Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2023 |
Citeertitel | Beleidsregel Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2022 en de Beleidsregel compensatie meerkosten chronische zieken en gehandicapten 2015 gemeente Oldebroek en de Beleidsregel Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2022.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-09-2023 | nieuwe regeling | 05-09-2023 | 43351 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek,
gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de Participatiewet (Pw) en de Uitvoeringsnota Armoede en Minimabeleid 2020-2023,
gezien het college het wenselijk acht om nadere regels op te stellen over de gemeentelijke regelingen op het gebied van inkomensondersteuning,
de Beleidsregels Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2023
Er zijn verschillende voorwaarden met betrekking tot inkomsten, vermogen en vrijlatingen die van belang zijn bij de toetsing voor het verstrekken van een bijstandsuitkering. De regels onder Algemene Bijstand geven de kaders met betrekking tot deze criteria weer.
Als startdatum aanvraag wordt gezien:
In het geval van individuele omstandigheden, een verwijzing of door een afwijzende beschikking van een sociale verzekeringsinstantie, geldt de meldings- of aanvraagdatum bij die instantie als ingangsdatum voor de bijstandsuitkering, mits belanghebbende zich binnen 7 dagen na dagtekening van de verwijzing of de afwijzing zich meldt.
1.2. Verkorte aanvraagprocedure na korte onderbreking bijstand
Een verkorte aanvraagprocedure geldt voor de volgende situaties:
1.5. Ingangsdatum normwijziging bij verblijf in inrichting
Afhankelijk van de verwachte duur van de opname wordt bij omzetting van de norm beoordeeld of verlening van bijzondere bijstand voor het aanhouden van de woning aangewezen is. Voorkomen moet worden dat door de normwijziging schulden ontstaan. De bijzondere bijstand wordt voor maximaal 6 maanden verstrekt met de optie om deze termijn eenmalig te verlengen
1.6. Procedure beëindigingsonderzoek
2.1. Vrijlaten giften en vergoedingen
Korten voorlopige teruggave heffingskortingen
Uitgangspunt is dat ontvangen bedragen aan teruggave en voorlopige teruggave worden gekort (voorliggende voorziening), voor zover deze betrekking hebben op een periode waarin bijstand wordt verleend.
Als het aannemelijk is dat inwoner in aanmerking komt voor een voorlopige teruggave wordt hem op grond van artikel 55 PW de verplichting opgelegd deze bij de belastingdienst aan te vragen. Laat hij dit na, dan wordt het bedrag waarop hij redelijkerwijs recht heeft gekort.
Als in een volgend fiscaal jaar blijkt dat er te veel heffingskortingen op de bijstandsuitkering in mindering zijn gebracht, kan bijstand worden verstrekt op het moment dat een belastingaanslag wordt opgelegd. Deze bijstand wordt verstrekt in de vorm van onbelaste bijzondere bijstand zodat wordt voorkomen dat een hoger fiscaal inkomen leidt tot lagere inkomensafhankelijke uitkeringen zoals toeslagen.
3.2. Algemeen gebruikelijke bezittingen
Een auto wordt niet meegenomen in de vermogensvaststelling als de auto ouder is dan 10 jaar. Aangenomen wordt dat de waarde op dat moment nihil is. Hiervan kan worden afgeweken als er aantoonbare verschillen zijn en de auto naar verwachting nog over een redelijke waarde beschikt. De waarde wordt dan vastgesteld volgens de richtlijn zoals genoemd onder 3.2.d
Wanneer voorzienbaar was dat een inwoner een beroep op bijstand zou moeten doen en hij in de drie maanden voorafgaand aan de bijstandsaanvraag nog een auto, motor, scooter, brommer, 45 km wagen of een elektrische fiets heeft aangeschaft wordt de waarde van het voertuig wel volledig tot het vermogen gerekend;
3.6. Bijzondere bezittingen zoals aandelen, effecten, e-wallet, cryptomunten etc.
Van de hieronder opgenoemde overige bezittingen dienen altijd bewijstukken te worden ingeleverd:
De actuele waarde van deze bezittingen worden tot het vermogen gerekend. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer. Als de waardevermeerdering van de onder 3.6 genoemde bezittingen tijdens de bijstand het resterend vrij te laten vermogen overschrijdt dient belanghebbende deze wijziging direct door te geven.
