

Een aanvrager van een omgevingsvergunning moet aangeven of hij aan participatie heeft gedaan, hoe de omgeving is betrokken en zo ja, wat de resultaten zijn. Hoe hier invulling aan wordt gegeven, valt niet onder de inspraak- en participatieverordening.

 

De Omgevingswet schrijft niet voor welke vorm participatie moet hebben. Daar is het bevoegd gezag en de initiatiefnemer vrij in. Ze kunnen eigen keuzes maken voor de inrichting van een participatieproces. Het gaat om maatwerk omdat de locatie, het soort besluit, de omgeving en de betrokkenen elke keer anders zijn. Ook het moment waarop de participatie start, verschilt per situatie.

 

Milieu-aangelegenheden

 

Europese richtlijn 2003/35/EG en het Verdrag van Aarhus ziet op inspraak voor burgers bij het opstellen van plannen en programma’s in milieuaangelegenheden. Het publiek moet in een vroeg stadium, wanneer alle opties open zijn, een reële mogelijkheid tot inspraak krijgen. Daarnaast moeten bevoegde instanties bij de besluitvorming ook naar behoren rekening houden met de resultaten van de inspraak en moet dit aspect ook terugkomen bij de motivering van het besluit, plan of programma. Op grond van het Verdrag van Aarhus moet bijzondere aandacht zijn voor de kring van belanghebbenden bij participatie en het tijdstip van participatie.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Alleen de bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Onder b

Inspraak is een speciale vorm van (publieks)participatie. Inspraak vindt gewoonlijk plaats in de laatste fase van besluitvorming. Inspraak heeft niet alleen tot doel het draagvlak van een besluit na te gaan. Inspraak geeft ook gelegenheid om de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Bij de besluitvorming moet het bestuur rekening houden met de belangen van alle burgers, niet alleen met de belangen van diegenen die hebben ingesproken, en met publieke belangen, zoals natuur en beschikbare budgetten e.d.

 

Onder d

De verschillende vormen van (publieks)participatie worden beschreven in de Nota Participatie van Schieland en de Krimpenerwaard. De vormen van participatie komen terug in de waterladder. De linkerzijde van de ladder beschrijft de rol van de omgeving, de rechterzijde toont de bestuursstijl die hierop aansluit. De waterladder biedt houvast in bepalen van de positie van het hoogheemraadschap bij eigen initiatieven en bij initiatieven van medeoverheden en derden.

 

De Nota Participatie beschrijft vier participatievormen:

meeweten - informeren

meedenken - raadplegen/advies vragen

meewerken - co-creëren

(mee)bepalen – faciliteren.

 

Artikel 2 Reikwijdte

 

Lid 2

Alleen inwoners uit het beheersgebied (ingezetenen) en belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb kunnen participeren. De raadpleging van externe deskundigen is geen vorm van publieksparticipatie zoals bedoeld in deze verordening.

 

Artikel 3 Onderwerp van inspraak en publieksparticipatie

 

Lid 4

Dit lid geeft een opsomming van besluiten ten aanzien waarvan geen inspraak of publieksparticipatie plaats vindt. Soms is publieksparticipatie zinloos als het bevoegdheden betreft van andere bestuursorganen, omdat het bestuur in zijn handelen gebonden is aan hogere wetgeving of omdat hogere wetgeving participatie uitsluit. Soms is publieksparticipatie overbodig, als dit proces al is doorlopen.

 

Artikelen 4 tot en met 7

 

Artikelen 4 tot en met 7 zijn een uitwerking van bepalingen in de Awb. In artikelen 3:11 tot en met 3:17 van de Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na terinzagelegging en bekendmaking van het te nemen besluit kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. In artikel 3, vierde lid van de verordening is bepaald in welke gevallen geen inspraak wordt verleend.

 

Artikel 4 Inspraakgerechtigden

 

De omschrijving van de inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 79 van de Waterschapswet, namelijk ingezetenen en belanghebbenden. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 van de Awb gedefinieerd: ‘degenen wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’. Deze definitie heeft ook gelding voor regelgeving buiten de Awb.

