Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Debiteuren Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Overbetuwe 2023 |
Citeertitel | Beleidsregels Debiteuren Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Overbetuwe 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Debiteurenbeleidsplan afdeling Sociale Zaken Gemeente Overbetuwe 2010-2012.
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-09-2023 | nieuwe regeling | 12-09-2023 | 2023-014682 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze beleidsregels verstaat onder:
verhalen: het terugeisen van (een deel van) de bijstandsuitkering bij een persoon met een onderhoudsplicht voor de inwoner met een bijstandsuitkering of zijn of haar kinderen. Er kan ook verhaald worden op een persoon die een schenking heeft ontvangen van een bijstandsgerechtigde of op de nalatenschap van de bijstandsgerechtigde.
Artikel 3 Het besluit tot terugvordering
Een besluit tot terugvordering vermeldt in ieder geval:
Artikel 4 Afzien van terugvordering
Het college kan afzien van het besluit om terug te vorderen of verder in te vorderen:
Artikel 6 Afzien van kwijtschelding door schuldenproblematiek
Van kwijtschelding zoals bedoeld in artikel 5 wordt afgezien als:
Artikel 7 Intrekken van het besluit tot kwijtschelding door schuldenproblematiek
Het besluit zoals bedoeld in artikel 5 wordt ingetrokken of in het nadeel van de debiteur aangepast als:
Artikel 8 Afzien van verdere invordering of afkoop
Artikel 9 Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting
De in artikel 8, eerste lid, onder a en b genoemde periode is 36 maanden als een geldlening is gegeven voor duurzame gebruiksgoederen.
Artikel 10 Geen kwijtschelding mogelijk
Kwijtschelding gebeurt niet bij vorderingen die door pand of hypotheek op goederen zijn gedekt, behalve als deze niet op die goederen verhaald kunnen worden.
Artikel 12 Verplichtingen met betrekking tot de invordering
Het inkomen wordt bepaald op grond van artikel 31, tweede lid, van de Participatiewet. De inkomenstoeslag volgens de Verordening minimaregelingen gemeente Overbetuwe 2020 wordt niet meegeteld in het inkomen van de debiteur. Ook een door een bestuursorgaan uitgekeerde generieke aanvullende toeslag voor bepaalde doelgroepen wordt niet meegeteld in het inkomen.
Artikel 13 Uitstel of tussentijdse wijziging van aflossingsverplichting
Het college kan, naast wat er in de wet bepaald is, besluiten tot uitstel of een tussentijdse wijziging van een aflossingsverplichting indien de debiteur hier een verzoek voor indient.
Als de debiteur niet op tijd voldoet aan de plicht om af te lossen worden hem geen wettelijke rente en kosten in rekening gebracht, behalve als de invordering is overgedragen aan een incassobureau of een gerechtsdeurwaarder. De door het incassobureau of de gerechtsdeurwaarder gemaakte kosten worden volledig doorberekend aan de debiteur.
Loonbelasting en premie volksverzekeringen waarvoor de gemeente volgens de Wet op de loonbelasting 1965 inhoudingsplichtige is, kan door het college worden teruggevorderd, als deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de Belastingdienst en het UWV. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Indien de vordering evenwel betrekking heeft op het lopende boekjaar en de debiteur de vordering voldoet voor het einde van het boekjaar, kan de debiteur volstaan met een nettobetaling van de vordering. Bij het uitblijven van volledige voldoening van de vordering voor het einde van het boekjaar, wordt het restant van de vordering alsnog gebruteerd.
Een heronderzoek naar de betalingsplicht van de debiteur vindt uiterlijk één keer per 36 maanden plaats. Dit kan achterwege worden gelaten als de debiteur aan zijn betalingsverplichting voldoet. Hierbij wordt gerekend vanaf het moment van het ontstaan van de plicht om af te lossen, zoals in het terugvorderingsbesluit staat genoemd.
