Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Echt-Susteren

Nadere regels jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEcht-Susteren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2023
CiteertitelNadere regels Jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Nadere regels Jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2021.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 156 van de Gemeentewet
  2. Jeugdwet
  3. Verordening Jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2020
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-09-2023nieuwe regeling

12-09-2023

gmb-2023-403266

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2023

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ECHT-SUSTEREN;

 

gelet op artikel 156 van de Gemeentewet, de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2020;

 

overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen ter uitvoering van Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2020;

 

besluit vast te stellen:

 

Nadere regels jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2023

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    In deze nadere regels betekent:

    • a.

      Kinderopvang: Opvang als bedoeld in de Wet kinderopvang

    • b.

      School:

      • i.

        Basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs.

      • ii.

        School voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra.

      • iii.

        School voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs.

    • c.

      Vaktherapie: de overkoepelende naam voor de volgende vaktherapeutische disciplines: beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie, psychomotorische therapie, psychomotorische kindertherapie en speltherapie. Vaktherapie is een non-verbale werksessie die uitgaat van doen en ervaren.

    • d.

      Verordening: Verordening Jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2020;

    • e.

      Wet: de Jeugdwet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening en/of de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2: Hulpvraag en onderzoek

Artikel 2 Toegang jeugdhulp via de gemeente, aanmelding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk, tenzij de jeugdige of zijn ouders hebben medegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige algemene voorziening.

Artikel 3 Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 3, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2.

    Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een onderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 4 Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen: in het kader van het uitgangspunt één gezin, één plan, één regisseur, wordt de ondersteuning die door de verschillende partijen gegeven wordt op elkaar afgestemd;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget (pgb), waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek.

  • 3.

    Binnen 14 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een schriftelijk verslag van het vooronderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

  • 4.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 5.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van het gesprek.

Artikel 5 Onderzoek naar de hulpvraag en aanvraag

  • 1.

    Het college onderzoekt met de jeugdige of zijn ouders of inzet van een maatwerkvoorziening nodig is. Hierbij worden de volgende stappen ondernomen:

    • a.

      vaststellen wat de jeugdhulpvraag inhoudt;

    • b.

      door een ter zake deskundige laten vaststellen of er 'opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen' aanwezig zijn;

    • c.

      door een ter zake deskundige laten vaststellen welke hulp naar aard en omvang nodig is. Pas als het voorgaande is vastgesteld, kan worden vastgesteld of:

    • d.

      de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn. Het feit dat de jeugdhulp die verzocht wordt of die geïndiceerd wordt gebruikelijke hulp betreft, kan een aanwijzing zijn voor het feit dat de eigen mogelijkheden toereikend zijn.

  • 2.

    Het college hanteert bij zijn onderzoek de volgende afwegingsfactoren:

    • a.

      welke hulp nodig is om de jeugdige in staat te stellen om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende redzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

    • b.

      wat de te bereiken resultaten zijn;

    • c.

      in hoeverre ouders deze hulp kunnen bieden, dan wel verwacht mag worden dat zij deze bieden;

    • d.

      in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van ouders en het sociale netwerk toereikend zijn om in de hulpbehoefte van een jeugdige te kunnen voorzien;

    • e.

      de beoogde inzet in de vorm van zorg in natura (product en/of profiel) of pgb;

    • f.

      indien van toepassing de conclusie(s) uit de evaluatie(s) van eerdere en/of reeds lopende hulpverleningstrajecten.

  • 3.

    Het resultaat van dit onderzoek wordt vastgelegd in Aanvraagformulier Gespecialiseerde Jeugdhulp.

  • 4.

    Met ondertekening door de jeugdige en/of zijn ouders wordt dit Aanvraagformulier Gespecialiseerde Jeugdhulp aangemerkt als de aanvraag. Als de jeugdige en/of zijn ouders een voorziening in de vorm van een pgb verzoeken, wordt bij de aanvraag tevens een ingevuld budgetplan volgens artikel 8 gevoegd.

Artikel 6 Onderzoek naar de inzet

  • 1.

    Het college onderzoekt samen met de jeugdige of zijn ouders welke inzet nodig is om te komen tot de resultaten binnen het beoogde profiel en/of product en maakt hierbij een inschatting van tijd, duur, activiteiten en frequentie. Het college gaat uit van de in de betreffende situatie adequaat goedkoopste individuele voorziening die hij kan leveren.

