Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Overbetuwe

Beleidsregels Debiteuren Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Overbetuwe 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOverbetuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Debiteuren Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Overbetuwe 2023
CiteertitelBeleidsregels Debiteuren Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Overbetuwe 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Debiteurenbeleidsplan afdeling Sociale Zaken Gemeente Overbetuwe 2010-2012.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-09-2023nieuwe regeling

12-09-2023

gmb-2023-407428

2023-014682

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Debiteuren Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Overbetuwe 2023

Ons kenmerk: 2023-014682

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe;

 

gelezen het advies van de Participatieraad van 2 juli 2023;

 

gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op:

  • artikelen 54, 58 tot en met 62i van de Participatiewet;

  • artikelen 17,17a, 25, 26, 27, 28, 30 en 31 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

  • artikelen 17,17a, 25, 26, 27, 28, 30 en 31 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze zelfstandigen (IOAZ);

  • artikelen 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Suwi);

  • artikelen 12, tweede lid, onderdeel c; 39, eerste lid, onderdeel a onder 3; 39, tweede lid en 41, vierde en vijfde lid Bbz 2004.

overwegende dat:

  • het huidige debiteurenbeleidsplan verouderd is;

  • het noodzakelijk is aanvullende beleidsregels vast te stellen met betrekking tot het terug-, invorderen en verrekenen van (ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende) uitkeringen in het kader van de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004.

b e s l u i t e n:

 

vast te stellen de

 

Beleidsregels Debiteuren Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Overbetuwe 2023

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Deze beleidsregels verstaat onder:

    • a.

      aflossingsbedrag: de door het college opgelegde verplichting om een bedrag te betalen aan aflossing. Het aflossingsbedrag dat met de debiteur door een minnelijke regeling is afgesproken, geldt ook als een opgelegde verplichting om te betalen.

    • b.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht

    • c.

      belangrijke reden: onaanvaardbaarheid van sociale en/of financiële consequenties voor de belanghebbende.

    • d.

      beslagleggen: een maatregel waarmee een deurwaarder en overheden zaken, roerende of onroerende, of vorderingen veilig kan stellen om deze uiteindelijk te gelde te maken om een schuld te voldoen. Door een beslag kan het vrije eigendomsrecht niet meer worden uitgeoefend.

    • e.

      brutering: een verhoging van de netto vordering met de afgedragen loonbelasting en premies volksverzekeringen.

    • f.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe.

    • g.

      debiteur: een persoon of rechtspersoon (onderneming) die een verplichting tot betalen heeft ten opzichte van de gemeente Overbetuwe. Het kan ook gaan om een persoon of rechtspersoon met een lening bij de gemeente Overbetuwe. Een debiteur wordt ook wel een juridisch schuldenaar genoemd.

    • h.

      duurzame gebruiksgoederen: spullen die nodig zijn voor de noodzakelijke inrichting van een woning, zoals een wasmachine of een bed.

    • i.

      fraude: een schending van de inlichtingenplicht conform artikel 17, lid 1 Participatiewet.

    • j.

      fraudevordering: een terugvordering die ontstaan is vanwege schending van de inlichtingenplicht conform artikel 17, lid 1 Participatiewet.

    • k.

      minnelijke regeling: een regeling met (een) schuldeiser(s) van de debiteur om, zonder tussenkomst van een rechter, de aanwezige schulden duurzaam op te lossen.

    • l.

      pseudo verrekening: in uitzonderlijke gevallen kan het college op grond van artikel 60a Participatiewet verrekenen op een bijstandsuitkering die wordt verstrekt door een andere gemeente. Dit wordt ook wel 'pseudo verrekenen' genoemd.

    • m.

      regulier werk: algemeen geaccepteerde betaalde arbeid bij een werkgever onder een arbeidsovereenkomst waarvoor de betrokken persoon loon ontvangt, dan wel inkomsten uit zelfstandig bedrijf of beroep. Hieronder valt dus niet: vrijwilligerswerk, onbetaalde of informele arbeid.

    • n.

      uitkering: een bedrag dat de inwoner ontvangt op grond van een recht in de Participatiewet, IOAW, IOAZ, Bbz 2004 of een studietoeslag.

    • o.

      verhalen: het terugeisen van (een deel van) de bijstandsuitkering bij een persoon met een onderhoudsplicht voor de inwoner met een bijstandsuitkering of zijn of haar kinderen. Er kan ook verhaald worden op een persoon die een schenking heeft ontvangen van een bijstandsgerechtigde of op de nalatenschap van de bijstandsgerechtigde.