Artikel 18 De bevoegdheid om te mogen verhalen
Het college maakt geen gebruik van de bevoegdheid om de kosten van bijstand te verhalen zoals dat staat in paragraaf 6.5 van de wet.
Het college kan, alleen in bijzondere situaties, in het voordeel van de betrokken persoon afwijken van wat bepaald is in deze beleidsregels, als strikte toepassing van de beleidsregels leidt tot onbillijke situaties.
Artikel 21 Onvoorziene situaties
In situaties waarin deze beleidsregels geen oplossing bieden, besluit het college.
Aldus besloten in de vergadering van 12 september 2023.
Burgemeester en wethouders,
de gemeentesecretaris,
P.J.E. Breukers
de burgemeester,
R.P. Hoytink-Roubos
Volgens de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het Besluit bijstand zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) is het college bevoegd om ten onrechte gegeven uitkeringen terug te vorderen. In de wet staat dat ten onrechte gegeven uitkeringen als gevolg van fraude altijd moeten worden teruggevraagd. Als er geen sprake is van fraude heeft de gemeente beleidsvrijheid ten aanzien van terugvordering.
Deze Beleidsregels Debiteuren Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Overbetuwe 2023 vormen de basis voor de uitvoering van het terugvorderingsbeleid.
Het college vindt het, net als de wetgever, van groot belang dat uitkeringen alleen terecht komen bij die burgers die daar recht op hebben. Dit in verband met de financiële verantwoordelijkheid die het college heeft voor de kosten van de uitkeringen. Ook hebben de ontvangsten die voortkomen uit de terugvordering een gunstig effect op het beschikbare budget binnen het Inkomensdeel van de Participatiewet. Een eventueel overschot op dit budget kan vervolgens worden ingezet voor extra re-integratietrajecten voor werkzoekenden. Dit is een belangrijk speerpunt, zoals ook verwoord in de Visie op re-integratie ‘Overbetuwe Werkt!’. Fraude mag nooit worden beloond. Daarom is een belangrijk uitgangspunt dat ten onrechte gegeven bijstand of inkomensondersteuning altijd wordt teruggevraagd.
Het college maakt geen gebruik van haar bevoegdheid de kosten van bijstand te verhalen op onderhoudsplichtigen op grond van artikel 61 t/m 62i van de Participatiewet.
Alleen de artikelen die toelichting nodig hebben, staan hieronder vermeld.
Artikel 4 Afzien van terugvordering
In het proces van het terugvorderen kan hier op twee momenten van worden afgezien. Ten eerste kan worden besloten om geen besluit tot terugvordering te nemen, tenzij terugvordering verplicht is op grond van artikel 58, eerste lid van de wet. Er wordt dan niet teruggevorderd. Ten tweede kan worden afgezien van verdere invordering op een later moment.
Er zijn redenen te bedenken om helemaal geen terugvorderingsbesluit te nemen. Er kan gekozen worden om niet terug te vorderen uit overweging van doelmatigheid. Dit betekent dat de kosten van de terugvordering hoger zijn dan de opbrengsten. Bijvoorbeeld omdat de ten onrechte gegeven uitkering lager is dan de kosten van de vordering. We spreken dan over kruimelbedragen. Het college heeft beleidsvrijheid in het bepalen van de hoogte van het kruimelbedrag.
Het college stelt dit bedrag op € 200,00 per te nemen nieuw besluit (een nieuwe vordering). Als na verrekening van het openstaande vakantiegeld of een nabetaling van de uitkering nog een vordering van € 200,00 of lager overblijft, wordt het restantbedrag niet ingevorderd. Hieraan dient dan wel een formeel besluit tot terugvordering ten grondslag te liggen. Dit geldt niet voor fraudevorderingen. Fraudevorderingen moeten altijd en in het geheel worden terugbetaald, omdat fraude nooit mag lonen.
