Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dijk en Waard

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDijk en Waard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard 2024
CiteertitelSubsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang
  2. Wet op het primair onderwijs
  3. Algemene subsidieverordening Dijk en Waard 2022
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-09-2023nieuwe regeling

12-09-2003

gmb-2023-407564

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard 2024

Het college besluit:

De Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard 2024 vast te stellen, zoals opgenomen in bijlage 1. Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard 2024.

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dijk en Waard;

 

gelet op:

de Wet Kinderopvang

de Wet op het primair onderwijs

de Algemene subsidieverordening Dijk en Waard 2022

 

besluit vast te stellen de Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard 2024.

 

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard 2024

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Doelgroeppeuter: in de gemeente Dijk en Waard woonachtig kind, van 2 jaar tot de leeftijd waarop het kind uitstroomt naar het basisonderwijs, dat op indicatie van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de GGD Hollands Noorden en op grond van door het college vastgestelde criteria in aanmerking komt voor voorschoolse educatie (VE).

  • Inkomensafhankelijke ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders aan de houder van peuter- en/of kinderopvang moeten betalen voor de afname van een (VE-)peuteropvang-plaats voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden. De inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt berekend over de maximale uurprijs of over de lagere, door de organisatie in rekening gebrachte, uurprijs. Voor de berekening wordt de landelijk adviestabel ouderbijdrage peuterwerk van de VNG gehanteerd. Deze tabel is gebaseerd op de Rijksregeling Kinderopvangtoeslag en wordt jaarlijks geactualiseerd.

  • Maximum uurprijs: de jaarlijks landelijk vastgestelde maximum uurprijs voor de dagopvang in een kindercentrum waarover ouders Kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen.

  • Niet-groepsgebonden werkzaamheden: taken die behoren bij de functie van pedagogisch medewerker en passen binnen de functieomschrijving van pedagogisch medewerker, maar dienen te worden uitgevoerd buiten de groep dan wel worden uitgevoerd binnen een groep, maar niet meetellen voor de wettelijk vastgestelde beroepskracht-kind ratio.

  • Niet-toeslagouder(s): ouder(s) die geen recht heeft/hebben op de regeling Kinderopvangtoeslag van de Rijksoverheid.

  • Pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie: een pedagogisch beleidsmedewerker / coach op hbo werk- en denkniveau specifiek voor de VE. Het doel, het profiel en de urennorm van de pedagogisch beleidsmedewerker / coach VE is wettelijk vastgelegd in het Wijzigingsbesluit Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. De inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker / coach voldoet aan alle relevante wetgeving.

  • Peuter: in de gemeente Dijk en Waard woonachtig kind van 2 jaar tot de leeftijd waarop het kind uitstroomt naar het basisonderwijs.

  • Peuteropvang: voorschoolse opvang van maximaal 8 uur per week, gedurende meerdere dagdelen per week, 40 weken in het jaar (niet in de schoolvakanties). Voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar het basisonderwijs, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool. De opvang voldoet aan alle relevante wetgeving.

  • VE: voorschoolse educatieve opvang van tenminste 16 uur per week, maximaal 6 uur per dagdeel, verspreid over meerdere dagdelen per week, 40 weken in het jaar (niet in de schoolvakanties). Voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar het basisonderwijs. Waarin via een erkend voor- en vroegschools educatief programma (VVE-programma) en gecertificeerde VE-leidsters (die voldoen aan de wettelijke kwalificatie-eisen voorschoolse educatie) op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden, gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van peuters op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. De VE voldoet aan alle relevante wetgeving.

  • VE-gerelateerde scholingskosten: scholingskosten ter bevordering van het verhogen van de kwaliteit van de voorschoolse educatie op een VE-locatie in Dijk en Waard. Dit is inclusief VE-gerelateerde scholing voor pedagogisch (beleids)medewerkers. De scholing voldoet aan de wettelijke kwalificatie-eisen.

