Organisatie | Meerssen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Brandveiligheid en Hulpverlening Brandweer gemeente Meerssen 2005 |
Citeertitel | Verordening Brandveiligheid en Hulpverlening Brandweer gemeente Meerssen 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-07-2005 | 01-10-2010 | nieuwe regeling | 07-07-2005 - | 2005/3871 |
De raad der gemeente Meerssen,
Gelet op artikel 1, tweede lid, en artikel 12 van de brandweerwet 1985, artikel 8, tweede lid van de woningwet artikel 8.11, derde lid, en 8.40 van de wet milieubeheer en artikel 149 van de gemeentewet, gezien het advies van de commandant brandweer, gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 19 mei 2005.
Burgemeester en wethouders de zorg hebben voor:
De uitvoering van werkzaamheden ter zake beperken en bestrijden van rampen, als bedoeld in artikel 1 van de wet rampen en zware ongevallen
Burgemeester en Wethouders andere werkzaamheden, dan hierboven bedoeld, kunnen aanwijzen die de gemeentebrandweer verricht;
De brandbeveiligingsverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik en inrichtingen voor zover dit geen bouwwerken zijn als bedoeld in de Woningwet en bouwverordening;
De bouwverordening voorschriften bevat omtrent het gebruik van woningen, woonketen, woonwagens, andere gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, en standplaatsen, waaronder in elk geval zijn begrepen voorschriften met betrekking tot onder meer brandveiligheid;
De wet milieubeheer beoogt het milieu te beschermen, onder meer door de brandveiligheid te bevorderen;
Het wenselijk is de voorzieningen voor brandveiligheid en hulpverlening in samenhang te treffen,
Besluit vast te stellen de : Verordening brandveiligheid en hulpverlening brandweer gemeente Meerssen 2005
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
3. Gemeentelijk brandweerbeleidsplan
4. Gemeentelijk activiteitenplan
5 Regionale Brandweer Zuid-Limburg
Artikel 3 Taken gemeentelijke brandweer
De taken van de gemeentelijke brandweer bestaan, behoudens de in artikel 3a(gemeenschappelijke regeling) aan de Regionale Brandweer Zuid-Limburg opgedragen taken, uit de feitelijke uitvoering van de taken van de veiligheidsketen in de eigen gemeente, een en ander in overeenstemming met de uitwerking in het als gevolg van artikel 4 van deze verordening vast te stellen gemeentelijk beleidsplan en in overeenstemming met het regionale organisatieplan.
Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening
Burgemeester en wethouders leggen de gemeenteraad eenmaal per 4 jaar een gemeentelijk brandweer beleidsplan ter vaststelling voor. Er kan ook gekozen worden voor een actualisatie van de relevante gegevens in het bestaande beleidsplan, waarin is beschreven op welke wijze aan de inhoud van in artikel 3 omschreven taken van de veiligheidsketen uitvoering zal worden gegeven. Het gemeentelijke beleidsplan omvat in elk geval een omschrijving van de taken en de bedrijfsvoering van de gemeentelijke brandweer, de beschikbare financiële en personele middelen, de voertuigen, het materieel, de huisvesting en een (meerjaren) opleiding- en oefenplan.
Naast de in artikel 3, tweede lid, van de Brandweerwet 1985 en de in artikel 3a van de gemeenschappelijke regeling regio Zuid-Limburg opgedragen taken, zijn aan de Regionale Brandweer Zuid-Limburg opgedragen de taken van de veiligheidsketen die niet als gevolg van artikel 3 van deze verordening zijn opgedragen aan de gemeentelijke brandweer, een en ander in overeenstemming met de uitwerking in het regionale organisatieplan.
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een adequate personeelsvoorziening ten behoeve van de gemeentelijke brandweer. Deze zorg komt tot uitdrukking in een personeelsplan, waarin de minimale vereisten met betrekking tot het brandweerpersoneel staan vermeld; een en ander in overeenstemming met de uitgangspunten in het regionale organisatieplan en/of het gemeentelijke brandweerbeleidsplan.
Artikel 11 Advisering regionale brandweer
In de repressieve functie “Officier van dienst” is voorzien door de Piketdienstregeling Officier van Dienst district 1, welke nader is uitgewerkt en vastgelegd in een intergemeentelijke overeenkomst. Burgemeester en wethouders gaan niet over tot wijziging van de Piketdienstregeling Officier van Dienst regio District 1 dan nadat de commandant van de regionale brandweer ter zake heeft geadviseerd.
De structuur van de verordening is ontleend aan de door de VNG uitgebrachte model-verordening brandveiligheid en hulpverlening. In navolging van de VNG wordt met het vaststellen van de verordening beoogd, dat gemeenten aangeven op welke wijze zij hun verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid gestalte geven. Sleutelbegrip daarbij is het (brand)veiligheidsniveau. Dit begrip wordt overigens in de verordening zelf niet genoemd.
