Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tilburg

Financiële Beheersverordening Gemeente Tilburg 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTilburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële Beheersverordening Gemeente Tilburg 2023
CiteertitelFinanciële beheersverordening gemeente Tilburg 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-09-2023nieuwe regeling

06-07-2023

gmb-2023-389099

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële Beheersverordening Gemeente Tilburg 2023

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens gericht op het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Tilburg en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de directie heeft;

  • c.

    doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties en doelen/effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of de mate waarin met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • d.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gemeente erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of effecten te bereiken.

  • e.

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • f.

    financiële administratie: de financiële administratie is een onderdeel van de administratie en omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Tilburg, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1.

      de financieel-economische positie;

    • 2.

      het beheren van vermogenswaarden;

    • 3.

      de uitvoering van de programmabegroting;

    • 4.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5.

      het afleggen van rekening en verantwoording.

  • g.

    financieel beheer: het geheel van maatregelen en regels voor het opstellen, verwerken, vastleggen en controleren van de uitgaven, ontvangsten, baten en lasten.

  • h.

    planning en control (P&C): ontwikkelen, invoeren en beheren van beleids- en beheersingsinstrumentarium met betrekking tot het (strategisch) beleid alsmede het middelenbeleid.

  • i.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten.

  • j.

    weerstandsvermogen: mate waarin de risico's worden afgedekt binnen de weerstandscapaciteit

  • k.

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • l.

    technische budgetoverhevelingen: verstrekte externe opdrachten, waarvan de uitvoering op 31 december nog niet is gestart of afgerond, maar die we niet meer ongedaan kunnen maken zonder financiële gevolgen en interne exploitatiebijdragen aan meerjarige projecten.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het college de programmabegroting aangeboden aan de gemeenteraad. De raad stelt de programmabegroting vast. De programmabegroting is het contract tussen raad en college. De jaarstukken jaar t-1, de tussenrapportage jaar t, de najaarsbijstelling jaar t en de perspectiefnota gemaakt in jaar t (over de periode t +1 tot en met t + 4) vormen de basis voor de programmabegroting jaar t +1. Daarbij worden ook de wensen en verlangens betrokken die de raad uit bij de behandeling/vaststelling van deze Jaarstukken en de perspectiefnota. Dan wordt namelijk op integrale wijze verantwoording afgelegd aan de raad over de bereikte resultaten van het afgelopen jaar en de bijstelling naar de toekomst. De programmabegroting gaat vergezeld van de meerjarenraming.

  • 2.

    De raad stelt tenminste bij de aanvang van elke nieuwe raadsperiode een indeling naar programma voor de eerstvolgende raadsperiode vast.

  • 3.

    De raad stelt tenminste bij aanvang van elke nieuwe raadsperiode op voorstel van het college de velden per programma vast.

  • 4.

    Het budgetrecht van de raad is gekoppeld aan de velden die onderdeel zijn van de programma's; een overzicht met programma's, velden en bijbehorende budgetten wordt in de programmabegroting opgenomen.

  • 5.

    De raad stelt per programma vast:

    • o

      de te bereiken effecten en doelen (outcome)

    • o

      de te leveren goederen en diensten (output)

    • o

      de beschikbare middelen (input)

      De raad stelt, op voorstel van het college, de indicatoren vast over de hierboven bedoelde informatie zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 6.

    Voorafgaand aan de programmabegroting wordt de perspectiefnota samengesteld. Hierin worden inhoudelijke en financiële kaders voor de programmabegroting uitgewerkt. In het jaar waarin een nieuwe coalitie is gevormd start het nieuwe college met een coalitie/bestuursakkoord en stelt een eerste perspectiefnota op. Als het coalitieakkoord zelf al in een debat met de raad is besproken of indien de vorming van een coalitie meer tijd in beslag heeft genomen, dan kan er voor worden gekozen om de vertaling van het akkoord op te nemen in de eerste programmabegroting en wordt er geen perspectiefnota gemaakt.

Artikel 3. Programma´s

  • 1.

    Bij iedere programmabegroting wordt een overzicht gegeven van de programma´s.

  • 2.