    • p.

      wet: de Participatiewet

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden genoemd en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als de wetten waarop deze beleidsregels betrekking hebben en daarnaast de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Burgerlijk Wetboek (BW).

Hoofdstuk 1: Terugvordering

Algemeen

Artikel 2 Gebruik maken van de bevoegdheid

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • 1.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit in de gevallen zoals vermeld in de wet, IOAW en IOAZ .

  • 2.

    het terug-, invorderen en verrekenen van ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende uitkeringen en gelden.

Artikel 3 Het besluit tot terugvordering

Een besluit tot terugvordering vermeldt in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van (het saldo van) de vordering;

  • b.

    de betalingsverplichting om de vordering in zijn geheel te voldoen;

  • c.

    de datum waarop de betalingsverplichting ingaat;

  • d.

    de mogelijkheid voor belanghebbende om binnen 6 weken na verzenddatum van de beschikking als bedoeld in artikel 4:87 Awb een betalingsregeling te treffen;

  • e.

    de rechtsgevolgen bij het niet nakomen van de betalingsverplichting zoals beschreven in afdeling 4.4.2 Awb over verzuim en afdeling 4.4.4. Awb over aanmaning en invordering bij dwangbevel;

  • f.

    de vermelding dat het aangaan van nieuwe schuldverplichtingen niet leidt tot een nieuwe vaststelling van een opgelegde betalingsverplichting behoudens bij bijzondere omstandigheden.

Artikel 4 Afzien van terugvordering

Het college kan afzien van het besluit om terug te vorderen of verder in te vorderen:

  • a.

    als het terug te vorderen bedrag lager is dan € 200,00 en niet is ontstaan door fraude;

  • b.

    als het in te vorderen bedrag lager is dan € 200,00 en niet is ontstaan door fraude;

  • c.

    als hiervoor naar het oordeel van het college een belangrijke reden is;

  • d.

    als incasso van de vordering vijf jaar lang niet mogelijk was en het niet de verwachting is dat de debiteur in de toekomst zal kunnen betalen, de vordering niet is ontstaan door fraude en daarnaast de kosten van de invordering niet opwegen tegen de opbrengsten ervan (doelmatigheidsprincipe).

Artikel 5 Kwijtschelding door schuldenproblematiek

  • 1.

    In afwijking van artikelen 58 en 59 Participatiewet en artikelen 25 en 26 IOAW en IOAZ kan het college besluiten om een vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden als:

    • a.

      Verwacht wordt dat de debiteur zijn schulden niet verder kan aflossen en verwacht wordt dat een schuldregeling over alle vorderingen, uitgezonderd de in artikel 6 genoemde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder dit besluit niet tot stand zal komen; en

    • b.

      De schuldregeling wordt uitgevoerd of zal worden uitgevoerd door een publieke schuldhulpverleningsorganisatie die lid is van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK); en

    • c.

      In een vast te stellen schuldregeling de vordering van de door gemeente Overbetuwe teruggevorderde uitkering op evenredige wijze wordt voldaan als de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang, uitgezonderd de situaties zoals genoemd in artikel 6.

  • 2.

    Dit besluit gaat niet in voordat er een door het college goedgekeurd plan van aanpak in het kader van schuldhulpverlening is tussen het college en/of schuldeisers en de debiteur.

Artikel 6 Afzien van kwijtschelding door schuldenproblematiek

Van kwijtschelding zoals bedoeld in artikel 5 wordt afgezien als:

  • a.

    De vordering het gevolg is van verwijtbaar gedrag of fraude;

  • b.

    De vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behalve voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

Artikel 7 Intrekken van het besluit tot kwijtschelding door schuldenproblematiek

Het besluit zoals bedoeld in artikel 5 wordt ingetrokken of in het nadeel van de debiteur aangepast als:

  • a.

    Er niet binnen twaalf maanden nadat het besluit bekend is gemaakt, een schuldregeling is;

  • b.

    De debiteur zijn schulden aan de gemeente Overbetuwe niet volgens de afgesproken schuldregeling terugbetaalt en/of de debiteur de aan de schuldregeling verbonden verplichtingen ondanks eerdere waarschuwing(en) blijft schenden;

  • c.