  • Verlengde (VE-)peuteropvangplaatsen: peuteropvang of VE voor kinderen van 4 jaar en ouder tot de leeftijd waarop zij uitstromen naar het basisonderwijs.

  • VVE-programma: een erkend voor- en vroegschools educatief programma, waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van peuters wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal emotionele ontwikkeling, met als doel het bevorderen van de positieve ontwikkeling. Het programma dient opgenomen te zijn in de database Effectieve jeugdinterventies; erkende interventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 3 Te subsidiëren activiteiten

Subsidie kan verstrekt worden voor:

  • 1.

    Peuteropvangplaatsen in Dijk en Waard voor peuters van niet-toeslagouders voor maximaal 8 uur opvang per week

  • 2.

    VE-peuteropvangplaatsen in Dijk en Waard voor doelgroeppeuters voor 16 uur in de week

  • 3.

    VE-gerelateerde scholingskosten

  • 4.

    Inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie

  • 5.

    Verlengde peuteropvangplaatsen en VE-peuteropvangplaatsen

  • 6.

    Peuteropvangplaatsen en VE-peuteropvangplaatsen in Dijk en Waard voor peuters niet woonachtig in de gemeente Dijk en Waard

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een houder.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

Voor de in artikel 3 genoemde activiteiten gelden de volgende maximale subsidiebedragen:

  • 1.

    Voor peuteropvangplaatsen voor peuters van niet-toeslagouders, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1, bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per bezette peuteropvangplaats door een individuele peuter: maximaal 320 uren maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs, minus de geldende inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

  • 2.

    Ten behoeve van niet-groepsgebonden werkzaamheden bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per bezette peuteropvangplaats door een individuele peuter, zoals bedoeld in artikel 3 lid 1: maximaal 60 uur maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs;

  • 3.

    Voor VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per bezette VE-peuteropvangplaats door een individuele peuter maximaal: 640 uur maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs, waarvan:

    • a.

      maximaal 320 uren maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs, minus de geldende inkomensafhankelijke ouderbijdrage; en

    • b.

      maximaal 320 uren maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs;

  • 4.

    Ten behoeve van niet-groepsgebonden werkzaamheden bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per bezette VE-peuteropvangplaats door een individuele peuter, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2: maximaal 60 uur maal de uurprijs van de houder, tot de maximum uurprijs;

  • 5.

    Ten behoeve van ondersteuning en begeleiding van doelgroeppeuters bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per bezette VE-peuteropvangplaats door een individuele peuter, zoals bedoeld in artikel 3 lid 2: maximaal EUR 1.325;

  • 6.

    Ten behoeve van VE-gerelateerde scholingskosten, zoals bedoeld in artikel 3 lid 3, bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per VE-peutergroep: maximaal EUR 4.505;

  • 7.

    Ten behoeve van de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie, zoals bedoeld in artikel 3 lid 4, bedraagt de subsidie per jaar (40 weken), per doelgroeppeuter in een VE-groep: EUR 424.

  • 8.

    Voor verlengde peuteropvangplaatsen en VE-peuteropvangplaatsen gelden dezelfde maximale subsidiebedragen als genoemd in lid 1 tot en met 7.

  • 9.

    Voor peuteropvangplaatsen en VE-peuteropvangplaatsen in Dijk en Waard voor peuters niet woonachtig in de gemeente Dijk en Waard gelden dezelfde maximale subsidiebedragen als genoemd in lid 1 tot en met 7.

Artikel 6 Procedurebepalingen

  • 1.

    Op grond van artikel 7, vierde lid van de Algemene subsidieverordening Dijk en Waard 2022 dient een aanvraag voor subsidie bij voorkeur voor 1 november voorafgaand aan het jaar van uitvoering te worden ingediend.

  • 2.

    Aanvragen die worden ingediend voor aanvang van de indieningstermijn worden gedateerd op 1 november.

  • 3.