  • 2.

    Over de uitkomst van het onderzoek in lid 1, stemt het college af met de op het oog hebbende aanbieder.

  • 3.

    Bij het onderzoek als bedoeld in lid 1 en 2 gelden de normtijden als bedoeld in bijlage 2.

  • 4.

    Het college bepaalt de tijd, duur, activiteiten en frequentie en legt deze vast in de beschikking volgens artikel 16.

Artikel 7 Afwegingsfactoren

  • 1.

    Op basis van het onderzoek als bedoeld in artikel 5 en de afwegingsfactoren als opgenomen in sub a tot en met f van het tweede lid van dat artikel, bepaalt het college of en welke voorziening nodig is.

  • 2.

    Bij de afweging als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub c wordt bezien in hoeverre sprake is van gebruikelijke hulp, zijnde de normale, dagelijkse hulp die ouder(s) en/of andere huisgenoten elkaar onderling kunnen bieden, dan wel waarvan verwacht mag worden dat zij deze bieden. Bij de beoordeling of sprake is van gebruikelijke hulp past het college de Richtlijn gebruikelijke hulp (bijlage 1) toe.

  • 3.

    Bij de afweging als bedoeld in artikel 5 lid 2 sub d gelden de volgende subfactoren:

    • a.

      Zijn de ouders dan wel het sociaal netwerk in staat de noodzakelijke hulp te bieden;

    • b.

      Zijn de ouders dan wel het sociaal netwerk beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden;

    • c.

      Raakt de ouder dan wel het sociaal netwerk niet overbelast door het bieden van de hulp;

    • d.

      Kunnen financiële problemen ontstaan binnen het gezin doordat de hulp door de ouder wordt geboden.

Hoofdstuk 3: Regels voor pgb

Artikel 8 Algemeen

  • 1.

    Toekenning van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb vindt alleen plaats op basis van een gemotiveerd verzoek van de jeugdige of zijn ouders, door indiening van het Aanvraagformulier Gespecialiseerde Jeugdhulp en PGB budgetplan.

  • 2.

    Uit het budgetplan moet blijken:

    • a.

      wat de hulpvraag is en wat de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie zijn;

    • b.

      op welke wijze de ondersteuning zal bijdragen tot de doelen, waarvoor de maatwerkvoorziening bedoeld is;

    • c.

      welke maatwerkvoorziening met het pgb zal worden ingekocht;

    • d.

      waarom de jeugdige een pgb wenst;

    • e.

      dat de jeugdige in staat is, of met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn ouders, om als opdrachtgever op te treden, aanbieders uit te kiezen, een zorgovereenkomst met ondersteuners te sluiten, werkbriefjes en rekeningen goed te keuren en de kwaliteit van de ondersteuning te beoordelen;

    • f.

      hoe en door wie de jeugdige of zijn ouders de maatwerkvoorziening wil laten uitvoeren, en hoe hij tot deze keuze is gekomen;

    • g.

      hoe de kwaliteit van de ondersteuning en de aanbieder wordt gewaarborgd.

  • 3.

    Het pgb mag niet besteed worden aan de bemiddeling bij het aanvragen van een voorziening of aan het administratieve beheer van het pgb. Er is geen sprake van een vrij besteedbaar bedrag.

    • a.

      Het pgb wordt als volgt besteed: Het pgb kan enkel worden besteed door declaratie achteraf van de daadwerkelijk geleverde uren ondersteuning, op basis van een overeengekomen uurtarief.

    • b.

      Informele zorgverleners, zoals beschreven in Tariefstructuur PGB onder categorie D en E, kunnen het pgb ook besteden door declaratie achteraf van een overeengekomen maandloon.

  • 4.

    De jeugdige of zijn ouders is niet toegestaan om het administratieve beheer van het pgb en tegelijkertijd de levering van de maatwerkvoorziening uit te besteden aan dezelfde organisatie of persoon

  • 5.

    De jeugdige of zijn ouders overleggen bij het budgetplan een schriftelijke machtiging en verklaring dat het beheer van het pgb op verantwoorde wijze wordt uitgevoerd.

Artikel 9 Kwaliteit

  • 1.

