Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlemmermeer

Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2023 gemeente Haarlemmermeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlemmermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2023 gemeente Haarlemmermeer
CiteertitelBesluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2023 gemeente Haarlemmermeer
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2020 Gemeente Haarlemmermeer.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. titel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek
  3. Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-09-2023nieuwe regeling

05-09-2023

gmb-2023-404893

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2023 gemeente Haarlemmermeer

Het college van burgemeester en wethouders en de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer,

 

Gelet op:

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    titel 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

  • -

    artikelen 2, 31 en 32 van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

  • -

    de gemaakte afspraken in de Uitvoeringsovereenkomst (UVO).

Besluiten vast te stellen:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester: de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer;

  • c.

    heffingsambtenaar: de gemeenteambtenaar voor de heffing van de gemeentelijke belastingen op grond van de Legesverordening van de Gemeente Haarlemmermeer;

  • d.

    regeling: de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2016;

  • e.

    uitvoeringsovereenkomst (UVO): de dienstverleningsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 36 van de gemeenschappelijke regeling getroffen door de opdrachtgever en opdrachtnemer;

  • f.

    OD NZKG: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 3 van de regeling;

  • g.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de regeling;

  • h.

    gemeente: de gemeente Haarlemmermeer;

  • i.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college van burgemeester en wethouders en de heffingsambtenaar besluiten te nemen;

  • j.

    machtiging: de bevoegdheid om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • k.

    volmacht: de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

Artikel 2. Mandaat en machtiging

  • 1.

    Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt voor zover het bevoegdheden van het college betreft, mandaat, machtiging en volmacht verleend overeenkomstig het bij dit besluit behorende register, dat is opgenomen als bijlage II bij dit besluit.

  • 2.

    Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt voor zover het bevoegdheden van de heffingsambtenaar betreft, mandaat verleend overeenkomstig het bij dit besluit behorende mandaatregister, dat is opgenomen als bijlage II bij dit besluit.

  • 3.

    De bevoegdheden bedoeld in het eerste lid en tweede lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt mandaat, machtiging onderscheidenlijk volmacht verleend om alle feitelijke handelingen en rechtshandelingen te verrichten ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 3. Kaders uitoefening bevoegdheden

  • 1.

    Indien het college een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur dan wel diens plaatsvervanger ter motivering van een besluit naar die regel.

  • 2.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger aan wie bij dit besluit mandaat, machtiging en volmacht is verleend past de algemene dan wel specifieke instructies van het college als bedoeld in artikel 10:6 Algemene wet bestuursrecht toe.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat de directeur dan wel diens plaatsvervanger over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het in het eerste lid bepaalde kan beschikken. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur dan wel diens plaatsvervanger over uitvoeringsaspecten, indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die namens het college worden uitgevoerd.

  • 4.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger treedt in overleg met het college indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in de vorengaande leden bedoelde kaders of het bedoelde beleid.

Artikel 4. Informatieplicht

  • 1.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het besluit verleende mandaat, machtiging en volmacht.

  • 2.

    In voorkomende gevallen informeert de directeur dan wel diens plaatsvervanger het college tijdig over: het nemen van beslissingen van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek- of bestuurlijk-gevoelige aard en tevens bij het nemen van beslissingen met risico’s van financiële aard, zoals een mogelijk kostenverhaal op basis van onrechtmatige daad of anderszins. De directeur alsmede diens plaatsvervanger neemt hierbij de algemene instructie uitoefening mandaat, volmacht en machtiging die als bijlage III is opgenomen bij dit besluit in acht.

  • 3.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger en het college overleggen regelmatig over beleidsdoelstellingen en prioriteiten ten behoeve van de beheer- en beleidscyclus van de OD NZKG, in het bijzonder over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de in mandaat te nemen en reeds genomen besluiten.

  • 4.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt elk kwartaal conform de uitvoeringsovereenkomst een rapportage van de besluiten die in mandaat zijn genomen.

Artikel 5. Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover van toepassing en in verband met de activiteiten waarvoor mandaat wordt verleend, met mandaat gelijkgesteld:

  • a.

    de verlening van volmacht tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, en

  • b.

    de machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 6. Ondermandaat, ondermachtiging en ondervolmacht

  • 1.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger kan de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, in ondermandaat, ondermachtiging en ondervolmacht opdragen aan ondergeschikten, tenzij dit is uitgesloten in het register.

  • 2.

    De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat, ondermachtiging en ondervolmacht.

  • 3.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger zorgt ervoor dat de door hem ondergemandateerden, ondergemachtigden dan wel ondergevolmachtigden tevens kunnen beschikken over de informatie zoals genoemd in artikel 4.

  • 4.

    Een besluit tot verlening van ondermandaat, ondermachtiging en ondervolmacht wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 7. Ondertekening

  • 1.

    Indien een besluit krachtens mandaat dan wel ondermandaat wordt genomen als bedoeld in artikel 2 respectievelijk artikel 6 luidt de ondertekening:

     

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer,

    namens deze,

    gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de (onder)gemandateerde

    of

     

    De heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer,

    namens deze,

    gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de (onder)gemandateerde

  • 2.

    Indien gebruik wordt gemaakt van (onder)volmacht of (onder)machtiging overeenkomstig artikel 5, luidt de ondertekening:

     

    De gemeente Haarlemmermeer,

    namens deze,

    gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de (onder)gemachtigde/(onder)gevolmachtigde

Artikel 8. Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag nadat het overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bekendgemaakt.

  • 2.

    Vanaf het moment van inwerkingtreding komen het Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2020 Gemeente Haarlemmermeer te vervallen.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2023 gemeente Haarlemmermeer.

Aldus besloten door:

het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer op 5 september 2023

de secretaris

(dhr. drs. C.H.J. Brugman)

de burgemeester

(mw. M. Schuurmans-Wijdeven)

de heffingsambtenaar van de Gemeente Haarlemmermeer op 5 september 2023

(dhr. drs. C.H.J. Brugman)

Bijlage I Toelichting behorend bij besluit mandaat en machtiging

1.1Inleiding

Voor Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: Omgevingsdienst NZKG) is een gemeenschappelijke regeling getroffen, genaamd Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst NZKG 2016 (hierna: regeling).