    Op grond van artikel 8, derde lid van de Algemene subsidieverordening Dijk en Waard 2022 beslissen burgemeester en wethouders op een aanvraag om een subsidie binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1.

    Aanvragen kunnen jaarlijks voor maximaal 1 jaar worden ingediend.

  • 2.

    Artikel 6 lid 3 van de Algemene subsidieverordening Dijk en Waard 2022 is niet van toepassing.

  • 3.

    Op grond van artikel 6 lid 4 van de Algemene subsidieverordening Dijk en Waard 2022 dient de aanvrager ook de volgende gegevens te overleggen:

    • a)

      naam en adresgegevens van de houder en de locatie, inclusief registratienummer LRK;

    • b)

      voor peuteropvangplaatsen voor peuters van niet-toeslagouders:

      • het aantal peuteropvangplaatsen voor peuters van niet toeslagouders;

      • het gehanteerde uurtarief.

    • c)

      voor VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters:

      • het aantal VE-peuteropvangplaatsen;

      • de ouderbijdrage, indien er een ouderbijdrage wordt gevraagd over de maximaal 320 uren, zoals genoemd in artikel 5, lid 3b.

    • d)

      voor VE-gerelateerde scholingskosten:

      • het aantal VE-groepen.

    • e)

      voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie:

      • het aantal doelgroepkinderen in VE-groepen.

    • f)

      voor verlengde peuteropvangplaatsen en VE-peuteropvangplaatsen

      • het aantal peuters;

      • per peuter schriftelijke toestemming van de gemeente Dijk en Waard.

    • g)

      voor peuteropvangplaatsen en VE-peuteropvangplaatsen in Dijk en Waard voor peuters niet woonachtig in de gemeente Dijk en Waard;

      • het aantal peuters;

      • per peuter schriftelijke toestemming van de gemeente Dijk en Waard.

Artikel 8 Aanvullende weigeringsgronden

Overeenkomstig artikel 9 lid 3, aanhef en onder c, van de Algemene subsidieverordening Dijk en Waard 2022 kan subsidieverlening worden geweigerd als:

  • 1.

    Niet voldaan wordt aan de wettelijk eisen, welke gesteld worden aan de opvang van peuters in de leeftijd van 2 tot 4 jaar.

  • 2.

    Voor activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters zoals genoemd in artikel 3 lid 2, niet wordt voldaan aan de wettelijke eisen, welke gesteld worden aan VVE-programma’s in voorschoolse opvang.

  • 3.

    De activiteiten zijn gericht op het promoten van een religieuze, levensbeschouwelijk of politieke overtuiging, hetgeen onder andere kan blijken uit de doelstelling, inhoud, doelgroep of toegankelijkheid.

  • 4.

    De subsidie kan worden geweigerd als er voor tenminste één van de vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt.

  • 5.

    Er voor activiteiten zoals genoemd in artikel 3 lid 5, geen schriftelijke toestemming is, per individuele peuter, van de gemeente Dijk en Waard.

  • 6.

    Er voor activiteiten zoals genoemd in artikel 3 lid 6, geen schriftelijke toestemming is, per individuele peuter, van de gemeente Dijk en Waard.

Artikel 9 Verplichtingen

  • 1.

    De ontvanger van subsidie:

    • a)

      werkt samen en stemt af met partners binnen de lokale zorgstructuur 0-4 jaar, waaronder het Sociaalplein, de Jeugdgezondheidszorg en het opvoedspreekuur;

    • b)

      voor activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2, tevens:

      • werkt samen en stemt af met de basisscho(o)l(en) voor wat betreft een doorlopende leerlijn. Dit betreft de basisscho(o)l(en) waar de doelgroeppeuters naar doorstromen;

      • zorgt bij de doorstroom naar de basisschool voor een (warme) overdracht van gegevens over de ontwikkeling van de doelgroeppeuter, middels een (digitaal) overdrachts- en observatieformulier;

      • volgt en brengt de ontwikkeling c.q. resultaten van doelgroeppeuters op een gestructureerde wijze in beeld middels een kind- of ontwikkelvolgsysteem;

      • voert gericht ouderbeleid (op basis van een ouderpopulatie analyse);

      • evalueert de kwaliteit van VVE om de 6 maanden.

