Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zuidplas

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Zuidplas (Damoclesbeleid)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZuidplas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Zuidplas (Damoclesbeleid)
CiteertitelBeleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Zuidplas (Damoclesbeleid)
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Beleid artikel 13b Opiumwet gemeente Zuidplas.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-09-2023nieuwe regeling

12-09-2023

gmb-2023-403244

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Zuidplas (Damoclesbeleid)

1. Inleiding

Ter bescherming van de gezondheid en openbare orde en veiligheid is strikte handhaving op overtredingen van de Opiumwet noodzakelijk , zowel vanuit het strafrecht als het bestuursrecht. Het voorkomen en bestrijden van de ondermijnende en ontwrichtende effecten van drugscriminaliteit is en blijft de komende jaren van zeer groot belang.

 

In november 2007 werd artikel 13b van de Opiumwet gewijzigd. Hiermee werd bevoegdheid aan de burgemeester toegekend om naast lokalen (bijvoorbeeld cafés of winkels), ook woningen te sluiten indien er soft- en/of harddrugs verhandeld, en/of geproduceerd worden of daarvoor aanwezig zijn. Met het sluiten van het pand, wordt de bekendheid van de locatie waar de criminele activiteiten plaatsvinden in het criminele circuit teniet gedaan. Hiermee wordt een barrière opgeworpen en het criminele ‘ondernemingsproces’ verstoord en op de bewuste locatie onmogelijk gemaakt. Bovendien wordt met een dergelijke sluiting een sterk signaal naar de omgeving afgegeven. Daarnaast heeft deze bevoegdheid een ander effect in de zin dat pandeigenaren kritischer worden bij het verhuren of beschikbaar stellen van (woon-) ruimte. Daardoor worden zij weerbaarder en zijn zij minder snel vatbaar voor chantage en/of afdreiging vanuit het criminele circuit.

 

Het sluiten van een pand of woning kan bovendien zeer van belang zijn om de rust in de omgeving terug te kunnen brengen en de openbare orde en veiligheid in de directe omgeving van het pand te herstellen. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugspanden aan- en afvoerlijnen hebben om de drugshandel en/of productie op gang te kunnen houden. Het zorgt voor toeloop van verdachte personen op ongebruikelijke tijdstippen en geregeld worden verdachte voertuigen bij drugspanden gesignaleerd. Het tast het veiligheidsgevoel ernstig aan. Ook zorgt de drugshandel voor ontwrichting in onze maatschappij doordat de veiligheid en stabiliteit in het geding komen. De wereld achter de handel en vervaardiging/productie in en van verdovende middelen als bedoeld in de Opiumwet, kent namelijk een grote mate van (excessief) geweld. Dit geweld vindt veelal uiteindelijk zijn weg naar de straat en de openbare ruimte in zijn geheel. Gewapende overvallen, zogeheten ribdeals en afrekeningen in het criminele (drugs)circuit - waaronder liquidaties -, maar ook het af laten gaan van in elkaar geknutselde explosieven bij drugspanden, vinden meermaals plaats te midden van de gewone samenleving. Gewone burgers worden daardoor blootgesteld aan een enorm gevaar. Door deze ernstige aantasting van de openbare orde en veiligheid en leefbaarheid, komt een stabiele, veilige woon- en leefomgeving in het geding.

 

Op 1 januari 2019 is artikel 13b van de Opiumwet uitgebreid met de bevoegdheid van de burgemeester om ook een last onder bestuursdwang te kunnen opleggen, als er voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, de zogenaamde voorbereidingshandelingen. Hierbij kan gedacht worden aan onder andere het aantreffen van versnijdingsmiddelen, kweektenten, geldtelmachines of drugsverpakkingen.

 

Hoewel de gemeente Zuidplas zich kenmerkt door het ‘open’ dorpse karakter met buurtschappen omgeven door een groot buitengebied, ligt Zuidplas in een verstedelijkt gebied met de hoogste bevolkingsdichtheid van Nederland. Grote steden zijn kortbij gelegen en snel bereikbaar via snelwegen die de gemeente doorkruisen. Ook ligt bijvoorbeeld de Rotterdamse haven op zeer korte afstand en is de rivier de IJssel een grote vaarroute die een eenvoudige waterverbindingen tussen Zuidplas en de havens met zich meebrengt. Zuidplas wordt mede daardoor steeds meer geconfronteerd met stedelijke problematiek en blijkt kwetsbaar voor criminele activiteiten. Het buitengebied is uitgestrekt en blijkt aantrekkelijk voor het ontplooien van criminele (drugs)activiteiten. Dat tezamen neemt significante risico’s op het gebied van veiligheid en leefbaarheid met zich mee en maakt anticiperen op deze gebieden dan ook noodzakelijk.

 

Daadkrachtig optreden tegen ondermijnende criminaliteit is daarom erg belangrijk. Daarbij wordt ook het doel van artikel 13b Opiumwet nagestreefd: preventie en beheersing van de uit drugsgebruik voorvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en het voorkomen van de nadelige effecten van de handel voor samenleving in Zuidplas.

 

1.1 Doel

De uitwerking van artikel 13b Opiumwet wordt vervat in deze beleidsregels. De beleidsregels geven aan op welke wijze en wanneer de burgemeester gebruik maakt van zijn bevoegdheid ex. artikel 13b Opiumwet.

 

Het toepassen van (al dan niet spoedeisende) bestuursdwang is er in beginsel op gericht de productie en/of teelt van en/of de handel in drugs in, bij of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden. De toepassing is dan ook meer gericht op de locatie en in mindere mate op de belanghebbende(n). Het toepassen van bestuursdwang heeft geen punitief, maar een herstellend karakter. Het is een herstelsanctie en is uitdrukkelijk dan ook niet bedoeld als strafmaatregel. Bestuursdwang is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel vanuit een woning of een lokaal. Ook zorgt het toepassen van bestuursdwang dat barrières worden opgeworpen voor het criminele circuit om herhaling van de overtreding te voorkomen.

 

Hieruit voortkomende nevendoelstellingen zijn:

  • -

    Het herstellen van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning en/of het lokaal;

  • -

    Het herstellen van de (dreigende) verstoring en/of aantasting van de openbare orde en veiligheid;

  • -

    De bekendheid van het pand in het drugscircuit als drugspand te doorbreken;

  • -

    Verhinderen dat de woning of het lokaal (nog) wordt gebruikt ten behoeve van (georganiseerde) drugshandel en het drugscircuit;

  • -

    Het opwerpen van barrières om het voortduren en/of herhaling van overtredingen te voorkomen;

  • -

    Een signaal afgeven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn;

  • -

    Het voorkomen van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en Zuidplas onaantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor drugshandel en -productie.