    Bij diensten geleverd door anderen dan personen uit het sociaal netwerk moet de aanbieder aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • a.

      de organisatie of (zelfstandig) ondernemer dient als aanbieder van hulp in de zin van de Wet ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      de organisatie of ondernemer voldoet aan de eisen van de kwaliteit, zoals gesteld in hoofdstuk 4 van de Wet en het Besluit Jeugdwet;

    • c.

      de organisatie of ondernemer voldoet aan het Kwaliteitskader Jeugd. Dit blijkt onder meer uit het beschikken over:

      • i.

        een registratie bij het SKJ (Stichting Kwaliteitszorg Jeugd), of;

      • ii.

        een inschrijving in het BIG, of;

      • iii.

        een onderbouwing waarom de inzet van een niet onder punt 1. of 2. geregistreerde professionele ondersteuner verantwoord is, conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling op basis van het Kwaliteitskader Jeugd.

    • d.

      De organisatie of ondernemer voldoet aan de eisen van goed zelfstandig ondernemerschap, en:

      • i.

        heeft vervangingsplannen in geval van ziekte;

      • ii.

        voert de noodzakelijke administraties;

      • iii.

        werkt conform het arbeidstijdenbesluit en indien deze niet van toepassing is maximaal 40 uur per week.

    • e.

      de organisatie of ondernemer voldoet aan de normen voor verantwoorde zorg, zoals die voor de branche gelden;

    • f.

      er wordt gebruik gemaakt van een zorgplan met begeleidingsdoelen en termijnen als onderdeel van verantwoorde zorg en dit plan is afgestemd op de persoonlijke situatie van de jeugdige waarbij rekening is gehouden met zijn persoonskenmerken;

    • g.

      cliëntbetrokkenheid en continuïteit van zorg maken onderdeel uit van de bedrijfsvoering.

    • h.

      er is systematische kwaliteitsbewaking;

    • i.

      de (door de aanbieder in het kader van de geboden voorziening aangewezen) beroepskracht is vakbekwaam en heeft de diploma’s die noodzakelijk zijn voor een doeltreffende en efficiënte ondersteuning van de specifieke jeugdige;

    • j.

      de beroepskrachten, vrijwilligers en ervaringswerkers beschikken over een verklaring omtrent het gedrag volgens artikel 28 van de Wet Justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan zes maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de organisatie of ondernemer ging werken;

    • k.

      de organisatie of ondernemer beschikt over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en is verplicht bij (een vermoeden van) Huiselijk Geweld en Kindermishandeling contact op te nemen met Veilig Thuis voor advies of het doen van een melding;

    • l.

      de organisatie of ondernemer meldt alle calamiteiten en geweldsincidenten bij de door het college aangewezen toezichthoudende ambtenaar en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd;

    • m.

      er zijn geen feiten of omstandigheden bekend waarbij de organisatie of de ondernemer onprofessioneel gehandeld hebben, ondeskundige zorg hebben verleend en/of gehandeld hebben in strijd met relevante regelgeving.

  • 2.

    Bij diensten geleverd door personen uit het sociaal netwerk dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

    • a.

      deze persoon beschikt over een verklaring omtrent het gedrag volgens artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan zes maanden voor het tijdstip waarop betrokkene start met de uitvoering van de betreffende ondersteuning, behalve als deze persoon een ouder is;

    • b.

      deze persoon dient in staat te zijn om de gevraagde ondersteuning en kwaliteit te bieden;

    • c.

      er zijn geen aanwijzingen dat de persoon die de ondersteuning moet bieden overbelast is of dreigt te geraken;

    • d.

      er is een zorgplan met vermelding van begeleidingsdoelen en termijnen;

    • e.

      er is een afspraak over het melden van calamiteiten en geweld.

  • 3.

    Aanvullend op het gestelde in het vorige lid geldt, dat geen pgb wordt verstrekt voor een maatwerkvoorziening in de vorm van behandeling door ouders.

Artikel 10 Vaardigheden

  • 1.

    Als de jeugdige of zijn ouders een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wenst, wordt getoetst of de jeugdige of zijn ouders voldoende in staat zijn om op eigen kracht, of met behulp van het sociaal netwerk:

    • a.

      zijn eigen belangen te behartigen;

    • b.

      de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • 2.

    De toets volgens lid 1 wordt uitgevoerd aan de hand van het gesprek als bedoeld in artikel 4 en het ingevulde budgetplan.

