Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Roosendaal

Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRoosendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingOnderwijsachterstandenbeleid 2023-2026
CiteertitelOnderwijsachterstandenbeleid 2023-2026
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp
Externe bijlagePdf van Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

deze regeling vervangt de Notitie onderwijsachterstandenbeleid 2019-2022, vastgesteld op 12 maart 2019

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-09-2023Nieuwe regeling

12-09-2023

gmb-2023-396849

708852

Tekst van de regeling

Intitulé

Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal;

 

BESLUITEN

vast te stellen het Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026

 

INHOUD

 

Voorwoord

1. Introductie

1.1 Inleiding

1.2 Totstandkoming

1.3 Terugblik OAB 2019-2022 en vooruitblik OAB 2023-2026

1.4 Leeswijzer

2. Kaders

2.1 Achtergrond en wettelijk kader

2.2 Rolverdeling

2.3 Onderdeel van de Roosendaalse Jeugdagenda

2.4 Aansluiting bij het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid

2.5 Doel van het beleid

2.6 Huidige situatie onderwijsachterstanden

3. Uitwerking subdoelen

3.1 Bereik & toeleiding

3.2 Aanbod en spreiding

3.3 Doorgaande lijn

3.4 Ouderbetrokkenheid

3.5 Ondersteuningsstructuur jonge kind

3.6 Schakelproject & Neveninstromers project

3.7 Resultaatafspraken

4. Aanpalende beleidsterreinen

4.1 Opvoeden en opgroeien

4.2 Jeugdhulp en Jeugdprofessional op school

4.3 Laaggeletterdheid van volwassenen

4.4 Rijke schooldag

4.5 IKC ontwikkeling

4.6 Gelijke kansen en bestaanszekerheid binnen het onderwijs

5. Monitoren, evalueren en verbeteren

5.1 inrichten van de kwaliteitscyclus

5.2 Plan: afspraken maken

5.3 Do: uitvoering

5.4 Study: monitoren van de resultaten

5.5 Act: evalueren en vervolg

5.6 Vertaalslag naar het onderwijsachterstandenbeleid

6. Financieel kader

6.1 Budgetten

6.2 Besteding van de budgetten

6.3 Meerjarenbegroting

7. Slot

7.1 Intrekking Onderwijsachterstandenbeleid 2019-2022

7.1 Citeertitel Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026

7.1 Inwerktreding Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026

 

 

Voorwoord

Voor u ligt het nieuwe Onderwijsachterstandenbeleid van Roosendaal voor de komende periode. Samen met het onderwijs, de kinderopvang, de gemeente en andere partners presenteert Roosendaal het Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026 (OAB) De titel luidt: ‘Ieder kind gelijke kansen’, gelijknamig aan de kernambitie van de Jeugdagenda.

De algemene ambitie van het OAB is dan ook gelijke kansen voor kinderen te bevorderen. Het is belangrijk dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen zonder belemmeringen die zij niet kunnen beïnvloeden. Met het OAB wordt ingezet om voor- en vroegschoolse educatie aan te bieden aan hen die dat nodig hebben om onderwijsachterstanden te voorkomen en in te lopen. Met dit plan stellen wij de ambities en doelen vast waar wij ons de komende jaren maximaal voor inzetten.

We zetten ons in voor de ontwikkeling van de Roosendaalse jeugd. Met het OAB hebben we een agenda om dat te realiseren. We stimuleren zoveel mogelijk kinderen met een achterstand om gebruik te maken van een kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie. Hierbij zorgen we ervoor dat dit aanbod dekkend is, zodat iedere peuter thuisnabij een aanbod kan volgen. Van de overgang van voorschool naar vroegschool gaan kinderen en ouders zo min mogelijk merken. Een zogeheten warme overdracht bij deze overgang hoort hierbij om de doorgaande ontwikkellijn van het kind te stimuleren. Ouders/ verzorgers zijn en worden daarnaast actief betrokken bij de ontwikkeling van het kind en worden gestimuleerd om de educatieve ontwikkeling ook in te zetten in de thuissituatie. Verder is voor kinderen die naast een onderwijsachterstand andere ondersteuningsvragen hebben duidelijk welk aanbod er nodig is. Vanuit het onderwijs wordt extra ondersteuning geboden aan nieuwkomers en leerlingen in het basisonderwijs met achterstanden in de Nederlandse taal. Tot slot maakt Roosendaal afspraken over de resultaten. Niet om elkaar af te rekenen, maar om het gesprek te voeren over de voortgang van de ambitie. Met deze aanpak maken we samen het verschil en kiezen we voor kansen voor onze jeugd.

René van Ginderen

Wethouder, gemeente Roosendaal

 

1. Introductie

 

1.1 Inleiding

In de afgelopen jaren heeft de gemeente Roosendaal in samenwerking met het basisonderwijs, de kinderopvang, de jeugdgezondheidszorg en andere partners verschillende stappen gezet om onderwijsachterstanden bij kinderen te voorkomen of terug te dringen. De komende jaren gaan we verdere stappen zetten, die in deze beleidsnotitie verwoord worden.

Het jaar 2022 was het laatste jaar van de OAB-beleidsperiode 2019-2022. Een goed moment om het beleid zoals dat er nu ligt te herijken en te bepalen wat in de komende beleidsperiode herzien of juist doorgezet moet worden. Dit traject is eind 2022 gestart met een documentenonderzoek, een online survey en diverse gesprekken met betrokken partners. Er is vastgesteld welke beleidsuitgangspunten nog altijd actueel zijn, wat er de afgelopen periode is bereikt en waar verder aan gewerkt dient te worden. De conclusie die getrokken werd was tweeledig: er wordt nog altijd heel mooi werk verricht in de voor- en vroegschoolse periode én er is behoefte aan een gedragen ambitie. Een ambitie die passend is bij de onderwijsachterstanden in Roosendaal waarop de gemeente regie voert.

Met de nieuwe beleidsperiode 2023-2026 in het vooruitzicht, is een traject ingezet om in gezamenlijkheid, met alle betrokken partners, de kaders opnieuw vast te stellen en te bepalen op welke onderwerpen er de komende periode ingezet moet worden.

 

1.2 Totstandkoming

De gemeente Roosendaal is in september 2022 gestart met een invulling voor de nieuwe beleidsperiode, in samenwerking met het adviesbureau Innovatienul13. Het doel van deze samenwerking was het herijken van het OAB-beleid 2019-20222 en daarnaast de totstandkoming van voorliggende notitie.

Na documentenonderzoek, de afname van een vragenlijst en (individuele) inventarisatiegesprekken, is begin 2023 een aantal werksessies georganiseerd met als doel om te komen tot een integraal OAB-beleidskader 2023-2026. In het traject is duidelijk geworden wat er al goed gaat en wat er nog verbeterd kan worden, om te zorgen voor betere ontwikkelkansen voor kinderen. Uitgangspunt hierbij zijn zowel de wettelijke kaders (genoemd in hoofdstuk 2) als de gemeentelijke ambities (hoofdstuk 4).

Naast dit beleidskader worden de ambities, doelen en acties uit deze notitie vertaald naar een concrete uitvoeringsagenda, waarmee de betrokken organisaties structureel aan de uitvoering van het Onderwijsachterstandenbeleid gaan werken.

 

1.3 Terugblik OAB 2019-2022 en vooruitblik OAB 2023-2026

Voordat gestart is met de invulling van dit nieuwe OAB-beleidsplan 2023-2026, is in de gesprekken met de partners en in de survey die is uitgezet ook teruggekeken naar de afgelopen beleidsperiode 2019-2022. In deze periode, die gekenmerkt werd door alle maatregelen rondom COVID-19, is hard gewerkt aan de 4 speerpunten benoemd in het Onderwijsachterstanden plan 2019-2022. Deze speerpunten waren:

 

  • Onderwijsachterstanden in context;

  • Vergroten van het bereik van bestaande en nieuwe OAB-voorzieningen;

  • Vergroten van het inzicht in het bereik en in de ontwikkeling van peuters en leerlingen door het verbeteren van de monitoring;

  • OAB-voorzieningen van hoge kwaliteit.

De vier speerpunten zijn in verschillende acties omgezet:

Figuur 1: speerpunten uit Onderwijsachterstanden plan 2019-2022

Resultaten die behaald zijn of waaraan gewerkt is, zijn onder meer het onderbrengen van het OAB-beleid in de Jeugdagenda, het inrichten van een overlegstructuur, de Neveninstromersgroepen (NIP), de inzet ouderbetrokkenheid, het voorschools aanbod en de inzet van de Toeleidingsmonitor zodat er meer zicht is ontstaan in het proces van toeleiding en plaatsing van geïndiceerde peuters. Daarnaast is er in het onderwijs gewerkt aan het anders organiseren van de schakelklassen. De bovenschoolse schakelklassen zijn op diverse plekken omgezet naar zogenaamde schakelprojecten. Veel acties zijn en blijven ook in de nieuwe beleidsperiode actueel en vragen blijvende aandacht van alle betrokkenen.

Vanuit de gesprekken met betrokkenen kwam daarnaast naar voren dat zij graag zien dat de gemeente meer een regierol inneemt als het gaat om het OAB-beleid en de uitvoering daarvan. Er zijn grote uitdagingen in (delen van) Roosendaal als het gaat om kansengelijkheid waar men elkaar hard nodig heeft in het (samen)werken aan die uitdagingen. De gemeente speelt een cruciale rol als het gaat om het verbinden van diverse beleidsterreinen die direct en indirect te maken hebben met Onderwijsachterstandenbeleid.