    Er door de debiteur onjuiste of onvolledige gegevens zijn gegeven en het geven van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid. Dit voor zover deze gegevens niet door het college zelf verkregen kunnen worden.

Artikel 8 Afzien van verdere invordering of afkoop

  • 1.

    In afwijking van artikel 58 Participatiewet en artikel 25 IOAW en IOAZ kan het college op verzoek besluiten om af te zien van (gedeeltelijke) verdere invordering, uitgezonderd fraudevorderingen, als de debiteur:

    • a.

      Gedurende vijf jaar volledig heeft voldaan aan zijn plicht om te betalen; of

    • b.

      Gedurende vijf jaar niet volledig heeft voldaan aan zijn plicht om te betalen, maar het nog te betalen bedrag over die periode, vermeerderd met eventuele kosten die gaan over de invordering alsnog heeft betaald; of

    • c.

      Gedurende vijf jaar geen betalingen heeft gedaan en niet wordt verwacht dat hij deze ooit nog zal gaan voldoen; of

    • d.

      Een bedrag, van ten minste 50% van de rest van het bedrag, in één keer aflost; en

  • 2.

    Naast de bovenstaande voorwaarden moet de debiteur voor kwijtschelding ook voldoen aan één van de volgende voorwaarden:

    • a.

      Verdere invordering gaat samen met onevenredig grote nadelen voor de debiteur; of

    • b.

      De debiteur ontvangt een inkomen dat naar verwachting voor lange tijd niet hoger is dan de voor hem geldende bijstandsnorm en kan niet of niet binnen een redelijke termijn de beschikking hebben over vermogen dat redelijkerwijze te gelde kan worden gemaakt.

  • 3.

    Als aan de debiteur uitstel is gegeven van de plicht om af te lossen of te betalen zoals bedoeld in artikel 13 van deze beleidsregels, wordt dit niet gezien als het voldoen aan deze aflossingsverplichting zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 9 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in artikel 8, eerste lid, onder a en b genoemde periode is 36 maanden als een geldlening is gegeven voor duurzame gebruiksgoederen.

Artikel 10 Geen kwijtschelding mogelijk

Kwijtschelding gebeurt niet bij vorderingen die door pand of hypotheek op goederen zijn gedekt, behalve als deze niet op die goederen verhaald kunnen worden.

Artikel 11 Kwijtschelding lening bijzondere bijstand na het aannemen van regulier werk

  • 1.

    Het college kan besluiten om af te zien van (gedeeltelijke) verdere invordering als de debiteur door het aannemen van regulier werk meer dan zes maanden onafhankelijk wordt van een uitkering van de gemeente Overbetuwe.

  • 2.

    De debiteur komt slechts in aanmerking voor kwijtschelding als het gaat om een vordering in verband met:

    • a.

      Een lening voor duurzame gebruiksgoederen; of

    • b.

      Een lening in verband met een overbruggingsperiode.

  • 3.

    De kwijtschelding bedraagt maximaal € 1.000.

Hoofdstuk 2 Invordering

Artikel 12 Verplichtingen met betrekking tot de invordering

  • 1.

    Bij het verrekenen of invorderen van openstaande vorderingen geldt de volgende betalingsvolgorde;

    • a.

      Teruggevorderde belaste bijstand van het lopende jaar, waarover per 1 januari van het nieuwe jaar nog loonheffing teruggevorderd kan gaan worden;

    • b.

      Bestuurlijke boete;

    • c.

      Alle overige vorderingen te beginnen bij de oudste vordering.

  • 2.

    Vorderingen worden voor zover mogelijk via (pseudo)verrekening met (lopende) uitkeringen geïncasseerd.

  • 3.

    Bij beëindiging van de uitkering worden alle openstaande vorderingen verrekend met de gereserveerde vakantietoeslag.

  • 4.

    Een verzoek om een betalingsregeling kan worden afgewezen als de debiteur vermogen heeft dat kan worden gebruikt voor het aflossen. Hierbij wordt rekening gehouden met noodzakelijke of onvoorziene kosten die de debiteur moet maken.

  • 5.

    Het aflossingsbedrag voor het terugbetalen van een vordering wordt, ongeacht het inkomen van de debiteur, op 5% van de toepasselijke netto grondslag (IOAW of IOAZ) of van de toepasselijke (bijstands)norm inclusief vakantiegeld bepaald.

  • 6.