  • 3.

    Toetsing van de vaardigheden vindt plaats op de volgende onderdelen, waarbij beoordeeld wordt of de jeugdige of zijn ouders:

    • a.

      de eigen situatie overziet en een duidelijk beeld heeft van de ondersteuningsvraag;

    • b.

      op de hoogte is van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb;

    • c.

      in staat is om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden;

    • d.

      voldoende vaardig is om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de SVB en aanbieders;

    • e.

      in staat is om zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een aanbieder te kiezen;

    • f.

      in staat is om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden aan verstrekkers van het pgb;

    • g.

      in staat is te beoordelen en beargumenteren of de geleverde hulp passend en kwalitatief goed is;

    • h.

      in staat is inzet van zorgverleners te coördineren, waardoor de zorg door kan gaan in geval van verlof of ziekte;

    • i.

      in staat is om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners te contracteren, aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren;

    • j.

      over voldoende (juridische) kennis beschikt over het werk- of opdrachtgeverschap, of weet deze kennis te vinden en te gebruiken.

  • 4.

    Als de jeugdige of zijn ouders ervoor kiezen om het pgb beheer door een derde te laten uitvoeren, geldt dat deze derde:

    • a.

      onafhankelijk moet zijn van de organisatie of persoon die de voorziening levert, en

    • b.

      voldoende nabij de jeugdige staat in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd.

Hoofdstuk 4: Bijzondere bepalingen over maatwerkvoorzieningen

Artikel 11 Individuele begeleiding op de Kinderopvang en school

  • 1.

    De maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding is bedoeld voor de jeugdige. Er worden geen groepsgerichte handelingen in de groep uitgevoerd.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding bedraagt maximaal:

    • a.

      in de Kinderopvang (leeftijd 0 tot en met 4 jaar): 4 uur per week gedurende drie maanden;

    • b.

      in het basisonderwijs: 6 uur per week gedurende vier maanden;

    • c.

      in het speciaal basisonderwijs: 6 uur per week gedurende acht maanden; in het speciaal onderwijs: 15 uur per week gedurende maximaal acht maanden;

    • d.

      in het voortgezet onderwijs: 6 uur per week gedurende maximaal vier maanden.

    • e.

      in het voortgezet speciaal onderwijs: 8 uur per week gedurende acht maanden.

  • De maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding onder b. c. d. en e. wordt niet ingezet tijdens schoolvakanties en buitenschoolse opvang.

  • 3.

    In zeer uitzonderlijke gevallen kan het college besluiten om de maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding opnieuw toe te kennen.

  • 4.

    Indien er meerdere jeugdigen in één groep of één klas over een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding beschikken, dan maakt de Kinderopvang of school samen met de aanbieder(s) een rooster zodat voorkomen wordt dat er twee hulpverleners per dag in de groep of klas aanwezig zijn.

Artikel 12 Vervangende dagbesteding binnen onderwijstijd buiten de school

  • 1.

    De maatwerkvoorziening voor vervangende dagbesteding is bedoeld voor:

    • a.

      jeugdigen van 6 tot en met 13 jaar in het basisonderwijs;

    • b.

      jeugdigen van 12 tot en met 17 jaar in het voortgezet onderwijs, waarbij er sprake is van aantoonbaar uitval binnen het onderwijs.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening voor vervangende dagbesteding bedraagt maximaal:

    • a.

      in het basisonderwijs: 16 uur per week gedurende 6 maanden;

    • b.

      in het voortgezet onderwijs: 20 uur per week gedurende 6 maanden.

      • In deze uren vallen alle vormen van jeugdhulp voor de jeugdige.

  • 3.

    In zeer uitzonderlijke gevallen kan bij afloop gekozen worden om de vervangende dagbesteding opnieuw toe te kennen.

Artikel 13 Vaktherapie

  • 1.

    Bij ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening voor vaktherapie gelden de volgende aanvullende criteria en voorwaarden:

    • a.

      vaktherapie kan enkel worden ingezet bij complexe of meervoudige problematiek als onderdeel van op aanvulling op andere maatwerkvoorzieningen ingevolgde de Wet uitgevoerd door een BIG- of SKJ geregistreerde professional;

    • b.

      wanneer er geen sprake is van een situatie als bedoeld onder a. kan vaktherapie als op zich staande maatwerkvoorziening alleen ingezet worden als:

      • i.

        het college van oordeel is dat deze voorziening nodig is en de enige oplossing is om het gewenste resultaat te bereiken;

      • ii.

        aantoonbaar geen beroep op de (aanvullende) zorgverzekering van de jeugdige mogelijk is.