 

Artikel 5 Inspraakprocedure

 

Lid 2

In de Memorie van Toelichting op de Wet uniforme voorbereidingsprocedure Awb (TK 1999-2000, 27 023, nr. 3, blz. 31) is te lezen dat in de Inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk kan worden afgeweken van afdeling 3.4 van de Awb. Volgens de Memorie kan dit laatste bijvoorbeeld plaatsvinden in gevallen waarin het wenselijk is om wel het ontwerp ter inzage te leggen, maar de inspraak daarover op andere wijze te organiseren of om te werken met andere termijnen. Het college kan in concrete gevallen maatwerk leveren.

 

Lid 3

Voor de vaststelling van begroting en jaarrekening is de termijn van inspraak korter dan de standaardtermijn van zes weken. Aansluiting is gezocht bij de in de Waterschapswet genoemde termijn van twee weken.

 

Artikel 7 Eindverslag

 

In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 van de Awb. In artikel 3:17 van de Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van wat tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Onder het in dit artikel genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 van de Awb onverkort toegepast? Wanneer is het te nemen besluit ter inzage gelegd enz? De eindrapportage moet een volledig overzicht bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. In de Memorie van Toelichting bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte zienswijze en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven tot welk resultaat de zienswijzen heeft geleid. In het derde lid is bepaald dat het eindverslag wordt toegezonden aan degenen die een zienswijze naar voren heeft gebracht. Tot slot verdient het aanbeveling om tijdens een inspraakavond al duidelijkheid te verschaffen omtrent de communicatie.

 

Artikel 8 Procedure publieksparticipatie

 

Lid 2 onder e

Bij een publieksparticipatietraject worden belangen breed in beeld gebracht. Vanzelfsprekend wordt erop ingezet om belanghebbenden die dat willen deel te laten nemen aan een participatietraject. Hierbij schenkt het waterschap / het bestuur extra aandacht aan het bereiken van doelgroepen die minder makkelijk te bereiken lijken.

 

Artikel 10

 

Lid 3

Het besluit van het college om al dan niet deel te nemen aan een publieksinitiatief is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Dit betekent dat daartegen bezwaar en beroep openstaan.

 

Lid 4

Een publieksinitiatief kan worden ingediend door ingezetenen, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden. Als een publieksinitiatief wordt ingediend door een ingezetene dan moet deze ingezetene kiesgerechtigd zijn voor de waterschapsverkiezingen omdat het publieksinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van het bestuur te betrekken en die te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B 2a van de Kieswet. Om ook jongeren meer te betrekken is de leeftijd waarop initiatiefvoorstellen kunnen worden ingediend verlaagd naar 16 jaar. Jongeren kunnen op deze wijze (vroegtijdig) betrokken worden bij het waterschap.

 

Lid 5

In dit lid zijn mogelijke weigeringsgronden opgenomen. Deze weigeringsgronden hebben geen automatische werking. Het college kan afwegen of de hier genoemde weigeringsgronden voldoende relevant zijn om tot weigering over te gaan.

 

Lid 6

In dit lid zijn absolute weigeringsgronden opgenomen. Als een van deze gronden van toepassing is, wordt het verzoek om overheidsparticipatie afgewezen.

 

De beperkingen die dit lid stelt aan de inhoud van een publieksinitiatief vloeien vooral voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om het bestuur te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover het

uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Ook een vraag over waterschapsbeleid kan geen onderwerp van een publieksinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of algemeen bestuursvergadering. Verder moet worden voorkomen dat het publieksinitiatief andere procedures zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Met het oog hierop is bepaald dat het publieksinitiatief geen bezwaar tegen een genomen besluit of een klacht over een gedraging van het bestuur kan inhouden. Ten slotte is het niet de bedoeling dat zaken die recent in het bestuur aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een publieksinitiatief. Dit zou de besluitvorming in het bestuur te zeer kunnen frustreren.