    Het aflossingsbedrag kan verlaagd worden als de debiteur kan aantonen dat er sprake is van (een) preferente schuldeiser(s) boven de gemeente met (een) lopende aflossing(en).

  • 7.

    Het inkomen wordt bepaald op grond van artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet. De inkomenstoeslag volgens de Verordening minimaregelingen gemeente Overbetuwe 2020 wordt niet meegeteld in het inkomen van de debiteur. Ook een door een bestuursorgaan uitgekeerde generieke aanvullende toeslag voor bepaalde doelgroepen wordt niet meegeteld in het inkomen.

  • 8.

    Als er bij de beëindiging van de uitkering nog openstaande vorderingen zijn en de gereserveerde vakantietoeslag is niet voldoende om deze af te lossen, wordt het aflossingsbedrag bepaald zoals in lid 5 van dit artikel.

Artikel 13 Uitstel of tussentijdse wijziging van aflossingsverplichting

Het college kan, naast wat er in de wet bepaald is, besluiten tot uitstel of een tussentijdse wijziging van een aflossingsverplichting indien de debiteur hier een verzoek voor indient.

Artikel 14 Gevolgen bij het niet meer voldoen aan de betalingsverplichting

  • 1.

    Indien de debiteur de schuld niet betaalt, niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een opgelegde betalingsverplichting niet nakomt, wordt de debiteur eerst aangemaand. Het college hanteert daarbij de termijnen zoals deze genoemd zijn in de Awb.

  • 2.

    Wanneer de aanmaning ook niet tot betaling leidt, wordt – indien van toepassing – een overeengekomen betalingsverplichting ingetrokken en wordt de vordering ingevorderd bij dwangbevel door beslaglegging.

  • 3.

    Beslaglegging gebeurt ofwel rechtstreeks door de gemeente door beslag te leggen op loon of uitkeringen, of door inschakeling van de deurwaarder.

     

Overige bepalingen

Artikel 15 Rente en kosten

Als de debiteur niet op tijd voldoet aan de plicht om af te lossen worden hem geen wettelijke rente en kosten in rekening gebracht, behalve als de invordering is overgedragen aan een incassobureau of een gerechtsdeurwaarder. De door het incassobureau of de gerechtsdeurwaarder gemaakte kosten worden volledig doorberekend aan de debiteur.

Artikel 16 Brutering

Loonbelasting en premie volksverzekeringen waarvoor de gemeente volgens de Wet op de loonbelasting 1965 inhoudingsplichtige is, kan door het college worden teruggevorderd, als deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de Belastingdienst en het UWV. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Het college vordert in beginsel de vordering bruto van de debiteur terug.

  • 2.

    Indien de vordering evenwel betrekking heeft op het lopende boekjaar en de debiteur de vordering voldoet voor het einde van het boekjaar, kan de debiteur volstaan met een nettobetaling van de vordering. Bij het uitblijven van volledige voldoening van de vordering voor het einde van het boekjaar, wordt het restant van de vordering alsnog gebruteerd.

  • 3.

    Indien sprake is van een vordering, die is ontstaan buiten toedoen van de debiteur en aan deze niet verweten kan worden dat de betaling van de vordering niet reeds in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft is voldaan, kan volstaan worden met een nettobetaling van de vordering.

  • 4.

    Indien er sprake is van een belangrijke reden vindt geen brutering van de vordering plaats.

Artikel 17 Heronderzoek

Een heronderzoek naar de betalingsplicht van de debiteur vindt uiterlijk één keer per 36 maanden plaats. Dit kan achterwege worden gelaten als de debiteur aan zijn betalingsverplichting voldoet. Hierbij wordt gerekend vanaf het moment van het ontstaan van de plicht om af te lossen, zoals in het terugvorderingsbesluit staat genoemd.

Hoofdstuk 3 Verhaal

Artikel 18 De bevoegdheid om te mogen verhalen

Het college maakt geen gebruik van de bevoegdheid om de kosten van bijstand te verhalen zoals dat staat in paragraaf 6.5 van de wet.

Artikel 19 Verplichting kinderalimentatie

  • 1.

    Het college maakt geen gebruik van de bevoegdheid van verhaal op de ex-partner van de betrokken persoon.

  • 2.

    Het instellen van een verzoek tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud voor kinderen verschuldigd krachtens Boek 1 van het BW (alimentatie) wordt door het college als verplichting aan de bijstand gebonden, indien de betrokken persoon hierop aanspraak heeft.