  • 2.

    De ontvanger van subsidie stelt op verzoek van het college onderliggende gegevens beschikbaar. Het betreft:

    • a)

      bewijs van de indicatiestelling per (doelgroep)peuter voor voorschoolse educatie;

    • b)

      gegevens waaruit blijkt dat de ouder(s)/verzorger(s) geen recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag;

    • c)

      gegevens waaruit blijkt dat de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor niet-toeslagouders correct is toegepast.

  • 3.

    De ontvanger van subsidie dient mee te werken aan het verstrekken van (evaluatie)gegevens voor het beleid van het Rijk en/of de gemeente.

  • 4.

    De aanvrager kan voor peuteropvangplaatsen alleen subsidie ontvangen voor de deelname van peuters van niet-toeslagouders. Ouders dienen aantoonbaar geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag. De aanvrager is verantwoordelijk voor het verzamelen van gegevens waaruit blijkt dat de ouder(s) geen recht heeft/hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 5.

    Voor VE-gerelateerde scholingskosten, zoals genoemd in artikel 3 lid 3, geldt:

    • a)

      de houder ontvangt subsidie voor VE-peuteropvangplaatsen in Dijk en Waard;

    • b)

      alleen kosten voor scholing die gemaakt zijn in het subsidiejaar komen voor subsidie in aanmerking;

    • c)

      de scholing mag doorlopen in het volgende subsidiejaar;

    • d)

      bij het niet behalen van een scholing zijn de kosten voor een herkansing voor rekening van de houder.

  • 6.

    Voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie, zoals genoemd in artikel 3 lid 4, geldt:

    • de houder ontvangt subsidie voor VE-peuteropvangplaatsen.

  • 7.

    Het college kan bij de verlening ook andere verplichtingen opleggen.

Artikel 10 Verantwoording

  • 1.

    De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a)

      Een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten per locatie zijn verricht;

    • b)

      Voor activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2 bevat de aanvraag tot vaststelling tevens per locatie:

      • Inzicht in het bereik van de gemeentelijke resultaatafspraak, te weten ten minste 80% van de vve-kinderen heeft tussen begin en einde van de peutertijd een groei doorgemaakt op het domein taal, die volgens de professional, ondersteund door het kindvolgsysteem, naar verwachting of boven verwachting is;

      • een rapportage op vastgestelde afwijkingen ten opzichte van de gemeentelijke VVE-kwaliteitsaspecten, zoals opgenomen in bijlage 1. ‘Werken aan kwaliteit op locatie’ van het gemeentelijke Kwaliteitskader VVE Dijk en Waard. De rapportage bevat per vastgestelde afwijking een toelichting en maatregel(en) ter verbetering.

  • 3.

    De aanvraag bevat een financieel verslag van de gesubsidieerde activiteiten, waaruit de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten blijken. In het verslag is tevens opgenomen:

    • a)

      het aantal peuteropvangplaatsen bezet door individuele peuters van niet-toeslagouders en de daarvoor ontvangen ouderbijdragen in het subsidiejaar;

    • b)

      het gehanteerde uurtarief.

  • 4.

    Voor activiteiten VE-peuteropvangplaatsen voor doelgroeppeuters, zoals genoemd in artikel 3 lid 2 dient tevens te worden opgenomen:

    • a)

      het aantal VE-peuteropvangplaatsen bezet door individuele doelgroeppeuters, uitgesplitst naar niet-toeslagouders en toeslagouders;

    • b)

      de ouderbijdrage VE, indien er over de maximaal 320 uren, zoals genoemd in artikel 5, lid 3 onder b een ouderbijdrage is gevraagd.

  • 5.