    De onderverdeling van de programma´s in velden staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen tot wijzigen zijn; dit wordt dan bij de programmabegroting expliciet besloten.

Artikel 4. Uitvoering programmabegroting

  • 1.

    Het college draagt zorg voor regels die bewerkstelligen dat de uitvoering van de programmabegroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt;

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de budgetten uit de programmaramingen en voor investeringen eenduidig worden toegewezen aan de programma´s en de bijbehorende onderverdeling in velden;

    • b.

      de lasten per veld niet worden overschreden;

    • c.

      jaarlijks de budgetten worden geïndexeerd; hierbij is er een onderscheid tussen nominale en (semi) autonome ontwikkelingen.

Artikel 5. Tussenrapportage/najaarsbijstelling

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van een tussenrapportage en een najaarsbijstelling over de realisatie van de programmabegroting van de gemeente in het lopende boekjaar.

  • 2.

    De tussenrapportage bevat een uiteenzetting van de afwijkingen in de uitvoering en de bijstelling van het beleid, de bestuurlijke doelen en de daarmee samenhangende baten en lasten per veld.

  • 3.

    De najaarsbijstelling bevat uitsluitend de bijstellingen van de baten en lasten als gevolg van afwijkingen in de uitvoering en bijstelling van beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling en vaststelling van de tussenrapportage en de najaarsbijstelling in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

Artikel 6. De jaarstukken

  • 1.

    Jaarlijks worden door het college de jaarstukken aangeboden aan de gemeenteraad.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt de jaarstukken vast.

  • 3.

    De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening en het jaarverslag, Dit is de integrale verantwoording van het college van de realisatie van de doelen en activiteiten en de middelen die daarvoor zijn ingezet ten opzichte van de voornemens uit de programmabegroting.

Artikel 7. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de programmabegroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de programmabegroting.

 

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 8. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad heeft twee minimale elementen vastgesteld die opgenomen dienen te worden in de paragraaf bedrijfsvoering in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording, te weten: a) Bevindingen boven rapportagegrens; b) Welke acties het college onderneemt om de gerapporteerde bevindingen in de toekomst te voorkomen.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan 1‰ nader toegelicht.

Artikel 9. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bieden de auditcommissie jaarlijks uiterlijk op 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante door de raad vastgestelde interne regelgeving en overige wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 10. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 2.

  • 3.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 4.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 11. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 12. Financiële positie

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen in de Planning & Control producties is opgenomen.

  • 2.

    De raad is verantwoordelijk voor een structureel sluitende begroting, in lijn met hetgeen als structureel sluitend is gedefinieerd, alsook de randvoorwaarde dat structurele lasten uit structurele baten dienen te worden bekostigd.

Artikel 13. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college geeft jaarlijks bij de programmabegroting een overzicht van de reserves en voorzieningen en bijbehorende bestedingsplannen.

  • 2.

    Het college neemt daarbij de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      Een reserve wordt ingesteld of opgeheven door een raadbesluit;

    • b.

      Een voorziening wordt alleen ingesteld of opgeheven door een raadsbesluit, indien sprake is van een keuzemogelijkheid voor de raad. De meeste voorzieningen worden namelijk van rechtswege gevormd;

    • c.

      In het raadsbesluit bij het instellen van een reserve of voorziening worden spelregels vastgelegd over:

      • i.

        de voeding en onttrekking van/aan de reserve of voorziening;

      • ii.

        de normering en bandbreedte;

      • iii.

        de looptijd.

  • 3.

    In de programmabegroting en de jaarrekening wordt een overzicht opgenomen van de weerstandscapaciteit in relatie tot de risico's; de definiëring van het weerstandscapaciteit is het totaal van:

    • a.

      De reservecapaciteit bestaande uit de vrije ruimte 1 in:

      • i.

        De Algemene Reserve;

      • ii.

        De Reserve Incidentele Opgaven;

      • iii.

        Egalisatiereserves Rioolheffing, Afvalstoffenheffing;

      • iv.

        Financieringsreserve verkoop Essent en Gaswinstuitkering.

    • b.

      De onbenutte belasting capaciteit;

    • c.