De voorwaarden voor een schuld of lening zijn:
Als aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan is een schuld of lening een negatieve vermogenscomponent bij de aanvraag.
Bij een afkoop van een pensioen moet worden vastgesteld voor welke periode het pensioen is bestemd. In de meeste gevallen is het pensioen bestemd voor een toekomstige periode. Het bedrag van de afkoop wordt dan tot het vermogen gerekend. Een afkoop van een pensioen tot een bedrag van netto € 125,00 per kalenderjaar wordt als kruimelbedrag aangemerkt en leidt niet tot een herziening van de vermogenspositie en eventuele boetebeoordeling.
Als de afkoop van een pensioen betrekking heeft op een periode waarover bijstand wordt ontvangen moet een deel van de afkoop tot het inkomen worden gerekend. De hoogte van deze inkomsten worden berekend aan de hand van de gemiddelde levensverwachting van de persoon.
Een lijfrenteverzekering is een pensioenvoorziening. De afkoopwaarde van een lijfrenteverzekering wordt onder bepaalde voorwaarden buiten beschouwing gelaten. Dit is geregeld in artikel 15 lid 2 van de Participatiewet. Deze regeling is niet van toepassing als de lijfrente is bedoeld voor derden zoals nabestaanden.
Vraagt een inwoner bijstand aan, na op zijn vermogen te hebben ingeteerd, dan wordt beoordeeld of de inwoner verantwoord heeft ingeteerd op zijn vermogen.
Er wordt rekening gehouden met de inkomsten welke gedurende de interingsperiode zijn ontvangen. Met eventuele bijzondere uitgaven kan rekening worden gehouden.
3.10. Vermogensvaststelling bij echtscheiding/verlating
Het uitgangspunt is dat het vermogen wordt vastgesteld bij aanvang van de bijstand. Is de inwoner ten tijde van de aanvraag verwikkeld in een echtscheidingsprocedure dan wordt het definitieve vermogen vastgesteld zodra de boedelscheiding is afgerond. Het vermogen wordt na de afwikkeling van de echtscheiding vastgesteld per datum aanvang bijstand. Een toename van het vermogen als gevolg van een erfenis wordt meegenomen vanaf de datum van overlijden van de erflater. Is het vermogen na een erfenis hoger dan de van toepassing zijnde vermogensgrens dan wordt de teveel betaalde bijstand netto teruggevorderd rekening houdend met de successierechten.
3.12. Vaststelling vermogen bij wijziging leefvorm
Wanneer tijdens de periode van bijstandsverlening de gezinssamenstelling van een inwoner wijzigt, dan kan dit tevens gevolgen hebben voor het vermogen. De wijze waarop bij wijzigingen in de gezinssamenstelling het vermogen en het restant vrij te laten vermogen vastgesteld moet worden, is niet in de Participatiewet geregeld. Onderstaande richtlijn geeft aan hoe wordt omgegaan met de vaststelling van het vermogen en de vermogensgrens bij een wijziging van de gezinssituatie:
Het grensbedrag van de maximale vermogensvrijlating wordt vanaf de wijzigingsdatum opgetrokken naar het grensbedrag van een gezin. Het feitelijke positieve vermogen van de nieuwe partner bij aanvang van de samenwoning wordt als vermogenstoeval (vermogenstoename) bij het reeds vastgestelde vermogen van de ander op geboekt.
Van alleenstaande ouder naar gezin:
Het grensbedrag van de maximale vermogensvrijlating verandert niet. Het feitelijke positieve vermogen van de nieuwe partner bij aanvang van de samenwoning wordt als vermogenstoeval op geboekt. Als de nieuwe partner ook een bijstandsuitkering heeft, dan wordt niet het feitelijke vermogen meegenomen, maar worden de gegevens over het laatst vastgestelde vermogen van de nieuwe partner, samengevoegd bij het laatst vastgestelde vermogen van de voorheen alleenstaande ouder.