Het (brand)veiligheidsniveau wordt enerzijds bepaald door de gekozen repressieve sterkte van de gemeentelijke brandweer (in samenwerking met de regionale brandweer) en anderzijds het brandpreventieniveau van die gemeente. In de verordening wordt dit (brand)veiligheidsniveau aangegeven door de beschrijving van de taken en bevoegd-heden op het gebied van de (brand)veiligheid en de daaraan gekoppelde verdeling tussen de gemeentelijke en de regionale brandweer. Hierbij is tevens rekening gehouden met het Project Versterking Brandweer (PVB). Bij de uitvoering van dit PVB is het gewenste zorg-niveau vastgelegd. Het gewenste zorgniveau heeft betrekking op alle onderdelen van de brandweerzorg, hulpverlening en rampenbestrijding, ook wel genoemd de zgn. veiligheidsketen.
Het aldus aangegeven niveau wordt vervolgens voor wat betreft de consequenties voor de uitvoering nader uitgewerkt in het Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening, dat als gevolg van van artikel 4 door burgemeester en wethouders ten minste één keer per vier jaar moet worden voorgelegd aan en vastgesteld door de gemeenteraad.
De verordening geeft enerzijds de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de bestuursorganen (het gezag) over de brandweer weer en anderzijds het beheer over de gemeentelijke brandweer. De verordening geeft de samenhang weer tussen de wettelijke kaders waarbinnen de brandweer opereert, de bestuurlijke en beleidsmatige kaders (artikel 4), de organisatorische kaders en taken (artikel 3 en 5), de bestuurlijke verantwoordelijkheden met betrekking tot het personeel, het opleiden en oefenen, het materieel en de bluswatervoorziening (artikel 6, 7, 9 en 10) en het beheer van de gemeentelijke brandweer (artikel 8).
In de overwegingen zijn alle voor de brandweer relevante wetten en voorschriften genoemd waarbinnen de gemeentelijke brandweer opereert en die nodig zijn om de veiligheid van de burgers te garanderen. Genoemd worden de Gemeentewet, de Brandweerwet 1985, de Wet Rampen en zware ongevallen, de Woningwet en de Wet Milieubeheer. Naast de wettelijke taken volgens de Brandweerwet 1985 is tevens de positie vastgelegd van de Regionale brandweer Zuid-Limburg, die ondersteunend en aanvullend werkt ten opzichte van de gemeentelijke brandweer. De bestuurlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot de regionale brandweer is vastgelegd in een gemeenschappelijke regeling.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De in artikel 1 opgenomen begripsomschrijvingen zijn ontleend aan terzake gegeven definities in het Project Versterking Brandweer (PVB). De begrippen die voortvloeien uit de veiligheidsketen zijn specifiek bedoeld ten behoeve van de artikelen 3 en 5. Door de introductie van het begrip “veiligheidsketen” wordt aangegeven dat het takenpakket voor de brandweer meer omvat dan enkel preventief en repressief optreden.
Voorts wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat ieder onderdeel van de veiligheidsketen voldoende kwalitatief ontwikkeld dient te worden om het gewenste (brand)veiligheidsniveau te bereiken c.q. te verzekeren.
Artikel 2 Gemeentelijke brandweer
Artikel 1 van de Brandweerwet 1985 regelt, dat er in elke gemeente een gemeentelijke brandweer is, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een regeling ter zake tot stand gekomen is.
Artikel 3 Taken gemeentelijke brandweer
Lid 1 De in artikel 3 genoemde taken van de gemeentelijke brandweer corresponderen met de door de gemeente vastgestelde hoofdlijnen van beleid, zoals die zijn geformuleerd in het gemeentelijke beleidsplan betreffende brandweerzorg en hulpverlening. Kern daarvan is, dat de taken van de gemeentelijke brandweer ten minste bestaan uit de feitelijke uitvoering ter zake van werkzaamheden van het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al het geen daarmee verband houdt.
Voortvloeiend uit de veiligheidsketen gaat het om alle werkzaamheden op het gebied van pro-actie, preventie, preparatie, repressie, nazorg en het optreden bij rampen en zware ongevallen. Door gebruik van de zinsneden “in overeenstemming met de uitwerking in het gemeentelijke beleidsplan” en “in overeenstemming met het organisatieplan” wordt tot uitdrukking gebracht dat de vaststelling van het takenpakket van de gemeentelijke brandweer een bevoegdheid is (en blijft) van het gemeentebestuur (de raad), maar dat er (wel) een waarborg bestaat voor afstemming met het (regionaal) organisatieplan in Zuid-Limburg.
Lid 2 Hierin wordt bedoeld de algemene dienstverlening door de brandweer, anders dan de wettelijke taken. (dichten van ramen na inbraak, opruimen van afgerukte taken, leegpompen kelders zijn enkele voorbeelden van dergelijke werkzaamheden).
Artikel 4 Beleidsplan brandveiligheid en hulpverlening
Dit artikel regelt de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad met betrekking tot het vervullen van de voorwaarden voor een goede taakvervulling door de gemeentelijke brandweer. Deze verantwoordelijkheid ligt vast in artikel 1 van de Brandweerwet.