      Een eventueel begrotingsoverschot (alleen bij begroting).

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Materiële vaste activa met een meerjarig nut en waarvan de aanschafwaarde minus bijdragen van derden € 25.000 of meer is, worden onder aftrek van die bijdragen van derden geactiveerd.

  • 2.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de Bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3.

    Afwijkingen van deze richtlijnen (termijnen en methode van afschrijving) moeten vooraf separaat of via de P&C producties aan de raad worden voorgelegd. Wanneer er geen keuzemogelijkheid bestaat dan wordt de afwijking in de eerstvolgende P&C productie gemeld.

  • 4.

    Investeringskredieten ten behoeve van activa die over meerdere jaarschijven zijn begroot kunnen, inclusief de eventuele dekking uit reserves, in een eerdere jaarschijf worden ingezet, mits het totale investeringskrediet en de totale begrote onttrekking aan de reserve(s) ten behoeve van het betreffende activum niet worden overschreden. Bij jaarlijks terugkerende investeringskredieten, zoals het meerjarenprogramma openbare ruimte, is het verschuiven gelimiteerd tot maximaal de huidige meerjarenraming (4 jaar vooruit).

  • 5.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6.

    Een toename van het kapitaallastenbudget als gevolg van nieuwe investeringen wordt behandeld als nieuw beleid. Een toename of afname van het kapitaallastenbudget als gevolg van vervangingsinvesteringen wordt gemeld als herijking, m.u.v. vervangingsinvesteringen die oorspronkelijk met incidentele middelen zijn afgedekt. Deze worden ook behandeld als nieuw beleid.

  • 7.

    De kapitaallasten (die samenhangen met investeringskredieten) moeten volledig in de begrotingsramingen zijn opgenomen.

  • 8.

    Als bijlage bij de jaarrekening wordt een lijst opgenomen waarin per veld is opgenomen: totaalbedrag van het beschikbare investeringskrediet, de uitgaven over het afgelopen boekjaar, het restantkrediet aan het einde van het boekjaar, de vrijval van investeringskredieten en de over te hevelen investeringskredieten.

  • 9.

    Het toerekenen van rente tijdens de realisatieperiode vindt alleen plaats bij materiële vaste activa met economisch nut, waarbij sprake is van (voorgenomen) verhuur van het actief. In deze situatie zijn rentekosten namelijk onderdeel van de kostprijs, die de basis vormt voor de berekening van de kostendekkende huur. Dit is voornamelijk het geval bij nieuwbouw of grootschalige renovatie van gebouwen.

Artikel 15. Grondslagen kostentoerekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijn de activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    De toerekening van de overheadkosten aan de activiteiten vindt plaats op basis van urenbegrotingen.

  • 4.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld.

Artikel 16: Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal is een bevoegdheid van het college en is alleen mogelijk op grond van de uitvoering van de publieke taak. De raad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en kan kaders stellen; dit betekent dat het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal een expliciet raadsbesluit vergt omdat alleen de raad de uitspraak kan doen wat tot de publieke taak van de gemeente hoort.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal wordt een terughoudend beleid gevoerd.

  • 4.

    Bij het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Dit betekent dat er bijvoorbeeld recht van hypotheek wordt gevestigd op een onroerend goed of een pandrecht op een roerend goed. In het raadsbesluit wordt toegelicht op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven.

  • 5.

    Garanties aan instellingen worden alleen verstrekt als deze garantie noodzakelijk is om een geldlening te kunnen afsluiten.

  • 6.

    Leningen worden alleen verstrekt aan instellingen als die ook met een gemeentegarantie geen geldlening kunnen afsluiten op de kapitaalmarkt.

  • 7.

    Bij het bepalen van de voorwaarden voor het verstrekken van een garantie of lening moeten de regels rondom staatssteun en de wet markt en overheid in acht worden genomen.

  • 8.

    Voor de door de gemeente verrichte diensten en ter dekking van het risico dat de gemeente loopt, wordt voor garanties aan de aanvrager een provisie in rekening gebracht.

  • 9.

