Organisatie | Twenterand |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verhuurbeleid woonwagenstandplaatsen 2022 gemeente Twenterand |
Citeertitel | Verhuurbeleid woonwagenstandplaatsen 2022 gemeente Twenterand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-09-2023 | nieuwe regeling | 26-04-2022 | 60846-2020 |
In het beleid van de gemeente Twenterand worden bewoners van woonwagens gezien als een reguliere doelgroep, zij het met specifieke voorkeuren voor een woonmilieu. Deze doelgroep maakt dan ook onderdeel uit van het reguliere volkshuisvestingsbeleid. Aangezien de gemeente naast haar publiekrechtelijke rol de privaatrechtelijke rol heeft als ‘verhuurder’, heeft zij voor eventuele verhuur van woonwagenstandplaatsen verhuurbeleid opgesteld.
Het ‘Verhuurbeleid woonwagenstandplaatsen 2022’ is onlosmakelijk verbonden aan het in bezit krijgen van standplaatsen. Gezien het streven naar eigendomsoverdracht van de woonwagenlocaties aan de corporatie, zoals genoemd als te behalen resultaat in het woonwagenbeleid, zal ook het verhuurbeleid, uitgaande van succes, tijdelijk zijn.
Dit document omschrijft het verhuurbeleid van huurstandplaatsen in de gemeente Twenterand. Het betreft regels die gebruikelijk zijn bij huurwoningen zoals een lijst geregistreerde standplaatszoekenden, toewijzing, verhuur en kosten.
In dit document is tevens een voorstel gegeven voor de communicatie van het beleid naar de huurders.
Op 1 maart 1999 is de Woonwagenwet ingetrokken. De specifieke rol van het Rijk en de provincies met het woonwagenbeleid verviel daarmee. De afschaffing van de wet was het slotstuk van de zogenoemde ‘normalisatie’ van het woonwagenbeleid, namelijk de integratie van het woonwagenbeleid in het reguliere (volkshuisvestings-)beleid. Woonwagens werden – naast woningen – in de Woningwet en Huisvestingswet opgenomen als een erkende woonvorm.
Het doel van het verhuurbeleid is een helder, gemotiveerd beleid te formuleren met betrekking tot de verhuur van woonwagenstandplaatsen. Tot de overdracht aan de corporatie(s) een feit is, beheert de gemeente de verhuur van woonwagenstandplaatsen.
In de Huisvestingswet 2014 zijn nieuwe regels vastgesteld met betrekking tot de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. De Huisvestingswet 2014 biedt mogelijkheden voor lokaal maatwerk bij schaarste. Gemeenten kunnen dan een huisvestingsverordening opstellen om te sturen op schaarste. De gemeente Twenterand kiest niet voor een dergelijke Huisvestingsverordening voor standplaatsen van woonwagens, maar neemt de regels voor inschrijving en toewijzing op in onderhavig verhuurbeleid.
De Woningwet is per 1 januari 2022 gewijzigd. De Woningwet 2015 bepaalde dat woningcorporaties (toegelaten instellingen) geen verhuuractiviteiten meer namens derden mogen verrichten. Dit betekende dat een corporatie de woonwagenlocaties alleen kunnen beheren en onderhouden, als zij deze woonwagenlocaties ook in eigendom hebben verworven. De voorwaarden voor het uitvoeren van werkzaamheden voor derden is echter per 1 januari 2022 versoepeld. Het onderscheid tussen werkzaamheden voor derden en werkzaamheden ten behoeve van de huisvesting van vergunninghouders vervalt en de twee procedures zijn gelijkgetrokken langs de voorwaarden die al gelden voor werkzaamheden voor derden.
Met de gewijzigde Woningwet wordt verder verduurzaming expliciet onderdeel van de taak van corporaties gemaakt. Zij kunnen voortaan dezelfde investeringen aan hun bezit en bijbehorende grond doen als andere vastgoedeigenaren. Zo mag opgewekte energie voortaan direct aan het net worden terug geleverd om de opbrengst vervolgens met de huurders te verrekenen.