De effectieve interventies vanuit het vorige OAB worden doorgezet zoals de NIP, het VE-aanbod en In- en Opstapje, aangevuld met nieuwe interventies. Met name de inzet van peuterconsulenten, het vervroegen van de VE-leeftijd, extra stimulering van samenwerking tussen voor- en vroegschool, extra stimulering van ouders om hun kind VE te laten volgen en extra ondersteuning in de VE zijn nieuw in het OAB 2023-2026. Met deze aanpak maken we samen het verschil en kiezen we voor kansen voor onze jeugd.

 

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het wettelijk kader en het doel van het Onderwijsachter-standenbeleid, inclusief de rolverdeling tussen de gemeente en haar samenwerkingspartners. Hoofdstuk 3 bevat de ambities en doelen die zijn opgesteld. Er wordt aangegeven wanneer we vinden dat een doel is bereikt en welke acties er worden ondernomen. In het vierde hoofdstuk worden kort de aanpalende beleidsterreinen besproken, waarna in hoofdstuk 5 het monitoren, evalueren en verbeteren van het beleid aan bod komt. Tot slot staat in hoofdstuk 6 het financieel kader centraal, waarbinnen het Onderwijsachterstandenbeleid wordt uitgevoerd.

 

2. Kaders

De gemeente en haar samenwerkingspartners hebben te maken met en kunnen te maken krijgen met verandering van landelijke kaders en bijpassende wet- en regelgeving. Dit heeft en kan gevolgen hebben voor het Onderwijsachterstandenbeleid en de uitvoering hiervan. Dit kan betekenen dat het beleid tussentijds aangepast moet worden.

 

2.1 Achtergrond en wettelijk kader

Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) vormt het belangrijkste onderdeel van het Onderwijsachterstandenbeleid en is met name bedoeld voor kinderen met een (risico op een) onderwijsachterstand. Voorschoolse educatie betreft de stimulering van de brede ontwikkeling van het jonge kind (2-4 jaar), waarbij de focus op taalontwikkeling ligt. Binnen de VE-locaties1 wordt gewerkt met een VVE-programma waarin specifieke aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van taal- en rekenvaardigheden, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. De Onderwijsinspectie en de GGD controleren op de uitvoering van de voorschoolse educatie.

 

Vroegschoolse educatie is daarnaast stimulering van de brede ontwikkeling, met focus op taalontwikkeling, bij kleuters (4-6 jaar). Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het primair onderwijs. Het onderwijs mag en kan vroegschoolse educatie naar eigen inzicht inrichten. De Onderwijsinspectie controleert of de VVE-kleuters een rijk taalaanbod krijgen en of het om een beredeneerd aanbod gaat.

 

Het Onderwijsachterstandenbeleid wordt gekaderd door verschillende wet- en regelgeving:

 

  • Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (wet OKE);

  • Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk;

  • Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (IKK);

  • Wet op het primair onderwijs (WPO);

  • Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

 

Gemeenten zijn door de wet OKE verantwoordelijk voor het realiseren van een kwalitatief en dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie. In 2018 trad de harmonisatiewet in werking, met als doel het versterken van het pedagogisch klimaat, één kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen (inclusief de voormalige peuterspeelzalen) en één financieringsstructuur voor ouders/verzorgers. Vanaf 2018 kwamen er aanvullende kwaliteitseisen bij, die apart geregeld zijn in de Wet IKK en zijn uitgewerkt in het Besluit kwaliteit kinderopvang en enkele ministeriële regelingen. De Wet IKK zorgt ook in de toekomst nog voor aanvullende eisen. Zo treedt op 1 januari 2025 een nieuwe eis rondom taalniveau in werking en (in de reguliere kinderopvang) een aanvullende scholingseis voor het werken met baby’s. De Wet op het primair onderwijs en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie schrijven op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie de verplichtingen voor aan de gemeente, het primair onderwijs en de kinderopvang.

 

Tot slot heeft de jeugdgezondheidszorg (JGZ) op basis van de Wet Publieke Gezondheid de taak om te signaleren of een kind een (risico op een) onderwijsachterstand heeft als gevolg van onvoldoende taalaanbod in de eigen omgeving of andere factoren. De basis waarop de JGZ indiceert is de zogenaamde doelgroepdefinitie. Iedere gemeente bepaalt zelf de geldende criteria voor deze definitie. De JGZ geeft op basis daarvan een indicatie voor voorschoolse educatie af, waarmee kinderen recht hebben op extra dagdelen VE in de kinderopvang. In Roosendaal wordt de indicering op het moment uitgevoerd door TWB. De verbinding met programma Kansrijke start is daarbij van belang om een (risico op een) onderwijsachterstand voor te zijn.

 

2.2 Rolverdeling

De gemeente Roosendaal heeft de regierol wat betreft het Onderwijsachterstandenbeleid en de VVE. Dat laat onverlet dat elk van de partners eigen (wettelijke) verantwoordelijkheden heeft in de uitvoering van dit beleid. Zoals vermeld heeft de gemeente op basis van de WPO en de wet OKE een verplichting tot het aanbieden van voldoende voorschools aanbod in volume, spreiding en kwaliteit voor de doelgroepkinderen binnen de gemeente. Daarnaast zijn de gemeente Roosendaal en de basisscholen verplicht om samen afspraken te maken over het verbeteren van de leerprestaties van leerlingen met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand. Verder maakt de gemeente samen met schoolbesturen en houders van kinderopvangorganisaties afspraken over tenminste de bepaling van de doelgroep, de toeleiding naar de voor-en vroegschoolse voorzieningen, het zorgdragen voor een doorlopende leerlijn van voor- naar vroegschoolse educatie en het behalen van resultaten bij de vroegschoolse educatie. Deze afspraken worden periodiek gecontroleerd door en besproken met de Onderwijsinspectie. De Rijksoverheid stelt voor het Onderwijsachterstandenbeleid financiële middelen beschikbaar aan de gemeente.

 

Voor de nieuwe beleidsperiode is in Roosendaal afgesproken dat OAB- en VVE-vraagstukken besproken worden op één of meerdere niveaus: strategisch (bestuurlijk overleg Jeugdagenda), tactisch (werkgroep Jeugd/ Onderwijs, VE-werkgroep) en uitvoerend niveau, bijvoorbeeld tijdens de accountgesprekken met de aanbieders van voorschoolse educatie. De afweging op welk niveau iets besproken wordt, ligt primair bij de beleidsadviseur, die OAB in zijn portefeuille heeft. Echter is er eerder een besluit genomen op de rol- en taakverdeling van de deelnemers van de genoemde overleggen.

 

2.3 Onderdeel van de Roosendaalse Jeugdagenda

De notitie Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026 is een opvolging van het beleidsdocument Aanpak onderwijsachterstanden – ieder kind een kans 2019-2023. Sommige van de speerpunten van destijds komen logischerwijs terug in de ambities en doelen van nu, op andere thema’s zien we een verbreding. De notitie Onderwijsachterstandenbeleid sluit aan op de Jeugdagenda 2021-2022.

 

Bij het bestuurlijk overleg Jeugdagenda komen ook de verplichtingen die voortkomen uit de WPO aan bod. Aan het overleg nemen de bestuurlijke partners deel: de gemeente Roosendaal, kinderopvang, schoolbesturen, het Samenwerkingsverband passend onderwijs en partners op het gebied van sport, cultuur, veiligheid, jeugdgezondheidszorg, jeugdhulp en arbeidsmarkt. Hier wordt het lokaal beleid op hoofdlijnen vastgesteld en worden de thema’s en bijbehorende doelen bepaald. Dit overleg is daarmee overwegend strategisch van aard. Het Onderwijsachterstandenbeleid en de uitvoering daarvan maakt onder andere onderdeel uit van de agenda.

 

Daarnaast is er een logische aansluiting bij het collegeprogramma ‘Zij aan zij’. Onder het motto Een goede toekomst voor onze kinderen, is vastgesteld de komende jaren te werken aan onder meer Kansengelijkheid en bestaanszekerheid voor iedereen. Iedere jongere heeft gelijke kansen en kan zich volledig ontwikkelen. Iemands achtergrond, het opleidingsniveau van zijn ouders en hun financiële situatie mogen geen invloed hebben op iemands ontwikkeling. We willen onze inwoners inspireren en uitdagen het beste uit zichzelf te halen. Hierbij is het hoofddoel om aanbod aan te bieden aan hen die dat nodig hebben om onderwijsachterstanden te voorkomen en in te lopen.

 

2.4 Aansluiting bij het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid

Als laatste is er het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV) waarbij Roosendaal sinds juli 2022 één van de twintig steden is. Roosendaal zet daarmee grote stappen in de aanpak en verbetering van de leefbaarheid en veiligheid in wijken op de lange termijn (15 tot 20 jaar). “Het mag namelijk niet uitmaken waar je wieg heeft gestaan en dat speelt in sommige wijken van Roosendaal wél. Vandaag is een belangrijk startmoment. Zij-aan-zij gaan we gericht aan de slag om een aantal wijken structureel te verbeteren. We gaan onze inwoners een beter perspectief, kansen en trots bieden. Dat is een weg van de lange adem, maar wel het pad dat we nú inslaan.”, aldus de burgermeester.