Het bereiken van één van bovenstaande doelen is doorgaans voldoende reden om handhavend op te treden. Dit zal ook onderbouwd worden in een te nemen bestuursdwangbesluit.

 

1.2 Integrale aanpak

Het bestuursrecht en strafrecht werken in de handhaving van de Opiumwet complementair aan elkaar. De integrale aanpak van de drugshandel is onder meer een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gemeente (burgemeester), politie en het Openbaar Ministerie. Bij de aanpak van drugshandel en/of daaraan te relateren voorbereidingshandelingen, hennepteelt en productie van synthetische drugs worden naast strafrechtelijke sancties ook bestuursrechtelijke sancties ingezet (tweesporenbeleid). Strafrechtelijke sancties richten zich louter tegen de bij illegale drugshandel en/of daaraan te relateren voorbereidingshandelingen betrokken personen. Het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel en/of daaraan te relateren voorbereidingshandelingen wordt met strafrechtelijke sancties niet bereikt en wordt daarmee primair ook niet beoogd.

 

Bestuursrechtelijke sancties richten zich daarentegen tegen de bij de overtreding van de Opiumwet betrokken woningen of lokalen, waardoor het beëindigen, opheffen en/of voorkomen van herhaling van de illegale drugshandel en/of daaraan te relateren voorbereidingshandelingen kan worden bereikt.

 

Het moment van inbeslagname van drugs, voorwerpen en/of stoffen door de politie en het toepassen en effectueren van de bestuursrechtelijke sancties door de gemeente kan enige tijd uit elkaar liggen, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. De gemeente moet zich immers een goed beeld vormen van de bij een besluit betrokken belangen. Dit is noodzakelijk om vervolgens de betrokken belangen tegen elkaar uitermate zorgvuldig af te wegen. Dat er niet direct na de inbeslagname door de politie door de gemeente wordt opgetreden, betekent dus niet dat er geen reden meer is om bestuursrechtelijke sancties te nemen, zoals het opleggen van een last onder bestuursdwang.

 

Daarnaast hebben binnen de politie-eenheid Den Haag gemeenten, Openbaar Ministerie en politie het convenant “Aanpak Drugscriminaliteit eenheid Den Haag 2020-2024” afgesloten met netbeheerders, drinkwaterbedrijven, woningcorporaties en particuliere verhuurders. Dit convenant heeft betrekking op de informatie-uitwisseling tussen de partijen bij dat convenant om in onderlinge afstemming maatregelen te kunnen nemen ter voorkoming en bestrijding van gevaarlijke situaties en illegale verwerking, productie, opslag van en handel in drugs.

2. Juridisch kader en uitgangspunten

De bevoegdheid van de burgemeester, om in geval van de aanwezigheid van drugs of voorwerpen of stoffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, op te treden, is opgenomen in artikel 13b van de Opiumwet. Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I), artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II), artikel 10a (verbod op voorbereidingshandelingen harddrugs) en artikel 11a (verbod op voorbereidingshandelingen softdrugs) Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen.

 

Artikel 13b Opiumwet

 

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      Een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      Een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunde, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Voor de overige relevante wetsartikelen, wordt verwezen naar bijlage 1 van deze beleidsregel.

 

2.1 Afwijkingsbevoegdheid (Hardheidsclausule)

De bevoegdheid van de burgemeester tot het opleggen van een last onder bestuursdwang krachtens artikel 13b van de Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Het kan zijn dat zich omstandigheden voordoen waarin het volgen van deze beleidsregel onredelijke gevolgen heeft. In die gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het bepaalde in deze beleidsregel. Per dossier wordt uitdrukkelijk gekeken of volstaan kan worden met de maatregel die genoemd is in de toepasselijke matrix uit 3.2. van deze beleidsregel en wordt beoordeeld of er sprake is van bijzondere omstandigheden die tot afwijking van de beleidsregels moeten leiden.

 

De maatregelen genoemd in de matrixen zijn het uitgangspunt. In voorkomende gevallen kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van het beleid en een zwaardere maatregel opleggen door, bijvoorbeeld vanwege de ernst en omvang van de overtreding, stappen over te slaan of een langere sluitingstermijn te hanteren. Anderzijds kunnen bijzondere omstandigheden ertoe leiden dat de burgemeester een lichtere maatregel neemt dan de beleidsregel voorschrijft. Er moet sprake zijn van zwaarwegende redenen waarbij het van belang is dat deze omstandigheden zijn onderbouwd met objectieve gegevens/ stukken.

 

2.2 Gronden voor sluiting

Handelsvoorraad drugs

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het tegendeel dient door een aangemerkte overtreder zelf aannemelijk te worden gemaakt.

 

Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’1. Overigens is het wel belangrijk dat de noodzaak voor een sluiting moeten worden gemotiveerd2.

 

Voorbereidingshandelingen

De burgemeester heeft tevens de sluitingsbevoegdheid ex. artikel 13b Opiumwet wanneer in een pand voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het telen en/of bereiden van drugs. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen ten behoeven van het telen, bereiden, vervaardigen, extraheren, versnijden, verpakken, etc. van drugs. Dit zijn zogenoemde voorbereidingshandelingen.

 

De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester heeft alleen betrekking op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a en 11a Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige en/of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit kan al blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie. Daarnaast kan dit ook blijken uit bijvoorbeeld tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek, alsook meldingen.

 

Niet alle op grond van artikel 10 of 11a Opiumwet strafbare voorbereidingshandelingen wegen mee. Alleen het in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden hebben van de hierboven genoemde voorwerpen of stoffen, verschaffen de bevoegdheid aan de burgemeester om over te gaan tot bestuurlijke sluiting. Dit is niet het geval bij het aantreffen van (uitsluitend) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 Opiumwet3.

