Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Krimpenerwaard

Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKrimpenerwaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Krimpenerwaard 2023
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Krimpenerwaard 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening Krimpenerwaard 2022.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-09-202301-01-2023nieuwe regeling

04-07-2023

gmb-2023-403571

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2023

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    exploitatiebudget: een exploitatiebudget is een incidenteel of structureel in de begroting opgenomen jaargebonden budget ten behoeve van uitvoering van activiteiten waarvan de hoogte door de raad is vastgesteld;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • -

    investeringsbudget: een investeringsbudget is een door de raad beschikbaar gesteld jaaroverstijgend budget ten behoeve van een activum waarvan de hoogte door de raad is vastgesteld;

  • -

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een rechtspersoon deelneemt;

  • -

    projectbudget: een projectbudget is een door de raad beschikbaar gesteld incidenteel budget ten behoeve van de uitvoering van een project. Het budget wordt opgenomen in de begroting van het jaar waarin wordt gestart met de uitvoering van het project. De uitvoering kan in één of meerdere jaren plaatsvinden.

  • -

    raad: de gemeenteraad;

  • -

    team: een organisatie-eenheid met een door de directie te bepalen aantal taakvelden.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast en de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en de jaarrekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden per programma de lasten en baten per taakveld weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen en projecten per investering en project het benodigde investerings- en projectbudget weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In het overzicht van incidentele baten en lasten in zowel de begroting als de jaarstukken wordt een grensbedrag gehanteerd van € 50.000,-. De posten boven dit grensbedrag worden ten minste afzonderlijk gespecificeerd in het overzicht en toegelicht.

  • 5.

    Het college legt in de jaarrekening verantwoording af over de mate waarin de verantwoorde baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen.

  • 6.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investerings- en projectbudgetten en de actuele raming van de totale lasten en baten weergegeven.

Artikel 4 Kaders begroting

Het college biedt de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming op een zodanig tijdstip, dat deze nota voor het zomerreces vastgesteld kan worden.

Artikel 5 Autorisatie begroting, investerings- en projectbudgetten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en baten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investerings- of projectbudget wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen en projecten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad als ze verwacht dat één van de volgende situaties zich voordoet:

    • a.

      de lasten dreigen de geautoriseerde lasten te overschrijden;

    • b.

      de baten dreigen de geautoriseerde baten te onderschrijden.

  • De raad wordt geïnformeerd bij afwijkingen van meer dan 10% van het geautoriseerde bedrag, met een minimum van € 50.000,-. Afwijkingen van € 500.000,- of meer worden altijd aan de raad meegedeeld. De raad geeft vervolgens aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en de lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringsbudget, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investerings- of projectbudget niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel voor het vaststellen van een investeringsbudget aan de raad voor.

  • 6.

    Bij meerjarige investerings- en projectbudgetten maken de raad en het college afspraken over de wijze waarop de jaarschijven binnen een meerjarig investerings- of projectbudget zijn opgebouwd. Overschrijding van een jaarschijf levert geen onrechtmatigheid op mits het totaal van de uitgaven binnen het investerings- of projectbudget blijft.

Artikel 6 Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de afwijkingen van de begroting van de gemeente. De eerste tussentijdse rapportage over de eerste drie maanden van het kalenderjaar wordt uiterlijk voor het zomerreces in de raad behandeld. De behandeling van de tweede rapportage over de eerste zeven maanden van het kalenderjaar vindt plaats in de raadsvergadering waarin de begroting voor het volgende begrotingsjaar wordt behandeld.

  • 2.

    De tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het totale saldo van de baten en de lasten;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • d.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen b en c;

    • e.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investerings- en projectbudgetten.

  • 3.

    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de lasten en de baten van programma’s en investerings- en projectbudgetten in de begroting groter dan € 50.000,- toegelicht.

Artikel 7 Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 500.000,-;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 250.000,-;

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8 Criteria voor overheveling exploitatiebudgetten

  • 1.

    Indien de activiteiten, waarvoor de raad een exploitatiebudget beschikbaar heeft gesteld, niet of niet geheel in het boekjaar kunnen worden uitgevoerd dan is, onder de volgende voorwaarden, de mogelijkheid van overheveling aanwezig.

    • a.

      Het gaat om incidentele toegekende middelen;

    • b.

      De gevraagde ruimte is op het desbetreffende beschikbaar gestelde budget in het boekjaar nog aanwezig;

    • c.

      Het minimaal over te hevelen bedrag is € 25.000,-;

    • d.

      Gemotiveerd is dat de afwikkeling door omstandigheden niet heeft kunnen plaatsvinden;

    • e.