    Voor VE-gerelateerde scholingskosten, zoals genoemd in artikel 3 lid 3, geldt:

    • een overzicht waaruit blijkt aan welke scholing, door welke locaties en door hoeveel medewerkers is deelgenomen.

  • 6.

    Voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie, zoals genoemd in artikel 3 lid 4 geldt:

    • a.

      het werkelijk aantal doelgroepkinderen in VE-groepen;

    • b.

      een overzicht waaruit blijkt dat het wettelijk vereiste aantal uren is ingezet door de pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie;

    • c.

      een beschrijving van hoe de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker heeft geleid tot een verhoging van de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers en van het pedagogisch beleid, en daarmee van de voorschoolse educatie.

Artikel 11 Wijze van verdeling

Indien het subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende aanvragen in het kader van respectievelijk artikel 3 lid 1 en artikel 3 lid 2 - 6 het deelsubsidieplafond voor de desbetreffende activiteiten overtreft, gelden de onderstaande verdeelregels:

  • 1.

    Instellingen die in de periode genoemd in artikel 6 hun volledige aanvraag hebben ingediend (groep A) gaan voor instellingen die na die periode hun volledige aanvraag hebben ingediend (groep B).

  • 2.

    Indien het subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende volledige aanvragen van groep A het subsidieplafond overtreft, wordt het subsidiebudget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie verdeeld over de volledige aanvragen van groep A. In dat geval ontvangt groep B geen subsidie.

  • 3.

    Indien het resterende subsidiebedrag voor de in beginsel voor honorering in aanmerking komende volledige aanvragen van groep B ontoereikend is om alle volledige aanvragen uit groep B te honoreren, wordt het subsidiebudget in volgorde van ontvangst van de volledige aanvragen verdeeld.

  • 4.

    Indien bij toepassing van voorgaande lid blijkt dat het resterende budget dient te worden verdeeld tussen twee of meer instellingen van wie de volledige aanvraag die op dezelfde datum zijn ontvangen, waarbij het budget ontoereikend is om deze volledige aanvragen volledig te honoreren, dan wordt het budget naar rato van de in beginsel te verlenen subsidie verdeeld over de betreffende volledige aanvragen.

  • 5.

    Wanneer de aanvrager krachtens art 4:5 van de Algemene Wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de onvolledige aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvulling is ontvangen.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan artikel 3, lid 1 en 2 betreffende de vestigingsgemeente buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover aanpassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 13 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze regeling heeft betrekking op activiteiten met ingang van 2024.

  • 3.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Dijk en Waard 2024.

Dijk en Waard, 12 september 2023

Burgemeester en wethouders van Dijk en Waard,

de secretaris,

mw. A. Doesburg

de burgemeester,

de heer M. Poorter

BIJLAGE 1. KWALITEITSKADER VVE DIJK EN WAARD

 

WERKEN AAN KWALITEIT OP LOCATIE

In deze bijlage zijn de ambities en afspraken te vinden die de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve) op locatie kunnen waarborgen en verbeteren. De hoofdstukindeling is gebaseerd op het onderzoekskader voorschoolse educatie en primair onderwijs van de Inspectie van het Onderwijs. De kwaliteitsaspecten binnen deze hoofdstukken zijn deels uit dit kader afkomstig, en deels opgesteld op basis van andere documenten, zoals het observatie-instrument CLASS voor peuters1 en het Uitvoeringsprogramma Onderwijskansen Dijk en Waard 2023-2026.

 

Wettelijke verplichting: Gemeenten kunnen met vve-instellingen afspraken maken over de wijze waarop organisaties op locatie werken aan kwaliteit (bijv. pedagogisch-educatief, gebruik programma, inzet externe zorg) en hoe ze zich over deze kwaliteit verantwoorden aan de gemeente2.

 

1.Aanbod: curriculum, materialen, speel-leeromgeving

Kwaliteitsaspecten:

  • Aanbieders werken met een door het NJI erkend vve-programma.