 

2.3 Objectgericht karakter van de maatregel

In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, exploitant, huurder, gebruiker, bewoner of een derde de overtreding heeft begaan. Zo is het risico dat een verhuurd pand op grond van artikel 13b Opiumwet wordt gesloten verbonden aan het verhuren van een pand4. Dat de verhuurder niet op de hoogte was van de drugshandel levert evenmin een bijzondere omstandigheid op die zou moeten leiden tot het oordeel dat de burgemeester van zijn beleid moet afwijken5. Voor exploitanten van horeca of detailhandel geldt eveneens dat de omstandigheid dat de exploitanten geen wetenschap hebben van de aanwezigheid van drugs in het lokaal en hen geen verwijt treft, niet afdoet aan de bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van het lokaal6. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden.

 

Een wijziging in de huursituatie of de eigendomsoverdracht van een pand wordt in beginsel niet als relevant beschouwd indien dit wordt gerealiseerd nadat een overtreding van de Opiumwet geconstateerd is. De reden hiervoor is dat de verhuurder/eigenaar niet met het plaatsen van andere huurders of verkoop van de woning onder de genoemde last kan uitkomen. Het kan immers op dat moment nog steeds noodzakelijk zijn de openbare orde in de directe omgeving van het betrokken pand te herstellen. Het enkel plaatsen van nieuwe huurders of bewoners leidt niet tot het voorkomen van herhaling van een met de Opiumwet strijdige situatie.

 

2.4 Rechtsbescherming

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang is aan te merken als een besluit in de zin artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: “Awb”. In de Awb zijn procedurele waarborgen opgenomen met betrekking tot bestuursdwang. Het gaat daarbij onder meer om vereisten aan de motivering en bekendmaking van het besluit en de (zorgvuldige) voorbereiding. Daarnaast gelden uiteraard de bepalingen over bezwaar en beroep.

 

2.5 WKPB-register

Een besluit tot toepassing van bestuursdwang, is een beperkingsbesluit dat valt onder de ‘Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken’. Het besluit wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening die op deze wet is gebaseerd. Wanneer de sluiting wordt opgeheven of wanneer de sluitingstermijn afloopt, wordt dit aangepast in het WKBP-register.

 

2.6 Kostenverhaal

De kosten van de sluiting van een woning of lokaal kunnen de overtreder redelijkerwijs geheel of gedeeltelijk worden toegerekend (artikel 5:25 Awb)

 

2.7 Minderjarigen

Indien een woning wordt gesloten en daarbij sprake is van minderjarige bewoners of betrokkenen, wordt door de politie hiervan melding gedaan bij Veilig Thuis.

 

2.8 Overige bewoners

Bij panden die aan verschillende personen worden verhuurd, zoals kamerverhuurpanden, kan worden overgegaan tot gedeeltelijke sluiting door middel van sluiting van afzonderlijke kamers of een gedeelte van het pand. Het niet gesloten deel van het pand blijft dan toegankelijk voor de overige bewoners. Hierdoor worden bijvoorbeeld medebewoners, die niets met de overtreding te maken hebben, niet onnodig getroffen door het besluit.

 

2.9 Huisraad, huisdieren, alternatieve huisvesting

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last onder bestuursdwang omvat ook het zorgdragen voor eventuele dieren in de woning of het lokaal. Dat betekent dat indien na verloop van de begunstigingstermijn dieren aanwezig zijn in de woning, bij de uitoefening van de bestuursdwang de dieren zullen worden verwijderd en opgevangen. De kosten worden vervolgens verhaald op degene tot wie het besluit tot sluiting is gericht.

 

Indien betrokkenen acuut op straat staan, binnen hun netwerk geen onderdak kunnen vinden, niet zelfredzaam zijn en geen financiële middelen hebben om ergens te overnachten, kunnen zij zich melden bij een regionale daklozenopvang.

3. Handhaving

De bestuursrechtelijke handhaving van artikel 13b Opiumwet bestaat uit het opleggen van een herstelsanctie. De sanctie is erop gericht om de overtreding geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of te beëindigen en de gevolgen van een overtreding weg te nemen of te beperken, alsook herhaling van de overtreding te voorkomen. Wanneer welke sanctie wordt toegepast is weergegeven in de handhavingsmatrix.

 

Sluiting van woningen grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n) dan sluiting van lokalen, waardoor onderscheid wordt gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer. De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een pand (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning wordt en kan worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit constatering van de feitelijke situatie ter plaatse zoals vastgesteld door de politie.

 

3.1 Toetsingskader7

Wanneer tot sluiting van een pand wordt besloten, wordt getoetst aan het rechterlijke toetsingskader dat voortkomt uit de overzichtsuitspraak van de Raad van State uit 20198 en de uitspraak van de Raad van State uit 20229, namelijk: het bevoegdheidsvraagstuk en het evenredigheidsvraagstuk.

 

Bevoegdheidsvraagstuk

De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassing van artikel 13b van de Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. In deze beleidsregel is vastgesteld op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid omgaat.

 

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State10 om de woorden ‘daartoe aanwezig’ in artikel 13b eerste lid onder a van de Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Er mag dan worden aangenomen dat het pand een rol vervult binnen de keten van drugshandel. In de afwegingen om een pand te sluiten zal wel meegenomen moeten worden in hoeverre er daadwerkelijk sprake was van overlast of feitelijke drugshandel. Dit bepaalt mede of een sluiting evenredig is11.

 

Om te bepalen wanneer sprake is van een ‘handelshoeveelheid’ wordt aangesloten bij de door het OM toegepaste criteria, zie hiervoor paragraaf 2.2 van deze beleidslijn. Wanneer er geen sprake is van een handelshoeveelheid drugs, maar uit onderzoek van de politie wel blijkt dat een pand gebruikt is om handelsafspraken te maken ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking van drugs, valt dit ook onder de werking van artikel 13b Opiumwet12.

 

Er zijn twee uitzonderingen, waarbij de burgemeester geen gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om op te treden:

 

  • 1.

    Als drugs voor eigen gebruik zijn;

De bevoegdheid van de burgemeester ontbreekt als de betrokkene aannemelijk maakt dat de aangetroffen drugs bestemd zijn voor eigen gebruik. Het gaat hier dan altijd om gebruikershoeveelheden.

 

De betrokkene slaagt hierin als13:

  • -

    Slechts een geringe overschrijding van de toegestane gebruikershoeveelheid wordt aangetroffen;

  • -

    Hij een helder en consistent betoog heeft over zijn eigen gebruik;

  • -

    Geen andere zaken in het pand zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel;

  • -

    Niets is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden.