Van alleenstaande ouder naar alleenstaande:
Het grensbedrag van de maximale vermogensvrijlating wordt vanaf de wijzigingsdatum verlaagd naar het grensbedrag voor een alleenstaande. Als het eerder vastgestelde vermogen van de ouder hoger is dan het grensbedrag voor een alleenstaande, dan wordt geen verplichte intering van het vermogen opgelegd, aangezien er geen sprake is van een feitelijke vermogenstoename op dat moment (eens vrijgelaten blijft vrijgelaten). Houdt bij de vaststelling van het vermogen wel rekening met het volgende:
Wanneer sprake is van co-ouderschap, waarbij beide ouders elk voor een per individueel geval bepaald deel van de week het ouderlijk gezag over de kinderen tot 18 jaar uitoefenen, wordt de vermogensvrijlating uit artikel 34 lid 3 sub b Participatiewet toegerekend aan de ouder bij wie het kind volgens het BRP staat ingeschreven.
3.13. Vermogensvaststelling gedurende de periode van bijstandsverlening
Als de inwoner tijdens de bijstandsverlening vermogen ontvangt, dan moet het college dit ontvangen vermogen meenemen bij het bepalen van het nieuwe vermogenssaldo, voor zover dit niet is vrijgelaten. Inwoner is verplicht om dit te melden.
Belangrijke voorbeelden van ontvangen vermogen zijn:
4. Recht op bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand is een wettelijke regeling en opgenomen in artikel 35 van de Participatiewet (PW). De invulling en uitvoering van de bijzondere bijstand wordt bepaald door het college van burgemeester en wethouders. In deze beleidsregels wordt vastgelegd hoe het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid ten aanzien van de verstrekking van bijzondere bijstand.
Aan de kosten die in aanmerkingen komen voor een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand zijn een aantal voorwaarden verbonden:
Het uitgangspunt is dat een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt ingediend voordat de kosten zijn gemaakt.
In afwijking van artikel 44, eerste lid van de Participatiewet is bijzondere bijstand met terugwerkende kracht mogelijk volgens de regels, zoals aangegeven in deze beleidsregel.
Betreft het een vervolgfactuur voor kosten ten behoeve van dezelfde bewindvoerder, curator of mentor dan geldt de termijn van acht weken niet. Betalingen worden opgeschort met ingang van 31 december en bij aanlevering van de factuur met terugwerkende kracht per 1 januari betaald.
4.4 Draagkracht en hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald door de hoogte van de kosten en de aanwezige draagkracht. Voor het berekenen van de draagkracht zijn de volgende middelen van belang:
Bij het berekenen van het draagkrachtpercentage hanteren we de volgende richtlijnen:
Wanneer iemand in een minnelijk- of wettelijk schuldsaneringstraject zit, wordt alleen het inkomen waarover men daadwerkelijk kan beschikken tot het inkomen gerekend. Hiervoor is het noodzakelijk om een VTLB (Vrij Te Laten Bedrag berekening) als bewijsstuk te overleggen.
De kostendelersnorm, zoals bedoeld in artikel 22a van de participatiewet, is niet van toepassing bij de vaststelling van de draagkracht. Behalve bij de kostensoorten die gerekend moeten worden tot de algemene bestaanskosten waarvoor onder bepaalde voorwaarden bijzondere bijstand verstrekt kan worden.
4.5 Draagkrachtperiode en wijziging draagkracht
De draagkrachtperiode is de periode waarover de draagkracht wordt berekend. Daarin hanteren we het volgende:
Ten aanzien van een voorliggende voorziening geldt dat de vergoedingen die onder de werksfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw), aanvullende pakketten, Wet Langdurige Zorg (Wlz) en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vallen, als een passende en toereikende voorliggende voorzieningen (artikel 15 lid 1 PW) worden beschouwd.
Er zijn situaties waarbij het niet mogelijk is om een aanvullende verzekering af te sluiten. Bijvoorbeeld buiten het overstapseizoen om of wanneer er sprake is van een bestuursrechtelijke premie.
Wanneer buiten het overstapseizoen van zorgverzekeraar om plotseling zorgkosten gemaakt moeten worden die niet uitgesteld kunnen worden is nu bijzondere bijstand mogelijk. Daarbij verstrekken we tot het volgende overstapmoment bijzondere bijstand waarbij we verwachten dat de inwoner dan de juiste aanvullende verzekering af sluit.
Een andere uitzondering is het geval wanneer sprake is van een bestuursrechtelijke premie via het CAK (Centraal Administratiekantoor). Bij een bestuursrechtelijke premie wijzen we inwoners op schuldhulpverlening en het sociaal team om tot een oplossing voor de financiële problemen te komen. Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor maximaal een jaar. In dat jaar verwachten we dat ondersteuning of een schuldregeling gestart kan worden. Wanneer sprake is van een schuldregeling, en dus een VTLB, kan weer bijzondere bijstand worden verstrekt.