Per 1 januari 2022 wordt de inkomensgrens voor toewijzing van sociale huurwoningen van woningcorporaties gedifferentieerd naar huishoudsamenstelling:
1.5. Beleidskader ‘Gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ (BZK d.d. 12-07-2018)
Op 12 juli 2018 is vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties een beleidskader ‘gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ uitgevaardigd. Hierin zijn de adviezen van de Nationale Ombudsman (‘Woonwagenbewoner zoek standplaats’ d.d. 17-06-2017) en van het College van de Rechten van de Mens (d.d. 28-03-2018) opgenomen. Hierin wordt aangegeven:
Voor het onderhavig verhuurbeleid betekent dit concreet:
1.6. Onderwerpen van het verhuurbeleid woonwagenlocaties 2022
Het verhuurbeleid kent een aantal onderwerpen die in de volgende hoofdstukken zijn uitgewerkt. Om te beginnen is er een omschrijving gegeven van de objecten waarop het beleid van toepassing is. Verder zijn de regels benoemd voor inschrijving, toewijzing, huurprijsbepaling en het beleid bij mutaties en medehuurderschap. Ook zijn regels opgenomen voor zelf aangebrachte voorzieningen en woningruil.
Naast deze regels is in het verhuurbeleid aandacht besteed aan het huurdersoverleg op grond van de Overlegwet en de communicatie naar burgers over het beleid.
Afstammingsbeginsel – het beginsel dat een standplaats die vrijkomt weer beschikbaar komt, maar alleen voor mensen die afstammen van oudsher woonwagenbewoners. Men moet aantonen van generatie op generatie woonwagenbewoner te zijn. (ouders en grootouders)
Bij de integratie van de regelgeving inzake de huisvesting van woonwagenbewoners in de Huisvestingswet per 1 maart 1999, zijn op uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer in die wet bepalingen opgenomen (artikel 2, derde en vierde lid, van die wet) op grond waarvan woonwagenbewoners tot 1 januari 2003 voorrang kregen bij de toewijzing van standplaatsen. Reden hiervoor was de vrees dat het vervallen van het zogenoemde afstammingsbeginsel de woonwagenbewoners - door de schaarste aan nieuwe standplaatsen - in een ongunstige positie zou brengen. Zij zouden immers concurrentie vanuit de 'burgerbevolking' kunnen krijgen. Deze tijdelijke voorrangsregeling op basis van de Huisvestingswet liep met ingang van 1 januari 2003 van rechtswege af. De gemeente Twenterand voert, mede naar aanleiding van het rapport van de Nationale Ombudsman (mei 2017) dit afstammingsbeginsel weer in. Er zijn immers in verhouding minder standplaatsen beschikbaar dan reguliere huurwoningen. Het respecteren van het afstammingsbeginsel is daarmee verschoven van een wettelijke plicht (tot 2003) naar beleidspraktijk anno 2017. Deze praktijk waarborgt dus in beginsel dat standplaatsen behouden blijven voor woonwagenbewoners.
Mantelzorg – intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
Woningcorporaties – woningcorporaties spelen bij de huisvesting van deze bewonersgroep een belangrijke rol vanwege de overdracht van standplaatsen en woonwagens door gemeente aan de corporatie(s). Afhankelijk van de individuele vraag kan op diverse wijzen aan de woonwensen van woonwagenbewoners tegemoet worden gekomen, variërend van woonwagens op standplaatsen tot (andere) vormen van wonen in groeps- of familieverband.
De maximale huurprijs van standplaatsen wordt berekend aan de hand van het formulier van de Huurcommissie ‘puntentelling woonwagen/standplaats’ en de bijbehorende tabellen met de maximale huurprijsgrenzen voor standplaatsen welke jaarlijks per 1 juli worden geïndexeerd. Achtergrond van de puntentelling en de koppeling met de huurprijs, is een huur die afgestemd is op de grootte en kwaliteit van de standplaats. Gezien het bijzondere karakter van het wonen (vrijstaand wonen op een grote kavel) en een hoge onrendabele top wordt er geen korting gegeven op de maximale huurprijs.
https://www.huurcommissie.nl/onderwerpen/huurverlaging-op-basis-van-puntentelling/huurprijscheckwoonwagens-en-standplaatsen
Jaarlijks hebben verhuurders de mogelijkheid om de huur te verhogen. Vanuit het rijk wordt de maximale huurverhoging voor sociale huurwoningen, standplaatsen en woonwagens bepaald. In de gemeente Twenterand worden, in aansluiting op het rijksbeleid, de volgende regels gehanteerd bij de jaarlijkse huurverhoging:
2.5. Gedifferentieerde huurbedragen
Er ontstaan na mutatie (‘er komt een nieuwe huurder na het vertrek van de vorige huurder’) verschillende huurprijsniveaus voor standplaatsen. De gemuteerde standplaatsen krijgen een huur die is afgestemd op grootte en kwaliteit van de standplaats.
De komende jaren zal er worden gemonitord welke differentiatie er ontstaat door mutatie en toepassing van het verhuurbeleid. Hiertoe wordt een overzicht opgesteld van de standplaatsen waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen de diverse huurprijsniveaus.