  • 3.

    Als het college de verplichting oplegt zoals genoemd in het tweede lid van dit artikel, dan dient de betrokken persoon zelf een verzoek hiervoor in te dienen bij de rechtbank.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college kan, alleen in bijzondere situaties, in het voordeel van de betrokken persoon afwijken van wat bepaald is in deze beleidsregels, als strikte toepassing van de beleidsregels leidt tot onbillijke situaties.

Artikel 21 Onvoorziene situaties

In situaties waarin deze beleidsregels geen oplossing bieden, besluit het college.

Artikel 22 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Debiteuren Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Overbetuwe 2023”.

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Het op 22 december 2009 vastgestelde Debiteurenbeleidsplan afdeling Sociale Zaken Gemeente Overbetuwe 2010-2012 wordt ingetrokken gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze beleidsregels.

Aldus besloten in de vergadering van 12 september 2023.

Burgemeester en wethouders,

de gemeentesecretaris,

P.J.E. Breukers

de burgemeester,

R.P. Hoytink-Roubos

Toelichting op de artikelen

Algemeen

Volgens de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het Besluit bijstand zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) is het college bevoegd om ten onrechte gegeven uitkeringen terug te vorderen. In de wet staat dat ten onrechte gegeven uitkeringen als gevolg van fraude altijd moeten worden teruggevraagd. Als er geen sprake is van fraude heeft de gemeente beleidsvrijheid ten aanzien van terugvordering.

 

Deze Beleidsregels Debiteuren Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Overbetuwe 2023 vormen de basis voor de uitvoering van het terugvorderingsbeleid.

 

Het college vindt het, net als de wetgever, van groot belang dat uitkeringen alleen terecht komen bij die burgers die daar recht op hebben. Dit in verband met de financiële verantwoordelijkheid die het college heeft voor de kosten van de uitkeringen. Ook hebben de ontvangsten die voortkomen uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het Inkomensdeel van de Participatiewet. Een eventueel overschot op dit budget kan vervolgens worden ingezet voor extra re-integratietrajecten voor werkzoekenden. Dit is een belangrijk speerpunt, zoals ook verwoord in de Visie op re-integratie ‘Overbetuwe Werkt!’. Fraude mag nooit worden beloond. Daarom is een belangrijk uitgangspunt dat ten onrechte gegeven bijstand of inkomensondersteuning altijd wordt teruggevraagd.

 

Het college maakt geen gebruik van haar bevoegdheid de kosten van bijstand te verhalen op onderhoudsplichtigen op grond van artikel 61 t/m 62i van de Participatiewet.

 

Artikelsgewijze toelichting

Alleen de artikelen die toelichting nodig hebben, staan hieronder vermeld.

 

Artikel 4 Afzien van terugvordering

In het proces van het terugvorderen kan hier op twee momenten van worden afgezien. Ten eerste kan worden besloten om geen besluit tot terugvordering te nemen, tenzij terugvordering verplicht is op grond van artikel 58, eerste lid van de wet. Er wordt dan niet teruggevorderd. Ten tweede kan worden afgezien van verdere invordering op een later moment.

 

Er zijn redenen te bedenken om helemaal geen terugvorderingsbesluit te nemen. Er kan gekozen worden om niet terug te vorderen uit overweging van doelmatigheid. Dit betekent dat de kosten van de terugvordering hoger zijn dan de opbrengsten. Bijvoorbeeld omdat de ten onrechte gegeven uitkering lager is dan de kosten van de vordering. We spreken dan over kruimelbedragen. Het college heeft beleidsvrijheid in het bepalen van de hoogte van het kruimelbedrag.

 

Het college stelt dit bedrag op € 200,00 per te nemen nieuw besluit (een nieuwe vordering). Als na verrekening van het openstaande vakantiegeld of een nabetaling van de uitkering nog een vordering van € 200,00 of lager overblijft, wordt het restantbedrag niet ingevorderd. Hieraan dient dan wel een formeel besluit tot terugvordering ten grondslag te liggen. Dit geldt niet voor fraudevorderingen. Fraudevorderingen moeten altijd en in het geheel worden terugbetaald, omdat fraude nooit mag lonen.