Wanneer er sprake is van zeer dringende redenen (artikel 16 PW) kan er afgeweken worden van dit standpunt. Hiervoor dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de inwoner verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodzaak is aan de orde als de situatie levensbedreigend is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
5.2. Beoordeling en advies medische kosten
Het college verstrekt bijzondere bijstand wanneer aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand wordt voldaan. Aanvullend op de algemene bijzondere bijstand dienen bij medische kosten de volgende bewijsstukken aangeleverd te worden:
Advisering en indicering door een deskundige kan nodig zijn wanneer een inwoner te maken krijgt met extra kosten van medische, medisch-sociale of psychosociale aard die buiten de werking van een voorliggende voorziening valt. Medisch advies kan worden ingewonnen via een gecontracteerde partij.
Voor kosten die op grond van artikel 14 en/of 15 van de Participatiewet niet in aanmerkingen komen voor bijstandverlening wordt geen advies gevraagd.
5.3.1. Eigen bijdrage basiszorgverzekering
Voor de eigen bijdragen vanuit de basiszorgverzekering is bijzondere bijstand mogelijk. Dit geldt niet voor aanvullende verzekeringen, het wettelijk eigen risico en het vrijwillig eigen risico.
Voor zowel zelfhulpgeneesmiddelen als geneesmiddelen die u op recept van een arts gebruikt geldt dat deze in principe worden vergoed vanuit de basisverzekering. Het basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) heeft betrekking op noodzakelijke, op genezing gerichte zorg. Voor geneesmiddelen die buiten de basiszorgverzekering vallen is dan ook geen recht op bijzondere bijstand mogelijk.
Voor een hoortoestel wordt 75% van de kosten vergoedt vanuit de basisverzekering. Bijzondere bijstand ter hoogte van de eigen bijdrage van 25% op een hoortoestel uit de aangemeten categorie is mogelijk. Voor kinderen onder de 18 jaar geldt dat 100% van de kosten wordt vergoed vanuit de basisverzekering. In de aangemeten categorie wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening. Voor een verzekering van een gehoorapparaat is geen bijzondere bijstand mogelijk.
Voor orthopedisch schoeisel geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel is de wettelijke eigen bijdrage per paar met aftrek van het normbedrag uit de prijzengids van het Nibud voor normale schoenen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kinderschoenen (tot 16 jaar) en volwassenen (ouder dan 16 jaar en of het heren- of damesschoenen betreft).
De hoogte van de bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel is maximaal de eigen bijdrage verminderd met een eventuele vergoeding van de zorgverzekering voor de eigen bijdrage en het normbedrag voor normale schoenen (nibud).
Voor ziekenvervoer geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. De hoogte van de bijstand is nooit meer dan de wettelijke eigen bijdrage.
5.3.6. Brillen en contactlenzen
Brillen en contactlenzen worden slechts in enkele gevallen vergoed door de zorgverzekeraar (Zie zorginstituutnederland) onder de basisverzekering, gewone brillen (glazen en montuur) komen bij inwoners ouder dan 18 niet in aanmerking voor een vergoeding vanuit het basispakket.
Voor kinderen jonger dan 18 jaar is een gedeeltelijke vergoeding vanuit de basisverzekering mogelijk voor brillenglazen. Voor de eigen bijdrage voor lenzen en brillen in deze gevallen is bijzondere bijstand mogelijk. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal €59,50,- per glas/lens.
Wanneer de sterkte van de glazen moet worden aangepast of als het montuur te klein is geworden bij opgroeiende kinderen is het mogelijk om tussentijds bijzondere bijstand te verstrekken. Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor een zonnebril, gekleurde glazen of lenzen, duikbril, lasbril, computerbril of een andere speciale brillen. De maximale vergoeding vanuit de bijzondere bijstand is gelijk aan de maximale vergoeding in de meest uitgebreide polis van de collectieve zorgverzekering van de gemeente Oldebroek.
Als er sprake is van een noodzakelijk dieet en hiervoor dieetproducten moeten worden aangeschaft, kan voor de meerkosten bijzondere bijstand worden verstrekt. Meerkosten zijn de extra uitgaven die betrokkene heeft aan voeding als gevolg van zijn dieet. Hierbij moet eerst worden nagegaan of de zorgverzekeraar een deel van de kosten vergoedt.