  • Het aanbod is integraal: het bestrijkt de vier ontwikkelingsgebieden: taal, rekenen, sociaal-emotioneel en motorisch.

  • Het aanbod bereidt voor op de basisschool: het aanbod werkt toe naar de einddoelen die het SLO3 voor peuters heeft opgesteld.

  • Het aanbod sluit aan bij het niveau van alle kinderen, dus zowel de kinderen die ‘achterlopen’ als de kinderen die ‘voorlopen’.

  • De spel- en leermaterialen zijn afgestemd op de ontwikkelingsfase van de kinderen.

  • Professionals en kinderen volgen een vast, samenhangend en evenwichtig dagschema.

  • De speel-leerruimte is zowel binnen als buiten aantrekkelijk ingericht, bijvoorbeeld zichtbaar in hoeken, het gebruik van echte voorwerpen in plaats van speelgoedreplica’s en de aanwezigheid van materialen die rollenspel stimuleren.

2. Zicht op ontwikkeling: het volgen van de ontwikkeling

Kwaliteitsaspecten:

  • Er wordt vanaf binnenkomst systematisch informatie over de kinderen verzameld op de verschillende ontwikkelingsgebieden en daarover wordt ook informatie van de ouders benut.

  • Er wordt een gestandaardiseerd observatie-instrument/kindvolgsysteem gebruikt om de ontwikkeling van vve-kinderen in kaart te brengen.

  • Het kindvolgsysteem wordt geselecteerd in overleg met de samenwerkende school.

  • De ontwikkeling van het kind wordt op vaste momenten in het jaar met ouders besproken.

  • De professionals plannen en structureren hun handelen op grond van de informatie die zij over peuters hebben en werken met doelen voor zowel groepjes als individuele kinderen.

  • Er wordt gewerkt in een cyclisch proces van doelen stellen – uitvoeren – evalueren en bijstellen.

3. Pedagogisch-educatief handelen: sensitieve en stimulerende interacties tussen professionals en kinderen

Pedagogisch handelen: de professionals stimuleren de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen

Kwaliteitsaspecten:

  • Er zijn duidelijke regels voor de kinderen.

  • Er is sprake van onderling respect en plezier.

  • De professionals zijn responsief voor de emotionele behoeften van (individuele) kinderen: de professionals zijn beschikbaar als een veilige basis om troost, geruststelling en aanmoediging te bieden.

  • De professionals volgen interesses, ideeën en initiatieven van de kinderen en sluiten hierop aan in bijvoorbeeld gesprekken en het activiteitenaanbod.

  • De professionals stimuleren de sociale ontwikkeling, passend bij de ontwikkelingsfase van het kind. Denk hierbij aan het oefenen van "samen spelen en materialen delen", naar elkaar luisteren en op elkaar reageren (stimuleren van de onderlinge interactie).

  • De professionals bevorderen de zelfregulering van kinderen, door duidelijke verwachtingen van het gedrag, passend bij de ontwikkelingsfase, van kinderen te hebben en deze ook te bekrachtigen.

  • De professionals stimuleren de eigen verantwoordelijkheid, de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de kinderen, bijvoorbeeld bij het eten, spelen, opruimen.

Educatief handelen: de professionals stimuleren actief de cognitieve en taalontwikkeling van de kinderen

Kwaliteitsaspecten:

  • De professionals zijn het grootste gedeelte van de tijd actief bezig met de kinderen en met het creëren van gerichte gelegenheden voor leren en ontwikkelen en bieden de kinderen ondersteuning daarbij.

  • Er worden taalrijke activiteiten aangeboden, die aansluiten bij de belevingswereld van kinderen.

  • De professionals stimuleren bij kinderen de actieve en passieve woordenschat, die doen ze met name door kinderen gelegenheden te bieden om zelf taal te gebruiken.

  • De professionals laten goede interactievaardigheden zien: zij voeren gelijkwaardige gesprekken met de kinderen waarin meerdere beurtwisselingen plaatsvinden en kinderen aan het denken worden gezet.