      De uitvoering van de activiteiten kan worden ingebed in de werkplanning van het nieuwe boekjaar.

  • 2.

    Overheveling vindt plaats door het college door middel van een begrotingswijziging, die uiterlijk bij de vaststelling van de jaarrekening door de raad wordt bekrachtigd indien is voldaan aan de gestelde voorwaarden.

  • 3.

    Overhevelingen die niet aan de voorwaarden, zoals gesteld onder lid 1 voldoen, worden separaat bij de jaarrekening voorgesteld aan de raad.

Artikel 9 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10 Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan €100.000,- nader toegelicht.

  • 4.

    Het college geeft in de paragraaf bedrijfsvoering aan welke maatregelen met betrekking tot de in lid 3 geconstateerde rechtmatigheidsfouten en/of onduidelijkheden worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investerings- en projectbudgetten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investerings- en projectbudgetten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde investeringsbudget. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het investeringsbudget, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. De volgende begrotingsonrechtmatigheden vallen binnen de beleidskaders van de raad en zijn derhalve acceptabel:

    • a.

      Budgetoverschrijdingen die geheel of grotendeels worden gecompenseerd door direct gerelateerde opbrengsten, bijvoorbeeld via subsidies of kostendekkende omzet;

    • b.

      Budgetoverschrijdingen bij open einde regelingen. Vaak blijkt vanwege dit open einde karakter in het kader van het opmaken van de jaarrekening een (niet eerder geconstateerde) overschrijding;

    • c.

      Budgetoverschrijdingen betreffende activiteiten welke achteraf als onrechtmatig moeten worden beschouwd omdat dit bijvoorbeeld bij nader onderzoek van de subsidieverstrekker, belastingdienst of een toezichthouder blijkt. Er zijn dan geen rechtmatigheidsgevolgen voor het jaar waarin deze verantwoord worden;

    • d.

      Budgetoverschrijdingen op activeerbare activiteiten waarvan de gevolgen zichtbaar worden via hogere afschrijvings- en financieringslasten in latere jaren.

  • 5.

    De acceptabele begrotingsonrechtmatigheden zoals deze in lid 4 zijn vermeld worden wel opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording maar worden niet toegelicht in de rechtmatigheidsverantwoording.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4 Financieel beleid

Artikel 14 Waardering en afschrijving vaste activa

Het college stelt eens per vier jaar een nota waardering en afschrijving vaste activa vast en biedt deze ter informatie aan de raad aan.

Artikel 15 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van ouderdom van de vordering. Bij vorderingen die langer dan 1 jaar openstaan wordt een verliesvoorziening gevormd van 50% van de vordering, bij vorderingen die langer dan 2 jaar open staan en dwangsommen wordt een verliesvoorziening gevormd van 100%.

  • 2.

    Bij vorderingen groter dan € 1.000,- wordt de oninbaarheid per post beoordeeld.

  • 3.

    Voor openstaande vorderingen betreffende inkomensregelingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van de hiervoor door het college vastgestelde beleidsregels.

Artikel 16 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 17 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee de kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoording over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt het aandeel in de totale overheadkosten als volgt berekend. De geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, worden gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld en is gelijk aan het berekende voorcalculatorische rentepercentage bij de begroting zoals opgenomen in de paragraaf Financiering.

  • 7.

    De berekening van het mengpercentage BTW is gebaseerd op de verdeling van de loonkosten.

Artikel 18 Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 19 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten en heffingen. De raad stelt deze vast.

Artikel 20 Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3.

    De uitvoering van de financieringsfunctie is uitgewerkt in het treasurystatuut. Het college stelt eens in de vier jaar het treasurystatuut vast en biedt deze ter informatie aan de raad aan.

Hoofdstuk 5 Paragrafen

Artikel 21 Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22 Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      het saldo van de baten en lasten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten.

  • 2.

    Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

Artikel 23 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud; en

    • b.

      de omvang van het (eventuele) achterstallig onderhoud.

  • 2.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

  • 5.

    Desgewenst is er ruimte om aanvullende informatie op te nemen die de kwaliteit van inzicht in het totaal van de kapitaalgoederen ten goede komt.

Artikel 24 Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 25 Bedrijfsvoering

  • 1.

    In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

    • b.

      de kosten van inhuur derden;

    • c.

      de huisvestingskosten;

    • d.

      de automatiseringskosten;

    • e.

      de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

  • 2.

    In de paragraaf bedrijfsvoering bij de jaarstukken wordt de toelichting met betrekking tot de rechtmatigheidsverantwoording zoals genoemd in artikel 10 lid 3 en 4 opgenomen.