 

In maart 2023 stuurde de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs een brief naar de Tweede Kamer over extra maatregelen om de kansengelijkheid in het onderwijs te bevorderen. Het Rijk stelt dan ook extra budget beschikbaar voor maatregelen gericht op de versterking van de ontwikkeling van het jonge kind. Het grootste deel van deze middelen wordt beschikbaar gesteld aan de twintig focusgebieden van het NPLV. De maatregelen dienen bij te dragen aan de volgende doelstellingen:

 

  • Bevorderen van de ondersteuning van het gezin bij de ontwikkeling van het kind met een risico op een onderwijsachterstand;

  • Bevordering van de deelname aan voorschoolse educatie voor kinderen met een risico op een onderwijsachterstand;

  • Het bevorderen van gezamenlijke training en coaching in de voor- en vroegschoolse educatie;

  • Verhogen van inzet van extra onderwijsassistenten of pedagogisch medewerkers in groep 1 en 2.

 

Met de aangesloten partners bij het NPLV en het onderwijsachterstandenbeleid komen we tot extra maatregelen om de kansengelijkheid in het onderwijs te bevorderen. Deze maatregelen sluiten aan, intensiveren en werken integraal met het nieuwe onderwijsachterstandenbeleid.

 

2.5 Doel van het beleid

Het hoofddoel van het Onderwijsachterstandenbeleid is het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden, het voorkomen van segregatie en bevorderen van integratie. De reikwijdte betreft kinderen van 0 tot 13 jaar, waarbij de focus ligt op de leeftijd van 2 tot 6 jaar, waar de voor- en vroegschoolse educatie plaatsvindt. Het belangrijkste doel is om kinderen met een (dreigende) taal- en/ of ontwikkelingsachterstand als gevolg van sociale, economische en/of culturele oorzaken beter voor te bereiden op de basisschoolperiode. Het is voor henzelf en voor de samenleving van groot belang dat zij hun capaciteiten ten volle kunnen benutten. Dat betekent concreet dat er gestreefd wordt om kinderen zonder, dan wel met een zo klein mogelijke achterstand door te laten stromen van, maar ook binnen voorschool en basisschool. Het beleid richt zich zowel op het kind als op de ouders/verzorgers en kenmerkt zich door een intensieve samenwerking met en tussen verschillende partners. Om dit concreet te maken heeft de gemeente Roosendaal in samenwerking met deze partners een aantal subdoelen en ambities omschreven.

 

Voorafgaand aan de subdoelen en ambities, zijn er meer algemene -overkoepelende- doelen geformuleerd:

 

  • Alle betrokken partijen werken gezamenlijk aan de uitvoeringsagenda OAB 2023-2026. Binnen de uitvoeringsagenda is ruimte voor maatwerk en differentiatie op wijkniveau;

  • De gemeente heeft een duidelijke regierol vanuit de heldere, concrete en gedeelde visie op Onderwijsachterstandenbeleid;

  • Onderwijsachterstandenbeleid overstijgt het minimale wettelijke kader t.a.v. voor- en vroegschoolse educatie en kent een ambitieuze doelstelling. Hierbij wordt de verbinding gelegd met andere beleidsterreinen zoals armoede en taaleducatie bij ouders;

  • Er is een heldere overlegstructuur tussen gemeente en partners;

  • Er worden concrete resultaatafspraken geformuleerd op de verschillende thema’s vanuit het OAB-beleid. Deze resultaatafspraken worden structureel gemonitord zodat er tijdig bijgestuurd kan worden waar nodig en successen gevierd worden waar mogelijk;

  • Partijen communiceren open met elkaar en zijn samen verantwoordelijk voor de realisatie van gestelde doelen.

 

2.6 Huidige situatie onderwijsachterstanden

Kijkend naar de huidige onderwijsachterstanden zoals ze jaarlijks door het CBS berekend worden op basis van de indicatoren opleidingsniveau, herkomst, verblijfsduur en aandeel schuldsanering ouders, zien we de volgende concentratie van onderwijsachterstanden in Roosendaal.

 

Het ministerie van OCW stelt voor 15 procent van de kinderen met het hoogste risico op onderwijsachterstand extra financiering beschikbaar. Van de op het gemeten moment 6785 kinderen uit Roosendaal, valt 18 procent binnen deze landelijke doelgroep. Verdeeld over de 2,5-4 jarigen is dat 16% (170 kinderen) en voor de basisschoolkinderen gaat het om 19% (1070 kinderen).

Verdeeld over de verschillende wijken, zien we het volgende beeld:

3. Uitwerking subdoelen

Vanuit de kaders van het Onderwijsachterstandenbeleid, het doel en het voortraject met de verschillende partners, zijn ambities en subdoelen opgesteld voor de periode 2023-2026. Hieronder worden de subdoelen en bijbehorende actiepunten per thema weergegeven. Het gaat hierbij om de thema’s: bereik & toeleiding, aanbod & spreiding, ouderbetrokkenheid, doorgaande lijn, ondersteuningsstructuur jonge kind en nieuwkomersonderwijs/ schakelklassen. De acties worden vertaald en geprioriteerd in een concrete uitvoeringsagenda.

 

3.1 Bereik & toeleiding

Ambitie:

In Roosendaal maken alle (geïndiceerde) kinderen gebruik van een passend, kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie.

 

Doelen:

  • Er is een brede doelgroepdefinitie voor VVE en alle betrokken partijen kennen en erkennen deze;

  • De JGZ geeft een VVE-indicatie af aan peuters met een (risico op) een taal- en/of ontwikkelingsachterstand en zorgt voor een sluitende toeleiding naar VVE;

  • In 2026 maakt 90% van alle (geïndiceerde) peuters gebruik van voorschoolse educatie;

  • De redenen die ouders van geïndiceerde peuters opgeven wanneer zij geen voorschoolse educatie willen afnemen, zijn inzichtelijk en wordt op geacteerd waar mogelijk.

 

Doelgroepdefinitie

Gemeenten hebben een wettelijke verplichting om vast te stellen welke kinderen in aanmerking komen voor een VVE-indicatie en zijn vrij om deze doelgroepdefinitie vorm te geven. Sinds 2019 is de landelijke verdeling van OAB-middelen gebaseerd op een nieuwe systematiek. In dit model van het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt een aantal omgevingskenmerken meegenomen die het risico op onderwijsachterstanden voorspellen: het opleidingsniveau van de ouder(s), het land van herkomst van de ouder(s), de verblijfsduur in Nederland en of er sprake is van schuldsanering.

 

In het document ‘Toeleiding VVE Roosendaal’ is de huidige Roosendaalse doelgroepdefinitie te vinden. Voor de definitie van een VVE-indicatie wordt in Gemeente Roosendaal primair gekeken naar het opleidingsniveau van de ouders. Daarnaast kan de indicatie worden afgegeven als de JGZ-professional constateert dat er een (risico op een) taalachterstand is omdat er sprake is van: sociaal medische-, sociaaleconomische, sociaal-culturele en/ of sociaal-emotionele problemen. In de letterlijke bewoordingen is dit dus primair gericht op taal, maar in de praktijk wordt een brede doelgroepdefinitie gehanteerd. Er is behoefte om de definitie te herschrijven, zodat theorie en praktijk met elkaar overeenkomen en het duidelijk is dat het niet alleen om een taalachterstand hoeft te gaan, maar ook een ontwikkelingsachterstand in een bredere zin, bijvoorbeeld door thuiskenmerken zoals armoede.

Jaarlijks wordt geëvalueerd of we met de doelgroepdefinitie de juiste kinderen bereiken en wat de financiële gevolgen zijn. Doordat in Roosendaal wordt gewerkt met een brede doelgroepdefinitie, is de doelgroep waarop het beleid gericht is groter dan waar het Rijk de bekostiging op baseert.

Hoewel op het moment de startleeftijd voor VE al vanaf 2 jaar kan, blijkt in de praktijk dat hier vaak vanaf 2,5 jaar gebruik van wordt gemaakt. Vanuit de VE-locaties leeft de wens om VE vanaf 2 jaar ook in de praktijk vorm te gaan geven, omdat de vele stappen die kinderen op deze leeftijd in hun ontwikkeling kunnen maken cruciaal zijn.

 

Monitoren bereik en organiseren van toeleiding

Voorschoolse educatie is van belang voor de ontwikkeling van kinderen en is de belangrijkste pijler in het OAB-beleid. Gemeenten dienen afspraken te maken met hun samenwerkingspartners met het oog op een zo hoog mogelijke deelname van (geïndiceerde) kinderen aan het VE-aanbod. De gemeente wil het bereik vergroten en zal daarom het bereik en non-bereik monitoren, waarbij het vooral belangrijk is om te weten waarom sommige ouders niet willen deelnemen aan VE. We streven ernaar dat deze redenen 100% inzichtelijk zijn, zodat er beleid op gemaakt kan worden.

 

Gemeenten dienen daarnaast afspraken te maken met hun samenwerkingspartners over wie wanneer verantwoordelijk is om ervoor te zorgen dat kinderen met (een risico op) een taal- en/ of ontwikkelingsachterstand worden toegeleid naar een VE-locatie. Wanneer andere partijen signaleren dat er mogelijk sprake is van een risico op onderwijsachterstanden, kunnen zij contact opnemen met de JGZ zodat de indicatie alsnog kan worden afgegeven. De JGZ en VE-locaties binnen de gemeente Roosendaal werken met een Toeleidingsmonitor. De ervaringen daarmee zijn positief, maar op een aantal gebieden zijn verbeteringen wenselijk. Niet bij alle doelgroepkinderen komt daadwerkelijk een aanmelding bij een VE-locatie tot stand. Hoe dat precies komt, kan nog duidelijker in kaart worden gebracht. Sommige ouders kiezen om financiële redenen niet voor peuteropvang, anderen zien het belang niet of zien andere redenen om hier niet voor te kiezen. Het is belangrijk om in de komende jaren beter uit te zoeken hoe dat komt, zodat de informatievoorziening voor ouders en de werkwijze van professionals hier op aangepast kan worden indien nodig. Vanuit de praktijk is aangegeven dat de betrokken partners behoefte hebben om het complete proces van indicering tot plaatsing gezamenlijk onder de loep te nemen en duidelijke afspraken te maken over de verschillende taken en verantwoordelijkheden.