In het verhuurbeleid is er voor gekozen om de kwaliteit bepalend te maken voor de prijs.
Het verhuurbeleid heeft tot gevolg dat voor dezelfde standplaatsen verschillende huurprijzen kunnen gelden: een nieuwe, hogere huur na mutatie versus een oude, nog lagere huur. De redenen hiervoor zijn:
De gemeente voert de administratieve taken op het gebied van de huuradministratie en -incasso van de huren op de standplaatsen uit. Er wordt een actief invorderings- en incassobeleid gevoerd. Het hebben van een huurachterstand kan van invloed zijn op de toewijzing van een nieuwe standplaats.
3.1. Proces inning huurachterstand: “het incassotraject”
Naar aanleiding van de voorgaande brieven is het nog steeds mogelijk om bij de huur innende partij een betalingsregeling af te sluiten. De beheerder wordt van de sommatie op de hoogte gesteld en zal de huurder, indien hij hem / haar kan bereiken, ook nog wijzen op de ernst van de situatie en adviseren contact met de huur innende partij op te nemen.
3.2. Ontbindings- en nakomingsprocedure
Bij verhuur maakt de gemeente Twenterand in haar hoedanigheid als verhuurder onderscheid tussen drie verschillende procedures:
De eerste is een zogenaamde ‘nakomingsprocedure’ (zonder ontbinding en ontruiming) Bij een nakomingsprocedure wordt alleen een geldbedrag van de huurder gevorderd.
Wanneer huurbetaling ondanks de onder 3.1 genoemde inspanningen uitblijft, wordt een nakomingsprocedure opgestart, tenzij sprake is van een huurachterstand van 3 maanden of meer. Er zal gevraagd worden om de huurder te veroordelen tot betaling van de huurachterstand, de gemaakte kosten en overige schade alsmede de contractuele boete. Na een veroordeling zal de gemeente het verschuldigde gaan invorderen.
De tweede is een “nakomingsprocedure en voorwaardelijke ontbindings-/ontruimingsprocedure”
Mocht na het nakomingsvonnis blijken dat er opnieuw een huurachterstand is ontstaan of het nakomingsvonnis wordt ondanks invordering niet nagekomen, wordt al na één maand een nieuwe nakomingsprocedure en voorwaardelijke ontbindings-/ontruimingsprocedure opgestart. Daarbij zal naast nakoming ook de voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst worden gevraagd. Omdat de huurder voor de tweede maal een huurachterstand heeft laten ontstaan of het nakomingsvonnis niet is nagekomen, zal de rechter worden verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden wanneer de totale huurachterstand niet binnen een termijn van twee weken alsnog wordt voldaan.
Betaalt de huurder ondanks dit tweede vonnis niet, dan zal alsnog de ontbinding en ontruiming automatisch volgen op basis van dit tweede vonnis.
Wanneer de eerste nakomingsprocedure wordt ingetrokken omdat de huurder kort voor de dagvaarding of daarna alsnog de huurachterstand betaalt, dan zal de gemeente bij een volgende huurachterstand direct de tweede procedure opstarten.
De derde procedure is een zogenaamde “ontbindings-/en ontruimingsprocedure”
Bij een ontbindings-/en ontruimingsprocedure wordt naast het eventuele huurbedrag, de schade en boete tevens ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd (voor zover noodzakelijk ook schadevergoeding tot expiratiedatum).
Hiertoe wordt overgegaan wanneer de huurachterstand in totaal groter is dan 3 maanden1 of er is sprake van herhaalde wanprestatie (de huurder heeft in het verleden meer dan drie keer in het “incassotraject” van de gemeente gezeten zoals omschreven onder 3.12),
Is er een vonnis gewezen in de ontbindings- c.q. ontruimingsprocedure, dan zal deze ook daadwerkelijk worden uitgevoerd c.q. geëxecuteerd. Het is vanaf toewijzing vonnis niet mogelijk om alsnog de openstaande schulden zonder gevolgen te betalen.
Wanneer de ontbindings-/ontruimingsprocedure wordt opgestart en de huurder betaalt kort voor of na het uitbrengen van de dagvaarding alsnog de huurachterstand zal de gemeente de ontbindings/ontruimingsprocedure doorzetten.
Het staat de gemeente vrij om van de hiervoor omschreven procedures af te wijken wanneer daartoe naar haar oordeel aanleiding bestaat.