 

  • 2.

    Als er geen verband bestaat tussen de overtreding en het te sluiten pand.

De bevoegdheid van de burgemeester ontbreekt ook als er geen verband bestaat tussen de overtreding en het te sluiten pand 14. Dit verband kan bijvoorbeeld ontbreken als de drugs ergens anders zijn aangetroffen dan de locatie die de burgemeester wil sluiten. Er moet dan worden beoordeeld of sprake is van een directe relatie tussen de aangetroffen drugs en het te sluiten pand. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie dat een cafébezoeker op de parkeerplaats van het café wordt aangehouden vanwege drugshandel. De burgemeester zal dan de relatie tussen de aangetroffen drugs of drugshandel, de belanghebbende en het café moeten aantonen om het café te kunnen sluiten.

 

Ook kan het voorkomen dat een pand uit meerdere ruimtes bestaat, die zowel functioneel als bouwkundig van elkaar te onderscheiden zijn. De bevoegdheid van de burgemeester strekt dan vaak niet verder dan de ruimte waarin de overtreding is begaan15. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een café met een bovenwoning of een woning met inpandige garage, die als woonruimte wordt verhuurd.

 

Evenredigheidstoetsing: geschiktheid, noodzakelijkheid en evenredigheid

Geschiktheid

De maatregel die wordt opgelegd, moet geschikt zijn om het gestelde doel te bereiken. Het doel van gebruikmaking van de bevoegdheid ex. artikel 13b Opiumwet, is het beëindigen van de overtreding en het voorkomen van herhaling daarvan. In paragraaf 1.1. van deze beleidsregels staan de nevendoelstellingen beschreven. Indien (één van) deze doelstellingen ook van toepassing is, zal onderbouwd worden waarom de opgelegde maatregel geschikt is om (één van) deze doelstellingen te halen.

 

Noodzakelijkheid

Om de noodzakelijkheid van een sluiting van een woning of lokaal te bepalen wordt gekeken naar de ernst en omvang van de overtreding.

 

Ernst en omvang

Het sluiten van een woning grijpt meer in en raakt de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n) dan dat dit het geval is bij het sluiten van een lokaal. Bij zowel het sluiten van een woning als een lokaal, wordt de ernst van de overtreding onderzocht. Het uitgangspunt is dat wanneer er sprake is van een eerste overtreding bij een woning, er niet overgegaan wordt tot een sluiting tenzij er sprake is van een ernstige situatie. Wanneer een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen, is dit per definitie een ernstig geval.

 

Om de ernst van de situatie te bepalen wordt eerst gekeken naar de hoeveelheid van de aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet. Voor het vaststellen van een handelshoeveelheid worden hier de richtlijnen uit de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie gehanteerd. Wanneer er sprake is van een overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik en er dus sprake is van een handelshoeveelheid, mag worden aangenomen dat:

  • -

    de drugs is bestemd voor verstrekking, aflevering en/of verkoop;

  • -

    er sprake is van handel in verboden middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet.

Daadwerkelijke verstrekking, aflevering of verkoop hoeft niet aangetoond te worden.

 

Bij het aantreffen van een gebruikershoeveelheid drugs wordt er geen bestuurlijke maatregel getroffen. Als er bij een eerste constatering sprake is van een geringe overschrijding van de gebruikershoeveelheid drugs, wordt onderzocht of de hoeveelheid nog steeds bestemd is voor eigen gebruik of dat bijkomende omstandigheden het vermoeden opleveren dat de hoeveelheid aanwezig is voor handel. Indien er bijvoorbeeld 2-3 xtc-pillen worden aangetroffen, wordt een woning in beginsel niet gesloten. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken indien er indicaties/omstandigheden aanwezig zijn waardoor de situatie toch als ernstig wordt gekwalificeerd.

 

De burgemeester betrekt bij zijn overwegingen of sprake is van een ernstige situatie, naast de hoeveelheid aangetroffen middelen, de volgende indicatoren:

  • 1.

    De mate waarin de woning of het lokaal betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband;

  • 2.

    De mate van beroeps- en/of bedrijfsmatige handel in verdovende middelen, blijkend uit de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, versnijdingsmiddelen, grote som(men) (handels) geld, weegschaal en assimilatielampen;

  • 3.

    Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • 4.

    Er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • 5.

    Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • 6.

    Er zijn aanwijzingen dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

  • 7.

    Er is sprake van recidive;

  • 8.

    Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

  • 9.

    De mate van overlast;

  • 10.

    De woning, het lokaal of het daarbij behorende erf ligt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare (woon)wijk;

  • 11.

    De aannemelijkheid dat behalve de woning, het lokaal of het daarbij behorende erf, er nog één of meer locatie(s) betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als de aanwezigheid van de drugs hierop duidt;

  • 12.

    Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband. Dit kunnen bijvoorbeeld verklaringen of meldingen zijn van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren en dergelijke.

Deze lijst is niet limitatief en in aanvulling op voorgaande indicatoren, wordt in de situatie dat geen handelshoeveelheid wordt aangetroffen, maar er wel sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen, rekening gehouden met de volgende indicatoren:

  • 13.

    De aard van de stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van (een) chemische stof(fen), apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs;

  • 14.

    De mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor handel in drugs;

  • 15.

    De combinatie van aangetroffen stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor (grootschalige) verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn (grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen, etc.);

  • 16.

    De hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen;

  • 17.

    Mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld of gebruikt kunnen worden;

  • 18.

    De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden. Hierbij kan gedacht worden aan een buurt die door drugscriminaliteit reeds zwaar onder druk staat of het gevaar dat een drugslaboratorium met zich meebrengt.

Feitelijke handel

In verband met de ernst en omvang van de overtreding is het belangrijk of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit een pand werden verhandeld. Het aanwezig hebben van de handelsvoorraad is voldoende om aan te nemen dat het voor verkoop is bestemd. Om aan te nemen dat er ook daadwerkelijk vanuit een lokaal drugs werd verhandeld en over te kunnen gaan tot sluiting van een lokaal, zeker bij een woning, is er meer nodig. De burgemeester zal meer omstandigheden moeten aanvoeren die wijzen op de handel vanuit het lokaal tot een (langere) sluiting over te kunnen gaan. Hierbij kan gedacht worden aan het aanwezigheid hebben van attributen als bijvoorbeeld weegschalen en verpakkingsmaterialen, maar ook verklaringen van bewoners (ook bijvoorbeeld overlastmeldingen die wijzen op handel vanuit de woningen), een ‘loop’ naar het lokaal en/of waarnemingen van feitelijke handel16.