 

Acties:

  • De doelgroepdefinitie voor VVE wordt herschreven, zodat die duidelijk is en beter aansluit op hoe betrokkenen de doelgroepdefinitie in de praktijk hanteren;

  • De gemeente en partners onderzoeken of het mogelijk is om de startleeftijd voor extra VVE-aanbod voor kinderen met een VVE-indicatie in de praktijk vaker te vervroegen naar 2 jaar, maken de voor- en nadelen inzichtelijk en zetten stappen om tot uitvoering te komen;

  • De gemeente Roosendaal en TWB monitoren het bereik, het non-bereik en de redenen daarvan en zetten samen in overleg met de uitvoeringspartners bijbehorende acties uit om het bereik te vergroten;

  • De inzet van peuterconsulenten wordt onderzocht om te stimuleren om VE te volgen en ouders te ondersteunen;

  • De gemeente Roosendaal en de samenwerkingspartners evalueren de verwijsprocedure en het toeleidingsproces rondom VVE inclusief de informatievoorziening voor en begeleiding van ouders. Indien nodig worden nieuwe afspraken gemaakt.

 

3.2 Aanbod en spreiding

Ambitie:

In Roosendaal is sprake van een dekkend aanbod van voorschoolse educatie, zodat iedere peuter (met een VVE-indicatie) thuisnabij in een gemengde groep van peuters met en zonder verhoogd achterstandsrisico, een VVE-aanbod kan volgen van 960 uur over een periode van minimaal 1,5 jaar.

 

Doelen:

  • Er is een goede match tussen daar waar de geïndiceerde peuters wonen en voorzieningen voor voorschoolse educatie.

  • Peuters met een VVE-indicatie volgen ten minste 960 uur voorschoolse educatie in de leeftijdsfase van (minimaal) 2,5 tot 4 jaar.

 

Een dekkend aanbod

De gemeente heeft een verantwoordelijkheid om voldoende kindplaatsen te realiseren, zodat de kinderen die op basis van de gemeentelijke doelgroepdefinitie in aanmerking komen voor VVE ook daadwerkelijk kunnen deelnemen.

 

Qua situering zijn de VE-locaties op dit moment logisch verdeeld daar waar ook risico’s op onderwijsachterstanden worden gemeten door het CBS. Tegelijkertijd komt uit de gesprekken en de survey naar voren dat het aantal plekken onvoldoende is. Het gaat dan met name om de wijken Kortendijk, Kroeven en Langdonk.

 

960-uurs aanbod

Sinds 1 augustus 2020 dienen gemeenten een VE-aanbod te realiseren van ten minste 960 uur per (geïndiceerde) peuter over een periode van 1,5 jaar, voordat zij naar school gaan. De gemeente Roosendaal wil dat (geïndiceerde) peuters zoveel mogelijk gebruik maken van het aantal aangeboden uren per week (16 uur) en zo vroeg mogelijk starten. Het is uiteraard aan de ouders of zij daadwerkelijk van dit aanbod gebruik maken. Een passende actie om dit te bevorderen kan bijvoorbeeld het vervroegen van het moment van indiceren zijn. Dit komt terug bij de acties onder ‘Bereik en Toeleiding’.

 

Acties:

  • De gemeente Roosendaal monitort vraag en aanbod van VVE-kindplaatsen en gaat zo nodig met de betrokken partners in de OAB-werkgroep in gesprek over wachtlijsten en spreiding van locaties;

  • De gemeente Roosendaal gaat het aanbod en de afname van de 960-uursnorm monitoren en gaat waar nodig met de JGZ en de VE-locaties in gesprek over passende acties.

 

3.3 Doorgaande lijn

Ambitie:

De manier waarop kinderen en ouders binnen de gemeente Roosendaal worden benaderd en behandeld is vanuit kinderopvang en onderwijs hetzelfde. Dit komt terug in de gemeentelijke visie op Integrale Kindcentra.

 

Doelen:

  • Voor- en vroegscholen zijn op de hoogte van elkaars aanbod en zorgen samen dat dit aanbod zo naadloos mogelijk op elkaar aansluit. Zo ontstaat er een stevige pedagogisch/didactische doorgaande lijn;

  • De gemeente brede ambitie wordt op uitvoeringsniveau vertaald naar een combinatie specifiek uitvoeringsplan. De schoolleiders en managers kinderopvang zijn hierbij kartrekker. Niet alle kinderopvanglocaties zijn direct gekoppeld aan een school. Omdat een doorgaande pedagogisch/didactische lijn voor alle kinderen van belang is zoeken deze locaties actief de verbinding met één of twee scholen waar veel kinderen naar uitstromen;

  • Kinderopvang en onderwijs betrekken ketenpartners bij het combinatie specifieke uitvoeringsplan;

  • De inzet van peuter-kleuterconsulenten wordt onderzocht om de doorgaande lijn te verbeteren;

  • Er wordt informatie overgedragen over de ontwikkeling van het kind op verschillende gebieden, zoals taal, welbevinden, basisvaardigheden en werkhouding. De school neemt kennis van de informatie en stemt eventueel handelen en het aanbod hierop af.

 

Kwaliteit en samenhang van het aanbod

De wens van de gemeente en de partners is om een gemeente brede IKC-visie te ontwikkelen. Deze visie gaat naast huisvesting ook over de inhoudelijke samenwerking tussen en met partners.

Deze nog te ontwikkelen IKC-visie kent veel raakvlakken met deze beleidsnotitie.

 

In het voortraject kwam naar voren dat de mate waarin de doorgaande lijn tussen kinderopvang en onderwijs is ingericht, sterk verschilt tussen de locaties binnen de gemeente Roosendaal. De wens om de doorgaande lijn te versterken leeft, maar de specifieke behoefte wat betreft verbeteracties is zeer verschillend. De ene school wil bijvoorbeeld meer weten over wat voorschoolse educatie inhoudt en de andere heeft al een verdergaande relatie met de kinderopvang opgebouwd en wil als vervolgstap gezamenlijk het ouderbeleid op elkaar afstemmen.

 

De landelijke overheid investeert de komende jaren fors in de Rijke schooldag, met het programma School & Omgeving voor het funderend onderwijs. Het programma richt zich op het vergroten van de kansengelijkheid binnen het onderwijs en in de omgeving. De Roosendaalse partijen omarmen deze visie. In de verschillende gesprekken is duidelijk geworden dat deze ontwikkeling niet los gezien kan worden van het bredere Onderwijsachterstandenbeleid. Daarom is de wens uitgesproken de naschoolse activiteiten mee te nemen in de bredere ontwikkeling en de samenwerkingsafspraken op locatieniveau.

 

Overdracht

Voor een doorgaande leer- en ontwikkellijn is het van belang dat relevante informatie over het kind en diens omgeving, met toestemming van de ouders, overgedragen wordt. Zo kan het onderwijs voortborduren op de kennis en ervaring van de aanbieder van voorschoolse educatie en wordt voorkomen dat er tijd verloren gaat wanneer er specifieke aandachtspunten zijn. Door een duidelijke overdracht van doelgroeppeuters vanuit het consultatiebureau naar de kinderopvang kan de kinderopvang het (VE-)aanbod makkelijker aan laten sluiten op de individuele behoefte van het kind.

 

De partijen hebben de gezamenlijke wens uitgesproken afstemming te hebben rondom de ontwikkeling van het kind als basis voor de inhoudelijke overdracht. Zo ontstaat er een duidelijk beeld over de voorderingen van een kind tijdens de voor- en vroegschoolse peridode. Deze resultaten worden tevens gebruikt voor de monitoring van de resultaatafspraken. Daarnaast is uit de gesprekken gebleken dat er ook behoefte is aan een terugkoppeling na de overgang van bijvoorbeeld de voorschool naar de vroegschool: hoe ontwikkelt het kind zich binnen het onderwijs?

 

Koppelgesprekken

De gemeente en betrokken partijen willen inzetten op meer samenhang in inhoud, visie en uitvoering door de betrokken partijen en op een meer integraal aanbod van activiteiten in het kader van OAB. Daarvoor is allereerst ontmoeting en kennis van elkaars aanpak, aanbod en werkwijze nodig. Omdat het per ‘koppel’ van basisschool en kinderopvang verschilt wat er nodig is om hun samenwerking te verbeteren, wil de gemeente ‘koppelgesprekken’ gaan faciliteren, als dat nog niet of nauwelijks gebeurd, waarin zij via relevante thema’s met elkaar kunnen bepalen wat er al goed gaat en wat er aanvullend nodig is bij dat koppel en in die wijk. De OAB-thema’s die in ieder geval van belang zijn, betreffen: taalstimulering, ouderbetrokkenheid, doorgaande lijn en samenwerking.