Wanneer de wederpartij na betekening van het vonnis niet aan de inhoud van het vonnis heeft voldaan, kan zonder verdere interventie van een rechter op verzoek van de eisende partij (de verhuurder) overgaan worden tot het leggen van beslag. De belangrijkste beslagen die wij kennen zijn het beslag op het inkomen, uitkering/loon, op een bankrekening en op roerende zaken. Deze zullen bij de procedure bij de rechtbank mee worden geëist.
Het meest voorkomende beslag is een beslag op inkomsten (loon of uitkering), een zogenaamd loonbeslag.
Na het beslag leggen daarvan is de derde (werkgever) verplicht binnen vier weken verklaring te doen (omtrent hetgeen onder het beslag valt), bij gebreke waarvan de derde-beslagene zelf eventueel aansprakelijk kan worden voor het bedrag waarvoor beslag was gelegd. Niet het hele loon of uitkering is vatbaar voor beslag. Er geldt steeds een wettelijk vastgesteld vrij te laten bedrag. Wanneer loonbeslag wordt gelegd, moet de werkgever maandelijks alles wat boven de beslagvrije voet uit komt overmaken. Dit geldt ook voor extra inkomsten zoals vakantiegeld en winstdelingsregelingen.
Bij een bankbeslag wordt de bankrekening van de geëxecuteerde geblokkeerd en is de bankinstelling verplicht om het positieve saldo van de bankrekening over te dragen. De geëxecuteerde heeft vanaf dat moment geen toegang meer tot het positieve saldo op zijn rekening. De bank moet na vier weken een verklaring afgeven waarin staat of er iets onder het beslag valt. Een bankbeslag is echter een “momentopname”. Wat op de dag van beslaglegging op de rekening staat valt onder het beslag. Wordt daags nadien een bedrag bijgeschreven, dan valt dit bedrag niet onder het beslag. Het bankbeslag vervalt op het moment dat het wordt gelegd.
Een beslag op roerende zaken omvat een beslag op alle roerende zaken die eigendom zijn van de geëxecuteerde of gedaagde. Sommige roerende zaken zijn uitgesloten van beslag. Wanneer er executoriaal beslag is gelegd, krijgt de geëxecuteerde een bepaalde termijn om alsnog aan het vonnis te voldoen, of te proberen een betalingsregeling te treffen. Gebeurt dit niet, dan zal de executieverkoop worden aangezegd. Wanneer de geëxecuteerde dan nog niet in actie komt, zal de verkoop worden aangekondigd in regionale dagbladen, en zal er een aanslagbiljet worden geplakt waar de spullen zich bevinden. Op de dag van de verkoop zal alles bij opbod worden verkocht. In de praktijk komt het zelden tot een executieverkoop omdat de baten vaak niet opwegen tegen de kosten van de verkoop.
4. Inschrijving en toewijzing: lijst geregistreerde standplaatszoekenden
Op 12 juli 2018 is een nieuw beleidskader ‘gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken uitgevaardigd. Woonwagenbewoners hebben een van generatie op generatie overgedragen cultuur waarbij het wonen in onderlinge verbondenheid in een woonwagen bepalend is. De overheid heeft een positieve verplichting om deze cultuur te beschermen en het woonwagenleven te faciliteren. Om die reden dient de gemeente te voorzien in voldoende woonwagenstandplaatsen. Om de rechten van woonwagenbewoners ‘praktisch en effectief’ te laten zijn, dient een woningzoekende woonwagenbewoner binnen een afzienbare tijd kans te maken op een standplaats. Als uitgangspunt geldt dat de wachttijd voor een standplaats ongeveer hetzelfde is als de wachttijd voor een sociale huurwoning. Echter, gezien het kleine aantal aanwezige standplaatsen en het bijzondere karakter van deze woonvorm is het goed te beargumenteren dat de wachttijd voor deze woonvorm langer is.
Door schaarste aan standplaatsen worden deze alleen toegewezen aan woonwagenbewoners, die vanwege hun culturele eigenheid een andere woonbehoefte hebben dan andere woningzoekenden. Hierbij wordt het “afstammingsbeginsel” gehanteerd. Om op een eenvoudige en pragmatische wijze de afstamming aan te tonen wordt gebruik gemaakt van het criterium “woonadres” van de aanvrager, van de ouders of grootouders.