  • 3.

    Niet financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de wet Fido en bijbehoren Regelingen worden in de paragraaf bedrijfsvoering opgenomen.

  • 4.

    Indien de normen uit de gids proportionaliteit veelvuldig niet nageleefd worden of slecht gedocumenteerd en/of gemotiveerd, rapporteert het college hierover in de paragraaf bedrijfsvoering.

  • 5.

    Het college rapporteert in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid en de uitputting van de bijbehorende budgetten.

Artikel 26 Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en de door de raad vastgestelde Nota Verbonden Partijen op.

Artikel 27 Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

  • 2.

    Het college biedt eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad; en

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Artikel 28 Openbaarheidsparagraaf

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf openbaarheid de verplichte onderdelen op grond van artikel 3.5 van de Wet open overheid op.

Artikel 29 Aanvullende paragraaf

De raad kan aan de begroting en jaarrekening een paragraaf toevoegen over actuele zaken die op meerdere programma’s betrekking heeft.

Hoofdstuk 6 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 30 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, garanties;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke

  • e.

    productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • f.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • g.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 31 Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en project- en investeringsbudgetten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de taakvelden in de begroting;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 32 Interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 lid 2. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 33 Intrekking oude regeling

De Financiële verordening Krimpenerwaard 2022 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 34 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Krimpenerwaard 2023.

Artikel 35 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 33 die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Krimpenerwaard, gehouden op 4 juli 2023.

de griffier,

Dr. M-L van Muijen

de voorzitter,

P.J. Bouvy-Koene

Toelichting op de artikelen

Artikel 1 Begripsbepaling

Het begrip administratie is gedefinieerd ten behoeve van artikel 29 van de verordening. Het begrip team is gedefinieerd ten behoeve van de artikelen 29 en 30 van de verordening. De begrippen inkomsten en netto schuld per inwoner zijn gedefinieerd ten behoeve van artikel 22 van de verordening. Hiervoor zijn de definities gevolgd die www.waarstaatjegemeente.nl toepast voor de financiële kengetallen over de gemeentefinanciën.

De begrippen exploitatie-, investerings- en projectbudget worden met name in Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording gebruikt.

 

Artikel 2 Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BBV) bepaalt in aanvulling hierop, dat de taakvelden aan de programma’s moeten worden toegewezen.

Het tweede lid regelt, dat de taakvelden op voorstel van het college aan de programma’s worden toebedeeld.

Het derde lid bepaalt, dat op voorstel van het college de raad beleidsindicatoren per programma vaststelt. Het is het zogenaamd SMART maken van de begroting. Wat de verplichte beleidsindicatoren zijn, volgt uit de (ministeriële) Regeling vaststelling beleidsindicatoren welke zijn grondslag vindt in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.

Overigens bepaalt dit artikel niet dat elke nieuwe raadsperiode de gehele begroting en jaarstukken moeten worden herzien. In de meeste gevallen is dat niet raadzaam. Als de indeling en gebruikte beleidsindicatoren de vorige raadsperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw worden vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Het vierde lid bepaalt, dat de raad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode kan aangeven, welke paragrafen hij nog meer wenst.

 

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft voor, dat de baten en lasten in de begroting per taakveld worden weergegeven.

In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. Dit is nodig om ook de autorisatie van investerings- en projectbudgetten mogelijk te maken. Bij investeringen moet ook worden gedacht aan grondexploitaties.

Het derde lid bepaalt dat in aanvulling op het bepaalde in het BBV de gevolgen van de begroting en meerjarenraming voor de gemeentelijke schuldpositie inzichtelijk worden gemaakt.

In lid 4 wordt een grensbedrag van € 50.000,- opgenomen met betrekking tot het overzicht van incidentele baten en lasten. De Commissie BBV adviseert om in de financiële verordening aan te geven wat een gemeente bij het bepalen van een incidentele post aanmerkt als materiele beïnvloeding. De bedoeling hiervan is om het overzicht niet nodeloos ingewikkeld te maken door een groot aantal kleine bedragen als incidenteel aan te merken. Het uitgangspunt is namelijk dat baten en lasten structureel zijn en dat incidentele baten en lasten uitzondering zijn. Het bepalen of aan het uitgangspunt ‘materiele omvang’ wordt voldaan vindt plaats per individuele post. Bij een grensbedrag van € 50.000,- worden alleen bedragen vanaf € 50.000,- opgenomen als incidenteel in het overzicht en toegelicht.