 

Evenredigheid

Vervolgens wordt beoordeeld of er omstandigheden zijn die maken dat de feitelijke sluiting onevenredig is ten opzichte van het doel van de sluiting. Daarvoor moet er sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak zijn de volgende factoren in dat kader van belang.

 

Verwijtbaarheid van belanghebbende(n)

Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden en de openbare orde in de omgeving te herstellen en herhaling te voorkomen. In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, verhuurder, huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. De toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is gericht op het pand (locatie) en niet op de persoon of belanghebbende. Een maatregel kan wel onevenredig zijn als blijkt dat de belanghebbende geen verwijt van de overtreding kan worden gemaakt.

 

Een huurder/gebruiker van een pand kan en mag in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor hetgeen in zijn woning plaatsvindt en/of wat daarin wordt aangetroffen. Aan een betrokkene kan geen verwijt worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs en/of voorbereidingshandelingen.

 

Van een pandeigenaar die een pand verhuurt, wordt verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van het pand wordt gemaakt. Uit de rechtspraak volgt dat concreet toezicht gehouden moet worden op het gebruik van het pand. Een bezoek aan het pand alleen is niet genoeg, er moeten ook aantoonbare controles uitgevoerd worden die zijn gericht op het gebruik van het pand17. Ook voor de (hoofd) bewoner geldt dat hij toezicht moet houden: Dit kan door bijvoorbeeld regelmatig slaapkamers te controleren. Wel zal de burgemeester moeten motiveren welk verwijt de pandeigenaar of hoofdbewoner die door de sluiting wordt getroffen, wordt gemaakt18.In de bestuursrechtelijke procedure hoeven geen strafrechtelijke bewijsregels in acht genomen te worden. Er kan mag in beginsel worden uitgegaan van het feitencomplex en de aannemelijkheid van de overtreding die naar voren is gekomen uit het proces-verbaal van de politie, eventueel aangevuld met een rapportage van de toezichthouder.

 

Mocht een verhuurder/eigenaar al maatregelen getroffen hebben, zoals ontbinden van de huurovereenkomst voordat verhuurder/eigenaar op de hoogte was van de inval van de politie19 of bijvoorbeeld zelf de politie gebeld hebben dan kan er sprake zijn van een verminderde verwijtbaarheid20;

 

Gevolgen van de sluiting

Zowel gebruikers als eigenaren hebben er belang bij dat een pand openblijft. De wetgever heeft bewust lokalen en woningen onder het regime van artikel 13b van de Opiumwet gebracht. Het is inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit verstrekkende gevolgen kan hebben voor de eigenaren en gebruikers.

 

De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid zijn echter dermate ernstig, dat herstel daarvan vanuit het algemeen belang in ieder geval zwaarder worden geacht dan enkel het individuele (financiële) belang van betrokkenen. Het financiële nadeel ten gevolge van een sluiting, is een voorzienbaar gevolg. Het is geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester van bestuurlijke sluiting zou moeten afzien.

 

Bij het opstellen van deze beleidsregels is onderkend en meegewogen dat specifiek bij een woningsluiting de bewoners tijdelijk elders moeten verblijven en dat dit een ingrijpende maatregel is. Bewoners dienen in beginsel zelf voor alternatieve huisvesting te zorgen. Men heeft immers een bepaald risico genomen door zich (wederom) in te laten met de productie en/of handel in drugs en de gevolgen voor die keuze mogen voor de betreffende bewoner(s) worden gelaten. De burgemeester zal zich bij de besluitvorming conform vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak wel rekenschap dienen te geven van de mogelijkheden van alternatieve huisvesting. Als vangnet kan een bewoner wiens woning gesloten wordt terecht bij de maatschappelijk opvang in Gouda. Het kan voorkomen dat de bewoner een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld in verband met medische redenen. In dat geval kijkt de burgemeester bij de uitoefening van zijn bevoegdheid of de gevolgen van de sluiting in het concrete geval niet onevenredig zijn.

 

Aanwezigheid van minderjarige kinderen

Ook de aanwezigheid van minderjarige kinderen is een omstandigheid die meeweegt bij de beoordeling of een sluiting in het concrete geval niet onevenredig is, al is de aanwezigheid op zichzelf geen reden om niet tot sluiting over te mogen gaan21. De burgemeester zal in het besluit de afwegingen en zijn inspanningen benoemen. In beginsel zijn de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Er geldt dat de burgemeester zich dient te informeren of er een alternatief (tijdelijk) onderkomen is of kan worden gevonden en er gekeken moet worden in hoeverre de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om vervangend te regelen22.

 

3.2 Handhavingsmatrix

De handhavingsstappen die genomen worden, zijn vastgelegd in deze beleidsregels. De zwaarte van de te treffen maatregelen sluiten aan op de ernst van de overtreding. Dit betekent bijvoorbeeld dat bij herhaling van een overtreding de duur van de sluiting langer is. Deze keuze is gemaakt omdat de bekendheid van het verkooppunt of de locatie groter zal zijn en eerder opgelegde maatregel kennelijk niet voldoende is geweest om herhaling van de overtreding te voorkomen of herstel van de oude situatie te bewerkstelligen. Ten aanzien van (aan) harddrugs (gerelateerde strafbare voorbereidingshandelingen) geldt een zwaardere maatregel dan ten aanzien van (aan) softdrugs (gerelateerde strafbare voorbereidingshandelingen).

3.2.1 Woningen

Matrix sluitingsduur met betrekking tot ‘woning en /of bijbehorend erf’

Aanwezigheid softdrugs of voorbereidingshandelingen

Uitgangstermijn

Ernstige situatie

1e overtreding

Waarschuwing / Last onder dwangsom

Voor de hoogte van dwangsom: zie hieronder onder A t/m C.

Sluiting voor een periode van maximaal 6 maanden.

2e overtreding

Invordering van dwangsom + sluiting voor een periode van 3 maanden.

Invordering van dwangsom + Sluiting voor een periode van maximaal 12 maanden.

3e overtreding (en evt. daarop volgende overtredingen)

Sluiting voor een periode van 9 maanden

Sluiting voor een periode van maximaal 18 maanden.