 

Terugvordering is een plicht op grond van artikel 58, eerste lid van de wet. In sommige gevallen is terugvordering een bevoegdheid. De bevoegdheid tot terugvordering staat genoemd in artikel 58, tweede lid van de wet. Bij zowel de plicht als bevoegdheid tot terugvordering dient het college rekening te houden met de algemene rechtsbeginselen. In dat kader heeft de CRvB de zogenaamde 'zes-maanden-jurisprudentie' geformuleerd. Deze jurisprudentie houdt in dat een bestuursorgaan niet mag terugvorderen voor zover een terugvordering betrekking heeft op bedragen die zijn betaald meer dan zes maanden na de ontvangst van ‘een signaal’ van de uitkeringsgerechtigde. Van belang is dat het bestuursorgaan die de wet uitvoert dan uit dit signaal had moeten afleiden dan ten onrechte of te veel uitkering wordt betaald (zie CRvB 21-04-2009, nr. 08/424 WWB). Het college hoeft niet geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien op grond van de zes-maanden-jurisprudentie als de betrokken persoon zelf niet of niet volledig aan zijn plicht om informatie te geven heeft voldaan (zie CRvB 11-08-2009, nrs. 08/1166 WWB).

 

Verder kunnen er individuele redenen zijn op grond waarvan van een besluit om terug te vorderen kan worden afgezien. Een voorbeeld is als de vordering is ontstaan buiten de verantwoordelijkheid van de debiteur en hem dit niet verweten kan worden. Bij het beoordelen van belangrijke redenen moeten onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de debiteur worden meegewogen. Alleen de reden dat er vanuit de gemeente een fout is gemaakt, is op zich geen doorslaggevende reden om af te zien van terugvordering. Alle omstandigheden van de debiteur worden beoordeeld.

 

Bovendien kan worden afgezien van verdere invordering als de incasso al vijf jaren niets heeft opgeleverd en ook niet verwacht wordt, dat debiteur in de toekomst wel betalingen zal gaan verrichten. Hier geldt wederom het principe van doelmatigheid. De kosten en opbrengsten van de verdere invordering worden tegen elkaar afgezet. Dit artikel is niet van toepassing op fraudevorderingen.

 

Artikel 5 tot en met 7 Kwijtschelding (algemeen)

Als een uitkeringsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er later een reden zijn om de vordering op verzoek van de debiteur (gedeeltelijk) kwijt te schelden. Het initiatief ligt nadrukkelijk bij de debiteur.

 

Een belangrijke voorwaarde is dat van de kant van de debiteur een redelijke inspanning wordt verlangd om bij te dragen aan de oplossing van de problematische schuldensituatie door te zorgen voor enige aflossing van de schuld.

 

Deze beleidsregels hebben de volgende uitgangspunten:

 

Het college heeft de bevoegdheid (gedeeltelijk) af te zien van terugvordering als:

  • er sprake is van een problematische schuldensituatie;

  • het besluit af te zien van terugvordering bijdraagt aan een structurele oplossing van de problematische schuldensituatie;

  • tenminste een deel van de terugvordering wordt terugbetaald, waarbij de gemeente tenminste dezelfde positie inneemt als andere schuldeisers van gelijke rang.

Verder geldt:

  • verwijtbaar teveel ontvangen uitkering wordt altijd teruggevorderd;

  • vorderingen die door pand of hypotheek zijn gedekt worden altijd teruggevorderd.

Artikel 5 Kwijtschelding door schuldenproblematiek

Een schuldregeling is schuldsanering of schuldbemiddeling. Van schuldsanering is sprake als door de Gemeentelijke Kredietbank of een andere instantie een saneringskrediet wordt gegeven, waarmee de vorderingen van alle schuldeisers kunnen worden voldaan. De bank blijft als enige schuldeiser over.

 

Bij schuldbemiddeling treedt een instantie op als bemiddelaar tussen schuldeiser(s) en de debiteur om ervoor te zorgen dat een regeling wordt getroffen met de schuldeiser(s) over het afbetalingsbedrag waarmee de vordering in regelmatige betalingstermijnen door de debiteur wordt afgelost. Een verzoek aan de schuldeiser(s) om genoegen te nemen met een deel van de vordering met voor het restant een finale kwijting, zou deel van een schuldregeling kunnen zijn. Bij een schuldregeling hoeven niet in alle gevallen meerdere schuldeisers betrokken te zijn. Het is denkbaar dat de gemeente Overbetuwe de enige schuldeiser is en een schuldregeling met de debiteur treft.