 

1.1.1Mandaat

Onder mandaat wordt in de Algemene wet bestuursrecht verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Met andere woorden de functionaris, dit is de gemandateerde, krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend (mandaatgever). Het door de gemandateerde genomen besluit geldt derhalve als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Er worden evenwel geen publiekrechtelijke bevoegdheden van het bestuursorgaan overgedragen aan de directeur van de Omgevingsdienst NZKG. Het betreft hier een vorm van publiekrechtelijke vertegenwoordiging. Bij de omschrijving van het begrip mandaat wordt uitgegaan van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Met andere woorden de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden wordt zichtbaar in het nemen van besluiten (zie ondertekening). Mandaat wordt in dit besluit niet verleend aan een persoon, maar aan een functionaris, dus aan degene die een functie bekleedt. De mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Daarnaast blijft de mandaatgever ook altijd zelf bevoegd om de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

 

1.1.2Volmacht en machtiging

Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt ook volmacht verleend tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en machtiging om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Een voorbeeld van de eerste categorie is het sluiten van een overeenkomst/convenant. Voorbeelden van de tweede categorie zijn procesvertegenwoordiging, het vaststellen van brieven zonder rechtsgevolg en het feitelijk toepassen van bestuursdwang. De bepalingen in voorliggend besluit inzake ondermandaat moeten analoog worden toegepast op ondervolmacht en ondermachtiging van ondergeschikten. Dit is in lijn met de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht.

 

1.1.3Relatie Gemeenschappelijke Regeling

Het besluit mandaat, machtiging en volmacht behelst de taken die in het kader van de regeling worden ingebracht en die zich richten op het in artikel 2 van de regeling genoemde belang. In artikel 31 van de regeling is aangegeven dat geen bevoegdheden worden overgedragen. In artikel 32 van de regeling is aangegeven dat de taken in mandaat worden uitgevoerd en dat de opdrachtgevers zich verplichten dat namens hun bestuur ten minste de bevoegdheden noodzakelijk voor de uitvoering van het basistakenpakket en de VTH-taken voor de BRZO en RIE 4 bedrijven in mandaat worden verleend.

 

1.1.4Volledig mandaat

De effectiviteit en slagvaardigheid wordt vergroot wanneer het bestuursorgaan aan de directeur van de Omgevingsdienst NZKG alsmede diens plaatsvervanger de bevoegdheid toekent om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten. Dit gebeurt op basis van het vertrouwen van de mandaatgever in de gemandateerde. Door vaststelling van het onderhavige besluit mandaat, machtiging en volmacht wordt aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger deze bevoegdheid toegekend. Het volledige mandaat geldt ook voor de plustaken. Hierbij wordt aangesloten op het landelijk beleid waarin beoogd is omgevingsdiensten in het leven te roepen als professionele uitvoeringsorganisaties die met een hoge mate van zelfstandigheid moeten kunnen werken.

 

1.1.5Model besluit mandaat, machtiging en volmacht

Om de opdrachtgevers te faciliteren, is een modelbesluit opgesteld. Uitgangspunt is volledig mandaat voor alle ingebrachte taken voor alle opdrachtgevers. Dit om zoveel mogelijk uniformiteit te bereiken.

Voor de Omgevingsdienst NZKG is het immers praktisch en efficiënt als de verlening van mandaat, machtiging en volmacht zo uniform mogelijk geschiedt. Een model sluit aan bij de aanbevelingen van staatssecretaris Mansveld in het ‘Rapport evaluatie van het vernieuwde VTH-stelsel waaronder het stelsel van omgevingsdiensten’ van juli 2015.

 

1.1.6Inhoud Besluit mandaat, machtiging en volmacht

In het besluit mandaat, machtiging en volmacht is bepaald dat de directeur van de Omgevingsdienst NZKG alsmede diens plaatsvervanger bij de aan hem in mandaat, volmacht en machtiging opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van de gemeente Haarlemmermeer in acht neemt.

De directeur van de Omgevingsdienst NZKG alsmede diens plaatsvervanger maakt geen gebruik van het mandaat indien hij een persoonlijk belang heeft bij het uitoefenen van de bevoegdheid.

 

1.1.7Instructie omgaan met mandaat, machtiging en volmacht

Omdat er behoefte was om duidelijkheid te geven over de wijze waarop de Omgevingsdienst NZKG de mandaatgevers in staat stelt hun verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden waar te maken, is er een notitie opgesteld met uitgangspunten over het omgaan met het mandaat in relatie tot bestuurlijke besluitvorming. Deze algemene instructie is als bijlage III bij dit besluit toegevoegd.

 

1.2Artikelsgewijze toelichting

 

1.2.1Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 van het besluit mandaat, machtiging en volmacht bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het besluit worden gebruikt. Mandaatgevend orgaan is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. En voor de leges de gemeentesecretaris als heffingsambtenaar.

 

1.2.2Artikel 2 Mandaat en machtiging

Artikel 2, eerste en tweede lid, verwijst naar het register behorende bij het besluit mandaat, machtiging en volmacht. Hierin staan de concrete bevoegdheden opgenomen. In het derde lid is bepaald dat van het mandaat is uitgesloten, de bevoegdheid om op bezwaar te besluiten. Deze bevoegdheid blijft bij de opdrachtgever.

Het laatste lid gaat over feitelijke handelingen en rechtshandelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden zoals genoemd in het eerste en tweede lid.

 

1.2.3Artikel 3 Kaders uitoefening bevoegdheden

In artikel 3 zijn de kaders van de uitoefening van de bevoegdheden aangegeven. De Omgevingsdienst NZKG zal haar besluiten, voor zover relevant, motiveren met bestaand beleid. Gemeente Haarlemmermeer zal relevant beleid moeten bekendmaken aan de Omgevingsdienst NZKG. Als er sprake is van algemene en specifieke instructies, zal de Omgevingsdienst NZKG deze toepassen. De Omgevingsdienst NZKG treedt, indien nodig, in overleg met de gemeente Haarlemmermeer als afgeweken wordt van het beleid en indien nodig wordt er aandacht aan geschonken in de tertaalrapportages.

 

1.2.4Artikel 4 Informatieplicht

De Omgevingsdienst NZKG informeert, gevraagd en ongevraagd, de gemeente Haarlemmermeer over de door haar uitgevoerde taken. Voor de politiek-bestuurlijke gevallen wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde risico- en aandachts (R&A) dossiers. Regelmatig worden deze dossiers besproken met het bestuur. Daarnaast wordt de gemeente geïnformeerd in de tertaalrapportages.