Lid 5 is opgenomen in verband met de verplichting om vanaf 2023 een rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarstukken te overleggen. In de rechtmatigheidsverantwoording legt het college verantwoording af over de mate waarin de baten en lasten en de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen. In artikel 10 zijn de regels met betrekking tot de rechtmatigheidsverantwoording vastgelegd.

In het zesde lid wordt voor de jaarrekening het inzicht in de uitputting van investerings- en projectbudgetten geregeld.

 

Artikel 4 Kaders begroting

Artikel 4 bepaalt dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vaststelt, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming.

 

Artikel 5 Autorisatie begroting en investerings- en projectbudgetten

Artikel 5 bevat regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investerings- en projectbudgetten. Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten in de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid van artikel 189 van de Gemeentewet). De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Autorisatie door de raad van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma’s (eerste lid).

 

Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties. Ook uitgaven voor investeringen moeten door de raad worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investerings- en projectbudgetten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (tweede lid). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven, welke investerings- en projectbudgetten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is dan nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

 

Het college dient dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld. Voor de uitvoerbaarheid van dit artikel is opgenomen dat alleen dreigende overschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van baten van meer dan 10% van het budget aan de raad gerapporteerd worden. Overschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van baten van minder dan € 50.000,- worden niet aan de raad meegedeeld. Als de overschrijding respectievelijk onderschrijding van het budget € 500.000,- of meer is wordt de raad altijd geïnformeerd ongeacht het percentage van de afwijking.

 

Voorbeelden:

  • -

    Een investerings- of projectbudget van € 1.000.000,- dreigt met € 70.000,- te worden overschreden. Deze overschrijding is 7% van het oorspronkelijk bedrag. De raad wordt niet geïnformeerd op het moment dat deze overschrijding verwacht wordt aangezien de overschrijding minder is dan 10%. Uiteraard wordt de overschrijding wel bijgeraamd bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage.

  • -

    Een investerings- of projectbudget van € 1.000.000,- dreigt met € 120.000,- te worden overschreden. Deze overschrijding is 12% van het oorspronkelijk bedrag. De uitvoering van de investering wordt gepauzeerd en de raad wordt geïnformeerd op het moment dat deze overschrijding wordt verwacht aangezien de verwachte overschrijding meer is dan 10% en hoger is dan € 50.000,-. Daarna wordt bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage de raad voorgesteld het investeringsbudget bij te ramen dan wel het beleid aan te passen overeenkomstig de wens van de raad.

  • -

    Een investerings- of projectbudget van € 100.000,- dreigt met € 40.000,- te worden overschreden. Deze overschrijding is 40% van het oorspronkelijk bedrag. De raad wordt niet geïnformeerd op het moment dat deze overschrijding wordt verwacht. Het percentage van de verwachte overschrijding is weliswaar hoger dan 10% maar het bedrag van € 40.000,- blijft beneden de minimumgrens van € 50.000,-. Uiteraard wordt de overschrijding wel bijgeraamd bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage.

  • -

    Een investerings- of projectbudget van € 8.000.000,- dreigt met € 600.000,- te worden overschreden. Deze overschrijding is 7,5% van het oorspronkelijk bedrag. De uitvoering van de investering wordt gepauzeerd en de raad wordt geïnformeerd op het moment dat deze overschrijding wordt verwacht. De overschrijding is weliswaar lager dan 10% maar hoger dan het maximum bedrag van € 500.000,-. Daarna wordt bij de eerstvolgende tussentijdse rapportage de raad voorgesteld het investeringsbudget bij te ramen dan wel het beleid aan te passen overeenkomstig de wens van de raad.

Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is er voor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussentijdse rapportages (vierde lid).

 

Lopende het begrotingsjaar kunnen voorstellen gedaan worden voor nieuwe investeringsvoornemens die bij het opstellen van de begroting niet waren voorzien. Het vijfde lid van het artikel regelt de autorisatie van de investerings- en projectbudgetten anders dan bij vaststelling van de begroting. Dus ook voor investeringen die pas in de loop van het begrotingsjaar worden voorzien. Daarbij draagt dit lid aan het college op bij grote investeringen aan te geven wat het effect is op de schuldpositie van de gemeente.

 

Bij meerjarige investerings- en projectbudgetten wordt per jaar het verwachte budget geautoriseerd. Als in een bepaald jaar de werkelijke lasten hoger zijn dan het geautoriseerde budget levert dit geen onrechtmatigheid op mits het totaal van de uitgaven binnen het totale investerings- op projectbudget blijft. Bij een onderschrijding van de raming in een bepaald jaar wordt het restant overgeheveld naar de volgende jaarschijf. In de jaarrekening wordt de raad geïnformeerd over de voortgang van de investeringen.