 

A. De hoogte van de last wordt bepaald door het aantal hennepplanten:

Hoeveelheid

hoogte dwangsom

Van 6 tot 50 planten

€ 12.500

Van 50 tot 200 planten

€ 25.000

Van 200 tot 750 planten

€ 50.000

Vanaf 750 planten

€ 75.000

 

B. De hoogte van de last wordt bepaald door het aantal aangetroffen grammen softdrugs:

Hoeveelheid

Hoogte dwangsom

5 – 30 gram

€ 1.275

30 – 50 gram

€ 3.500

50 – 100 gram

€ 7.000

100 – 150 gram

€ 10.500

150 – 200 gram

€ 14.000

200 gram – 6 kilogram

€ 25.000

6 kilogram – 22,5 kilogram

€ 50.000

Vanaf 22,5 kilogram

€ 75.000

Het doel van de last en het daaraan gekoppelde geldbedrag, is dat er een voldoende afschrikwekkend effect van uitgaat, zodat voorkomen wordt dat er herhaling van overtreding van de Opiumwet plaatsvindt. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom onder B. is de omrekentabel uit de standaardberekening en normen, update 1 juni 2016, in geval van “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Functioneel Parket betrokken. Als in de Aanwijzing Opiumwet uitgegaan wordt van een andere minimale handelshoeveelheid softdrugs dan bij hennep, waar in tabel B vanuit wordt gegaan, wordt de hoogte van de dwangsom hierop aangepast.

 

C. De hoogte van het geldbedrag, gekoppeld aan de last bij een aangetroffen voorwerp of stof als bedoeld in artikel 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet wordt bepaald op € 25.000.

Bij een dergelijke overtreding is vereist dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen voor grootschalige hennepteelt. Aangezien het, gelet op de handhavingsmatrix in deze beleidsregel, dan alleen gaat om een dwangsom voor voorwerpen of stoffen ten behoeve van grootschalige hennepteelt (van een grote hoeveelheid is sprake bij meer dan 500 gr hennep, 200 hennepplanten of 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet), maar geen hennep werd aangetroffen, wordt er in beginsel aangesloten bij de dwangsom zoals die geldt in het geval er van 50 tot 200 hennepplanten worden aangetroffen. Een hoger bedrag kan echter worden opgelegd als verzwarende omstandigheden daar aanleiding toe geven.

 

Aanwezigheid harddrugs of voorbereidingshandelingen

Uitgangstermijn

Ernstige situatie

1e overtreding

Sluiting voor een periode van 3 maanden

Sluiting voor een periode van maximaal 12 maanden.

2e overtreding

Sluiting voor een periode van 9 maanden

Sluiting voor een periode van maximaal 18 maanden.

3e overtreding (en evt. daarop volgende overtredingen)

Sluiting voor een periode van 15 maanden

Sluiting voor een periode van maximaal 24 maanden.

3.2.2. Lokalen

Matrix sluitingsduur m.b.t. “voor het publiek toegankelijk lokaal (niet zijnde een woning) en/of bijbehorend erf met uitzondering van coffeeshops”

Aanwezigheid softdrugs of voorbereidingshandelingen

Uitgangstermijn

Ernstige situatie

1e overtreding

Sluiting voor een periode van 3 maanden.

Sluiting voor een periode van maximaal 12 maanden.

2e overtreding

Sluiting voor een periode van 6 maanden.

Sluiting voor een periode van maximaal 18 maanden.

3e overtreding (en evt. daarop volgende overtredingen)

Sluiting voor een periode van 12 maanden.

Sluiting voor een periode van maximaal 24 maanden.

 

Aanwezigheid harddrugs of voorbereidingshandelingen

Uitgangstermijn

Ernstige situatie

1e overtreding

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van maximaal 15 maanden.

2e overtreding

Sluiting voor een periode van 9 maanden

Sluiting voor een periode van maximaal 24 maanden

3e overtreding (en evt. daarop volgende overtredingen)

Sluiting voor een periode van 18 maanden

Sluiting voor een periode van maximaal 48 maanden

 

Matrix sluitingsduur m.b.t. “niet voor het publiek toegankelijk lokaal (niet zijnde een woning) en/of bijbehorend erf met uitzondering van coffeeshops”

Aanwezigheid softdrugs of voorbereidingshandelingen

Uitgangstermijn

Ernstige situatie

1e overtreding

Sluiting voor een periode van 3 maanden.

Sluiting voor een periode van 6 maanden.

2e overtreding

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van 12 maanden

3e overtreding (en evt. daarop volgende overtredingen)

Sluiting voor een periode van 24 maanden

Sluiting voor een periode van 32 maanden

 

Aanwezigheid harddrugs of voorbereidingshandelingen

Uitgangstermijn

Sluitingstermijn

1e overtreding

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van 9 maanden.

2e overtreding (en evt. daarop volgende overtredingen) binnen 5 jaar

Sluiting voor een periode van 12 maanden

Sluiting voor een periode van 18 maanden

3e overtreding (en evt. daarop volgende overtredingen) binnen 5 jaar na eerdere overtreding

Sluiting voor een periode van 32 maanden

Sluiting voor een periode van 48 maanden

 

Samenloop

Bij cumulatie van op te leggen maatregelen op grond van dit beleid (bijvoorbeeld als sprake is van zowel hard- als softdrugs) geldt de zwaarste maatregel. Maatregelen worden niet bij elkaar opgeteld (cumulatieverbod Awb).

 

Toepassing van de bevoegdheden op grond van de Opiumwet staat daarentegen toepassing van andere college- of burgemeestersbevoegdheden, zoals het intrekken van een exploitatie- en of een Alcoholwetvergunning, niet in de weg23.

 

Recidive

Indien gedurende vijf jaar na een overtreding geen nieuwe constatering plaatsvindt op hetzelfde adres, zal die overtreding als afgedaan worden beschouwd. Wel kan een eerdere overtreding bij een volgende constatering een rol spelen bij de onderbouwing van de aannemelijkheid van drugshandel in of vanuit een woning of bij het beoordelen van de evenredigheid van een maatregel.