 

1.2.5Artikel 5 Volmacht en machtiging

In dit artikel wordt bepaald dat de privaatrechtelijke rechtshandelingen en de handelingen die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, gelijk worden gesteld met mandaat.

 

1.2.6Artikel 6 Ondermandaat, ondermachtiging en ondervolmacht

Dit artikel geeft aan dat de directeur van de Omgevingsdienst NZKG bevoegdheden in ondermandaat, ondermachtiging en ondervolmacht kan opdragen aan ondergeschikten. Het is aan de directeur om dit te bepalen, en zo ja aan welke functionarissen. Tevens zijn de artikelen 2, 3 en 4 van toepassing voor ondermandaat, ondermachtiging en ondervolmacht en zal de directeur zorg dragen dat de door hem ondergemandateerden, ondergemachtigden dan wel ondergevolmachtigden over de benodigde informatie zoals genoemd in artikel 4 beschikken. Een besluit tot verlening van ondermandaat, ondermachtiging en ondervolmacht wordt bekend gemaakt in het publicatieblad van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en treedt in werking op de dag na publicatie.

 

1.2.7Artikel 7 Ondertekening

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat, (onder)machtiging en (onder)volmacht.

 

1.2.8Artikel 8 Slotbepalingen

In dit artikel is aangegeven dat het besluit mandaat, machtiging en volmacht in werking treedt na bekendmaking conform het gestelde in de Algemene wet bestuursrecht. Tevens wordt aangegeven dat het Besluit mandaat, machtiging en volmacht Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2020 Gemeente Haarlemmermeer komt te vervallen. Tot slot wordt de naamsaanduiding van het besluit aangegeven.

 

Bijlage II Register behorend bij besluit mandaat en machtiging

In dit register staan de taken waarvoor mandaat is verleend door het college van burgemeester en wethouders en de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer aan de directeur van de OD NKZG.

 

Het gaat daarbij om het basistakenpakket uit zoals genoemd in de Packagedeal en het Besluit omgevingsrecht verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving (Besluit VTH). Daarnaast gaat het ook om de vergunningverlening en toezicht en handhaving van de overige inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer die niet in de Packagedeal en het Besluit VTH genoemd zijn, met uitzondering van restaurants, cafés, buurt- en clubhuizen. Daarboven gaat het om taken in het kader van het SER energieakkoord voor de hiervoor genoemde inrichtingen, het Besluit lozen buiten inrichtingen, de genoemde artikelen in het register uit de gemeentelijke verordeningen, de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels en de VTH-taken volgend uit de Wabo voor wat betreft bouwen en het Bouwbesluit 2012 zoals hieronder gespecificeerd.

 

De taken rondom het taakveld bouw betreffen het volgende:

De OD NZKG voert voor wat betreft vergunningverlening alle activiteiten uit genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo en de activiteiten geluid, brandveilig gebruik bouwwerken en sloop op grond van het Bouwbesluit 2012 als het gaat om:

  • a.

    Projecten met betrekking tot verbouw en nieuwbouw utiliteit.

    Het gaat hier om alle bouwwerken die geen woonbestemmingen hebben. Het gaat hierbij om gebouwen om in te werken, gebouwen voor commerciële voorzieningen, gebouwen voor nutsvoorzieningen, verzorgingsinstellingen en recreatievoorzieningen. En tevens om infrastructurele werken en tunnels.

  • b.

    Verbouw en nieuwbouw van woningen.

    Het gaat hier om de nieuwbouw of verbouw van één of meerdere woningen waarbij de aanvraag/melding wordt gedaan door projectontwikkelaars, bedrijven, (maatschappelijke) instellingen en eveneens door particulieren.

De OD NZKG voert ten aanzien van toezicht en handhaving de activiteiten uit als genoemd in artikel 2.1 onder a, b, g en h van de Wabo en genoemd in artikel 2.2 onder e, g, h en i van de Wabo en de activiteiten geluid en sloop op grond van het Bouwbesluit 2012 als het gaat om:

  • a.

    Projecten met betrekking tot verbouw en nieuwbouw utiliteit.

Tevens voert de OD NZKG ten aanzien van toezicht en handhaving de activiteit brandveilig gebruik op grond van het Bouwbesluit 2012 uit bij bovengenoemde inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer.

 

Afkortingen

 

APV

Algemene plaatselijke verordening Gemeente Haarlemmermeer

Awb

Algemene wet bestuursrecht

BAG

Wet basisadministratie adressen en gebouwen

Blbi

Besluit lozen buiten inrichtingen

Bor

Besluit omgevingsrecht

Bouwverordening

Bouwverordening Gemeente Haarlemmermeer

Brandbeveiligingsverordening

Brandbeveiligingsverordening Gemeente Haarlemmermeer

EED

Europese Energie-Efficiency Richtlijn

IPPC

installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage I van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334);

PRTR

Pollutant Release and Transfer Register

OD NZKG

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

VOS

Vluchtige organische stoffen

Wet Bibob

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

WARVW

Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wbb

Wet bodembescherming

Who

Wet hergebruik van overheidsinformatie

Wkpb

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Wm

Wet milieubeheer

Wob

Wet openbaarheid van bestuur

Wro

Wet ruimtelijke ordening

 

Nummer

Verleend mandaat

Toelichting

1. Algemeen

1.1

Op grond van artikel 2 van het mandaatbesluit omvatten de bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaten, volmachten en machtigingen tevens alle feitelijke handelingen en rechtshandelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden opgenomen in dit mandaatregister

Indien voor een taak of bevoegdheid mandaat, volmacht of machtiging is verleend omvat dit - voor zover relevant - onder meer:

• behandelen van en voeren van correspondentie/gesprekken van uitvoerende en/of informatieve aard;

• het vragen van aanvullende gegevens op grond van artikel 4:5 van de Awb;

• de voorbereiding van besluiten met gebruikmaking van Afdeling 3.4 van de Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) of Titel 4.1 van de Awb (reguliere/ korte procedure);

• het opvragen van informatie bij (overheids)instanties in het kader van de voorbereiding van besluitvorming;

• opschorten beslistermijn op grond van paragraaf 4.1.3.1 van de Awb;

• Het verlengen van beslistermijnen;

• bekendmaking en mededeling van besluiten conform afdeling 3.6 van de Awb;

• een aanvraag buiten behandeling laten op grond van artikel 4:5 van de Awb;

• vereenvoudigde afdoening op grond van artikel 4:6 van de Awb;

• het horen op grond van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb;

• het voldoen aan publicatieverplichtingen;

• alle overige procedurestappen en -besluiten.