Voorbeeld:

Voor een grote investering wordt door de raad een investeringsbudget van € 30 mln beschikbaar gesteld, waarvan € 10 mln in T+1, € 10 mln in T+2 en € 10 mln in T+3.

De werkelijke lasten in T+1 zijn € 11 mln. De overschrijving van € 1 mln levert geen onrechtmatigheid op aangezien verwacht wordt dat het totaal van de uitgaven binnen het investeringsbudget van € 30 mln blijft.

 

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

De tussentijdse rapportages zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad. Op basis van tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

Er is gekozen voor twee tussentijdse rapportages, waarvan de eerste op tijd is om te gebruiken als input voor de Kadernota.

Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage, waarbij informatie over de grondexploitatie valt onder de investeringsbudgetten.

Het derde lid bepaalt welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college in de tussentijdse rapportages moet toelichten. Aangezien de raad conform artikel 5 lid 1 de totale lasten en baten per programma autoriseert kan het college binnen een programma budgetten wijzigen mits de totale baten en lasten van het desbetreffende programma niet overschreden worden. In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen groter dan € 50.000,- ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s en investerings- en projectbudgetten toegelicht.

 

Artikel 7 Informatieplicht

In artikel 7 van de financiële verordening is een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Artikel 169 verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

In artikel 7 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden.

De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen.

Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.

Voor wat betreft de aankoop van goederen, werken en diensten blijft het budgetrecht van de raad zoals toegelicht bij artikel 5 uiteraard onverkort van kracht. De raad stelt op basis van het budgetrecht middels het vaststellen van de begroting of een afzonderlijk voorstel een budget beschikbaar voor de aankoop van goederen, werken en diensten. In deze gevallen kan de raad bij het vaststellen van het budget zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college brengen en is dit artikel derhalve niet van toepassing.

 

Artikel 8 Criteria voor overheveling exploitatiebudgetten

In dit artikel zijn de criteria opgenomen waarbinnen het college incidentele exploitatiebudgetten mag overhevelen naar een volgend boekjaar. Zolang de budgetoverhevelingen binnen de in artikel 8 opgenomen criteria vallen mag het college de desbetreffende begrotingswijzigingen vaststellen. Bekrachtiging van de begrotingswijzigingen door de raad vindt uiterlijk plaats bij de vaststelling van de jaarrekening. Budgetoverhevelingen die niet voldoen aan de criteria genoemd in lid 1 worden separaat ter besluitvorming voorgesteld aan de raad.

 

Artikel 9 EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd, dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid van het Rijk of Europa leidt.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan de gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen, dat het college de raad informeert als de gemeente van het Rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Artikel 10 Rechtmatigheidsverantwoording

Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Het college legt verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid en rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adres-seringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.

 

Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:

  • -

    begrotingscriterium: de financiële handelingen passen binnen het kader van de geautoriseerde begroting;

  • -

    voorwaardencriterium: voorwaarden in wet- en regelgeving worden nageleefd, zoals subsidievoorwaarden;

  • -

    misbruik en oneigenlijk gebruik criterium: er vindt een toetsing op juistheid en volledigheid van gegevens die door derden zijn verstrekt plaats, met het oog op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik.

In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat de raad bij aanvang van iedere raadsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid.

In het tweede lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven burgemeester en wethouders moeten rapporteren aan de raad. Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

Het derde lid geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering (rapportagegrens).

In lid 4 is tenslotte opgenomen dat het college in de paragraaf bedrijfsvoering aangeeft welke maatregelen genomen worden om de in lid 3 geconstateerde afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

 

Artikel 11. Voorwaardencriterium

In het eerste lid wordt de definitie weergegeven van het voorwaardencriterium, het zogenaamde “normenkader”.

Het tweede lid geeft aan dat het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording jaarlijks door de gemeenteraad moet worden vastgesteld en wat daarin is opgenomen.

 

Artikel 12 Begrotingscriterium

Dit artikel gaat expliciet in op de begrotingsrechtmatigheid. In het eerste lid wordt het begrip begrotingsrechtmatigheid gedefinieerd.

De baten en lasten moeten zich bewegen binnen de door de raad goedgekeurde en vastgestelde budgetplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er in principe sprake van een begrotingsonrechtmatigheid. Dat is geregeld in het tweede lid.

In lid 3 wordt toegelicht hoe de begrotingsrechtmatigheid wordt toegepast bij investeringsbudgetten.