De meerkosten van dieetproducten zijn opgenomen in de prijzengids van het Nibud. De meerkosten worden maandelijks uitbetaald.
Let op: Dieetpreparaten vallen onder de Zvw (Zorgverzekeringswet) of Wlz (Wet langdurige zorg)-regeling voor farmaceutische hulp en zijn daarmee voorliggend. Hiervoor wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.
De vergoeding voor tandheelkundig hulp is voor een deel in de basisverzekering opgenomen en wordt voor een deel vergoed via aanvullende verzekeringen. Dit betekent dat de Zorgverzekeringswet een passende en toereikende voorliggende voorziening is. Dit geldt ook als de gemaakte kosten niet (volledig) door de (aanvullende) verzekering worden vergoed.
Voor de eigen bijdrage die betaald moet worden voor kosten uit de basisverzekering is bijzondere bijstand mogelijk. De basisverzekering dekt de kosten van chirurgische tandheelkundige hulp, röntgenonderzoek en uitneembare kunstgebitten. De bijzondere bijstand is maximaal de eigen bijdrage verminderd met een eventuele vergoeding van de (aanvullende) zorgverzekering voor de eigen bijdrage. Indien de aanvrager geen aanvullende verzekering heeft die de wettelijke eigen bijdrage vergoedt, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt.
Bijzondere bijstand is mogelijk voor een deel van de kosten van orthodontie voor kinderen tot en met 17 jaar. Er kan bijzondere bijstand voor orthodontie worden verstrekt wanneer iemand hiervoor aanvullend verzekerd is. Iemand die niet aanvullend verzekerd is heeft geen recht op bijzondere bijstand. De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de eigen bijdrage vanuit de aanvullende verzekering. Indien het maximale bedrag is bereikt bij de zorgverzekeraar kan er geen bijzondere bijstand meer worden verstrekt.
5.3.9. Bevallingskosten en kraamzorg
Bijzondere bijstand is mogelijk voor de wettelijke eigen bijdragen van de zorgverzekering voor kraamzorg, voor zover deze niet wordt vergoed door de zorgverzekeraar.
De wettelijke eigen bijdrage van de zorgverzekering voor de bevalling in een ziekenhuis of geboortecentrum zonder medische of sociale indicatie komt niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.
De alarmeringsapparatuur, installatie en instructie en onderhoud, reparatie of vervanging wordt voor 100% vergoedt vanuit de basisverzekering. Bijzondere bijstand is mogelijk voor kosten voor de abonnementskosten op de alarmcentrale voor zover deze niet door de zorgverzekering, WLZ of WMO worden vergoedt of wanneer er sprake is van een lichamelijke beperking of ziekte en daardoor een verhoogd risico is om in een noodsituatie terecht te komen.
Verwarmingskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden als gevolg van ziekte kan er aanleiding zijn om bijstand te verlenen voor de meerkosten van verwarming die noodzakelijk is in verband met de ziekte.
Een onafhankelijk medisch advies wordt gevraagd om te bepalen of sprake is van een zodanige ziekte dat extra hoog verwarmen noodzaak is en hoeveel ruimtes dit betreft.
De hoogte van de vergoeding bedraag maximaal €15,- per maand per kamer met een maximum van 2 kamers.
Indien dit (medisch) noodzakelijk is en er geen andere oplossing mogelijk is kan bijzondere bijstand worden verleend voor de extra kosten van een warme maaltijd voorziening.
De vergoeding bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten. Dit zijn de kosten minus de kosten uit de Nibud prijzengids voor een warme maaltijd.
Voor de wettelijke eigen bijdrage WMO (Wet maatschappelijk ondersteuning) kan bijzondere bijstand worden verleend, deze is niet inkomensafhankelijk. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de eigen bijdrage. Om aanvragen te voorkomen is aan het CIZ de opdracht gegeven om geen eigen bijdrage in rekening te brengen tot een inkomen van 120% van de bijstandsnorm.
6. Kosten van verhuizing, eerste maand huur en inrichtingskosten
Verhuiskosten, eerste maand huur en inrichtingskosten vallen onder de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm. Dit betekent dat er in principe geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.