1.2

Door- of terugzenden van stukken als bedoeld in artikel 2:3 van de Awb

Als een ander bestuursorgaan bevoegd is, worden de stukken doorgezonden.

1.3

Beslissen inzake het geheel of gedeeltelijk - ambtshalve of op verzoek - intrekken, wijzigen of verlengen van de onder dit mandaatregister vallende besluiten, toestemmingen, ontheffingen of verklaringen

Omvat het intrekken, wijzigen of verlengen van een besluit, toestemming, ontheffing of verklaring zoals elders in het mandaatregister is opgenoemd op grond van de geldende regelgeving.

1.4

Voeren van bestuursrechtelijke procedures

Omvat het voeren van verweer inclusief het vertegenwoordigen ter zitting, en alle overige proceshandelingen zoals bijvoorbeeld het vaststellen en indienen van verweerschriften, het verzoeken om opheffing of opschorting van een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure. Voor vertegenwoordiging ter zitting kan de directeur medewerkers schriftelijk machtigen. Omvat tevens het herstellen van een gebrek in een besluit n.a.v. de bestuurlijke lus en het nemen van een besluit n.a.v een tussenuitspraak. 

1.5

Doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift aan het bevoegde orgaan en mededelen daarvan aan de indiener

Het gaat hier om het op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift.

1.6

Instellen van bezwaar, beroep en/of voorlopige voorziening tegen een besluit van een bestuursorgaan

Het gaat om bezwaar, beroep of voorlopige voorziening in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 160, eerste lid, onder f, van de Gemeentewet door het college van burgemeester en wethouders een procesbesluit te worden genomen.

1.7

Instellen van hoger beroep ter zake van een door de rechtbank gedane uitspraak

Het gaat om hoger beroep in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 160, eerste lid, onder f, van de Gemeentewet door het college van burgemeester en wethouders een procesbesluit te worden genomen.

1.8

Behandelen van een klacht op grond van titel 9.1 van de Awb

Het betreft een klacht over de wijze waarop de OD NZKG, dan wel een persoon, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de OD NZKG, zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen bij de uitoefening van een bevoegdheid die is opgenomen in dit register

1.9

Uitoefenen van de bevoegdheden als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Awb (dwangsom bij niet tijdig beslissen)

Het gaat hierbij over de mogelijkheid ingevolge de Awb dat een bestuursorgaan een dwangsom verbeurt bij niet tijdig beslissen op een aanvraag.

1.10

Uitoefenen van bevoegdheden als bedoeld in titel 4.4 van de Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) met uitzondering van aanmaning en invordering bij dwangbevel (afdeling 4.4.4 van de Awb)

Het betreft naast invordering van dwangsommen ook andere bestuursrechtelijke geldschulden zoals subsidies. Het daadwerkelijke financiële traject wordt niet door de OD NZKG uitgevoerd.

1.11

Beslissen op verzoeken om schadevergoeding

Het gaat hierbij om een vergoeding van geleden schade t.g.v. (on)rechtmatige besluiten dan wel feitelijke handelingen in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Opdrachtgever betaalt bij vergoeding van schade.

1.12

Overleggen en maken van afspraken waaronder het afsluiten van samenwerkingsarrangementen met andere omgevingsdiensten dan wel andere overheidsdiensten en/of organisaties die belang hebben bij het omgevingsrecht in algemene zin

Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld luchthavens, GGD's, Veiligheidsregio's etc. 

2. Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

2.1

Zorgdragen voor inschrijving van beperkingenbesluiten in het gemeentelijke beperkingenregister op grond van artikel 7 van de Wkpb, voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend

Gemeentelijke beperkingenbesluiten moeten worden ingeschreven in het gemeentelijke beperkingenregister. Het mandaat omvat tevens het ter inschrijving aanbieden van rechterlijke uitspraken volgend op een beperkingsbesluit, voor zover daaruit een publiekrechtelijke beperking voortvloeit dan wel deze daarbij wordt gewijzigd of komt te vervallen (een niet-ontvankelijk verklaring valt niet onder de aanwijzing).

Het betreft voor Haarlemmermeer de volgende beperkingenbesluiten: handhavingsbesluiten op grond van de Wabo waarin is bepaald dat het besluit mede geldt jegens de rechtsopvolger van degene aan wie het besluit is opgelegd alsmede jegens iedere verdere rechtsopvolger. Verder besluiten op grond van de artikelen 13, 13a, 13b, 14, 15, 17 en 92 van de Woningwet. Dit betreft zowel besluiten waarbij voorzieningen moeten worden getroffen als het eventuele handhaven daarvan, indien dit niet is gebeurd. Ook dan geldt de inschrijvingsplicht alleen voor zover is bepaald dat rechtsopvolging geldt.

3. Wet openbaarheid van bestuur en Wet hergebruik van overheidsinformatie

3.1

Beslissen omtrent verzoeken om informatie alsmede het actief openbaar maken van informatie op grond van de Wob

Het gaat om het beslissen op een verzoek om informatie of het actief openbaar maken van informatie op grond van de Wob, met betrekking tot informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid.

3.2

Behandelen van en beslissen op verzoeken om hergebruik van informatie als bedoeld in artikel 3 en 4 van de Who

Het gaat om het behandelen van en beslissen op een verzoek om hergebruik van informatie op grond van de Who, met betrekking tot informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid.

4. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

4.1

Opvragen van bibob-gegevens en bescheiden.

Het gaat om het opvragen van de gegevens als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob die nodig zijn voor het verrichten van een bibob-onderzoek.

