Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële Beheersverordening Gemeente Tilburg 2023 |
Citeertitel | Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Deze regeling vervangt de Financiële beheersverordening gemeente Tilburg 2020.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-09-2023 | nieuwe regeling | 06-07-2023 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens gericht op het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Tilburg en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;
financiële administratie: de financiële administratie is een onderdeel van de administratie en omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Tilburg, teneinde te komen tot een goed inzicht in:
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Jaarlijks wordt door het college de programmabegroting aangeboden aan de gemeenteraad. De raad stelt de programmabegroting vast. De programmabegroting is het contract tussen raad en college. De jaarstukken jaar t-1, de tussenrapportage jaar t, de najaarsbijstelling jaar t en de perspectiefnota gemaakt in jaar t (over de periode t +1 tot en met t + 4) vormen de basis voor de programmabegroting jaar t +1. Daarbij worden ook de wensen en verlangens betrokken die de raad uit bij de behandeling/vaststelling van deze Jaarstukken en de perspectiefnota. Dan wordt namelijk op integrale wijze verantwoording afgelegd aan de raad over de bereikte resultaten van het afgelopen jaar en de bijstelling naar de toekomst. De programmabegroting gaat vergezeld van de meerjarenraming.
De raad stelt per programma vast:
de beschikbare middelen (input)
De raad stelt, op voorstel van het college, de indicatoren vast over de hierboven bedoelde informatie zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
Voorafgaand aan de programmabegroting wordt de perspectiefnota samengesteld. Hierin worden inhoudelijke en financiële kaders voor de programmabegroting uitgewerkt. In het jaar waarin een nieuwe coalitie is gevormd start het nieuwe college met een coalitie/bestuursakkoord en stelt een eerste perspectiefnota op. Als het coalitieakkoord zelf al in een debat met de raad is besproken of indien de vorming van een coalitie meer tijd in beslag heeft genomen, dan kan er voor worden gekozen om de vertaling van het akkoord op te nemen in de eerste programmabegroting en wordt er geen perspectiefnota gemaakt.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de programmabegroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de programmabegroting.
Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 8. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
De raad heeft twee minimale elementen vastgesteld die opgenomen dienen te worden in de paragraaf bedrijfsvoering in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording, te weten: a) Bevindingen boven rapportagegrens; b) Welke acties het college onderneemt om de gerapporteerde bevindingen in de toekomst te voorkomen.
Artikel 9. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Burgemeester en wethouders bieden de auditcommissie jaarlijks uiterlijk op 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante door de raad vastgestelde interne regelgeving en overige wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.
Artikel 10. Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Hoofdstuk 4. Financieel beleid
Artikel 13. Reserves en voorzieningen
In de programmabegroting en de jaarrekening wordt een overzicht opgenomen van de weerstandscapaciteit in relatie tot de risico's; de definiëring van het weerstandscapaciteit is het totaal van:
De reservecapaciteit bestaande uit de vrije ruimte 1 in:
Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa
Investeringskredieten ten behoeve van activa die over meerdere jaarschijven zijn begroot kunnen, inclusief de eventuele dekking uit reserves, in een eerdere jaarschijf worden ingezet, mits het totale investeringskrediet en de totale begrote onttrekking aan de reserve(s) ten behoeve van het betreffende activum niet worden overschreden. Bij jaarlijks terugkerende investeringskredieten, zoals het meerjarenprogramma openbare ruimte, is het verschuiven gelimiteerd tot maximaal de huidige meerjarenraming (4 jaar vooruit).
Een toename van het kapitaallastenbudget als gevolg van nieuwe investeringen wordt behandeld als nieuw beleid. Een toename of afname van het kapitaallastenbudget als gevolg van vervangingsinvesteringen wordt gemeld als herijking, m.u.v. vervangingsinvesteringen die oorspronkelijk met incidentele middelen zijn afgedekt. Deze worden ook behandeld als nieuw beleid.
Als bijlage bij de jaarrekening wordt een lijst opgenomen waarin per veld is opgenomen: totaalbedrag van het beschikbare investeringskrediet, de uitgaven over het afgelopen boekjaar, het restantkrediet aan het einde van het boekjaar, de vrijval van investeringskredieten en de over te hevelen investeringskredieten.
Het toerekenen van rente tijdens de realisatieperiode vindt alleen plaats bij materiële vaste activa met economisch nut, waarbij sprake is van (voorgenomen) verhuur van het actief. In deze situatie zijn rentekosten namelijk onderdeel van de kostprijs, die de basis vormt voor de berekening van de kostendekkende huur. Dit is voornamelijk het geval bij nieuwbouw of grootschalige renovatie van gebouwen.
Artikel 15. Grondslagen kostentoerekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van reserves en voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijn de activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Artikel 16: Financieringsfunctie
Het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal is een bevoegdheid van het college en is alleen mogelijk op grond van de uitvoering van de publieke taak. De raad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en kan kaders stellen; dit betekent dat het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal een expliciet raadsbesluit vergt omdat alleen de raad de uitspraak kan doen wat tot de publieke taak van de gemeente hoort.