      • iii.

        de in te zetten vaktherapeut dient te beschikken over een registratie bij de Stichting Register Vaktherapeutische Beroepen (SRVB);

  • 2.

    Een maatwerkvoorziening voor Vaktherapie als bedoeld in lid 1, sub b wordt verstrekt voor maximaal 600 minuten. In zeer uitzonderlijke gevallen kan het college besluiten om de maatwerkvoorziening voor Vaktherapie opnieuw toe te kennen.

Artikel 14 Logeren

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening voor logeren kan worden toegekend bij jeugdigen van minimaal zes jaar:

    • a.

      die als gevolg van hun beperking en/of stoornis permanent toezicht en zorg in de nabijheid nodig hebben, en

    • b.

      waarvan de (pleeg)ouders of verzorgers ontlast dienen te worden opdat de jeugdigen thuis of in de gezinsvervangende situatie kan blijven wonen, en

    • c.

      ontlasting niet geboden kan worden door middel van reguliere opvangvoorzieningen of inzet vanuit het netwerk.

  • 2.

    Een maatwerkvoorziening voor logeren is bedoeld voor:

    • a.

      jeugdigen die enige ondersteuningsbehoefte hebben en die behoefte hebben aan structuur en regelmaat. Bij deze jeugdigen is geen continue directe nabijheid van een begeleider noodzakelijk. Deze jeugdigen kunnen ook tijdelijk zelfstandig een activiteit ondernemen.

    • b.

      jeugdigen die een grote ondersteuningsbehoefte hebben en een grote noodzaak tot structuur en regelmaat. Bij deze jeugdigen is een continue nabijheid van een begeleider noodzakelijk. De maatwerkvoorziening wordt voor maximaal acht maanden toegekend.

  • 3.

    Een maatwerkvoorziening voor logeren wordt voor maximaal acht maanden toegekend. Binnen deze periode bedraagt de voorziening maximaal:

    • a.

      16 keer een etmaal, of

    • b.

      12 keer een etmaal met telkens een verlenging van maximaal 2 dagdelen.

  • 4.

    De maatwerkvoorziening voor logeren is bedoeld om ouders en het gezin tijdelijk te ontlasten. Hierbij worden de ouders geacht actief mee te werken aan de in de beschikking geformuleerde doelen.

Artikel 15 Vervoer

  • 1.

    Een aanvullende maatwerkvoorziening voor vervoer kan toegekend worden aan een jeugdige die beschikt over een maatwerkvoorziening voor jeugdhulp. Hierbij gelden de volgende aanvullende criteria:

    • a.

      er is sprake van een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid bij de jeugdige;

    • b.

      het betreft vervoer van of naar een jeugdhulplocatie;

    • c.

      de aanbieder biedt geen eigen vervoersregeling aan;

    • d.

      er bestaat geen recht op vervoer door middel van de voorliggende voorziening leerlingenvervoer voor (een deel van) het vervoer naar de jeugdhulplocatie;

    • e.

      de belemmering in de vervoerssituatie levert een risico op dat de jeugdige niet kan beschikken over de noodzakelijke jeugdhulp.

  • 2.

    Bij de afweging ten aanzien van de goedkoopst passende voorziening, hanteert het college onderstaande volgorde:

    • a.

      de jeugdige is in staat zelfstandig of onder begeleiding van ouders of het sociale netwerk naar de jeugdhulplocatie te fietsen;

    • b.

      de jeugdige is in staat zelfstandig of onder begeleiding van ouders of het sociale netwerk met het openbaar vervoer naar de jeugdhulplocatie te reizen;

    • c.

      de ouders of het sociaal netwerk vervoeren de jeugdige met gemotoriseerd eigen vervoer;

    • d.

      de aanbieder is in staat de jeugdhulp te leveren op het verblijfadres van de jeugdige of op een locatie die wel zelfstandig, al dan niet onder begeleiding van ouders of het sociaal netwerk, door de jeugdige kan worden bereikt.