4.2

Verrichten van een eerste onderzoek op grond van artikel 28, derde lid, onder f, van de Handelsregisterwet 2007, artikel 15, eerste lid, onder b, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, artikel 11a van de Wet Bibob en artikel 6, onder g, van het Besluit controle rechtspersonen

Het gaat om het opvragen van de eerste gegevens voordat een verzoek wordt verzonden naar het Bureau Bibob. Het gaat hierbij om het 'zoeken op natuurlijk persoon' in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, het bevragen van Justitiële Informatie Dienst (Justid), het navragen bij het Bureau Bibob of eerder adviezen zijn verstrekt en het opvragen van een netwerkoverzicht (bij de afdeling TRACK van Justis, screeningsautoriteit van het Ministerie van Veiligheid en Justitie)

4.3

Inwinnen van een advies op grond van artikel 9 van de Wet Bibob bij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Het gaat om het vragen om advies inzake de Bibob bij het landelijk Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

4.4

Toezenden van de door de betrokkene verstrekte gegevens aan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur overeenkomstig artikel 30, vierde lid, van de Wet Bibob

Het gaat hierbij om het toezenden van de door de betrokkene verstrekte gegevens en bescheiden om het Bureau in staat te stellen onderzoek te verrichten als bedoeld in de wet Bibob.

4.5

Informeren van een betrokkene dat advies is gevraagd bij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur overeenkomstig artikel 32 van de Wet Bibob

De betrokkenen worden geïnformeerd dat een advies is aangevraagd.

4.6

Nemen van besluiten tot buiten behandeling laten van een aanvraag wegens het niet of onvoldoende aanleveren van in het kader van een bibob-onderzoek gevraagde gegevens ingevolge artikel 4:5, eerste lid, onder a en c, van de Awb

Een aanvraag wordt buiten behandeling gelaten omdat er geen/onvoldoende gegevens zijn aangeleverd voor een bibob-onderzoek.

4.7

Betrokkene in de gelegenheid stellen een zienswijze naar voren te brengen als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet Bibob naar aanleiding van het voornemen om voorschriften aan een beschikking te verbinden of een voor de betrokkene negatieve beslissing te nemen

Het gaat hierbij om het bieden van de mogelijkheid tot zienswijze voordat een bestuursorgaan aan een beschikking voorschriften verbindt als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob en voordat een bestuursorgaan een voor de betrokkene negatieve beslissing neemt op grond van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dan wel op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob.

4.8

Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning indien sprake is van mindere mate van gevaar op grond van artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob

Als geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet Bibob, kunnen er bij mindere mate van gevaar voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden. Deze zijn erop gericht om het bedoelde gevaar weg te nemen of te beperken.

4.9

Weigeren van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.20 van de Wabo in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob

Het gaat hierbij om het weigeren van een omgevingsvergunning indien sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

4.10

Intrekken van een omgevingsvergunning op grond van artikel 5.19, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wabo in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob

Het gaat hierbij om het intrekken van (een deel van) een omgevingsvergunning indien sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

5. Legesverordening

5.1

Heffen van leges voor de leges plichtige taken uitgevoerd door de OD NZKG voor de opdrachtgever op grond van de Legesverordening en het verrichten van de daarvoor nodige administratieve handelingen

Het betreft niet de invordering van leges, het beslissen op een bezwaarschrift inzake het heffen van leges en het voeren van verweer.

 

6. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

6.1

Beslissen op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en2.6 van de Wabo

Het gaat om een omgevingsvergunning voor de verschillende aspecten. Naast milieu gaat het om alle andere aspecten genoemd in deze artikelen, te weten bouw, aanleg, gebruik, brandveilig gebruik, sloop, aanleg weg, uitweg, alarminstallatie, kap, reclame, opslag, monumenten. Verder gaat het ook om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm). Zie ook hiervoor bij de aanhef van bijlage II Register behorend bij besluit mandaat, machtiging en volmacht.

6.2

Beslissen op aanvragen om een beschikking met betrekking tot de eerste of tweede fase als bedoeld in artikel 2.5 van de Wabo

Op verzoek van de aanvrager kan de omgevingsvergunning in twee fasen worden verleend. Er wordt dan er eerst een beschikking voor de eerste fase en daarna voor de tweede fase verleend. De aanvrager moet wel bij de eerste fase al aangegeven waar de 2e fase betrekking op heeft.

6.3

Wijzigen, ambtshalve of op verzoek, van (de voorschriften van) een eerder verleende omgevingsvergunning, als bedoeld in de artikelen 2.31 en2.31a van de Wabo

Het bevoegd gezag is verplicht om aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften te wijzigen in de in artikel 2.31, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dat artikel is het een bevoegdheid.

6.4

Beslissen op verzoeken om goedkeuring/instemming die benodigd is op grond van een vergunningvoorschrift

In een vergunningvoorschrift kan een bepaald onderzoek, plan, melding of een rapportage (energieverbruik; VOS uitstoot; bodemonderzoek, vervoersplan, afvalpreventieplan, etc) zijn voorgeschreven. Vervolgens moet worden beslist of het ingediende stuk aan de gestelde normen in de vergunning voldoet.

6.5

Beslissen op later ingediende gegevens en bescheiden met betrekking tot bouwactiviteiten

Ingevolge artikel 2.7 van de Regeling omgevingsrecht kan in een vergunning voor een bouwactiviteit worden bepaald dat bepaalde gegevens en bescheiden later kunnen worden ingediend, indien de aanvrager hierom heeft verzocht. Vervolgens moeten wij beslissen over de later ingediende gegevens.

6.6

Behandelen van een verzoek om de omgevingsvergunning over te dragen als bedoeld in artikel 2.25 van de Wabo

Het gaat om het overdragen op naam van een omgevingsvergunning van de ene vergunninghouder naar de ander.

6.7

Intrekken, ambtshalve of op verzoek, van omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.33 van de Wabo

Het bevoegd gezag is verplicht om de omgevingsvergunning in te trekken in de in artikel 2.33, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dat artikel (onder andere: intrekking op verzoek van de vergunninghouder en intrekking indien geen gebruik wordt gemaakt van een omgevingsvergunning) is het een bevoegdheid.

6.8

Adviseren van andere bestuursorganen inzake een omgevingsvergunning

In sommige gevallen dient een advies te worden gevraagd aan een ander bestuursorgaan voordat een vergunning kan worden verleend. Dit kan ook een verklaring van geen bedenkingen zijn.

6.9

Indienen van zienswijzen tegen een ontwerp van een omgevingsvergunning

In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om zienswijzen in te dienen tegen een ontwerp omgevingsvergunning van een ander bestuursorgaan.