Bij het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Dit betekent dat er bijvoorbeeld recht van hypotheek wordt gevestigd op een onroerend goed of een pandrecht op een roerend goed. In het raadsbesluit wordt toegelicht op welke wijze hieraan invulling wordt gegeven.
Conform BBV worden de rentelasten op basis van de omslagrente toegerekend aan de individuele activa. Deze toerekening wordt bij de jaarrekening gecorrigeerd wanneer de afwijking tussen de begrote en werkelijk toe te rekenen rentelasten groter is dan 25% van de werkelijk toe te rekenen rentelasten en de afwijking minimaal € 2 miljoen (materialiteit) bedraagt.
Artikel 17: Verbonden Partijen
Voor het deelnemen in een verbonden partij dienen de volgende kaderstellende regels in acht te worden genomen:
Het oprichten van of deelnemen in een verbonden partij is een bevoegdheid van het college, echter is alleen mogelijk op grond van de uitvoering van de publieke taak. De raad bepaalt wat tot de publieke taak behoort en kan kaders stellen; dit betekent dat de oprichting van of deelname in een verbonden partij een expliciet raadsbesluit vergt omdat alleen de raad de uitspraak kan doen wat tot de publieke taak van de gemeente hoort;
Artikel 18: Voorziening verliesgevende grondexploitaties
De waardering van de voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen nominale waarde.
Artikel 19: Technische budgetoverhevelingen
Budgetoverhevelingen waar aangegane verplichtingen tegenover staan, echter waarvan de uitvoering op 31 december van het lopende jaar nog niet is gestart of afgerond, maar die niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt zonder financiële gevolgen, alsook interne exploitatiebijdragen aan meerjarige projecten, worden voorafgaand aan de jaarrekening gestort in de overhevelingsreserve, waardoor deze geen onderdeel uitmaken van het jaarrekening resultaat.
Hoofdstuk 5. Paragrafen in begroting en jaarstukken
Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen ten minste verslag van de opbrengsten per lokale heffing, het kwijtscheldingsbeleid en de ontwikkeling van de lokale lastendruk. Daarnaast wordt in deze paragraaf uiteengezet met welke beleidsuitgangspunten en op welke manier de berekening van de tarieven tot stand is gekomen.
Artikel 21. Weerstandsvermogen en risicobeheersing.
Het college geeft bij de programmabegroting en jaarstukken inzicht in de belangrijkste risico´s van materieel belang en een weergave van alle risico´s in een risicomatrix; de risicomatrix geeft inzicht in de omvang van het risico en de kans dat een bepaald risico zich daadwerkelijk voordoet; Bij de tussenrapportage worden alleen nieuwe en substantieel gewijzigde risico's opgenomen.
Artikel 22. Onderhoud Kapitaalgoederen
Bij de programmabegroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallige onderhoud aan openbaar groen, wegen, speelvoorzieningen, civiele kunstwerken, openbare verlichting, verkeersregelinstallaties, wegmeubilair, riolering en waterhuishouding, gebouwen, sportaccommodaties en terreinen etc.
In het onderdeel bedrijfsvoering van de programmabegroting wordt ingegaan op de onder artikel 8.1 genoemde minimale elementen in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast wordt hier gerapporteerd over de organisatiekosten.
Artikel 25. Verbonden Partijen
In de programmabegroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen ingegaan op nieuwe
participaties, het beëindigen van bestaande participaties, het wijzigen van bestaande belangen en het aanwezig zijn van problemen bij bestaande participaties. Van elk van de verbonden partijen wordt bij de programmabegroting en jaarstukken een opgave verstrekt van:
In de paragraaf grondbeleid wordt aandacht geschonken aan de geraamde meerjarige resultaten van de grondexploitatie en belangrijke beleidsmatige ontwikkelingen op het gebied van gemeentelijke grondverwervingen, de grondprijzen, de manier van samenwerking met marktpartijen e.d. Tevens worden de belangrijkste wettelijke ontwikkelingen op het terrein van de grondexploitatie geschetst.
Grondexploitatieprojecten die over meerdere jaarschijven zijn begroot kunnen, inclusief de eventuele dekking uit reserves, in een eerdere jaarschijf worden ingezet, mits het totale planresultaat en de totale begrote onttrekking aan de reserve(s) ten behoeve van het betreffende grondexploitatieplan niet worden overschreden.
Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de auditcommissie over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Bijlage bij artikel 11: afschrijvingsbeleid immateriële en materiële vaste activa
Activa met een verkrijgingsprijs, minus verkregen bijdragen van derden, van minder dan € 25.000 hoeven niet te worden geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. De kapitaallasten (rente en afschrijving) worden direct bij ingebruikname van het kapitaalgoed doorberekend (per de 1e van de maand).
Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
De volgende materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in
N.B. Bij investeringen in gemeentegebouwen op verzoek van de huurder en met doorberekening in de huur, dient de afschrijvingstermijn afgestemd te zijn op de duur van het huurcontract; de terugverdienperiode zal daarbij meestal korter zijn dan de in de tabel opgenomen afschrijvingstermijnen. De voorgestelde termijnen maken onderdeel uit van het voor te leggen investeringsvoorstel.