In incidentele gevallen kan er vanwege bijzondere omstandigheden toch bijzondere bijstand worden verleend:
Er kan bijzondere bijstand voor verhuiskosten worden verstrekt als aan de volgende criteria wordt voldaan:
De kosten die voor bijzondere bijstand in aanmerking komen zijn:
Voor bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate oplossing volgens de prijzengids van het Nibud.
6.2. Eerste maand huur en administratiekosten
Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eerste maand huur en administratiekosten als aan de volgende criteria wordt voldaan:
De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de ingangsdatum van het huurcontract:
6.3. Duurzame gebruiksgoederen en stofferingskosten
Er kan bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten worden verstrekt in de volgende situaties:
De hoogte van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en stofferingskosten wordt gebaseerd op 60% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens de Nibud Prijzengids. Uitgangspunt hierbij is dat een deel van de inrichting ook tweedehands kan worden aangeschaft.
De vergoeding vanuit de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en stofferingskosten wordt onder verdeeld in leenbijstand en ‘om niet’. Stofferingskosten als verf en behang(lijm) zijn niet herbruikbaar, hierdoor worden deze kosten ter hoogte van €150,- binnen het inventarispakket ‘om niet’ verstrekt. De overige kosten uit het inventarispakket worden verleend in de vorm van leenbijstand.
In het geval van maatwerk wordt de hoogte van de bijzondere bijstand bepaald op basis van wat er daadwerkelijk nodig is via een ingediende begroting in vergelijking met de Nibud Prijzengids.
7.1. Woonkostentoeslag bij nieuwe huurder
Er kan bij een noodzakelijke verhuizing woonkostentoeslag worden vertrekt over de gebroken maand huur. Deze situatie kan zich voordoen bij een nieuwe huurder, bijvoorbeeld in het geval van een echtscheiding of bij nieuwkomers.
De hoogte van de bijzondere bijstand is het bedrag van de huurtoeslag over de betreffende maand naar rato van de dagen van de resterende dagen van die maand.
7.2. Geen recht op huurtoeslag
Als een woning wordt bewoond waarvan de huur de maximale huurgrens volgens de Wet op de huurtoeslag overschrijdt en er sprake is van een inkomstenterugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor woonkosten.
Deze bijstand wordt voor maximaal 6 maanden verstrekt. Aan de bijstandsverlening worden de volgende voorwaarden verbonden:
Van deze beide voorwaarden moeten bewijsstukken ingeleverd worden.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van het verschil tussen de te betalen huur en de normhuur zoals bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.
7.3. Woonkostentoeslag eigenaren
Als er sprake is van een door de inwoner zelf bewoonde eigen woning en er is sprake van een inkomensterugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor de woonkosten.
Er kan woonkostentoeslag worden verstrekt als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Deze bijstand wordt voor maximaal 6 maanden verstrekt. Aan de bijstandsverlening worden de volgende voorwaarden verbonden:
Van deze beide voorwaarden moeten bewijsstukken ingeleverd worden. Na 6 maanden moet een nieuwe aanvraag worden ingediend en moet worden onderzocht of aan de opgelegde verplichtingen is voldaan. De woonkostentoeslag kan dan weer voor 6 maanden worden toegekend, enz.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de Wet op de huurtoeslag en bedraagt maximaal het verschil tussen de toepasselijke basishuur, de fiscale aftrek en de in aanmerking te nemen woonlasten zoals eerder genoemd.
7.4. Kosten vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting
Als iemand tijdelijk wordt opgenomen in een inrichting en er aan hem algemene bijstand is toegekend naar de norm van zak- en kleedgeld, kan er bijzondere bijstand worden toegekend voor de vaste lasten van het aanhouden van de woning.
Er kan alleen bijzondere bijstand worden toegekend als vooraf wordt vastgesteld dat de opname maximaal 6 maanden is (Door o.a. een behandelplan of informatie hulpverleners). De bijzondere bijstand kan worden toegekend per ingangsdatum zak- en kleedgeld norm.
De volgende lasten komen voor vergoeding in aanmerking:
Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de verbruikskosten van gas, elektriciteit en water. De inwoner moet de voorschotbedragen dan ook zo spoedig mogelijk verlagen tot het vastrecht.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de huur minus de huurtoeslag, het vastrecht gas, elektriciteit en water en de hoogte van de eventuele verzekeringen.