Bij het bepalen of iemand als woonwagenbewoner kan worden aangemerkt, dient ook rekening gehouden te worden met ‘spijtoptanten’. Voor de bescherming van de rechten is het niet van belang of een woonwagenbewoner tijdelijk in een reguliere woning heeft gewoond. Zolang hij of zij de intentie had om terug te keren naar het woonwagenleven, zal rekening worden gehouden met zijn of haar woonbehoefte. Het is daarom van belang om criteria vast te stellen op basis waarvan de volgorde op die wachtlijst plaatsvindt. De gemeente hanteert daarom een lijst ingeschreven standplaatszoekenden, waarbij niet alleen de inschrijfdatum van belang is, maar ook het aantal punten dat de ingeschreven persoon heeft. Dit puntenaantal wordt als volgt bepaald:
Inschrijver woont op een standplaats binnen de gemeente Twenterand | |
Inschrijver woont in een reguliere woning binnen de gemeente Twenterand | |
Let op: men moet kunnen aantonen een band te hebben met de gemeente Twenterand c.q. hier eerder gewoond te hebben op een standplaats of de (groot)ouders van de in te schijven persoon.
Inschrijven is mogelijk voor iedere woonwagenbewoner, waarbij het afstammingsbeginsel geldt en men moet kunnen aantonen een band te hebben met de gemeente Twenterand c.q. hier eerder gewoond te hebben op een standplaats of de (groot)ouders van de in te schijven persoon. Het is feitelijk niet anders dan het inschrijven voor een reguliere huurwoning. Net als bij woningen moet het wel gaan om een ‘natuurlijk persoon’. Het is dus niet mogelijk om een standplaats te huren zonder er zelf ook gebruik van te maken.
Inschrijving is mogelijk bij de gemeente Twenterand, via het online inschrijfformulier op de website. Heeft iemand niet de beschikking over internet, dan is een inschrijfformulier op te halen en in te leveren bij de servicebalie in het gemeentehuis te Vriezenveen.
Aan de inschrijving moet een aantal extra documenten worden toegevoegd. Het gaat om een inkomensverklaring (aangifte/aanslag inkomstenbelasting of verklaring inkomstenbelasting/IB-60 formulier).
Inschrijving geschiedt voor de periode van 1 jaar met de mogelijkheid van verlenging. (zie ook 4.5 kosten inschrijving en verlenging)
Bij inschrijven stemt de inschrijver ermee in dat de gemeente wordt toegestaan gegevens bij derden op te vragen. (AVG)
Om voor een standplaats in aanmerking te komen dient minimaal aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
4.2. Verlenging van de inschrijving
Vanaf twee maanden tot uiterlijk twee weken voor het aflopen van de inschrijfperiode kan de inschrijving worden verlengd. De verlenging van de inschrijfperiode is een jaar.
Let op: Het is en blijft wel de verantwoordelijkheid van de woningzoekende zelf om zijn/haar verlenging te regelen c.q. tijdig eventuele adreswijzigingen door te geven.
4.4. Bevriezen van de inschrijving
De gemeente heeft het recht om een inschrijving te bevriezen. Bijvoorbeeld in het geval van een huurachterstand of een lopend onderzoek ten aanzien van overlast. Van de bevriezing wordt een melding gemaakt met de reden van de bevriezing. De inschrijving loopt tijdens de bevriezing wel door, de inschrijfduur bouwt daarmee verder op. Er kunnen echter geen reacties geplaatst worden.
4.5. Kosten van inschrijving en verlenging
Aan de inschrijving zijn kosten verbonden. Ook verlenging van de inschrijving is niet kosteloos. Hiermee wordt voorkomen dat mensen zich inschrijven zonder daadwerkelijke interesse. De hoogte van inschrijving en verlenging van de inschrijving wordt jaarlijks bepaald. Per 1 januari 2022 bedragen deze €20,00 voor de eerste inschrijving en €5,00 voor de jaarlijkse verlenging van een inschrijving.
4.6. Lijst geregistreerde standplaatszoekenden
Na inschrijving en betaling van het inschrijfgeld wordt men op de lijst geregistreerde standplaatszoekenden geplaatst. De volgorde van de lijst geregistreerde standplaatszoekenden is gebaseerd op het moment van ontvangst van de betaling voor het inschrijven en het aantal toegekende punten. Het aantal behaalde punten is opvraagbaar, niet de plaats op de lijst geregistreerde standplaatszoekenden. Dit wisselt door behaalde punten van anderen3.