    Conform BBV worden de rentelasten op basis van de omslagrente toegerekend aan de individuele activa. Deze toerekening wordt bij de jaarrekening gecorrigeerd wanneer de afwijking tussen de begrote en werkelijk toe te rekenen rentelasten groter is dan 25% van de werkelijk toe te rekenen rentelasten en de afwijking minimaal € 2 miljoen (materialiteit) bedraagt.

Artikel 17: Verbonden Partijen

Voor het deelnemen in een verbonden partij dienen de volgende kaderstellende regels in acht te worden genomen:

  • 1.

    de gemeente gaat niet over tot de oprichting van of de deelneming in een privaatrechtelijke rechtspersoon, tenzij op deze wijze een publiek belang wordt behartigd dat niet op een andere wijze tot stand kan worden gebracht;

  • 2.

    Het oprichten van of deelnemen in een verbonden partij is een bevoegdheid van het college, echter is alleen mogelijk op grond van de uitvoering van de publieke taak. De raad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en kan kaders stellen; dit betekent dat de oprichting van of deelname in een verbonden partij een expliciet raadsbesluit vergt omdat alleen de raad de uitspraak kan doen wat tot de publieke taak van de gemeente hoort;

  • 3.

    binnen de gemeente worden de rol van bestuurder/eigenaar en de rol van klant/opdrachtgever indien mogelijk bij verschillende collegeleden belegd. Dit wordt per individuele verbonden partij beoordeeld waarbij de gemaakte keuze deugdelijk onderbouwd wordt;

  • 4.

    vooraf worden concreet afspraken gemaakt over de doelen, prestaties, kosten en risico´s en beheersinstrumenten;

  • 5.

    raadsleden en ambtenaren nemen niet als vertegenwoordiger van de gemeente plaats in het bestuur van een verbonden partij.

Artikel 18: Voorziening verliesgevende grondexploitaties

De waardering van de voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen nominale waarde.

Artikel 19: Technische budgetoverhevelingen

Budgetoverhevelingen waar aangegane verplichtingen tegenover staan, echter waarvan de uitvoering op 31 december van het lopende jaar nog niet is gestart of afgerond, maar die niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt zonder financiële gevolgen, alsook interne exploitatiebijdragen aan meerjarige projecten, worden voorafgaand aan de jaarrekening gestort in de overhevelingsreserve, waardoor deze geen onderdeel uitmaken van het jaarrekening resultaat.

 

Hoofdstuk 5. Paragrafen in begroting en jaarstukken

Artikel 20. Lokale heffingen

Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen ten minste verslag van de opbrengsten per lokale heffing, het kwijtscheldingsbeleid en de ontwikkeling van de lokale lastendruk. Daarnaast wordt in deze paragraaf uiteengezet met welke beleidsuitgangspunten en op welke manier de berekening van de tarieven tot stand is gekomen.

Artikel 21. Weerstandsvermogen en risicobeheersing.

  • 1.

    Het college geeft bij de programmabegroting en jaarstukken inzicht in de belangrijkste risico´s van materieel belang en een weergave van alle risico´s in een risicomatrix; de risicomatrix geeft inzicht in de omvang van het risico en de kans dat een bepaald risico zich daadwerkelijk voordoet; Bij de tussenrapportage worden alleen nieuwe en substantieel gewijzigde risico's opgenomen.

  • 2.

    De risicomatrix wordt gekoppeld aan het aanwezige weerstandscapaciteit zoals dat door de raad is gedefinieerd, zie artikel 13 lid 3.

Artikel 22. Onderhoud Kapitaalgoederen

Bij de programmabegroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallige onderhoud aan openbaar groen, wegen, speelvoorzieningen, civiele kunstwerken, openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, wegmeubilair, riolering en waterhuishouding, gebouwen, sportaccommodaties en terreinen etc.

Artikel 23. Financiering

  • 1.

    Het college geeft in de paragraaf Financiering de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille, evenals actuele informatie over het dagelijks beheer van de financieringsfunctie;

  • 2.

    Bij de programmabegroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering verslag van:

    • de kasgeldlimiet;

    • de renterisiconorm;

    • het renteomslag-percentrage;

    • de omvang en samenstelling van de opgenomen en uitgezette langlopende leningen;

    • de huidige liquiditeitspositie;

    • de toekomstige financieringsbehoefte;

    • de rentevisie;

    • de rentekosten en de renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie;

    • Schatkistbankieren.