7. Wet ruimtelijke ordening

7.1

Verhalen van de kosten zoals bedoeld in artikel 6.16 van de Wro

Het gaat om het kostenverhaal bij een exploitatieplan. De voorbereiding en onderbouwing wordt aangeleverd door de opdrachtgever en de OD neemt alleen het besluitonderdeel op in de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan of inpassingsplan

7.2

Uitoefenen van de bevoegdheid op grond van artikel 6.21 van de Wro

Het gaat om het stilleggen van de bouw als de kosten bij een exploitatieplan (exploitatiebijdrage) niet tijdig worden betaald.

 

8. Coördinatie besluitvorming Wro - Waterwet – Wabo

8.1

Uitbrengen of vragen van advies aan de waterkwaliteitsbeheerder ten behoeve van de samenhang tussen de omgevingsvergunning en de Waterwetvergunning

Het betreft het uitbrengen van advies namens het bevoegd gezag (Wabo) aan de waterkwaliteitsbeheerder die de Waterwetvergunning afgeeft.

8.2

Coördineren van de voorbereiding van een beschikking krachtens artikel 6.27 van de Waterwet en omgevingsvergunningen zoals bedoeld in paragraaf 3.5 van de Wabo

Het gecoördineerd behandelen watervergunning en omgevingsvergunning milieu bij een IPPC bedrijf.

8.3

Beslissen tot het toepassen van de coördinatieregeling en het coördineren van besluiten ter verwezenlijking van projecten van gemeentelijk belang als bedoeld in de artikelen 3.30, 3.31 en 3.32 van de Wro

Het gaat om de gevallen waarin de gemeentelijke coördinatieregeling wordt toegepast. Het gaat om gevallen van besluitvorming over de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

9. Woningwet

9.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 1a en 1b van de Woningwet

Het gaat om toezicht op en handhaving van de zorgplicht bij bouwwerken. Voldaan moet zijn aan de eisen (met betrekking tot veiligheid en gezondheid) van het Bouwbesluit 2012.

9.2

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 7b en 8 van de Woningwet

Het bij omgevingsvergunning expliciet toestaan een bouwwerk te bouwen, dan wel een deel daarvan in stand te laten voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften in de bouwverordening omtrent het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde bodem alsmede de bouwverordening kan voorschriften bevatten van stedenbouwkundige aard.

9.3

Beslissen dat het uiterlijk van een bouwwerk genoemd in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, en b, van de Woningwet in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand

Het gaat om het toepassen van de zogenoemde excessenregeling (handhavend optreden als sprake is van een ernstige schending van redelijke eisen van welstand).

9.4

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 13 t/m 17 van de Woningwet

Het gaat om het opleggen van voorzieningen bij bouwwerken die niet voldoen aan niveau bestaande bouw uit het Bouwbesluit 2012.

10. Bouwbesluit 2012/Bouwverordening

10.1

Uitoefenen van bevoegdheden en taken op grond van het Bouwbesluit 2012 en de ter plaatse geldende bouwverordening

Het gaat onder meer om het verlenen van ontheffingen (waaronder voor geluidhinder), het opleggen van nadere voorwaarden (gebruiksmelding, sloopmelding), het toepassen van de gelijkwaardigheidsbepaling en de toezicht op asbestsanering door bedrijven. Dit laatste omvat mede het uitoefenen van bevoegdheden van het Asbestverwijderingsbesluit 2015.

11. Brandbeveiligingsverordening

11.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de Brandbeveiligingsverordening

Het gaat om het uitoefenen van bevoegdheden die volgen uit de brandbeveiligingsverordening. Het gaat om brandveiligheidseisen bij niet-bouwwerken.

12. Wet basisadministratie adressen en gebouwen

12.1

Aanbieden van op grond van artikel 10, eerste lid Wet Bag aangewezen brondocumenten ter inschrijving op in het adressenregister dan wel gebouwenregister en voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend

Verleende omgevingsvergunningen bouw, startmeldingen en gereed meldingen van bouwwerken worden gemeld aan de gemeente Haarlemmermeer die zorg draagt voor de inschrijving.

13. Wet luchtvaart – Luchthavenindelingsbesluit

13.1

Aanvragen van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart

Het gaat om aanvragen van een verklaring van geen bezwaar bij het ILT als sprake is van strijdigheid met het Luchthavenindelingsbesluit. Dergelijke aanvragen worden gedaan in het kader van een lopende vergunningprocedure voor een omgevingsvergunning bouw.

 

14. Lokale Verordeningen

14.1

Beslissen op een aanvraag om vergunning voor geluidhinder op grond van artikel 6.11 van de Verordening fysiek domein gemeente Haarlemmermeer

Het gaat hier om geluidhinder bij bijvoorbeeld de uitvoering van andere werkzaamheden dan bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden

14.2

Beslissen op een aanvraag om een vuurwerkverkoopvergunning als bedoeld in artikel 2.72 van de APV

15. Wet Milieubeheer

15.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 8, 9, 10, 11a, 17, 19 en 20 en titel 12.3 van de Wm gestelde regels

Algemene regels, die niet in de omgevingsvergunning worden geregeld (bv gelijkwaardigheid/maatwerkvoorschrift/meldingen etc conform het Activiteitenbesluit en de rechtstreeks werkende EED-richtlijn o.g.v. H8 Wm; toepassing afvalstoffen en verlenen ontheffing als bedoeld in hoofdstuk 10 Wm; PRTR-verslag conform PRTR-Verordening als genoemd in titel 12.3 van de Wm; ongewoon voorval als bedoeld in H17; openbaar maken van milieugegevens op verzoek als opgenomen in H19) en beroepsprocedures. Vuurwerkbesluit (opslag), Besluit lozen buiten inrichtingen (tevens gebaseerd op Wbb), Besluit bodemkwaliteit (tevens gebaseerd op Wbb), BRZO, Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen etc. Het gaat bij deze mandaatbevoegdheid niet om het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften.

15.2

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 7 van de Wm gestelde regels

Het gaat hier om besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben. Voor sommige activiteiten is het verplicht om een m.e.r. uit te voeren. En voor sommige activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

15.3

Verstrekken van gegevens over externe veiligheid op grond van artikel 12.13 van de Wm ten behoeve van het openbare register als bedoeld in artikel 12.12 van de Wm

Het gaat hierbij om gegevens van inrichtingen zoals aangegeven in het Registratiebesluit Externe Veiligheid.