 

Bij woningen/lokalen blijven de overtredingen op het adres staan als het nieuwe huurders of eigenaren betreft (als eerder op het adres een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen). Er is immers sprake van een objectgerichte maatregel, zoals eerder in deze beleidsregel vermeld. Wel zal bij de afwegingen onderzocht worden in hoeverre de recidive te verwijten is aan de nieuwe eigenaar/huurder. Het belang een object gesloten te houden kan om andere moverende redenen wel prevaleren, ondanks dat blijkt dat een nieuwe eigenaar/huurder geen betrokkenheid naar de overtreding heeft.

4. Betreden gesloten verklaard pand

Artikel 2.41, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Zuidplas (hierna APV) verbiedt een krachtens artikel 13b van de Opiumwet een gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden of zich daarin of daarop te bevinden. Op grond van dit artikel is de burgemeester bevoegd om hiervan een ontheffing te verlenen.

 

Om voor een ontheffing in aanmerking te komen zal een schriftelijk en gedetailleerd verzoek moeten worden ingediend door een eigenaar of huurder, andere bewoners of exploitant(en) van het pand (of een door hem/haar/hen gemachtigd persoon). In dit verzoek zal in ieder geval duidelijk moeten staan voor wie de ontheffing moet gelden, voor welk doel de ontheffing wordt aangevraagd en voor welke periode. De burgemeester oordeelt of het betreden van het pand dermate noodzakelijk en dringend is dat het aflopen van de sluitingstermijn niet kan worden afgewacht. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het op verzoek van de hypotheekverstrekker laten bezoeken van een taxateur om de waarde van het pand te bepalen.

 

Een ontheffing van een sluiting wordt verleend voor een door de burgemeester te bepalen maximale tijdsduur en uitsluitend onder kantoortijden op werkdagen. Aan het verlenen van de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden, onder meer ter bescherming van de eigenaar of huurder van het pand ofwel het voorkomen van strafbare feiten. Er wordt geen sleutel overhandigd. Er zal van gemeentewege toezicht worden gehouden tijdens het gebruik van de ontheffing. Na afloop van de termijn waarbinnen de ontheffing geldt, of zoveel eerder als betrokkene zelf aangeeft, wordt het pand weer van gemeentewege gesloten.

5. Overgangsrecht

Waarschuwingen gegeven vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel blijven onverkort van kracht en ook hiervoor geldt dat deze niet meer meetellen zodra vijf jaar is verstreken na de gegeven waarschuwing.

6. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking en kan worden aangehaald als:

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Zuidplas (Damoclesbeleid)

 

Met het vaststellen van deze beleidsregel wordt het ‘Beleid artikel 13b Opiumwet gemeente Zuidplas’, zoals vastgesteld op 11 februari 2013 ingetrokken;

Aldus vastgesteld op 12 september 2023

De burgemeester van gemeente Zuidplas,

J.F. Weber

Bijlage 1 wetsartikelen

 

Artikel 2 Opiumwet

Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:

  • A.

    Binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

  • B.

    Te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;

  • C.

    Aanwezig te hebben;

  • D.

    Te vervaardigen.

Artikel 3 Opiumwet

Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:

  • A.

    Binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

  • B.

    Te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;

  • C.

    Aanwezig te hebben;

  • D.

    Te vervaardigen.

Artikel 3a lid 5 Opiumwet

Indien naar het oordeel van Onze Minister handelingen als bedoeld in artikel 2 of 3 ten aanzien van een middel onverwijld moeten worden verboden en de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste of tweede lid niet kan worden afgewacht, kan het middel daartoe bij ministeriële regeling worden aangewezen. Onze Minister draagt ervoor zorg dat tegelijk met de vaststelling van deze ministeriële regeling het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur met dezelfde inhoud ter beoordeling aan de ministerraad wordt aangeboden. De ministeriële regeling blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat de algemene maatregel van bestuur waarbij het betreffende middel wordt aangewezen in werking treedt, doch uiterlijk tot een jaar na het inwerkingtreden van de regeling.

 

Artikel 10 lid 4 en lid 5 Opiumwet

Artikel 10 lid 4 Opiumwet

Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2 onder B en D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

 

Artikel 10 lid 5 Opiumwet

Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

 

Artikel 10a Opiumwet

  • 1.

    Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:

    • 1°.

      Een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;

    • 2°.

      zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot plegen van dat feit tracht te verschaffen;

    • 3°.

      voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,

  • wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2.

    Niet strafbaar is hij die de in het eerste lid omschreven feiten begaat met betrekking tot het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.

Artikel 11 Opiumwet

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met een in artikel 3 gegeven verbod, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder B, C of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 3.

    Hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 4.

    Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 5.

    Indien een feit als bedoeld in het tweede of vierde lid, betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.

  • 6.

    Het tweede lid is niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een hoeveelheid van hennep of hasjiesj van ten hoogste 30 gram.

  • 7.

    Het tweede en vierde lid zijn niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, van de in lijst II vermelde middelen, met uitzondering van hennep en hasjiesj.

Artikel 11a Opiumwet

Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.

 

Artikel 13b Opiumwet

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      Een middel als bedoeld in lijst I of lijst II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      Een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunde, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Artikel 2:41 Algemene Plaatselijke Verordening Zuidplas

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2.

    Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3.

    Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

Artikel 187 Wetboek van Strafrecht

Hij die een bekendmaking, vanwege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan, wederrechtelijk afscheurt, onleesbaar maakt of beschadigt, met het oogmerk om de kennisneming daarvan te beletten of te bemoeilijken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

 

Artikel 199 Wetboek van Strafrecht

Hij die opzettelijk zegels waarmede voorwerpen door of vanwege het bevoegd openbaar gezag verzegeld zijn, verbreekt, opheft of beschadigt, of de door zodanig zegel bewerkte afsluiting op andere wijze verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

 

Artikel 447 Wetboek van Strafrecht

Hij die een bekendmaking, vanwege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan, wederrechtelijk afscheurt, onleesbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.

Bijlage 2 Proces

 

Bij de handhaving in het kader van deze beleidsregel worden de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen. De burgemeester ontvangt een bestuurlijke rapportage van de politie. In beginsel mag uitgegaan worden van de juistheid van een op ambtseed opgemaakte rapportage, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die nopen tot afwijken van dit uitgangspunt.

 

  • 1.

    Voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke maatregel

Na ontvangst van de bestuurlijke rapportage beoordeelt de burgemeester of er een bestuurlijke maatregel kan en moet worden opgelegd en, zo ja, welke bestuurlijke maatregel. Het beleid is hierin richtinggevend.