Indien een nalatenschap onvoldoende is voor de kosten van een uitvaart komen erfgenamen voor hun aandeel in de noodzakelijke kosten van de uitvaart in aanmerking voor bijstand.
Onder noodzakelijk kosten worden verstaan:
De hoogte van het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de Nibud prijzengids.
Kosten voor budgetbeheer komen in beginsel niet aanmerking voor bijzondere bijstand. Budgetbeheer via PLANgroep is een passende en toereikende voorliggende voorziening. Er is echter ruimte om hiervan af te wijken indien dit een noodzakelijk karakter heeft. Hierbij moet aannemelijk worden gemaakt dat de voorliggende voorziening niet passend of toereikend is.
8.3.1.Bewindvoering, mentorschap en curatele
Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van bewindvoerders, mentoren en curatoren indien de bewindvoerder, mentor en curator door de Kantonrechter is benoemd. Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand.
De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal de beloning die is genoemd in de Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Indien sprake is van een toevoeging (gesubsidieerde rechtsbijstand) van de Raad voor Rechtsbijstand kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van de eigen bijdrage, griffierechten, kosten uittreksels van de gemeente, kosten getuigen of deskundigen en (overige) proceskostenvergoeding.
De kosten voor een babyuitzet zijn te voorzien en behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en daarom is een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand niet mogelijk. Wanneer er sprake is van dringende redenen wordt bijzondere bijstand verleend in de vorm van een geldlening. Wanneer is er sprake van dringende redenen:
De maximale hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van de Nibud prijzengids voor het basispakket babyuitzet.
Voor de reiskosten onder 8.5.1, 8.5.2, 8.5.3 en 8.5.4 geldt dat de reisafstand minimaal 10 kilometer enkele reis moet zijn om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand. Voor de reiskosten onder 8.5.5 geldt een minimale reisafstand van 6,5 kilometer. Voor reiskosten wordt een vergoeding ter hoogte van de belastingvrije reiskostenvergoeding (2023 € 0,21 / 2024 € 0,22 e.v.) per kilometer gehanteerd of de daadwerkelijk gemaakte kosten voor openbaar vervoer.
8.5.1.Reiskosten in verband met therapie / behandeling
De reiskosten voor bezoek aan een psycholoog, therapeut of een verslavingskliniek komt voor bijzondere bijstand in aanmerking. De noodzaak en frequentie wordt op individuele basis vastgesteld. Voor het vaststellen van de noodzaak dient ook gekeken te worden of er geen passende therapeut, psycholoog of behandelaar binnen de straal van 10 kilometer beschikbaar is.
8.5.2.Reiskosten bezoek aan uithuisgeplaatste kinderen
De reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaats kind door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De noodzaak en frequentie wordt op individuele basis vastgesteld.
8.5.3.Reiskosten bezoek gedetineerde
De reiskosten voor het bezoeken van een gedetineerde komen in aanmerking voor bijzondere bijstand wanneer:
8.5.4.Reiskosten bezoek zieke familieleden
De reiskosten van het woonadres van de inwoner naar het verpleegadres waar de zieke verblijft komt in aanmerking voor bijzondere bijstand onder de volgende voorwaarden:
Het aantal bezoeken en de hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de ernst van de situatie en de afstand tussen woonplaats en verpleegadres. Dit zal individueel beoordeeld worden.
8.5.5.Reiskosten bij inburgering
De kosten voor het vervoer van het woonadres van de inburgeraar naar de locatie waar de lessen plaatsvinden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van de afstand tussen woonplaats en leslocatie.
8.6. Toeslag levensonderhoud jongeren 18 t/m 20 jaar
8.6.1.Jongeren niet in een inrichting
Jongeren tussen de 18 en 20 jaar komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud als aanvulling op de algemene bijstand indien het noodzakelijk is dat zij zelfstandig wonen en voor zover ouders niet kunnen voldoen in de onderhoudsplicht.
De hoogte van de bijzondere bijstand is het verschil tussen de toepasselijke bijstandsnorm voor een jongere van 18 tot en met 20 jaar en de norm voor een 21 jarige die in dezelfde omstandigheden verkeert, exclusief vakantietoeslag.