 

Acties:

  • De gemeente faciliteert koppelgesprekken tussen voor- en vroegschool met als doel op gestructureerde wijze afstemmen van aanpak, aanbod en werkwijze. De gezamenlijke acties worden vertaald naar een uitvoeringsplan;

  • Met de partijen worden afspraken gemaakt over het overdragen van informatie over de ontwikkeling van het kind, zodat gegevens uniform gemonitord kunnen worden.

 

3.4 Ouderbetrokkenheid

Ambitie:

Ouders/verzorgers zijn en worden actief betrokken bij de ontwikkeling van het kind in de voor- en vroegschoolse periode en worden gestimuleerd de educatieve ontwikkeling ook in te zetten in de thuissituatie. Daarnaast wordt ingezet op de ondersteuning van de ouder zelf zodat zij handvatten krijgen om hun kind te helpen. Bij die ondersteuning is er aandacht voor (culturele) verschillen tussen ouders en daarmee ruimte voor een diverse aanpak.

 

Doelen:

  • Alle voor- en vroegschoolse voorzieningen hebben een (gezamenlijk) plan van aanpak om systematisch de ouderbetrokkenheid te realiseren (en te vergroten);

  • Dit plan van aanpak is toegespitst op de ouderpopulatie in de wijk en/of de locatie en is tot stand gekomen in samenwerking tussen voor- en de vroegschool;

  • Er wordt vanuit de voor- en vroegschool samengewerkt met de netwerkpartners aan het verstevigen van de opvoedvaardigheden van ouders;

  • Ouders ervaren dat zij betrokken worden bij de ontwikkeling van hun kind doordat zij:

  • Voldoende geïnformeerd worden over de ontwikkeling van hun kind;

  • Voldoende materiaal en/of informatie krijgen om thuis stimulerende activiteiten te doen;

  • Regelmatig kunnen participeren aan ouderactiviteiten en hierover actief benaderd worden.

  • Alle kinderen (en hun ouders) worden gestimuleerd en krijgen tips en handvaten aangereikt om (voor) te lezen en worden hierbij begeleid door de kinderopvang, basisschool en andere netwerkpartners, zoals de welzijnsstichting en de bibliotheek;

  • Ouders hebben handvatten om zelf actief hun kind te ondersteunen bij diens ontwikkeling, rekening houdend met de verschillen in cultuur van ouders en kinderen.

 

Ouderbetrokkenheid

De situatie thuis is ontzettend belangrijk voor de ontwikkeling van een kind. VE-locaties en scholen trekken daarom samen met ouders op om kinderen te stimuleren in hun ontwikkeling. Zo werken we samen aan de beste kansen voor kinderen. Binnen de gemeente Roosendaal zetten we in op de actieve participatie van ouders van (geïndiceerde) peuters bij de ontwikkeling van hun kind. Wij streven er naar dat ouders thuis actief bijdragen door bijvoorbeeld thuis voor te lezen, gesprekjes te voeren over opvang en school, maar ook deel te nemen aan ouderavonden en rapportgesprekken. Zo benutten we ouderbetrokkenheid als instrument om achterstanden bij kinderen te voorkomen of te verminderen.

 

VVE in de thuissituatie

De combinatie van voor- en vroegschool heeft de taak ouders te ondersteunen in hun betrokkenheid thuis op het gebied van taal en lezen, door een zorgvuldige communicatie en door goede begeleiding van ouders en kinderen bij overgangen in de schoolloopbaan. We vinden het hierbij belangrijk dat de aandacht voor taalontwikkeling wordt geïntegreerd in de dagelijkse routine binnen het gezin.

 

Taalvaardigheid ouders

Er zijn ouders die de Nederlandse taal slecht beheersen. Ouderbetrokkenheid bij VVE voor deze ouders is complex, omdat vaak de wil om betrokken te zijn er wel is, maar de mogelijkheden daartoe beperkt zijn. Vanuit de VVE wordt de verbinding gelegd met minder taalvaardige ouders.

 

Acties:

  • Iedere VE-locatie stelt tweejaarlijks een ouderpopulatiescan op en past zijn ouderbetrokkenheidsplan hierop aan. Bij de scholen is deze ouderpopulatiescan al bekend. De voorschool en de vroegschool betrekken ouders op deze manier om de doelen te behalen en de (educatieve) ontwikkeling te stimuleren van het kind in de thuissituatie;

  • Ouders/verzorgers worden mondeling en schriftelijk geïnformeerd door de voorschoolse voorziening over het VE-programma en door de vroegschool over het beredeneerd aanbod en de doelen (resultaatgericht werken) die worden nagestreefd. Daarbij is er aandacht voor de impact van de rol van de ouder;

  • Kinderopvang en JGZ hebben de beschikking over passend materiaal om ouders te informeren over het voorschools aanbod in Roosendaal.

  • Ouders van doelgroepkinderen worden gestimuleerd om thuis aan de slag te gaan met het thuisonderdeel van het VVE-programma;

  • Uitvoeringspartners, zoals de voorschool, basisschool en bibliotheek zoeken de samenwerking op het gebied van taalstimulering voor anderstalige en laaggeletterde ouders;

  • We zetten in op deskundigheidsbevordering bij professionals als het gaat om ouderbetrokkenheid, bijvoorbeeld waar het gaat om het omgaan met (culturele) verschillen.

 

3.5 Ondersteuningsstructuur jonge kind

Ambitie:

Kinderen met ondersteuningsvragen op een ander gebied dan taal ontvangen de juiste ondersteuning in de voorschoolse periode. Voor kinderen die meer of iets anders nodig hebben dan voorschoolse educatie, is duidelijk welk aanbod nodig en beschikbaar is.

 

Doelen:

  • Op de VE-locaties wordt ondersteuning aan kinderen zo vroeg mogelijk (preventief) ingezet, zodat minder zware en specialistische trajecten nodig zijn;

  • Er is sprake van een duidelijke ondersteuningsstructuur in de voorschoolse periode, inclusief de overgang naar het primair onderwijs. Hierbij hebben we als doel dat kinderen met een VE-indicatie niet automatisch doorstromen naar gespecialiseerd onderwijs. Er zijn afspraken tussen ouders, JGZ, de VE-locaties, primair onderwijs, het samenwerkingsverband passend onderwijs en indien nodig jeugdhulpverlening over de samenwerking rondom kinderen met extra ondersteuningsbehoeften. Daarbij is duidelijk wie welke rol heeft, welke informatie wordt overgedragen en wie casusregie heeft;

  • We streven naar integraal beleid, omdat kinderen met (risico op) (taal)achterstanden en hun gezinnen ook te maken kunnen hebben met andere problematieken. Daarmee heeft het OAB raakvlakken met bijvoorbeeld jeugdbeleid, armoedebeleid, passend onderwijs en de aanpak van laaggeletterdheid. We richten onze aandacht niet alleen op het kind met een VVE-indicatie en/of extra ondersteuningsbehoeften, maar ook op het gezin en de thuissituatie.

 

Vroegsignalering

Bij de peuteropvang zijn jonge kinderen en daarmee gezinnen in beeld waar soms meer mee aan de hand is dan alleen een risico op onderwijsachterstanden. Dat biedt de mogelijkheid om deze kinderen en hun ouders in een vroeg stadium ondersteuning of hulp te bieden als dat nodig is. Vanuit die optiek is de signaalfunctie die pedagogisch medewerkers in de kinderopvang hebben van groot belang. Pedagogisch medewerkers zijn dan ook op de hoogte van de mogelijkheden binnen de gemeente Roosendaal om ouders en kinderen door te verwijzen.

 

Extra ondersteuning

Sommige peuters hebben, naast een eventueel verhoogd risico op een onderwijsachterstand, nog extra ondersteuning nodig. Denk hierbij aan kinderen met gedragsproblemen of een zorgvraag. De meeste van deze kinderen kunnen met wat extra ondersteuning opgevangen worden binnen de reguliere omgeving, voor anderen is een ander aanbod het meest passend. Dat hangt af van de ondersteuningsbehoefte van het kind, maar ook van de mogelijkheden op de groep.

 

Sommige kinderen hebben een achterstand die logischerwijs niet direct ‘inhaalbaar’ is, maar kunnen met wat extra ondersteuning toch terecht binnen de reguliere opvang. Denk bijvoorbeeld aan sommige kinderen met sociaal-emotionele problematiek (bijv. autisme) of gedragsproblematiek. De ondersteuningsvraag van het kind is niet helemaal weg te nemen, maar met extra aandacht of een andere aanpak past het kind met de extra ondersteuningsbehoefte wél binnen de groep. De extra ondersteuning kan verschillende vormen aannemen, zoals ambulante begeleiding van specialisten die tijdelijk worden ingezet ter ondersteuning van het kind en/ of de medewerkers, inzet van een extra pedagogisch medewerker of extra deskundigheidsbevordering. Op veel plekken in Roosendaal gebeurt dit al. Het is niet zo dat álle ondersteuningsvragen binnen een reguliere setting opgepakt kunnen worden.

 

In de gesprekken met de betrokken organisaties kwam naar voren dat het momenteel per VE-aanbieder verschilt hoe ver zij gaan om kinderen met aanvullende ondersteuningsbehoeften in de reguliere groepen op te kunnen vangen. Het uitgangspunt is inclusief en thuisnabij onderwijs, maar hoe ver kunnen en willen we gaan, wie heeft welke verantwoordelijkheid en hoe zit het met de financiën? Door met elkaar, op gemeentelijk als lokaal niveau, af te spreken welke zorg er (wel of juist niet) binnen de VE-locatie geboden kan worden, ontstaat een helder beeld van de behoefte op het gebied van passende ondersteuning.