      Pas als naar het oordeel van het college een jeugdige niet op een van de hiervoor beschreven wijzen de jeugdhulplocatie kan bereiken, kan een maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van aangepast (groeps)vervoer toegekend worden.

  • 3.

    Voor vervoer dat vanwege een medische noodzaak bij de jeugdige redelijkerwijs niet door ouders of het sociaal netwerk kan worden geboden of waarbij ouders of het sociaal netwerk niet beschikken over het benodigde vervoersmiddel, de benodigde medische apparatuur of de benodigde medische of verpleegkundige vaardigheden, kan een aanvullende maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van aangepast vervoer worden toegekend mits geen sprake is van een voorliggende voorziening.

  • 4.

    De aanvullende maatwerkvoorziening voor vervoer wordt toegekend vanaf de datum dat de jeugdhulp start, dan wel vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag voor zover het vervoer al feitelijk is gestart.

  • 5.

    Een maatwerkvoorziening voor vervoer kan als volgt worden toegekend:

    • a.

      een vergoeding voor het gebruik van openbaar vervoer en begeleiding indien sprake is van bovengebruikelijke kosten voor vervoer naar of vanaf een jeugdhulplocatie;

    • b.

      een vergoeding voor het gebruik van eigen gemotoriseerd vervoer, als sprake is van bovengebruikelijke kosten voor vervoer naar of vanaf een jeugdhulplocatie.

      Waarbij een combinatie mogelijk is.

  • 6.

    Geen maatwerkvoorziening voor vervoer wordt toegekend als de afstand voor een enkele reis naar de jeugdhulplocatie minder dan 6 kilometer bedraagt volgens de ANWB routeplanner voor de kortste reis, ongeacht het vervoersmiddel of de route die feitelijk wordt gebruikt.

  • 7.

    De gebruikelijke vervoerskosten zijn bepaald op € 30 per maand. Een vergoeding als bedoeld in lid 5 sub a en b wordt als volgt berekend:

    • a.

      Openbaar vervoer: Werkelijke kosten voor openbaar vervoer per maand – minus € 30 gebruikelijke kosten. Tot de werkelijke kosten behoren zowel de kosten voor het openbaar vervoer van de jeugdige als de kosten voor het openbaar vervoer van de begeleider voor de vervoersbewegingen waarbij de jeugdige aanwezig is. In overleg met de verwijzer wordt binnen de mogelijkheden de optimale route bepaald en vervolgens de minimale kosten voor deze route (bijvoorbeeld een U-pas, maand- of jaarkaart).

    • b.

      Eigen gemotoriseerd vervoer: Aantal contactmomenten jeugdhulp x aantal kilometers x kilometervergoeding conform tarief onbelaste kilometervergoeding belastingdienst – minus € 30,- gebruikelijke kosten.

Artikel 16 Beschermd Wonen 17+

Besluit beschermd wonen en opvang Echt-Susteren 2022 is tevens van toepassing op jeugdigen vanaf 17 jaar die ook na zijn/haar 18e recht heeft op een beschermd wonen-voorziening.

Hoofdstuk 5: Beschikking

Artikel 17 Beschikking

  • 1.

    In geval van toekenning van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking opgenomen:

    • a.

      welk resultaat beoogd wordt;

    • b.

      voor welk product of profiel de inzet geboden mag worden;

    • c.

      wat de inzet, activiteiten, duur en frequentie daarbij is.

  • 2.

    In geval van toekenning van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking opgenomen:

    • a.

      welk resultaat beoogd wordt;

    • b.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe dit is berekend;

    • c.

      wat de inzet, activiteiten, duur en frequentie is van de verstrekking van een maatwerkvoorziening waarvoor het pgb is bedoeld;

    • d.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 3.

    In geval van weigering van een aanvraag van een maatwerkvoorziening wordt dit in de beschikking gemotiveerd toegelicht.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 18 Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de jeugdige afwijken van de bepalingen van deze nadere regels als door toepassing ervan de jeugdige duidelijk onevenredig wordt benadeeld.

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De nadere regels Jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2021 worden ingetrokken.

  • 2.

    De nadere regels Jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2023 treden in werking per 1 februari 2023.

  • 3.

    Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels Jeugdhulp gemeente Echt-Susteren 2023.

Burgemeester en wethouders van Echt-Susteren,

de secretaris

de burgemeester