De vrijgekomen standplaats wordt aangeboden aan de eerste op de lijst van geregistreerde standplaatszoekenden. Bij afwijzing volgt aanbieding aan nummer twee op de lijst en zo verder. In de uitvoering van het toewijzingsbeleid kan ervoor gekozen worden om aan meer gegadigden tegelijkertijd een aanbieding te doen met vermelding van de plaats op de lijst van standplaatszoekenden en de rechten die daaraan verbonden zijn. Zo kan bijvoorbeeld het volgende aangegeven worden:
‘U heeft x aantal punten. Mocht iemand met meer punten de standplaats accepteren, dan heeft deze persoon voorrang.’4
Mocht iemand positief reageren op een aanbieding maar toch niet in aanmerking komen omdat een hoger op de lijst geplaatst huishouden de standplaats accepteert, dan geldt dit niet als een officiële weigering en heeft dit geen gevolgen voor de inschrijving en zal de inschrijver niet worden afgevoerd van de lijst van standplaatszoekenden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, in gevallen waarin toepassing van deze toewijzingsregels naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de standplaatszoekende af te wijken van deze regels. Het college kan in overleg met de corporatie besluiten om af te wijken van deze toewijzingsregels, mits:
4.9. Gebruik van persoonsgegevens
De gemeente gebruikt de persoonsgegevens van woningzoekende in overeenstemming met de vereisten die de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) stelt: - In het bijzonder voor het bepalen van de plaats van een standplaatszoekende op de lijst wanneer hij/zij op een standplaats reageert; - Voor het passend toewijzen van betaalbare een standplaats conform de wettelijke taak.
Er zijn mogelijkheden voor de screening van aspirant-huurders als wordt verwacht dat er mogelijk overlast ontstaat. Deze screening is onder strikte voorwaarden mogelijk en uitsluitend na het vaststellen van een protocol ‘woonoverlast’ en de convenanten ‘gegevensuitwisseling’ en ‘screening aspirant-huurders’. Hier zijn diverse partijen bij betrokken waaronder de gemeente, de verhuurder, de woningcorporaties en de politie.
Voor extreme overlast van en bedreigingen door bestaande huurders bestaat de mogelijkheid om de huur op te zeggen of te laten ontbinden. Een bedreiging van omwonenden of medewerkers van de gemeente / corporatie wordt (altijd) gezien als een handeling in strijd met het goed huurderschap (artikel 7:213 BW). Ook het daadwerkelijk toepassen van fysiek geweld tegen een persoon, diens naasten of eigendommen wordt altijd gezien als een zeer ernstige handeling in strijd met het goed huurderschap (artikel 7:213 BW) en zal kunnen leiden tot een gerechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en het ontruimen van het gehuurde.
5.3. Beleid inzake bedreigingen jegens (personeel van) verhuurder c.q. gemeente
Helaas is de afgelopen jaren op enkele woonwagenlocaties in Nederland gebleken dat enkele individuele huurders meenden hun wensen met verbale agressie kracht bij te zetten waarbij dreiging met fysiek geweld eveneens aan de orde was. Middels de vaststelling van dit verhuurbeleid door college en raad wordt het onderstaande beleid vastgesteld met betrekking tot bedreigingen jegens (personeel van) verhuurder c.q. gemeente.
Definitie bedreiging: ‘Het dreigen met fysiek geweld of de dood tegen een persoon, diens naasten of eigendommen’.
De Hoge Raad heeft bepaald, dat een misdraging jegens een derde onder omstandigheden een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst kan opleveren, die tot ontbinding van de huurovereenkomst kan leiden. In elke situatie dient de volgende kernvraag beantwoord te worden: Is de huurder tekort geschoten in zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen en zo ja, rechtvaardigt die tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde?
Gelet op een aantal bedreigingen door huurders en de grote impact van deze bedreigingen op de persoonlijke werk- en levenssfeer van (het personeel van) de verhuurder, dient hier bevestigend op te worden geantwoord. Door de bedreiging van (personeel van) de verhuurder is er verhoogde kans op lichamelijk klachten, verlaagde productiviteit en ziekteverzuim. Ook extra veiligheidsmaatregelen door de verhuurder zijn vaak het gevolg. De maatregelen hebben in materiële zin (kosten) en in immateriële zin (persoonlijke emotie, werksfeer) negatieve gevolgen.
De gemeente annex verhuurder is daarom genoodzaakt een streng beleid te voeren met betrekking tot de toelaatbaarheid van bedreigingen.
Regels inzake goed huurderschap bij bedreigingen
Het daadwerkelijk toepassen van fysiek geweld tegen een persoon, diens naasten of eigendommen wordt altijd gezien als een zeer ernstige handeling in strijd met het goed huurderschap (artikel 7:213 BW) en zal per definitie leiden tot een gerechtelijke procedure tot het ontbinden van de huurovereenkomst en het ontruimen van het gehuurde.