Artikel 4 voorziet in een voortschrijdend proces van beleidsvorming, waarin de relaties kunnen worden gelegd met de procedures en de bedrijfsvoering, die in de eigen gemeente gebruikt kunnen worden. Gekozen is voor een 4-jarige periode om daarmee enerzijds de duurzaamheid van het beleidsplan aan te geven en anderzijds voor het verkrijgen van aansluiting met de bestuurlijke cyclus in de gemeente.
De mogelijkheid tot het (vierjaarlijks) actualiseren van de gegevens van het bestaande beleidsplan zijn uit praktisch oogpunt nadrukkelijk in de tekst opgenomen. Tevens dient er jaarlijks, gelijktijdig met de begroting, een activiteitenplan voor het jaar daaropvolgend te worden vastgesteld. In dit activiteitenplan wordt de beleidsvisie, opgenomen in het beleidsplan, verder uitgewerkt.
Dit artikel, waarin de regionale taken worden aangehaald, correspondeert met de door de gemeenten in de regio Zuid-Limburg vastgestelde hoofdlijnen van beleid, zoals die zijn geformuleerd in het regionale organisatieplan van de regio Zuid-Limburg. De taken zijn afgeleid van de in het kader van het Project Versterking Brandweer (PVB) vastgestelde referentiekaders. De bevoegdheden van de Regionale Brandweer Zuid-Limburg liggen vast in een gemeenschappelijke regeling.
In artikel 5 gaat het om het op regionaal niveau organiseren en uitvoeren van de gemeentelijke taken. Deze taken kunnen:
Met de zinsnede “in overeenstemming met de uitwerking in het regionale organisatieplan” wordt tot uitdrukking gebracht dat het takenpakket van de regionale brandweer moet overeenkomen met dit organisatieplan.
De in dit artikel omschreven bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het personeel geeft aan, dat burgemeester en wethouders verantwoordelijk zijn voor een minimum aan gekwalificeerd brandweerpersoneel ter uitvoering van de taken, inclusief bedrijfsvoering, volgens de veiligheidsketen. De omvang van de repressieve dienst is mede afhankelijk van het Organisatieplan van de regionale brandweer.
Artikel 7 Opleiding en oefening
Dit artikel over opleiden en oefenen regelt de verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders met betrekking tot de kwaliteit voor het brandweerpersoneel. Dit leidt onder andere tot het vaststellen van een (meerjaren) opleiding- en oefenplan.
Artikel 8 Ambtsinstructie commandant
Het bepaalde in artikel 8 legt de grondslag vast voor de éénhoofdige leiding en de gezagsverhouding die voor een goed functioneren van de brandweer onmisbaar zijn.
De instructie van de commandant zal naast de aan een juiste taakvervulling verbonden verplichtingen en bevoegdheden de regeling voor de vervanging van de commandant bevatten. (Als bijlage 1 is de ambtsinstructie opgenomen).
In dit artikel legt de gemeenteraad de verantwoordelijkheid voor het minimaal benodigde en het soort materieel van de brandweer vast. Deze verantwoordelijkheid wordt opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij valt uiteen in twee leden. Het eerste lid regelt de verantwoordelijkheid voor de materieelvoorziening, aan de hand van het regionale organisatieplan. Dat bepaalt de aard en omvang van het materieel wat moet worden ingezet. Het tweede lid regelt de opslag van materieel en middelen in de gemeente.
Artikel 10 Bluswatervoorziening
Het blussen van branden is een belangrijke taak van de brandweer. Het blusmiddel water wordt naast andere blusmiddelen het meest gebruikt. De zorg voor de brandveiligheid, zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de Brandweerwet 1985, geeft aan dat burgemeester en wethouders tevens verantwoordelijk zijn voor een adequaat bluswaterleidingnet, open water, speciale blusvijvers en geboorde putten.
De openbare bluswatervoorziening dient van een kwantiteit en kwaliteit te zijn, die is gerelateerd aan de gebruiksvoorschriften zoals die zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het is aan te bevelen in elk bestemmingsplan aan te geven wat de capaciteit is/zal zijn van de openbare bluswatervoorziening.
Artikel 11 Advisering regionale brandweer
Waar in de verordening nadrukkelijk wordt uitgegaan van een vergaande verwevenheid van de gemeentelijke en regionale brandweer, wordt met dit artikel expliciet gemaakt dat zowel omtrent het vierjaarlijkse gemeentelijk beleidsplan, als eventuele tussentijdse aanpassingen van gemeentelijke taken en/of de personele en/of materiële sterkte van de gemeentelijke brandweer (die van invloed kunnen zijn op het regionale beleid), voor finale besluitvorming om advies moet worden verzocht aan de regionale brandweer. Daarmee kan worden gewaarborgd dat de onderlinge verbondenheid van gemeenten en de regionale brandweer ook feitelijk in stand blijft. Als de regionale brandweer om advies gevraagd wordt zal de regionale commandant dit advies verstrekken binnen een termijn van vier weken.
Artikel 12 Citeertitel en in werking treden
De Verordening brandveiligheid en hulpverlening moet op grond van artikel 2 van de Brandweerwet 1985 binnen een week na vaststelling aan gedeputeerde staten, ter kennisgeving, worden gezonden.