Lid 4 geeft een overzicht van de begrotingsonrechtmatigheden die binnen de beleidskaders van de raad vallen en daarom acceptabel zijn. In lid 5 staat aangegeven dat deze begrotingsonrechtmatigheden niet worden toegelicht in de rechtmatigheidsverantwoording (in de paragraaf Bedrijfsvoering).

 

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

Dit artikel voorziet in het zogenaamde “misbruik en oneigenlijk gebruik criterium”. In het eerste lid wordt het criterium gedefinieerd. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking daarvan is.

In het tweede lid wordt aan het college opgedragen om regels op te stellen voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Artikel 14 Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 van de Gemeentewet is opgenomen, dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. In artikel 14 is hieraan invulling gegeven door op te nemen dat het College een nota waardering en afschrijving vaste activa vaststelt en deze ter informatie aan de raad aanbiedt. In de nota waardering en afschrijving worden de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de immateriële en materiële vaste activa opgenomen.

 

Artikel 15 Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Dit artikel bevat regels voor het vaststellen van de hoogte van deze voorziening. Bij het artikel is onderscheid gemaakt tussen algemene vorderingen en openstaande vorderingen betreffende inkomensregelingen.

Vorderingen groter dan € 1.000,- van de gemeente worden individueel beoordeeld op oninbaarheid. Voor de bepaling van voorziening voor de oninbare vorderingen met betrekking tot sociale zaken worden de Beleidsregels Werk, Participatie en Inkomen Krimpenerwaard als basis genomen of de beleidsregels die hiervoor in de plaats zijn gekomen.

 

Artikel 16 Reserves en voorzieningen

Het eerste lid bepaalt, dat het college eens in de vier jaar een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.

Voor een investeringsvoornemen kan de raad een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht, dat een toekomstige investering in de loop van de jaren middels de afschrijvingen een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het tweede lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.

Investeringsvoornemens leiden niet altijd tot investeringen. Er bestaat het gevaar, dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen investeringsvoornemens meer bestaan. Door voor elke nieuwe bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen een maximale “houdbaarheidsdatum” op te nemen kan dit worden voorkomen. Hiervoor is in de verordening de bepaling opgenomen dat bestemmingsreserves die de houdbaarheidsdatum hebben overschreden, vervallen en weer aan de algemene reserve worden toegevoegd (derde lid).

 

Artikel 17 Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.

Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd.

Het eerste lid van artikel 13 bepaalt, dat de kostprijsberekeningen extracomptabel worden vastgelegd en dat de kostprijzen bestaan uit de directe kosten en een opslag voor de overhead en voor de rente over de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van (vaste) activa die voor desbetreffende rechten en heffingen en voor de desbetreffende goederen, werken en diensten worden ingezet.

Het tweede lid bepaalt, dat ook bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa worden betrokken bij de kostprijsberekening. Voor de gemeentelijke rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht zoals de rioolheffing, worden in de kostprijsberekening ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid meegenomen.

Het derde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan specifieke uitkeringen en subsidies, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding aan specifieke uitkeringen en subsidies worden toegerekend. Dit afzonderen kan door voor deze kosten aparte (hulp-)kostenplaatsen aan te maken en de kosten voortaan op deze (hulp-)kostenplaatsen te boeken.

Het vierde, vijfde en zesde lid gaan over de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en over de kostprijs van prijzen van goederen, diensten en werken die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden.

Het vierde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan de activiteiten die onder de vennootschapsbelastingplicht vallen, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en in de belastingaangifte aan deze activiteiten worden toegerekend. Dit afzonderen kan door voor deze kosten aparte (hulp-)kostenplaatsen aan te maken en de kosten voortaan op deze (hulp-)kostenplaatsen te boeken.

Het vijfde lid geeft de definitie van de kostenverdeelsleutel voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van rechten en heffingen waarmee de gemeente kosten in rekening brengt, en voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van goederen, werken en diensten die door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd. Er wordt voor de toerekening van de overheadkosten bepaalt, dat deze plaatsvindt naar rato van het aandeel van de personeelslasten inclusief inhuur derden in de totale personeelslasten inclusief inhuur derden.

Het zesde lid handelt over de toerekening van rente voor de financiering van activa aan de kostprijs van goederen, werken en diensten die aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd. Gekozen is om hiervoor hetzelfde percentage te hanteren als het bij de begroting berekende voorcalculatorische rentepercentage.

Voor de methodiek van het bepalen van de omslagrente wordt in dit lid aangesloten bij de Notitie Grondexploitaties (bijlage 3) van de Commissie BBV.