Terugvordering is een plicht op grond van artikel 58, eerste lid van de wet. In sommige gevallen is terugvordering een bevoegdheid. De bevoegdheid tot terugvordering staat genoemd in artikel 58, tweede lid van de wet. Bij zowel de plicht als bevoegdheid tot terugvordering dient het college rekening te houden met de algemene rechtsbeginselen. In dat kader heeft de CRvB de zogenaamde 'zes-maanden-jurisprudentie' geformuleerd. Deze jurisprudentie houdt in dat een bestuursorgaan niet mag terugvorderen voor zover een terugvordering betrekking heeft op bedragen die zijn betaald meer dan zes maanden na de ontvangst van ‘een signaal’ van de uitkeringsgerechtigde. Van belang is dat het bestuursorgaan die de wet uitvoert dan uit dit signaal had moeten afleiden dan ten onrechte of te veel uitkering wordt betaald (zie CRvB 21-04-2009, nr. 08/424 WWB). Het college hoeft niet geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien op grond van de zes-maanden-jurisprudentie als de betrokken persoon zelf niet of niet volledig aan zijn plicht om informatie te geven heeft voldaan (zie CRvB 11-08-2009, nrs. 08/1166 WWB).
Verder kunnen er individuele redenen zijn op grond waarvan van een besluit om terug te vorderen kan worden afgezien. Een voorbeeld is als de vordering is ontstaan buiten de verantwoordelijkheid van de debiteur en hem dit niet verweten kan worden. Bij het beoordelen van belangrijke redenen moeten onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor de debiteur worden meegewogen. Alleen de reden dat er vanuit de gemeente een fout is gemaakt, is op zich geen doorslaggevende reden om af te zien van terugvordering. Alle omstandigheden van de debiteur worden beoordeeld.
Bovendien kan worden afgezien van verdere invordering als de incasso al vijf jaren niets heeft opgeleverd en ook niet verwacht wordt, dat debiteur in de toekomst wel betalingen zal gaan verrichten. Hier geldt wederom het principe van doelmatigheid. De kosten en opbrengsten van de verdere invordering worden tegen elkaar afgezet. Dit artikel is niet van toepassing op fraudevorderingen.
Artikel 5 tot en met 7 Kwijtschelding (algemeen)
Als een uitkeringsvordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd dan kan er later een reden zijn om de vordering op verzoek van de debiteur (gedeeltelijk) kwijt te schelden. Het initiatief ligt nadrukkelijk bij de debiteur.
Een belangrijke voorwaarde is dat van de kant van de debiteur een redelijke inspanning wordt verlangd om bij te dragen aan de oplossing van de problematische schuldensituatie door te zorgen voor enige aflossing van de schuld.
Deze beleidsregels hebben de volgende uitgangspunten:
Het college heeft de bevoegdheid (gedeeltelijk) af te zien van terugvordering als:
Artikel 5 Kwijtschelding door schuldenproblematiek
Een schuldregeling is schuldsanering of schuldbemiddeling. Van schuldsanering is sprake als door de Gemeentelijke Kredietbank of een andere instantie een saneringskrediet wordt gegeven, waarmee de vorderingen van alle schuldeisers kunnen worden voldaan. De bank blijft als enige schuldeiser over.
Bij schuldbemiddeling treedt een instantie op als bemiddelaar tussen schuldeiser(s) en de debiteur om ervoor te zorgen dat een regeling wordt getroffen met de schuldeiser(s) over het afbetalingsbedrag waarmee de vordering in regelmatige betalingstermijnen door de debiteur wordt afgelost. Een verzoek aan de schuldeiser(s) om genoegen te nemen met een deel van de vordering met voor het restant een finale kwijting, zou deel van een schuldregeling kunnen zijn. Bij een schuldregeling hoeven niet in alle gevallen meerdere schuldeisers betrokken te zijn. Het is denkbaar dat de gemeente Overbetuwe de enige schuldeiser is en een schuldregeling met de debiteur treft.