De bevoegde gezagen voor de omgevingsvergunning voor vergunningplichtige inrichtingen dienen gegevens over o.a. de soort stoffen, hoeveelheden en specifieke locatie te inventariseren en in te voeren in het risicoregister. Op basis van deze gegevens worden door de provincies de digitale provinciale risicokaarten gemaakt.

16. Wet bodembescherming

16.1

Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens hoofdstuk III van de Wet bodembescherming

Het gaat om de zorg- en herstelplicht bodem van artikel 13 van de Wbb. Daarnaast het Besluit bodemkwaliteit. Dit besluit is tevens gebaseerd op de Wet milieubeheer.

17. Besluit lozen buiten inrichtingen

17.1

Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens Besluit lozen buiteninrichtingen (Blbi)

Het besluit lozen buiten inrichtingen is gebaseerd op zowel de Wm als de Wbb. Het gaat hier om het lozen van grondwater vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek of vanuit een bodemsanering voor zover dat plaatsvindt buiten een inrichting. Daarnaast gaat het ook nog om het installeren en in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem en de overige indirecte lozingen genoemd in het Blbi waarvoor een gemeente bevoegd is.

18. Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels

18.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken toegekend bij of krachtens de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels

Het gaat om alle werkzaamheden rondom tunnels (onder meer het beslissen op aanvragen om openstellingsvergunning).

 

19. Toezicht en handhaving

19.1

Aanwijzen van toezichthouders in de zin van artikel 5.11 van de Awb, voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering van een wettelijke regeling op grond waarvan toezichthouders kunnen worden aangewezen

Geen ondermandaat mogelijk. Het aanwijzen van toezichthouders betekent dat deze medewerkers gebruik mogen maken van de bevoegdheden voor toezichthouders als bedoeld in titel 5.2 van de Awb. Het geldt onder meer voor artikel 5.10, derde lid, van de Wabo, artikel 11 Warvw en artikel 6:2, tweede lid, van de APV.

19.2

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek uitvoeren van toezicht en het opleggen van een last onder bestuursdwang op grond van artikel 125 van de Gemeentewet / artikel 122 Provinciewet juncto afdeling 5.3.1 van de Awb, of het opleggen van een last onder dwangsom op grond van afdeling 5.3.2 van de Awb, wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in de voorgaande hoofdstukken 6, 7, 9, 10, 11, 14, 15, 16, 17 en 18 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd

Het uitvoeren van toezicht betreft onder meer het uitvoeren van een opleveringscontrole, een controle n.a.v. klachten/incidenten, ambtshalve controle, themacontrole. Het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom vanwege niet naleving van onder meer de volgende wetten: Wabo, Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels, Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving, en de in de voorgaande hoofstukken genoemde verordeningen (bv APV), voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering hiervan. Het mandaat omvat daarnaast onder meer waarschuwingsbrieven, brieven waarin wordt bevestigd dat de overtredingen ongedaan zijn gemaakt, concept-handhavingsbesluiten en het horen voorafgaand aan het opleggen van een handhavingsbesluit.

19.3

Het mandaat onder 19.2 omvat tevens handhaving van op grond van artikel 27 lid 2 Wbb (door het bevoegd gezag Wbb) gegeven aanwijzingen voor de aanpak van een nieuw geval van bodemverontreiniging binnen een inrichting ten aanzien waarvan de OD NZKG namens opdrachtgever milieutoezicht en handhaving uitvoert.

19.4

Uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van artikel 5.17 Wabo

Het betreft het stilleggen van bouw- en/of sloopwerkzaamheden (bouwstop).

19.5

Uitoefen van bevoegdheden op grond van paragraaf 5.4 van de Wabo

Het betreft de specifieke toezichts- en handhavingsbevoegdheden die in de Wabo zijn opgenomen, waaronder: bestuursdwang bij niet meewerken aan toezicht, verruiming reikwijdte bestuursdwang (staken van bouwen, gebruiken of slopen), zakelijke werking sanctiebesluiten en intrekking van een verleende vergunning of ontheffing als sanctie.

19.6

Nemen van een invorderingsbeschikking zoals geregeld in de artikelen 5:37 en 5:38 van de Awb.

Het gehele bestuursrechtelijke traject van handhaving inclusief de invorderingsbeschikking wordt door de OD NZKG uitgevoerd. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.

19.7

Uitoefenen van overige bevoegdheden op grond van titel 5.3 van de Awb in het kader van de last onder bestuursdwang of last onder dwangsom

In het kader van toepassen bestuursdwang: o.a. het aanwijzen van personen voor het betreden van een plaats, afgeven machtiging binnentreden woning. In het kader van last onder dwangsom: o.a. opheffen, looptijd opschorten of dwangsom verminderen.

19.8

Beslissen op een verzoek om handhavend op te treden

Elke belanghebbende en sommige bestuursorganen kunnen een verzoek om handhaving indienen.

19.9

Beslissen op een gedoogverzoek

Het gaat hier om het beslissen op een verzoek om af te zien van handhavend optreden.

19.10

Intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 5.19 van de Wabo

Het gaat hier om het intrekken van (een deel van) de omgevingsvergunning als sanctie

19.11

Feitelijk effectueren van bestuursdwang

Het gaat hier om de feitelijke uitvoering van bestuursdwang na het opleggen van een last onder bestuursdwang. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel van de gemaakte kosten) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.

19.12

Nemen van een toepassingsbeschikking als bedoeld in artikel 5:31a van de Awb

Het gaat hier om een beslissing van het bestuursorgaan om al dan niet tot toepassing van de reeds aangezegde bestuursdwang over te gaan. Een dergelijke beschikking kan slechts op verzoek worden gegeven.

19.13

Nemen van een kostenverhaalbeschikking als bedoeld in artikel 5:25, zesde lid, van de Awb

Het gaat om het nemen van een besluit waarin de hoogte van de kosten van het uitvoeren van bestuursdwang is vastgesteld. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door gemeente Haarlemmermeer uitgevoerd.

19.14

Indienen van een verzoek om handhaving

Het als OD NZKG indienen van een verzoek om handhaving bij een bestuursorgaan (niet zijnde één van de opdrachtgevers). Voor zover betrekking hebbend op het omgevingsrecht in algemene zin.