In lid 7 is de methodiek voor de berekening van het mengpercentage BTW opgenomen. De methodiek voor de berekening van het mengpercentage is gebaseerd op de verdeling van de loonkomsten. Onder loonkosten wordt verstaan de kosten van de economische categorieën “1.1 Salarissen en sociale lasten” en “3.5.1 Ingeleend personeel”. Per kostendrager wordt aangegeven of de loonkosten betrekking hebben op overheidshandelen, btw-belast handelen of btw-vrijgesteld handelen. De verkregen verdeling wordt gedeeld door de totale loonkosten. Vanzelfsprekend blijven de loonkosten die tot de overhead worden gerekend buiten de berekening.

 

Artikel 18 Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreffen. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt.

Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

 

Artikel 19 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 van de Gemeentewet). Het eerste lid van artikel 14 bepaalt, dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen, afvalstoffenheffing en de overige rechten, leges en heffingen jaarlijks vaststelt.

 

Artikel 20 Financieringsfunctie

Artikel 212 van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15 geeft invulling aan deze plicht. Het artikel bevat kaders voor het financieringsbeleid. De kaders voor de financiële organisatie van de financieringsfunctie staan in artikel 25 van deze verordening.

In aanvulling op de regels uit de Wet financiering decentrale overheden en daarop gebaseerde besluiten en regelingen stelt het eerste lid een aantal aanvullende kaders. Zo mag geen gebruik worden gemaakt van financiële derivaten.

Gemeenten mogen alleen leningen en garanties verstrekken en financiële participaties aangaan voor het behartigen van een publiek belang (artikel 2 van de Wet fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 van de Gemeentewet, dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

Het tweede lid draagt het college op bij het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal zekerheden te bedingen om zo het financiële risico waaraan de gemeente bloot komt te staan te verminderen.

Het college heeft de Beleidsregels leningen en garantstellingen gemeente Krimpenerwaard vastgesteld die het risico voor de gemeente tot een minimum beperken. Het risico dat resteert wordt meegenomen in de reguliere berekening van het weerstandsvermogen bij de jaarrekening en begroting.

Tenslotte is opgenomen dat het college eens per vier jaar de uitvoering van de financieringsfunctie uitwerkt in een treasurystatuut en deze ter informatie aan de raad aanbiedt.

 

Hoofdstuk 5 Paragrafen

De artikelen 21 tot en met 27 geven aan wat er op grond van het BBV in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen, dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd. Hoofdstuk 5 van de financiële verordening geeft hier invulling aan.

 

Artikel 21 Lokale heffingen

In het BBV staat in artikel 10, welke informatie de paragraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten. In dit artikel wordt de aanvullende informatievraag van de raad gedefinieerd. Een deel van de aanvullende informatie dient voor het met de begroting vaststellen van de gehanteerde omslagrente voor de kostprijsberekening van rechten en leges waarmee kosten in rekening worden gebracht. Ook wordt gevraagd de toerekening van de rente en de toerekening van de overheadkosten aan de verschillende rechten, leges en heffingen in beeld te brengen.

 

Artikel 22 Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In het BBV staat in artikel 11, welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in elk geval moet bevatten. In dit artikel wordt de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf gedefinieerd. Er is opgenomen, dat de raad voor het vormen van een oordeel van het weerstandsvermogen in deze paragraaf ook wordt geïnformeerd over de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner, de ontwikkeling van het saldo van baten en lasten als aandeel van de inkomsten en over de onbenutte belastingcapaciteit als aandeel van de inkomsten. Met deze aanvulling op de wettelijk verplichte financiële kengetallen komt de set financiële kengetallen overeen met die van www.waarstaatjegemeente.nl.

In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze in beeld moet worden gebracht of de weerstandscapaciteit voldoende is. Hiervoor bestaan verschillende methoden. Er is voor gekozen om de gevolgen van de financiële risico’s met een kasstroommodel (houdbaarheidstest) in beeld te brengen.

 

Artikel 23 Onderhoud kapitaalgoederen

In het BBV staat in artikel 12, welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten. In het eerste lid wordt de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf geformuleerd. Het tweede, derde en vierde lid bevatten bepalingen waaruit volgt, dat het college ten minste eens in de vier jaar de raad onderhoudsplannen aanbiedt over respectievelijk het onderhoud openbare ruimte, het onderhoud riolering en het onderhoud gebouwen. Hiermee kan de raad de kaders voor het toekomstig onderhoudsniveau vaststellen.

 

Artikel 24 Financiering

In het BBV staat in artikel 13, welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten.