8.6.2.Jongeren wel in een inrichting
Er is bijzondere bijstand mogelijk voor jongeren tussen de 18 en 20 jaar die in een inrichting verblijven wanneer zij de onderhoudsplicht richting hun ouders niet ten gelde kunnen maken. Deze groep is volgens artikel 13, lid 2 onder 1 van de participatiewet uitgesloten van het recht op algemene bijstand.
De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt de norm voor een in een inrichting verblijvende alleenstaande van 21 jaar of ouder tot Aow-leeftijd. De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk verhaald op de ouders.
8.7. Verlenging of wijziging verblijfsvergunning
Legeskosten voor identiteits- en verblijfsdocumenten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten moeten daarom in beginsel uit de bijstandsnorm worden voldaan. Het gaat om voorzienbare kosten.
Er kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt als een inwoner bij het indienen van de aanvraag voor uitkering niet voldoende middelen heeft om de periode tussen de aanvraag en de eerste uitbetaling van de uitkering zelf te overbruggen. Dit kan in de volgende situaties aan de orde zijn:
Daarnaast moet er voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:
De hoogte van de bijzondere bijstand voor de overbruggingsuitkering is gelijk aan de bedragen die zijn opgenomen in artikel 14 lid 2 en 4 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
9. Collectieve ziektekostenverzekering
Er is een contract afgesloten met het Zilveren kruis waarbij uitkeringsgerechtigden en overige minima kunnen deelnemen aan een collectieve zorgverzekering ‘de gemeentepolis’. Dit pakket bestaat uit een basisverzekering en een aanvullende verzekering. Er kan uit 3 aanvullende verzekeringspakketten worden gekozen. Met het afsluiten van een collectieve zorgverzekering minima wordt bereikt dat de doelgroep minima goed verzekerd is waardoor er minder een beroep gedaan hoeft te worden op de bijzondere bijstand.
9.1. Voorwaarden voor deelname
Voor de deelname aan de Collectieve zorgverzekering moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
Op grond van artikel 35 lid 3 participatiewet kan bijzondere bijstand worden verleend in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering.
De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks vastgesteld en gepubliceerd op www.gezondverzekerd.nl.
Deelname aan de Collectieve verzekering minima (Zilveren Kruis gemeentepakket) stopt, zodra er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarde voor deelname. De opzegging door de gemeente wordt niet eerder gedaan dan 1 januari aanstaande. Dit geldt niet als de deelnemer geen inwoner meer is van de gemeente Oldebroek. Bijvoorbeeld in het geval van verhuizing. De beëindigingsdatum is in deze situatie de mutatiedatum in de basisregistratie personen (BRP) en de daarop eerst volgende mogelijkheid bij het Zilveren Kruis.
Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentewet;
Er wordt een activiteitenbijdrage toegekend wanneer een inwoner aan de volgende voorwaarden voldoet:
Niet in aanmerking komt de inwoner die een opleiding volgt in de zin van de WTOS dan wel een studie genoemd in de WSF.
Voor kinderen van 0 tot en met 2 jaar kan onder artikel 12 een aanvraag gedaan worden voor een specifieke activiteit, zoals babyzwemmen of peutergym. De hoogte van de activiteitenbijdrage is afhankelijk van de specifieke activiteit en maximaal de hoogte van de activiteitenbijdrage voor kinderen tussen de 3 en 18 jaar;
De inwoner dient de aanvraag, beschikbaar op www.oldebroek.nl, in met alle gevraagde bewijsstukken om het recht vast te stellen;
Inwoners met een lopende bijstandsuitkering in de maand januari en die in het voorafgaande jaar de activiteitenbijdrage hebben ontvangen, ontvangen een ambtshalve toekenning in de maand februari. Zij hoeven geen aanvraag in te dienen. Bij het ambtshalve toekennen wordt, indien nodig, éénmalig afgeweken van de termijnen zoals bedoeld in artikel 11.2.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel indien toepassing van de beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard zal leiden.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek op 5 september 2023
Het college voornoemd,
de gemeentesecretaris,
P.H. Lensselink
de burgemeester,
T.H. Haseloop - Amsing
Artikel 11.6. Toelichting op besteding
De activiteitenbijdrage moet worden besteed aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten. De inwoner moet tot 1 jaar na toekenning de bewijsstukken voor de besteding bewaren.
Onderstaande voorzieningen en activiteiten vallen onder de in de regeling vastgestelde voorwaarden, waaraan een volwassene of kind zijn activiteitenbijdrage kan besteden.