 

Artikel 7 Intrekken van het besluit tot het kwijtschelding door schuldenproblematiek

Van de debiteur wordt verwacht dat hij medewerking verleent aan (de totstandkoming van) een schuldregeling en de verplichtingen nakomt op grond van de schuldregeling. Ook moet hij voldoen aan zijn informatieplicht.

 

Artikel 8 Afzien van verdere invordering of afkoop

Lid 1, sub b:

De debiteur heeft bijvoorbeeld in de periode van vijf jaar enkele maanden niet betaald en voldoet dan alsnog het openstaande bedrag aan aflossingen over deze vijf jaar.

 

Lid 3:

Als een debiteur bijvoorbeeld een jaar lang uitstel heeft gekregen om af te lossen of te betalen, dan telt deze periode niet mee voor de periode van vijf jaar zoals in lid 1 wordt genoemd.

 

Artikel 10 Geen kwijtschelding mogelijk

In principe is er geen kwijtschelding mogelijk omdat bij verkoop van goederen waar pand of hypotheek op rust, de vordering in één keer zal worden afgelost.

Als er bijvoorbeeld te weinig opbrengst is bij de verkoop van goederen waar pand of hypotheek op rust, dan kan de openstaande vordering hier niet op worden verhaald.

 

Artikel 11 Kwijtschelden na het aannemen van regulier werk

Lid 1:

Het college wil stimuleren dat zoveel mogelijk inwoners inkomen uit werk hebben. Daarom kan dit een reden zijn om af te zien van (gedeeltelijke) verdere invordering.

 

Artikel 12 Verplichtingen met betrekking tot de invordering

Lid 5:

Het aflossingsbedrag mag niet hoger zijn dan het verschil tussen de (bijstands)norm en de beslagvrije voet zoals genoemd in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

 

Lid 7:

Met een generieke aanvullende toeslag voor bepaalde doelgroepen wordt bijvoorbeeld bedoeld een toeslag die geldt voor alle inwoners met een inkomen onder een bepaalde inkomensgrens.

 

Artikel 14 Gevolgen bij het niet meer voldoen aan de betalingsverplichting

Lid 1:

Betaalt de debiteur het bedrag niet dat is afgesproken, dan kan de gemeente per aangetekende brief een aanmaning sturen. De debiteur krijgt zo een extra mogelijkheid van 14 dagen om alsnog te betalen. De gemeente hanteert hiervoor de termijnen die zijn vastgelegd in de Awb. Dat betekent dat na afloop van de bezwaartermijn van 6 weken na het terugvorderingsbesluit, een aanmaning wordt verstuurd met een termijn van 2 weken.

 

Lid 2 en 3

Betaalt de debiteur ook na aanmaningen nog niet, dan kan het college overgaan tot het 'invorderen via een dwangbevel'. Daarmee kan het college beslag leggen op het inkomen of op goederen van de debiteur, degene die hoofdelijk aansprakelijk is, of de gezinsleden, voor wie de bijstandsuitkering ook bestemd was (meestal de kinderen).

 

Het college kan dit zelf regelen (zonder rechter of deurwaarder) met "vereenvoudigd derdenbeslag" op een deel van het inkomen en uitkering van de belanghebbende. Dit staat in artikel 60 lid 5 PW en artikel 28 lid 5 IOAW en IOAZ in samenhang met artikel 479g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Door het leggen van genoemd beslag kan de debiteur niet meer vrij over zijn inkomen beschikken. Wanneer vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is en er wel andere beslagmogelijkheden zijn, zoals ander inkomen, vermogen of vermogensbestanddelen, schakelt de gemeente een deurwaarder in om beslag te leggen en de vordering te innen.

 

Artikel 16 Brutering

In lid 1 wordt bedoeld dat de vordering in principe inclusief afdracht van belastingen en premies is.

Het boekjaar zoals genoemd in het tweede lid is gelijk aan een kalenderjaar.

De gemeente draagt de belastingen en premies pas aan het einde van een jaar af. Dat betekent dat een vordering die voor een lopend boekjaar geldt en volledig afgelost wordt, netto betaald kan worden.

 

Artikel 19 Kinderalimentatie

Toelichting bij lid 2: als bij de rechter een verzoek ingediend wordt voor kinderalimentatie, wordt de door de rechtbank vastgestelde hoogte van de kinderalimentatie in mindering gebracht op de bijstandsuitkering