Artikel 7 Intrekken van het besluit tot het kwijtschelding door schuldenproblematiek
Van de debiteur wordt verwacht dat hij medewerking verleent aan (de totstandkoming van) een schuldregeling en de verplichtingen nakomt op grond van de schuldregeling. Ook moet hij voldoen aan zijn informatieplicht.
Artikel 8 Afzien van verdere invordering of afkoop
De debiteur heeft bijvoorbeeld in de periode van vijf jaar enkele maanden niet betaald en voldoet dan alsnog het openstaande bedrag aan aflossingen over deze vijf jaar.
Als een debiteur bijvoorbeeld een jaar lang uitstel heeft gekregen om af te lossen of te betalen, dan telt deze periode niet mee voor de periode van vijf jaar zoals in lid 1 wordt genoemd.
Artikel 10 Geen kwijtschelding mogelijk
In principe is er geen kwijtschelding mogelijk omdat bij verkoop van goederen waar pand of hypotheek op rust, de vordering in één keer zal worden afgelost.
Als er bijvoorbeeld te weinig opbrengst is bij de verkoop van goederen waar pand of hypotheek op rust, dan kan de openstaande vordering hier niet op worden verhaald.
Artikel 11 Kwijtschelden na het aannemen van regulier werk
Het college wil stimuleren dat zoveel mogelijk inwoners inkomen uit werk hebben. Daarom kan dit een reden zijn om af te zien van (gedeeltelijke) verdere invordering.
Artikel 12 Verplichtingen met betrekking tot de invordering
Het aflossingsbedrag mag niet hoger zijn dan het verschil tussen de (bijstands)norm en de beslagvrije voet zoals genoemd in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Met een generieke aanvullende toeslag voor bepaalde doelgroepen wordt bijvoorbeeld bedoeld een toeslag die geldt voor alle inwoners met een inkomen onder een bepaalde inkomensgrens.
Artikel 14 Gevolgen bij het niet meer voldoen aan de betalingsverplichting
Betaalt de debiteur het bedrag niet dat is afgesproken, dan kan de gemeente per aangetekende brief een aanmaning sturen. De debiteur krijgt zo een extra mogelijkheid van 14 dagen om alsnog te betalen. De gemeente hanteert hiervoor de termijnen die zijn vastgelegd in de Awb. Dat betekent dat na afloop van de bezwaartermijn van 6 weken na het terugvorderingsbesluit, een aanmaning wordt verstuurd met een termijn van 2 weken.
Betaalt de debiteur ook na aanmaningen nog niet, dan kan het college overgaan tot het 'invorderen via een dwangbevel'. Daarmee kan het college beslag leggen op het inkomen of op goederen van de debiteur, degene die hoofdelijk aansprakelijk is, of de gezinsleden, voor wie de bijstandsuitkering ook bestemd was (meestal de kinderen).
Het college kan dit zelf regelen (zonder rechter of deurwaarder) met "vereenvoudigd derdenbeslag" op een deel van het inkomen en uitkering van de belanghebbende. Dit staat in artikel 60 lid 5 PW en artikel 28 lid 5 IOAW en IOAZ in samenhang met artikel 479g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Door het leggen van genoemd beslag kan de debiteur niet meer vrij over zijn inkomen beschikken. Wanneer vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is en er wel andere beslagmogelijkheden zijn, zoals ander inkomen, vermogen of vermogensbestanddelen, schakelt de gemeente een deurwaarder in om beslag te leggen en de vordering te innen.
In lid 1 wordt bedoeld dat de vordering in principe inclusief afdracht van belastingen en premies is.
Het boekjaar zoals genoemd in het tweede lid is gelijk aan een kalenderjaar.
De gemeente draagt de belastingen en premies pas aan het einde van een jaar af. Dat betekent dat een vordering die voor een lopend boekjaar geldt en volledig afgelost wordt, netto betaald kan worden.
Toelichting bij lid 2: als bij de rechter een verzoek ingediend wordt voor kinderalimentatie, wordt de door de rechtbank vastgestelde hoogte van de kinderalimentatie in mindering gebracht op de bijstandsuitkering