Artikel 24. Bedrijfsvoering

In het onderdeel bedrijfsvoering van de programmabegroting wordt ingegaan op de onder artikel 8.1 genoemde minimale elementen in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast wordt hier gerapporteerd over de organisatiekosten.

Artikel 25. Verbonden Partijen

In de programmabegroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen ingegaan op nieuwe

participaties, het beëindigen van bestaande participaties, het wijzigen van bestaande belangen en het aanwezig zijn van problemen bij bestaande participaties. Van elk van de verbonden partijen wordt bij de programmabegroting en jaarstukken een opgave verstrekt van:

  • het openbaar belang;

  • het eigen en vreemd vermogen en het resultaat, voor zover bekend;

  • het financieel belang.

Artikel 26. Grondbeleid

In de paragraaf grondbeleid wordt aandacht geschonken aan de geraamde meerjarige resultaten van de grondexploitatie en belangrijke beleidsmatige ontwikkelingen op het gebied van gemeentelijke grondverwervingen, de grondprijzen, de manier van samenwerking met marktpartijen e.d. Tevens worden de belangrijkste wettelijke ontwikkelingen op het terrein van de grondexploitatie geschetst.

Grondexploitatieprojecten die over meerdere jaarschijven zijn begroot kunnen, inclusief de eventuele dekking uit reserves, in een eerdere jaarschijf worden ingezet, mits het totale planresultaat en de totale begrote onttrekking aan de reserve(s) ten behoeve van het betreffende grondexploitatieplan niet worden overschreden.

 

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 27. De financiële administratie

Het college zorgt er voor dat:

  • 1.

    De inrichting en de werking van de (financiële) administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording en andere relevante wetgeving;

  • 2.

    De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en binnen de afzonderlijke afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van vorderingen, schulden, voorraden etc;

    • c.

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders;

    • d.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de programmabegroting en de geldende wet- en regelgeving.

Artikel 28. De financiële organisatie

Het college zorgt er voor dat er:

  • 1.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen is zoals vastgelegd in het Organisatiebesluit;

  • 2.

    een adequate scheiding van taken, functies en bevoegdheden, verantwoordelijkheden is, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie is gewaarborgd, en legt dit in besluiten vast;

  • 3.

    uitvoeringsregels en richtlijnen worden vastgelegd voor:

    • de totstandkoming van de begrotings- en de verantwoordingsdocumenten;

    • het binnen de door de raad vastgestelde kaders, voor zover noodzakelijk uitwerken van het financiële beleid, zoals in de nota financieel beleid en de uitvoeringsregels treasury, reserves en voorzieningen, verbonden partijen en activa.

Artikel 29. Interne controle

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de auditcommissie over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

 

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 30. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023. De afschrijvingspercentages gelden voor het hele boekjaar 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2023.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 6 juli 2023.

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage bij artikel 11: afschrijvingsbeleid immateriële en materiële vaste activa

 

Activa met een verkrijgingsprijs, minus verkregen bijdragen van derden, van minder dan € 25.000 hoeven niet te worden geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. De kapitaallasten (rente en afschrijving) worden direct bij ingebruikname van het kapitaalgoed doorberekend (per de 1e van de maand).

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in

 

Jaar

 

1.

Immateriële activa

1.1

Kosten van onderzoek en ontwikkeling (productontwikkeling)

5

1.2

Bijdragen in activa van derden worden maximaal afgeschreven tegen de termijn die de derde partij hanteert.

2

Materiële vaste activa - economisch nut

2.1

Infrastructurele voorzieningen

2.1.1

Riolering: vrijverval, persleidingen, drukriolering, blauwe aders, investeringen afvalwater- akkoord en Kaderrichtlijn Water, waterparken, hydraulische maatregelen e.d.

60

2.1.2

Rioolaansluitingen, investeringen Stedelijke wateropgave en klimaatadaptatie e.d.

30

2.1.3

Drukrioolunits, gemalen, individuele behandeling van afvalwater (IBA) e.d.