19.15

Overleggen en maken van afspraken met OM, politie en landelijke inspectie - en opsporingsdiensten, waaronder het periodiek afsluiten van handhavingsarrangementen met het OM en de politie

19.16

Maken van afspraken met de politie c.q. de korpschef en het functioneel parket over het gebruik van opsporingsbevoegdheid door en de kwaliteit van de bij de OD werkzame BOA's

19.17

Samenwerken met de landelijke opererende handhavingsorganisaties, zoals de rijksinspecties, en de hiervoor als het aanspreekpunt voor die organisaties aan te wijzen OD

19.18

Opvragen en delen van informatie met instanties als politie

Uitwisselen van informatie t.b.v. strafrechtelijk dan wel bestuursrechtelijk onderzoek.

 

Bijlage III Algemene instructie uitoefening mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

 

Artikel 1 Bemoeienis van het bevoegd gezag

In voorkomende gevallen informeert de directeur de wethouder/ gedeputeerde tijdig over het nemen van beslissingen van:

  • principieel juridische aard;

  • beleidsmatig principiële aard;

  • politiek of bestuurlijk gevoelige aard;

Tevens stelt hij het bevoegd gezag in de gelegenheid hem aanwijzingen te geven. Zo nodig treedt de directeur met de wethouder/ gedeputeerde in overleg. Hieraan voorafgaand stemt de directeur ambtelijk af. Het bevoegd gezag kan in deze gevallen in lijn met artikelen 10:6 en 10:7 van de Awb de aanvraag zelf afhandelen, of een bijzonder mandaat aan de directeur verlenen voor verdere behandeling van de zaak onder voorwaarde van naleving van de voor de afhandeling door de het bevoegd gezag gegeven instructies. Afhandeling van deze gevallen geschiedt bij voorkeur door de directeur, niet door het bevoegd gezag zelf.

 

Artikel 2 Verstrekken van inlichtingen

Gemandateerden1, gevolmachtigden en gemachtigden verstrekken desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het mandaatsbesluit verleende mandaat, volmacht en machtiging.

 

Artikel 3 Bekendmaking van besluiten

Het in een document vastleggen van een besluit of handeling, genomen respectievelijk verricht op grond van het mandaatsbesluit geschiedt op briefpapier van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

 

Artikel 4 Beleidsregels

  • a.

    Indien de mandaatgever een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur ter motivering van een besluit naar die regel.

  • b.

    Wanneer de directeur vermoedt dat er zodanig tegenstellingen (dreigen) te ontstaan in het beleid van een of meer van de deelnemers, dat het functioneren van de dienst als gemeenschappelijke dienst daardoor zou kunnen worden bemoeilijkt, meldt hij dit aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling en aan het bestuur van de betreffende deelnemers.

  • c.

    De directeur kan bij tegenstellingen in het beleid tussen de mandaatgevers voorstellen voor uitvoeringsbeleid in het verzorgingsgebied doen ter opheffing van deze tegenstellingen.

 

Toelichting Algemene instructie  

Algemeen

Uitgangspunt is een verantwoord gebruik van het mandaat binnen de grenzen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) maakt voortdurend afwegingen over een verantwoord gebruik van de gemandateerde bevoegdheden. De directeur OD NZKG dient immers de uitoefening van het mandaat te weigeren, indien hij van de mandaatgever instructies ontvangt die de grenzen van het mandaat te buiten gaan. Anderzijds is hij zich ervan bewust dat hij op grond van de Awb de uitvoering van het mandaat niet kan weigeren, indien hij met de opdrachtgever binnen de sfeer van het mandaat van mening verschilt over de toepassing van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid waarvoor mandaat is verleend. De zeggenschap over de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden ligt immers bij het bevoegd gezag. Kern van de instructie is het benoemen van de situaties waarin de directeur het initiatief neemt om bij individuele besluiten het bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen hem aanwijzingen te geven.

 

Artikel 1

Dit artikel geeft duidelijkheid over de gevallen waarbij bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten in beginsel aan de orde is. De OD NZKG is onder meer ingesteld om een level playing field voor bedrijven te realiseren. Dit vraagt een uniformering van optreden en zo weinig mogelijk bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten. Dat is ook in het belang van een doortastend optreden bij overtredingen. De bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten blijft daarom in beginsel beperkt tot kwesties van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek- of bestuurlijk- gevoelige aard. Een tweede element is het op tijd informeren van de mandaatgever. De professionaliteit, deskundigheid, integriteit en gezaghebbendheid van de OD NZKG kunnen alleen goed naar voren komen, als de directeur in voorkomende gevallen de mandaatgever tijdig informeert. Zo vroeg mogelijk in het proces, dus niet pas op het moment dat het besluit op een aanvraag aanstaande is.

 

Artikel 2

Volgens artikel 10:6 onder b van de Awb verschaft de gemandateerde de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid. In deze instructie wordt duidelijk dat dit ook betrekking heeft op houders van een ondermandaat. Daarnaast wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat het bevoegd gezag in overeenstemming met de Awb ook de volledige zeggenschap houdt over zaken die op grond van artikel 1 niet door directeur bij het bevoegd gezag zijn aangemeld.

 

Artikel 3

Dit is een bevestiging van de bestaande praktijk. Hiermee wordt ook in de communicatie met de burgers en bedrijven eenheid van optreden in het verzorgingsgebied bevorderd.

 

Artikel 4

Dit artikel is gericht op het uitvoeringsbeleid. Harmonisering van uitvoeringsbeleid en uniformering van optreden in het verzorgingsgebied is gewenst. Het is een voorwaarde voor een level playing field en een doortastende handhaving. Ook moet worden voorkomen dat grote verschillen in uitvoeringsbeleid van de deelnemers het functioneren van de dienst bemoeilijken.

 

  • -

    Onderdeel a volgt het uitgangspunt van de Awb, dat het bevoegd gezag bij mandaat ook de zeggenschap over het uitvoeringsbeleid behoudt.

  • -

    Onderdeel b is overgenomen uit de bestaande instructieregeling voor de directeur van het algemeen bestuur van de OD NZKG . Het is gemotiveerd vanuit de zorg voor het doelmatig functioneren van de dienst.

  • -

    Onderdeel c volgt uit de wens tot harmonisering. Daarnaast is de deskundigheid rond de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) in de OD NZKG geconcentreerd, zodat het voor de hand ligt dat deze dienst ook voorstellen doet tot (voor het verzorgingsgebied geharmoniseerde) beleidsregels.

 


1

Dit geldt dus ook voor houders van een ondermandaat.