 

Voordat de burgemeester daadwerkelijk overgaat tot sluiting van een lokaal of woning , wordt in beginsel eerst een voornemen bekend gemaakt aan de belanghebbende(n). Tegen dit voornemen kan een mondelinge of schriftelijke zienswijze worden ingediend. Van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze wordt afgezien indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet (artikel 4:11, aanhef en onder a Awb). Ook zal de belanghebbende(n) actief bevraagd worden naar de gevolgen van de sluiting.

 

  • 2.

    Besluit en bekendmaking

In het geval dat wordt overgegaan tot sluiting van een woning of lokaal (last onder bestuursdwang), wordt het besluit op schrift gesteld en bekendgemaakt aan de overtreder(s) en de rechthebbende(n) op het gebruik (artikel 5:24 Awb).

 

2a. Last onder bestuursdwang; begunstigingstermijn en effectuering van de sluiting

In de last onder bestuursdwang wordt een begunstigingstermijn (artikel 5:24, tweede lid, Awb) opgenomen. De last onder bestuursdwang houdt in dat het pand niet-toegankelijk is en blijft gedurende de termijn van de sluiting.

 

Aan de betrokkene(n) wordt een termijn gegeven van 48 uur voordat het pand gesloten wordt, waarbinnen zelf het lokaal/ de woning ‘sluit klaar’ gemaakt kan worden. Dit wil zeggen dat betrokkene(n) de gelegenheid krijgt (krijgen) om voor de sluiting persoonlijke eigendommen uit het pand te (laten) halen en afsluitingsmaatregelen te (laten) nemen.

 

Bij de feitelijke sluiting van het pand (effectuering van de bestuursdwang), zal het pand worden verzegeld en wordt een bekendmaking op het pand bevestigd. Hieruit blijkt dat het pand wegens een overtreding van de Opiumwet op last van de burgemeester gesloten is.

 

Tijdens de periode van de sluiting heeft niemand toegang tot het pand. Als het gesloten pand toch betreden wordt, is er sprake van een strafbaar feit (artikel 2:41 lid 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zuidplas, artikel 187 en 199 van het Wetboek van Strafrecht). Alleen personen wiens aanwezigheid wegens dringende redenen in het pand noodzakelijk is, mogen het pand betreden mits vooraf verkregen schriftelijke toestemming van de burgemeester.

 

2b. Last onder bestuursdwang; spoedeisende situatie

Als zich een (super)spoedeisende situatie voordoet, kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last en/of zonder voorafgaand besluit (artikel 5:31, eerste en tweede lid Awb).

 

In het geval dat de drugshandel de openbare orde in zeer ernstige mate verstoort, is een spoedeisende sluiting gerechtvaardigd. Hierbij wordt in ieder geval de indicatorenlijst van de evenredigheidstoetsing meegenomen. In dat geval geldt geen begunstigingstermijn en wordt afgezien van een zienswijzegesprek.

 

Indien er sprake is van (super)spoedeisendheid wordt zonder voorafgaande kennisgeving van het besluit direct bestuursdwang toegepast. Het besluit wordt hierna zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken, op schrift gesteld, tenzij er andere dringende redenen zijn hiervan af te wijken. (artikel 5:31, tweede lid, Awb).

 

2c. Last onder dwangsom

De last onder dwangsom houdt in dat herhaling van de overtreding van de Opiumwet wordt tegengegaan. Indien er toch een herhaling van de overtreding plaats vindt, zal tot invordering van de dwangsom worden overgegaan.

 

  • 3.

    Aanzegging tot kostenverhaal

In het besluit tot opleggen van een last onder bestuursdwang kan tegelijk een aanzegging tot kostenverhaal worden opgenomen. De kosten van bestuursdwang kunnen op basis van het bepaalde in de Awb (artikel 5:25 Awb) verhaald worden op de overtreder(s).

 

  • 4.

    Registratie van het besluit

Het besluit tot sluiting van een woning of een lokaal op grond van artikel 13b van de Opiumwet wordt geregistreerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking betreffende de onroerende zaak bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit aangepast in het WKPB-register.

 

  • 5.

    Opheffing van de sluiting

Het reparatoire karakter van een sluitingsbevel krachtens artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet brengt met zich dat zodra de overtreding is beëindigd, waarbij betrokken mag worden de bekendheid van de inrichting als drugsadres, het wederkeren van de rust in de directe omgeving, de verstoring van de openbare orde en de aantasting van het woon- en leefklimaat, de sanctie dient te worden opgeheven.

 

Belanghebbende(n) kan (kunnen) een schriftelijk, gemotiveerd verzoek om opheffing van de sluiting indienen. Het verzoek tot opheffing van de sluiting dient wel gemotiveerd te worden, zodat de burgemeester kan beoordelen of de naar voren gebrachte omstandigheden een eerdere opheffing van de sluitingsduur rechtvaardigen. In ieder geval moet uit feiten en omstandigheden blijken dat de overtreder(s) is/zijn vertrokken en ook niet meer zal terugkeren in de woning of pand (beëindiging van de huurovereenkomst en uitschrijving uit de Basisregistratie Personen (BRP)).

 

Daarnaast geldt, met het oog op de in deze beleidsregel geformuleerde doelstellingen, dat minimaal de helft van de sluitingsduur moet zijn verstreken voordat er een verzoek tot opheffing van sluiting toegekend kan worden. Voor het beoordelen van het verzoek vraagt de burgemeester advies aan de politie en weegt hij dat advies mee in de beslissing op het verzoek om opheffing van de sluiting.

 

  • 6.

    Geen verlenging van de termijn

In verband met de rechtszekerheid wordt de termijn van sluiting direct bij oplegging van de maatregel bepaald. Tussentijdse verlenging is niet aan de orde. Indien zich gedurende een sluitingstermijn nieuwe feiten of omstandigheden voordoen, die een nieuwe sluiting rechtvaardigen, bestaat de mogelijkheid dat een nieuw een besluit tot toepassing van bestuursdwang wordt genomen.

 

  • 7.

    Nazorgtraject

Na het einde van de sluitingstermijn keren de gebruikers van het pand in principe terug (behalve als bijvoorbeeld de huurovereenkomst ontbonden is). Indien omstandigheden noodzaak geven tot communicatie naar de omgeving over het heropenen van de woning of lokaal zal dit gedaan worden.