  • Professionals variëren bewust in individuele activiteiten, activiteiten voor kleine groepen (3-5 kinderen) en grote groepen (meer dan 5 kinderen).

  • Zeker de helft van de tijd is ingeruimd voor activiteiten in kleine groepen en in de kleine groepen gebeurt ook daadwerkelijk wat anders: er is sprake van aanbod op verschillende niveaus.

  • De hoeveelheid tutoring (individuele en specifieke feedback) wordt afgestemd op de behoefte van het kind. Het ene kind wordt extra uitgedaagd, het andere kind extra ondersteund.

  • Professionals hebben zichtbaar hoge realistische verwachtingen van de kinderen: ze spreken deze verwachtingen uit en bemoedigen wanneer deze verwachtingen worden waargemaakt.

  • De professionals gebruiken verschillende vormen van spelbegeleiding (ook bij het buitenspelen): observeren en luisteren, rol aannemen, kind houdt leiding, nadoen wat kinderen laten zien.

4. Warme overdracht

Kwaliteitsaspecten:

  • Vve-kinderen worden warm overgedragen van kinderopvang naar de basisschool: dat wil zeggen dat er een (telefonisch) gesprek plaatsvindt over de ontwikkeling van het kind.

  • Bij de (warme) overdracht van vve-kinderen worden de gegevens uit het kindvolgsysteem overgedragen middels de overdrachtsprocedure ‘Kind in Beeld’.

  • Het streven is dat de voorscholen en scholen jaarlijks de procedures rondom de warme overdracht evalueren.

5. Extra ondersteuning: kinderen die dat nodig hebben ontvangen extra aanbod, ondersteuning en begeleiding

Kwaliteitsaspecten:

  • Er wordt gezorgd voor doorverwijzing naar externe zorg als de (voor)school zelf de gewenste zorg niet kan leveren.

  • De (voor)school stelt een passend aanbod samen voor kinderen die extra zorg nodig hebben.

6. Samenwerking: de locatie werkt samen met ouders en andere relevante partners

Kwaliteitsaspecten:

  • De (voor)school ziet de ouder als partner in het stimuleren van de ontwikkeling van het kind.

  • Het streven is dat voorscholen en scholen bij de uitvoering van voor- en vroegschoolse educatie met elkaar samenwerken in het kader van de doorgaande ontwikkelingslijn op de thema’s aanbod, zorg en begeleiding, het ouderbeleid en de kwaliteitszorg rondom het jonge kind.

  • Het streven is dat deze samenwerkingen jaarlijks geëvalueerd worden en acties en prioriteiten voor het volgende jaar benoemd worden.

7. Kwaliteitszorg en ambitie: de voorschoolse locaties heeft eigen doelen geformuleerd en evalueert deze

Kwaliteitsaspecten:

  • Elke houder van kinderopvang beschikt over een beleidsplan waarbij naast aandacht voor pedagogische kwaliteit er een werkwijze is voor ouderbetrokkenheid, de doorlopende leerlijn naar het onderwijs en de samenwerking met instellingen op het terrein van de zorg voor jeugd.

  • Er zijn op locatie niveau afspraken gemaakt over de doelen die men met vve en de kinderen wil bereiken (bijv. op het gebied van ouderbetrokkenheid, aanbod, educatief handelen).

  • De doelen worden (jaarlijks) geëvalueerd en er worden waar nodig maatregelen ter verbetering getroffen.

  • De pedagogisch beleidsmedewerker/coach heeft op locatie een rol in het bewaken van de kwaliteit, o.a. op het gebied van het pedagogisch-didactisch aanbod, de externe zorg en de doorgaande lijn.


1

Classroom Assessment Scoring System Toddler.

2

Hiervoor is een selectie van de items van het onderzoekskader Voorschoolse educatie en primair onderwijs 2021 van de Inspectie van het Onderwijs gebruikt.

3

SLO is het landelijk expertisecentrum voor het curriculum in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs in Nederland.