 

Ondersteuningsstructuur

In het onderwijs is er een wettelijke basis voor passend onderwijs en heeft het onderwijs de opdracht om in 2035 inclusief te zijn. In Roosendaal wordt gewerkt aan een duidelijke bijbehorende routekaart waaruit duidelijk wordt hoe de lijnen lopen als kinderen iets extra’s nodig hebben of als gedacht wordt dat een andere plek passender is. De voorschoolse voorzieningen zijn hierin nog niet opgenomen. Ook voor de voorschoolse periode (0-4) is er behoefte aan een duidelijke ondersteuningsstructuur, waarbij de overgang naar het primair onderwijs natuurlijk van belang is. Er is al veel georganiseerd, maar de samenhang en duidelijkheid ontbreekt soms. Een voorbeeld: op sommige voorscholen is het gebruikelijk dat de IB’er vanuit het onderwijs al in de peuterleeftijd betrokken wordt, op andere plekken is deze doorgaande lijn qua zorgstructuur niet geregeld. Enkele andere vraagstukken zijn al duidelijk. Zo is de wens dat het samenwerkingsverband al eerder betrokken wordt bij peuters die extra hulp of ondersteuning nodig hebben, zodat de doorstroom naar de basisschool ook soepeler verloopt en onderinstroom direct naar het speciaal onderwijs beperkt blijft. Daarnaast is ook de wens om de meer gebruik te maken van de jeugdprofessionals.

 

Acties:

  • In de komende periode onderzoeken we hoe de ondersteuning binnen de VE-locaties vormgegeven kan worden om een inclusief en thuisnabij voorschools aanbod aansluitend bij de gekoppelde school te realiseren;

  • We onderzoeken hoe de ondersteuningsstructuur 0-4 het beste kan aansluiten op de ondersteuningsstructuur 4-12. Hierbij wordt bekeken of betrokkenen zoals de IB’er van school, de Jeugd Professional Onderwijs en het Samenwerkingsverband passend onderwijs al in de voorschoolse periode betrokken kunnen worden en het onderwijs gebruik kan maken van de expertise van de kinderopvang;

  • JGZ, de VE-locaties, primair onderwijs, het Samenwerkingsverband passend onderwijs en ouders maken afspraken over de samenwerking wanneer aanvullende ondersteuning nodig is en wanneer er twijfel is of een kind zonder extra ondersteuning in het regulier basisonderwijs kan instromen. Daarbij is duidelijk wie welke rol heeft, welke informatie kan en wordt overgedragen en wie casusregie heeft;

  • De gemeentelijke ondersteuningsstructuur in de voorschoolse periode wordt opgenomen in een aparte routekaart. Dit maakt voor alle betrokkenen inzichtelijk hoe de lijnen lopen, wie de regie heeft, etc;

  • De gemeente Roosendaal zoekt continu de verbinding wanneer het onderwijs-achterstandenbeleid raakt aan andere beleidsterreinen zoals armoede, jeugd, passend onderwijs en laaggeletterdheid en programma’s zoals kansrijke start en het nationaal programma leefbaarheid en veiligheid.

 

3.6 Schakelproject & Neveninstromers project

Ambitie:

Nieuwkomers en leerlingen in het basisonderwijs met achterstanden in de Nederlandse taal krijgen extra ondersteuning waardoor deze leerlingen betere kansen krijgen in hun verdere schoolloopbaan.

 

Doelen:

  • Nieuwkomers kinderen krijgen een intensief aanbod aan taalonderwijs zodat zij zo snel als mogelijk kunnen instromen in het thuisnabije, reguliere onderwijs;

  • Leerlingen in het basisonderwijs met achterstanden in de Nederlandse taal krijgen intensief en extra taalonderwijs;

  • Om met elkaar vast te kunnen stellen dat we de juiste dingen doen gaan we de kwaliteit en kwantiteit van ons aanbod monitoren. Deze monitor wordt gebruikt voor de kwaliteitsdialoog die minimaal 1 maal per jaar wordt gevoerd.

 

Nieuwkomers onderwijs

Gemeenten hebben de wettelijke plicht om onderwijs te realiseren voor nieuwkomers. Nieuwkomers zijn kinderen die korter dan één jaar woonachtig zijn in Nederland. Ongeacht de status van een kind en diens ouders, hebben deze kinderen net als alle andere kinderen recht op onderwijs. Schoolbesturen en de gemeente Roosendaal willen zorg dragen voor goed en toegankelijk onderwijs voor deze leerlingen. Daarom wordt nieuwkomerskinderen een intensief taaltraject gedurende één jaar aangeboden. Om dit intensieve aanbod zo efficiënt en effectief mogelijk in te kunnen richten concentreert dit aanbod zich op één school in de gemeente; de Gezellehoek.

 

Ondanks dat we ouders helpen hun kind naar de Gezellehoek te brengen kan het voorkomen dat kinderen toch op een andere school terecht komen. We onderzoeken met elkaar hoe we de expertise vanuit het nieuwkomersonderwijs beschikbaar kunnen maken voor andere scholen.

 

Voor de integratie van jonge nieuwkomers in de niet-leerplichtige leeftijd is deelname aan voorschoolse en vroegschoolse educatie van groot belang. Op basis van de doelgroepdefinitie van de gemeente Roosendaal, hebben zij recht op 16 uur voorschoolse educatie. Vanuit Vluchtelingenwerk en de JGZ is het belangrijk extra aandacht voor de toeleiding van deze kinderen naar een VE-locatie te hebben. In de uitvoering kan er extra deskundigheidsbevordering nodig zijn om deze kinderen een passend aanbod te geven.

 

Schakelklassen/ schakelproject

In Roosendaal komen de basisscholen met meer dan 20% risicoleerlingen in aanmerking voor de inzet van Schakelklassen/ schakelprojecten. De Schakelklassen/ schakelprojecten zijn/ is bestemd voor basisschoolleerlingen in de onderbouw met een aantoonbare achterstand in de Nederlandse taal. Het doel van de Schakelklas is om leerlingen in het basisonderwijs met een achterstand in de Nederlandse taal intensief en extra taalonderwijs te geven, waardoor de taalachterstand wordt verminderd en deze leerlingen betere kansen krijgen in hun verdere schoolloopbaan. De Schakelklassen worden in één van de onderstaande vormen aangeboden:

 

  • Voltijd schakelklas; Het kind volgt bijna al het onderwijs in de schakelklas. Dit is minimaal 880 uur per schooljaar;

  • Deeltijd schakelklas; Het kind volgt minimaal 8 uur per week lessen in de schakelklas. De rest van het onderwijs volgt het kind in de gewone groep;

  • Verlengde schooldag; Het kind volgt de gewone lessen. Daarnaast krijgt het kind extra onderwijs in de schakelklas. Het gaat dan om zo’n 2,5 uur per week (100 uur per schooljaar).

 

Uit de gesprekken in het voortraject blijkt dat de manier waarop de middelen voor de schakelklassen/ schakelproject worden ingezet verschillen per schoolbestuur. Deze vrijheid willen we bewaren. Wel moet er opnieuw gekeken worden naar:

 

  • De doelgroep en doelen voor het schakelonderwijs;

  • De verdeelsleutel van de beschikbare middelen over de verschillende scholen;

  • De manier waarop de effecten van het schakelonderwijs gemonitord kunnen worden.

 

Financiering

Scholen ontvangen vanuit het Rijk middelen voor het aanbod aan vroegschoolse educatie. Deze middelen zijn onderdeel van de lumpsum2. Daarnaast ontvangen scholen mits aan bepaalde eisen wordt voldaan aanvullende middelen voor nieuwkomersonderwijs. De gemeente kan aanvullende middelen beschikbaar stellen.

 

Door de veranderende populatie binnen de gemeente wordt een toename gezien van het aantal kinderen dat gebruik maakt van het nieuwkomersonderwijs en de schakelklassen/ schakelprojecten. Deze toename zorgt voor een spanningsveld t.a.v. de verdeling van de middelen. De onderwijsbesturen kijken samen met de gemeente naar de juiste herverdeling van de beschikbare middelen voor de schakelklassen/ schakelprojecten.

 

Evaluatie en monitoring

Om de kwalitatieve en kwantitatieve effecten van het nieuwkomersonderwijs en de schakelklassen/ schakelproject te volgen wordt er ingezet op een eenduidige monitor. Deze monitor bestaat uit:

 

  • 1.

    Procesevaluatie; doen we de juiste dingen en doen we ze goed?

  • 2.

    Evaluatie van de leerwinst; welke resultaten ervaren deelnemers en uitvoerders.

 

Het uitgangspunt is dat hierbij gekeken wordt naar de leerwinst die een kind doormaakt ten opzichte van zichzelf. Bij de opzet van de monitor wordt gekeken naar de beschikbare cijfers tot nu toe. Daarnaast wordt gekeken naar welke data wenselijk is om met elkaar de effecten van de interventies zo groot mogelijk te maken. Om het leereffect te vergroten onderzoeken we de mogelijkheden om intervisie bezoeken bij elkaar uit te voeren. Het doel hierbij is nadrukkelijk niet om te kijken wat er niet goed gaat. Het doel is om het leereffect binnen de stad te vergroten en daarmee de kwaliteit van het aanbod voor alle kinderen.