20

2.2

Parkeren

2.2.1

Parkeergarages

40

2.2.2

Openbaar parkeerterrein

20

2.2.3

Parkeermeters en automaten

5

2.3

Gebouwen

2.3.1

Gebouwen, ondergrond, geen afschrijving

nvt

2.3.2

Gebouwen, opstal nieuwbouw

40

2.3.3

Gebouwen, semi-permanent

20

2.3.4

Grootschalige renovaties, aan, en verbouw

20

2.3.5

Gebouw, technische installaties

15

2.3.6

Kleinschalige verbouwingen en renovaties

10

2.3.7

Onderwijsgebouwen, (ver)nieuwbouw

40

2.3.8

Onderwijsgebouwen, renovatie

20

2.4

Afvalinzameling, reiniging en gladheidsbestrijding

2.4.1

Putten ondergrondse containers

30

2.4.2

Ondergrondse laadinfrastructuur

30

2.4.3

Duo/minicontainers, ondergrondse containers, perscontainers, rolcontainers

12

2.4.4

Afzetcontainers, bovengrondse containers

10

2.4.5

Bovengrondse laadinfrastructuur

10

2.4.6

Inzamelvoertuigen, haakarmvoertuigen

10

2.4.7

Elektrische voertuigen

8

2.4.8

bestelwagens, bakwagens BAT

5

2.4.9

Loader, kraan, heftruck, rollpacker, aanhangwagens, meetpunten, toegangscontrolesystemen e.d.

5

2.4.10

Wintermaterieel gladheidsbestrijding

10

2.5

Vervoermiddelen

2.5.1

Auto's, scooters, fietsen, aanhangwagens

5

2.5.2

Tractoren

10

2.6

ICT voorzieningen

2.6.1

Glasvezelverbindingen

10

2.6.2

Servers, vaste telefonie, netwerkcomponenten, software, audio visuele apparatuur

5

2.6.3

Kasregisters, foto- en videoapparatuur

4

2.6.4

Smartphone, tablet

2,5

2.6.5

Laptop

3,5

2.6.6

Thincliënt en monitor

5

2.6.7

Firewalls

3

2.7

Sportvoorzieningen

2.7.1

Aanleg sportterrein

25

2.7.2

Kunstgrasveld, onderlaag

30

2.7.3

Kunstgrasveld, bovenlaag

10

2.8

Overig

2.8.1

Machines (waaronder: couverteermachine, stemmachines)

10

2.8.2

Gereedschappen

5

2.8.3

Vaste inrichting, stoffering

10

2.8.4

Meubilair, inventaris

10

2.8.5

Monumenten

30

2.8.6

Begraafplaatsen

30

3

Materiële vast activa - maatschappelijk nut

3.1

Infrastructuur

3.1.1

Grond- en sloopwerken

30

3.1.21

Wegen, straten en pleinen

30

3.1.3

Straatmeubilair

20

3.1.4

Wegmeubilair

10

3.1.5

Ondergrondse infra

30

3.1.6

Openbare verlichting

20

3.1.7

Installaties m.b.t. verkeersbeheersing en verkeersregeltechniek

10

3.1.8

Digitale bewegwijzering

10

3.2

Groen

3.2.1

Bomen

50

3.2.2

Openbaar groen en groen om de stad

20

3.2.3

Speelvoorzieningen (waaronder: Cruijff Court en Krajicek Playground)

10

3.3

Havens

3.3.1

Binnenhavens

30

3.3.2

Recreatieve voorzieningen binnenhavens

20

 

N.B. Bij investeringen in gemeentegebouwen op verzoek van de huurder en met doorberekening in de huur, dient de afschrijvingstermijn afgestemd te zijn op de duur van het huurcontract; de terugverdienperiode zal daarbij meestal korter zijn dan de in de tabel opgenomen afschrijvingstermijnen. De voorgestelde termijnen maken onderdeel uit van het voor te leggen investeringsvoorstel.


1

Onder vrije ruimte wordt verstaan dat deel van de reserve waarvoor meerjarig (4 jaren vooruit) nog geen bestedingen zijn voorzien.