Indien een huurder zich misdraagt ten opzichte van zijn/haar buren en/of andere huurders van de verhuurder, wordt hier tevens een schriftelijke waarschuwing voor verzonden. Herhaling van deze misdragingen zullen na drie keer ook leiden tot een juridische procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
5.4. Vrije ruimte en urgentiebeleid
Een verhuurder heeft een – beperkte – speelruimte om af te wijken van de toewijzingsregels. Dat kunnen dringende medische of sociale redenen zijn. Ook afwijking van de inkomensgrens is beperkt mogelijk. Vooralsnog is er geen aanleiding om deze speelruimte te benutten. In dit verhuurbeleid worden geen urgente gevallen aangewezen waaraan voorrang wordt verleend.
Corporaties hanteren het systeem van 'passend toewijzen', conform het beleid voor sociale huurwoningen, standaard toe te passen bij toewijzing van standplaatsen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de sociaaleconomische achterstand die woonwagenbewoners van oudsher hebben (gehad), in het verleden een uitgangspunt was voor specifiek beleid voor woonwagenbewoners. Het onderzoek van de Nationale ombudsman geeft aanleiding te geloven dat die achterstand niet meer voor alle woonwagenbewoners geldt. Het automatisme om een beleid voor sociale huurwoningen onverkort over te hevelen naar standplaatsenbeleid, is in zoverre niet meer te rechtvaardigen. Het leidt ertoe dat woonwagenbewoners met hogere inkomens principieel worden uitgesloten van de mogelijkheid om volgens hun cultuur te leven. Passend toewijzen wordt daarom niet toegepast.
Iedereen die medehuurder wil worden, kan hiervoor een verzoek indienen bij de verhuurder. Een echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner is automatisch medehuurder als de partners samenwonen. Bij vertrek van de huurder wordt de medehuurder automatisch de huurder. Dit geldt ook als het huwelijk of geregistreerde partnerschap is gesloten na het ingaan van de huurovereenkomst. Alle overige medehuurders, dus ook niet-geregistreerde samenwonende partners, moeten een officieel verzoek tot medehuurderschap6 indienen welke door de verhuurder moet worden goedgekeurd.
Huisgenoten krijgen niet automatisch medehuurderschap. Medehuurderschap wordt uitsluitend geaccepteerd bij samenwonende partners waarbij sprake is van een duurzame relatie. Voorwaarde is dat men een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert. Inwonende (volwassen) kinderen, kleinkinderen en overige familieleden hebben geen recht op medehuurderschap.
Een medehuurder volgt de hoofdhuurder op na diens overlijden of na het verlaten van de woning door de hoofdhuurder. Een medehuurder heeft dezelfde rechten en plichten als de hoofdhuurder. Net als de hoofdhuurder hebben medehuurders recht op huurbescherming. Dat betekent dat huurders wettelijk worden beschermd tegen het opzeggen van de huur door de verhuurder. Daarnaast wordt de medehuurder mede verantwoordelijk voor het betalen van de gehele huursom en het plegen van onderhoud en kleine reparaties.
5.7. Woningruil 7
Bij woningruil spreken twee huurders met elkaar af om van woonruimte te ruilen. Voor woningruil is toestemming nodig van de verhuurders van beide woningen. Als de verhuurders hiermee instemmen, worden de twee bestaande huurcontracten beëindigd en worden er twee nieuwe huurcontracten opgesteld. De opvolgende huurder kan zich niet beroepen op het huurcontract van zijn voorganger. De nieuwe huurprijs is gebaseerd op dit verhuurbeleid en de huurprijsbepaling. (zie ook 2.5)
Woningruil is uitsluitend toegestaan tussen woonwagens of standplaatsen onderling en bij een ruil met een huurder van een reguliere woning gelegen in de gemeente Twenterand. De nieuwe huurder moet voldoen aan alle wettelijke eisen, en ook voldoen aan de eisen van het afstammingsbeginsel.
De kosten voor het verplaatsen van een eigen woonwagen bij een ruil van standplaatsen komt volledige voor rekening en risico van de huurders.
5.9. Zelf aangebrachte voorzieningen
Huurders willen soms zelf voorzieningen aanbrengen in of rond de woonwagen c.q. berging. Let wel, deze zelf aangebrachte voorzieningen worden alleen als zodanig door de verhuurder erkent mits er vooraf schriftelijke toestemming door de verhuurder voor is verleend.