 

Acties

  • We onderzoeken met elkaar wat er mogelijk is om de expertise t.a.v. het nieuwkomersonderwijs zo breed mogelijk beschikbaar te maken;

  • Samen met de partijen wordt aangesloten met nieuwkomersonderwijs en schakelklassen bij ontwikkelingen rondom de instroom van vluchtelingen;

  • De verdeelsleutel t.a.v. de beschikbare middelen voor de schakelklassen/schakelproject worden heroverwogen. De middelen worden hiermee voor de duur van deze beleidsperiode herverdeeld;

  • Met de betrokken partijen wordt gewerkt aan een kwalitatieve en kwantitatieve monitor. Deze monitor wordt gebruikt voor een periodiek inhoudelijk overleg.

 

3.7 Resultaatafspraken

Ambitie:

Er zijn gedragen resultaatafspraken met partners uit het onderwijs en de kinderopvang gemaakt die herkenbaar en herleidbaar zijn vanuit de Jeugdagenda, gemonitord worden én periodiek besproken worden.

 

Doelen:

  • In de resultaatafspraken wordt verschil gemaakt tussen de verschillende ontwikkelingsdomeinen;

  • De resultaatafspraken richten zich in ieder geval op het bereik en non-bereik in de voorschoolse educatie en daarmee op de toeleiding vanuit de GGD;

  • We richten ons op resultaatafspraken die ‘niet in beton gegoten’ zijn, realistisch zijn, waar tussenafspraken uit gedestilleerd kunnen worden en die gemonitord en periodiek besproken worden.

 

Achtergrond Resultaatafspraken

Het Rijk investeert veel geld in het verminderen van taalachterstand bij jonge kinderen. Er zijn landelijke onderzoeken om te gaan wat deze investeringen opleveren. Het Rijk vindt het echter ook van belang dat op lokaal niveau de discussie over de opbrengsten van VVE besproken worden. Daarom is het wettelijk opgenomen (WPO artikel 160) dat gemeenten en schoolbesturen resultaatafspraken voor vroegschoolse educatie maken. Daarnaast is het logisch en raadzaam om tegelijkertijd ook de voorschoolse educatie hierbij te betrekken. Immers: VVE gaat om zowel de voorschoolse educatie als het onderwijs en er is een afhankelijkheid als het gaat om het kijken naar resultaten van VVE.

Resultaatafspraken vroegschoolse educatie moeten uiteindelijk op termijn leiden tot een hoger aandeel kinderen die zonder achterstand groep 3 instromen.

De meerwaarde van het maken van resultaatafspraken is dat hiermee de dialoog over de opbrengsten van VVE gevoerd kan worden. Resultaatafspraken zijn geformuleerde ambities tussen gemeente, schoolbesturen, kinderopvang en eventueel overige partners over de resultaten van voor- en vroegschoolse educatie. De afspraken zijn bedoeld als streven en niet als doelen die gehaald moeten worden. Het is dus geen verantwoordingsmaat van schoolbesturen of kinderopvangorganisaties richting de gemeente over het (onderwijs)aanbod en de onderwijskwaliteit in groepen 1 en 2. Het biedt informatie om de kwaliteitsdialoog met elkaar te kunnen voeren.

 

Verzamelde suggesties resultaatafspraken

Tijdens de werksessies is ook met betrokkenen gesproken over mogelijke invullingen van resultaatafspraken. De volgende resultaatafspraken zijn richtinggevend en dienen nader uitgewerkt te worden:

 

  • We spreken af dat kinderen in principe een reguliere voorschool bezoeken. Dat betekent dat een aanmelding bij een MKD nooit kan gebeuren zonder dat er eerst een aanmelding bij een reguliere voorziening is geweest;

  • Met een nader te bepalen bandbreedte is de doelstelling dat kinderen op minimaal SLO3-niveau instromen in groep 3. Daarbij moet aandacht zijn voor de condities en randvoorwaarden om dit doel te kunnen behalen;

  • Peuters zo thuisnabij mogelijk toeleiden naar een voorschoolse voorziening. Daarbij wordt uitgegaan van een 100% bezoekaandeel aan het consultatiebureau;

  • Via de het kindvolgsysteem de ontwikkeling van kinderen in de voor- en vroegschool volgen.

 

Acties:

  • Verzamel de in het traject genoemde en hierboven weergegeven ideeën voor mogelijke resultaatafspraken en maak een voorstel ter vaststelling om tot concrete en afgestemde resultaatafspraken te komen;

  • Bepaal op basis van de resultaatafspraken welke data verzameld en gemonitord moet worden. Wanneer daar als voorwaarde een gelijk kind-/leerlingvolgsysteem uit naar voren komt, dient dit gerealiseerd te worden.

 

4. Aanpalende beleidsterreinen

Het onderwijsachterstandenbeleid raakt andere beleidsterreinen en onderwerpen. Het gaat daarbij met name om de Roosendaalse inzet op opvoeden en opgroeien en de Jeugdprofessional op school (JPO) en de aansluiting op aanpalende beleidsterreinen Laaggeletterdheid van volwassenen, Rijke schooldag, IKC ontwikkeling en Gelijke kansen binnen het onderwijs. In dit hoofdstuk wordt daar kort op ingegaan.

 

4.1 Opvoeden en opgroeien

Iedere ouder heeft wel eens vragen of zorgen rondom het opvoeden en opgroeien van kinderen en pubers. WijZijn Roosendaal biedt ondersteuning bij zowel grote als kleine vragen en problemen en helpt bij opvoeden en opgroeien. WijZijn Roosendaal is hierbij een belangrijke ketenpartner waar het gaat om ondersteuningsvraagstukken en contextgerelateerde vraagstukken en is hiermee een belangrijke samenwerkingspartner voor de OAB-partijen.

 

4.2 Jeugdhulp en Jeugdprofessional op school

In 2020 kwamen de Roosendaalse schoolbesturen van het primair onderwijs met de vraag om schoolmaatschappelijk werk terug de school in te brengen. Schoolbesturen merkten namelijk op dat onderwijs en zorg dichter bij elkaar dienden te komen omwille van de kinderen. De gemeente Roosendaal begreep die vraag, maar wilde ook graag de bestaande structuren versterken. Jeugdprofessionals liepen al in school rond, alleen werden zij vaak pas benaderd op het moment dat er zich echt een zorgelijke situatie voordeed. Sinds 2021 hebben de jeugdprofessionals meer tijd om preventief te werk te gaan en zijn zij voor zowel leerlingen, ouders als leerkrachten makkelijk aanspreekbaar. Dit wordt als een succes ervaren.

 

4.3 Laaggeletterdheid van volwassenen

Als ouders voldoende taalvaardig zijn biedt dit niet alleen voor hen, maar ook voor hun kinderen kansen. Voor veel mensen is lezen en schrijven niet vanzelfsprekend en dat belemmert het dagelijkse functioneren. Binnen Roosendaal zijn er verschillende initiatieven die bijdragen aan de bestrijding van taalachterstanden, zodat alle inwoners daadwerkelijk kunnen participeren in de samenleving. Vanuit het Onderwijsachterstandenbeleid en het lokaal Jaarplan Laaggeletterdheid wordt gekeken hoe synergie kan worden bereikt door zowel focus te leggen op de taalontwikkeling van de peuters alsook die van de ouders of verzorgers. Taalles voor ouders in de basisschool van hun kind(eren) is hier een voorbeeld van.

 

4.4 Rijke schooldag

De landelijke overheid investeert de komende jaren fors in de Rijke schooldag, met het subsidieprogramma School & Omgeving voor het funderend onderwijs. Het programma richt zich op het vergroten van de kansengelijkheid binnen het onderwijs en in de omgeving.

Onder andere scholen, gemeenten, kinderopvangorganisaties, sport- en cultuuraanbieders kunnen binnen het programma van de Rijke Schooldag gezamenlijk kansen voor kinderen vergroten. Naast het reguliere curriculum kunnen scholen extra activiteiten, zoals sport, cultuur en huiswerkbegeleiding aanbieden. Zo wordt naast een extra stimulans op het gebied van taal ook de brede talentontwikkeling van de kinderen gestimuleerd.

 

4.5 IKC ontwikkeling

Landelijk wordt er steeds meer vanuit integrale kindcentra en brede scholen gewerkt aan doorgaande (ontwikkelingsleer)lijnen voor kinderen tussen de kinderopvang en het basisonderwijs. Integrale kindcentra kunnen bijdragen aan de doelstellingen van het onderwijsachterstandenbeleid, door het mogelijk maken van het bieden van kansen en het realiseren van doorgaande leer- en ontwikkelingslijnen. Zo wordt er nadrukkelijk aandacht besteed aan de samenwerking tussen voor- en vroegschool. De gemeente Roosendaal werkt met de verschillende partijen aan een gemeente brede IKC-visie waarin ook het Integraal Huisvestingsplan (IHP) van de gemeente Roosendaal zijn plek kent.

 

4.6 Gelijke kansen en bestaanszekerheid binnen het onderwijs

Het thema ‘Gelijke Kansen binnen het onderwijs’ krijgt de laatste jaren vanuit het Ministerie OCW meer en meer aandacht, onder andere binnen de Gelijke Kansen Alliantie. De onderwijskansen van kinderen van lager en hoger opgeleide ouders gaan steeds meer uit elkaar lopen. Maatschappelijke ontwikkelingen en ook de COVID-19 maatregelen hebben het risico van ongelijke kansen van jongeren in de samenleving en in het onderwijs vergroot. Kern van de Gelijke Kansen Alliantie is dat er naar wordt gestreefd dat kinderen met gelijke talenten ook gelijke kansen krijgen in het onderwijs, van voorschool tot hbo/ universiteit. Hiervoor zijn extra middelen door het Rijk ingezet bovenop het al lopende beleid.