 

Artikel 25 Bedrijfsvoering

In het BBV staat in artikel 14, welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. In dit artikel is de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf gedefinieerd. Er is opgenomen, dat de raad in de paragraaf bedrijfsvoering ook wordt geïnformeerd over de kosten, de opbouw en het verloop van het personeelsbestand, de kosten inhuur derden, de huisvestingskosten, de automatiseringskosten en de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

Lid 2 geeft aan dat in de paragraaf bedrijfsvoering de toelichting wordt opgenomen op geconstateerde rechtmatigheidsfouten en onduidelijkheden groter dan de rapportagegrens van € 100.000,-. Het college geeft in de paragraaf bedrijfsvoering aan welke maatregelen er genomen worden om dergelijke afwijkingen in de toekomst te voorkomen.

Op grond van lid 3 moeten niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de wet Fido en bijbehorende regelingen worden opgenomen en toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering. Een voorbeeld van dergelijke onrechtmatigheden zijn het overschrijden van de renterisiconorm en/of de kasgeldlimiet voor meerdere kwartalen.

In lid 4 is opgenomen dat het niet naleven van de overige normbedragen uit de Gids Proportionaliteit (bij aanbestedingen) niet leidt tot financiële rechtmatigheidsfouten voor zover de gemeente afwijkingen hiervan adequaat heeft gedocumenteerd en gemotiveerd. De commissie BBV is van oordeel dat als deze normen veelvuldig niet nageleefd worden of slecht gedocumenteerd en/of gemotiveerd zijn, het college hierover moet rapporteren via de paragraaf bedrijfsvoering. Dit is een stellige uitspraak van de commissie BBV en is derhalve opgenomen in de financiële verordening. Het ten onrechte niet toepassen van de Aanbestedingswet 2012 m.b.t. de Europese aanbestedingsnormenbedragen bij een aanbesteding van opdrachten leidt tot een financiële rechtmatigheidsfout.

Over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid en de uitputting van bijbehorende budgetten wordt op basis van artikel 4 van de Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Krimpenerwaard 2023 in de paragraaf bedrijfsvoering gerapporteerd. Dit is opgenomen in lid 5.

 

Artikel 26 Verbonden partijen

In het BBV staat in artikel 15, welke informatie de paragraaf verbonden partijen in elk geval moet bevatten. Deze informatie wordt aangevuld met de onderdelen die in de door de raad vastgestelde Nota Verbonden Partijen zijn opgenomen.

 

Artikel 27 Grondbeleid

In het BBV staat in artikel 16, welke informatie de paragraaf grondbeleid in elk geval moet bevatten. In het eerste lid van artikel 27 is de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf gedefinieerd.

Het tweede lid bepaalt, dat het college eens de vier jaar aan de raad een nota grondbeleid aanbiedt. Met de nota kan de raad de kaders voor het toekomstig grondbeleid vaststellen.

 

Artikel 28 Openbaarheidsparagraaf

De Wet open overheid (Woo) bepaalt in artikel 3.5 dat bestuursorganen jaarlijks in de begroting en jaarrekening aandacht besteden aan de beleidsvoornemens inzake de uitvoering van de Woo en in de verantwoording verslag doen van de uitvoering van de wet, mede in relatie tot beleidsvoornemens.

 

Artikel 29 Aanvullende Paragraaf

Op basis van dit artikel kan de raad een paragraaf toevoegen over actuele zaken die betrekking hebben op meerdere programma’s.

 

Artikel 30 Administratie

Onder artikel 30 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

 

Artikel 31 Financiële organisatie

Artikel 31 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet.

Artikel 31 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen. Om hier invulling aan te geven ligt het voor de hand, dat het college een organisatiebesluit en een treasurystatuut vaststelt en dat het college de volmachten en mandaten alsook de kostenverdeelsleutels voor de (extracomptabele) kostentoerekening vastlegt.

Bij het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding kan gedacht worden aan een inkoopreglement en ook aan gemeentelijke inkoopvoorwaarden.

Bij het beleid en de interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening waarborgen.

In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het bijvoorbeeld om het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden.

De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en het financieel beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden, waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen met een financieel gevolg en de getrouwheid van de jaarrekening.

 

Artikel 32 Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen, rechtmatig zijn verlopen. Het eerste lid van artikel 32 draagt het college op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.

Het tweede lid bepaalt, dat het college maatregelen treft, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiële bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit. Voor veel van deze bezittingen wordt een jaarlijkse controle gevraagd.

Eens in vier jaar moet worden gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.