De huurder is vrij voorzieningen in de berging c.q. woonwagen aan te brengen die eenvoudig zijn te verwijderen. Voor grotere ingrepen en voor veranderingen aan de buitenzijde van de berging is toestemming nodig van de verhuurder. Als de toestemming wordt gegeven, zal de huurder die de verandering aanbrengt, zelf het onderhoud moeten uitvoeren.
De verhuurder bepaalt echter wel of door en voor rekening van de huurder aan het einde van de huur de voorziening moet worden verwijderd en de berging in de oorspronkelijke staat moet worden hersteld.
Bij de beoordeling van een ingediende aanvraag om voorzieningen aan te brengen, zal in eerste instantie aan de hand van onderstaande criteria moeten worden vastgesteld of in principe wel of geen toestemming kan worden verleend:
Besluitvorming rondom de aanvraag van een zelf aangebrachte voorziening wordt binnen acht weken schriftelijk kenbaar gemaakt. Een weigering wordt aan de huurder schriftelijk meegedeeld, waarbij de argumentatie van de weigering wordt vermeld. Bij een positief besluit zullen tevens de voorwaarden in de brief worden opgenomen. Juist deze voorwaarden zijn belangrijk om een goede en soepele oplevering in de toekomst te verkrijgen.
In ieder geval zal in de brief worden aangegeven:
Uitgangspunt bij opzegging van de huur is het kaal en schoon opleveren van de standplaats. Is er voor het verstrijken van de huurperiode een nieuwe huurder bekend die de zelf aangebrachte voorzieningen in de berging wil overnemen, dan is dit mogelijk na toestemming van de verhuurder. De overdracht en de eventueel daarmee gemoeide kosten zijn voor rekening en risico van de nieuwe huurder. Aan de verhuurder moet schriftelijk worden aangegeven om welke voorzieningen het gaat. De nieuwe huurder tekent voor de verantwoordelijkheid voor deze voorzieningen en moet deze onderhouden en eventueel weghalen bij het opzeggen van de huur. Zelf aangebrachte opstallen dienen altijd te worden verwijderd.
In sommige gevallen kan voor een zelf aangebrachte voorziening aan het gehuurde bij vertrek van de huurder een vergoeding worden verstrekt. Vergoedingen worden vooraf schriftelijk overeengekomen en maken onderdeel uit van de goedkeuring en wijziging aan het gehuurde. Uitgangspunt voor vergoedingen te betalen door de gemeente zijn de materiaalkosten van de voorziening, met inachtneming van een afschrijvingstermijn van 10 jaren c.q. de alsdan vastgestelde termijn. De kosten moeten aangetoond kunnen worden door de huurder.
6. Beleid inzake kleine herstellingen
Bij een standplaats (+ berging) hebben de huurder en de verhuurder allebei verplichtingen op het gebied van onderhoud. Het onderhoud van de berging is verdeeld tussen huurder en de verhuurder. De verhuurder zorgt voor het groot onderhoud en huurder zorgt voor het klein en dagelijks onderhoud van het gehuurde. Schade aan de binnenkant van de berging (plafond, muren, tegels, deuren, etc.) moet de huurder zelf herstellen. De huurder zorgt dus voor reparatie van schade die de huurder zelf heeft veroorzaakt. De kosten kan de huurder trachten te verhalen bij zijn eigen (aansprakelijkheid- of inboedel-)verzekering.
Het Besluit kleine herstellingen dateert van 8 april 20035. In dit besluit worden aangewezen de herstellingen die moeten worden aangemerkt als kleine herstellingen zoals bedoeld in artikel 240 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. Kort gezegd komt het er op neer dat de herstellingen, die opgenomen zijn in de Lijst van kleine herstellingen (zie bijlage B), voor rekening van de huurder komen.
Het voorgestelde ‘Verhuurbeleid woonwagenlocaties 2022’ zal gecommuniceerd worden naar de huidige en toekomstige bewoners. De ingrediënten die in ieder geval moeten worden gecommuniceerd, zijn:
Communicatie vindt plaats via de website van de gemeente Twenterand en de gebruikelijke lokale kranten voor (wettelijke) publicaties. Hierbij wordt een korte toelichting gegeven voor inwoners zonder toegang tot internet.
BIJLAGE B- Beleid inzake kleine herstellingen
Mochten er meerdere locaties worden aangelegd, dan wordt het aantal behaalde punten vermenigvuldigd met 2 indien er een aantoonbare familiaire (eerstelijns) relatie is met de personen op die locatie. Dit geldt alleen voor reeds bestaande locaties. 5 Een ingeschreven persoon kan zijn inschrijfdatum en het behaalde aantal punten opvragen d.d. opvraagdatum.