 

Doelstelling is gelijke kansen voor kinderen te bevorderen. Kinderen die in armoede opgroeien mogen geen verschil ervaren met leeftijdsgenoten die meer (financiële) mogelijkheden hebben.

Ook met de middelen van Nationaal Programma Onderwijs (NPO) wordt ingezet op extra maatregelen om COVID gerelateerde achterstanden in te halen. De Gelijke Kansen Alliantie en het NPO sluiten aan bij het onderwijsachterstandenbeleid van scholen en gemeenten.

 

5. Monitoren, evalueren en verbeteren

De gemeente Roosendaal speelt een belangrijke rol in de uitvoeringsagenda OAB, maar niet alleen. Veel organisaties zijn betrokken bij de totstandkoming van deze agenda en zijn nu partner in de uitvoering ervan. In een uitvoeringsagenda staan per ambitie de deelresultaten, de bijbehorende actiehouders en de planning van het betreffende punt.

 

5.1 inrichten van de kwaliteitscyclus

We vinden het belangrijk om de uitvoering en de opbrengsten van het Onderwijsachterstandenbeleid systematisch in kaart te brengen, conclusies te trekken, de gemaakte afspraken te evalueren en het beleid waar mogelijk te verbeteren. Zo evalueren we of de goede dingen worden gedaan en of de dingen goed gedaan worden. Deze kwaliteitscyclus heeft als doel om de uitvoering en kwaliteit te monitoren en te evalueren en tegelijkertijd inzicht te bieden in de voortgang van de resultaten. De uitkomsten van de kwaliteitscyclus komen vervolgens weer terug in de beleidscyclus. Bij het inrichten van de kwaliteitscyclus wordt de Plan-Do-Study-Act cyclus gebruikt.

 

5.2 Plan: afspraken maken

De gemeente en schoolbesturen zijn wettelijk verplicht om met elkaar afspraken te maken over wat vroegschoolse educatie oplevert op het niveau van kinderen (WPO artikel 160). Dit worden de Resultaatafspraken VVE genoemd. Scholen, locaties voor voorschoolse educatie en de gemeente maken gezamenlijk afspraken over wat de resultaten van VVE zouden moeten zijn. Het voeren van een kwaliteitsdialoog staat hierbij centraal. Het doel van deze dialoog is om gezamenlijk te bepalen wat goed gaat en wat beter kan en welke stappen daarvoor gezet moeten worden, zowel beleidsmatig als in de uitvoering. Deze dialoog zal op verschillende niveaus gevoerd worden: op (school)bestuurlijk-/ organisatieniveau, tussen voorschool en vroegschool en tenslotte tussen gemeente en de VVE-partners.

De Resultaatafspraken VVE moeten voor de gemeente Roosendaal opnieuw worden vastgesteld, aan de hand van dit nieuwe OAB-beleidskader. Bij het vaststellen van de resultaatafspraken wordt ook bepaald hoe het monitoren van de afspraken gaat of zal moeten gaan.

 

5.3 Do: uitvoering

Op dit niveau vindt er overleg plaats met (een vertegenwoordiging van kinderopvangorganisaties en schoolbesturen) directeuren, vestigingsmanagers, JGZ-medewerker, beleidsmedewerker en gemeenteambtenaren. In dit overleg komen specifieke thema’s of onderdelen van OAB-beleid aan bod. Het gaat hierbij voornamelijk om gemeente brede afspraken op het gebied van VVE, zoals bijvoorbeeld de overdracht van de voor- naar de vroegschool en doorgaande lijn VVE. De deelnemers aan dit overleg kunnen indien nodig hun achterban (wie ze vertegenwoordigen en de uitvoering) raadplegen voordat definitieve besluiten worden genomen. Wanneer het wenselijk is kunnen ook VVE-aanspreekpunten deelnemen aan dit overleg zodat er goede en directe afstemming met de uitvoering plaats vindt.

 

5.4 Study: monitoren van de resultaten

Jaarlijks zullen de resultaatafspraken worden geëvalueerd op de verschillende niveaus. Bij het vaststellen van de resultaatafspraken wordt ook bepaald hoe het monitoren van de afspraken in zijn werk gaat. De evaluatie vindt plaats naar aanleiding van signalen uit de praktijk en de resultaten van deze monitoring. Ook wijzigingen in uitvoeringskaders, wet- en regelgeving worden in de evaluatie meegenomen. Daarnaast biedt de uitvoeringsagenda een concrete leidraad en kapstok om gezamenlijk te bepalen wat in gang is gezet en wat aan de orde dient te komen.

 

5.5 Act: evalueren en vervolg

De uitkomsten van de evaluatie kunnen betekenen dat de resultaatafspraken worden aangepast. Als de balans is opgemaakt, worden de bevindingen in een rapportage verwerkt en besproken binnen de overlegstructuur van op de Jeugdagenda. Dit In de rapportage komen de volgende vragen aan de orde:

 

  • In hoeverre zijn de afspraken nagekomen?

  • Welke resultaten zijn behaald en wat waren hierbij succesfactoren en knelpunten?

  • Wat betekent dit voor het vervolg?

 

Op basis van monitoring kunnen beleidsonderdelen gehandhaafd of bijgesteld worden, en een plek krijgen in de uitvoeringsagenda.

 

5.6 Vertaalslag naar het onderwijsachterstandenbeleid

Concreet starten we na het vaststellen van het Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026 met een prioritering van de doelen en acties voor het komende schooljaar. De geprioriteerde doelen en acties vormen vaste agendapunten in de werkgroepen jeugd/ onderwijs en VE. Vanzelfsprekend vertaalt dit zich ook naar het bestuurlijk overleg Jeugdagenda. In het schooljaar wordt gewerkt aan de uitvoering van de doelen en acties. Vlak voor de zomervakantie staan we vervolgens stil bij de evaluatie. Op basis daarvan prioriteren we nieuwe doelen en acties en/ of ontwikkelen we de bestaande doelen en acties door voor het volgende schooljaar.

 

6. Financieel kader

 

6.1 Budgetten

De OAB-activiteiten worden bekostigd uit de (geoormerkte) gemeentelijke OAB-uitkering van het Rijk, aangevuld met gemeentelijke middelen. Tevens is vanuit de vorige beleidsperiode een reserve opgebouwd, onder andere omdat vanwege COVID-19 niet alle activiteiten doorgang hebben kunnen vinden. Daarnaast ontvangen de schoolbesturen zelf ook OAB-budgetten. Voor de specifieke OAB-uitkering van het Rijk gaat met ingang van 2023 een nieuw tijdvak in van vier kalenderjaren. De prognose voor de voorlopige beschikking voor 2023 bedraagt € 3.022.411,-. De gemeente dient de besteding van de specifieke uitkering jaarlijks te verantwoorden aan het Rijk. De opgebouwde reserve vanuit de beleidsperiode 2019 – 2022 bedroeg € 703.000,- en het totaal wordt jaarlijks aangevuld met €350.000,- aan gemeentelijke middelen.

 

6.2 Besteding van de budgetten

Het Onderwijsachterstandenbeleid wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door onze samenwerkingspartners. Aan de hand van de Subsidieregeling Voorschoolse Educatie 2023 kunnen kinderopvangorganisaties subsidie aanvragen voor de uitvoering van voorschoolse educatie. Aan de hand van de Subsidieregeling Compensatie peuteropvang 2023 kunnen kinderopvangorganisaties subsidie aanvragen voor de uitvoering van peuteropvang.

Andere partners ontvangen ook subsidie die ingezet wordt voor heel Roosendaal, zoals Kober voor de uitvoering van het ouderbetrokkenheidsprogramma In- en Opstapje, de Gezellehoek voor de NIP-voorziening, het primair onderwijs voor de Schakelklassen en TWB voor het indiceren en toeleiden van doelgroeppeuters. Resterende middelen zet de gemeente in voor projecten in het kader van bovengenoemde ambities en doelstellingen, het laten uitvoeren van onderzoek, het monitoren van het beleid en communicatiemiddelen.

 

6.3 Meerjarenbegroting

 

7. Slot

 

7.1 Intrekking Onderwijsachterstandenbeleid 2019-2022

De Notitie onderwijsachterstandenbeleid Roosendaal 2019 – 2022 vastgesteld op 12 maart 2019, wordt ingetrokken.

 

7.1 Citeertitel Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026

Dit beleid kan worden aangehaald als ‘Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026’.

 

7.1 Inwerktreding Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026

Het Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026 treedt in werking op de derde dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

 

 

Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Roosendaal op 12 september 2023,

de secretaris, de burgemeester,


1

In deze beleidsnotitie hanteren we de term VE-locatie voor een voorschoolse voorziening voor (doelgroep)peuters, gericht op ontwikkelings en voorbereiding op de basisschool. De opvang voldoet aan de wettelijke eisen voor kinderopvang met een VVE-registratie.

2

Scholen en andere onderwijsinstellingen krijgen van de Rijksoverheid elk jaar budget voor de kosten van materiaal en personeel. Dit budget heet de lumpsum. Instellingen bepalen zelf hoe ze de lumpsum besteden.

3

SLO staat voor Stichting Leerplan Ontwikkeling en is betrokken bij het opstellen en valideren van landelijke onderwijsdoelen.