Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Fryske Marren

Beleidsregels Antennes

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Fryske Marren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Antennes
CiteertitelBeleidsreges antennes
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlageBeleidsregels antennes

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Beleid is ook van toepassing op de Wet fysieke leefomgeving en het omgevingsplan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Antenneconvenant
  2. Plaatsingsplan
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-09-2023nieuwe regeling

01-08-2023

gmb-2023-388539

z.754449

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Antennes

 

1 Voorwoord

 

 

In dit stuk delen wij onze gemeentelijke beleidsregels antennes. Met het opstellen van beleidsregels antennes kunnen wij als gemeente meer de regie houden op de inrichting en de kwaliteit van onze leefomgeving in de dorpen en het buitengebied, door voldoende ruimte voor antenne-installaties voor telecombedrijven in onze gemeente aan te wijzen.

 

Met de ontwikkeling van gemeentelijke beleidsregels antennes geven we mede uitvoering aan het onderwerp digitale connectiviteit; een belangrijke economische pijler binnen onze gemeente De Fryske Marren. In de omgevingsvisie van De Fryske Marren wordt het belang van digitale connectiviteit benoemd onder de noemer digitale bereikbaarheid. Onze inwoners en ondernemers willen altijd en overal bereikbaar zijn en connectiviteit wordt dan ook steeds meer een basisbehoefte. Connectiviteit is cruciaal voor onze ondernemers en organisaties die in hun dienstverlening en interne bedrijfsvoering (zoals Cloud services en telewerken) afhankelijk zijn van de kwaliteit daarvan. Er is ook een toenemend connectiviteitsbelang vanuit de gezondheidszorgsector om invulling te geven aan moderne en passende zorg- en dienstverlening aan onze inwoners. Steeds meer mensen willen langer zelfstandig wonen, ook als ze een zwaardere zorgbehoefte hebben. In samenhang daarmee is een goed dekkend netwerk nodig, om toekomstige apps en applicaties in de zorg en dienstverlening, zoals eHealth en Domotica, te kunnen toepassen en/of te laten werken in onze stad, dorpen en buitengebied.

 

Als wij in onze gemeente de connectiviteit verder willen verbeteren voor al onze inwoners en ondernemers (bedrijven), zullen we naast de aanleg van ondergrondse infrastructuur (kabels en leidingen) ook bovengrondse infrastructuur (antenne-installaties) door telecombedrijven, moeten faciliteren. Alleen al toename in gebruik en gebruikers van telecommunicatie zal uiteindelijk leiden tot overbelasting van de digitale faciliteiten. In de praktijk komt dit neer op een of twee vergunningsaanvragen per jaar.

 

Voor de beschikbaarheid van goed en snel internet en een goed mobiel bereik voor al onze inwoners, ondernemers en recreanten is het noodzakelijk dat waar nodig antenne-installaties in onze gemeente worden bijgeplaatst. Onderzoek toont aan dat het niet op orde hebben van digitale connectiviteit op lange termijn onder andere invloed kan hebben op de economische groei en het verdienvermogen van Nederland. Streven naar een volledige en goede dekking binnen onze gemeente is dan ook van groot belang.

 

2 Gemeentelijke beleidsregels antennes

2.1 Inleiding

 

Mobiele communicatie is tegenwoordig een maatschappelijke basisbehoefte. Inwoners, instellingen en bedrijven hechten veel belang aan de beschikbaarheid van snelle en betrouwbare mobiele verbindingen. Het gebruik van mobiele communicatie groeit elk jaar. Hierdoor neemt de belasting van de mobiele netwerken toe. De capaciteit van mobiele netwerken heeft een limiet met het gevolg dat overbelasting kan ontstaan. Dit kan uiteindelijk leiden tot onvoldoende mobiele dekking, ofwel slechte digitale connectiviteit. Mobiele netwerken zijn niet alleen een maatschappelijke basisbehoefte, maar ook essentieel om hulpdiensten te kunnen bereiken.

 

Telecomproviders zijn verplicht in elke gemeente voldoende mobiele dekking te bieden. Om te zorgen dat mobiele netwerken voor iedereen beschikbaar blijft, is het essentieel om de mobiele netwerken te versterken en/of uit te breiden. Dit betekent dat ook de fysieke infrastructuur (in de vorm van antenne-installaties) die hiervoor vereist is, moet worden uitgebreid. Antenne-installaties zijn niet altijd een esthetische aanwinst voor de leefomgeving. Beleidsmatig is er daarom bij de plaatsing van antenne-installaties een afweging van twee belangen. Enerzijds is er de kwaliteit van de verbinding van het mobiele netwerk, anderzijds is er de kwaliteit van de leefomgeving waar antenne-installaties worden geplaatst. Het is daarom wenselijk voor een goede mobiele dekking een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, lokaal beleid te hebben ten aanzien van de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie. Jaarlijks wordt er gemiddeld genomen een of twee keer een vergunningsaanvraag gedaan voor het plaatsen van een antenne.

 

Dit gemeentelijk beleidskader beschrijft de verschillende relevante aspecten zoals een uniforme en efficiënte toepassing van regelgeving, de samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden, de locatiekeuze en het aanzicht van vergunningplichtige antenne-installaties. Er wordt aansluiting gezocht bij het Nationaal Antennebeleid en het Antenneconvenant tussen de VNG, telecomoperators en het Rijk. Kortom, deze beleidsregels antennes stelt de kaders voor de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie binnen de gemeente De Fryske Marren. De beleidsnota wordt meegenomen bij de inrichting van het omgevingsplan dat in de toekomst de bestemmingsplannen zal vervangen.

 

2.2 Aanleiding

 

Op 4 augustus 2022 heeft het college kennis genomen van de ontwikkelingen ten aanzien van de uitrol van 5G-antennes en besloten om gemeentelijke beleidsregels antennes op te stellen. De voorbeeldnota “Antennebeleid: uitgangspunten bij de plaatsing van antennes voor mobiele communicatie” van het Antennebureau dient hiervoor als basis.

 

 

2.3 Doel lokale beleidsregels antennes

 

Het doel van gemeentelijke beleidsregels antennes is om instellingen, bedrijven, inwoners en aanbieders van mobiele netwerken duidelijkheid te bieden over de kaders die de gemeente stelt bij de aanleg van infrastructuur voor digitale connectiviteit en antennes voor mobiele communicatie in het bijzonder.

 

2.4 Reikwijdte gemeentelijke beleidsregels antennes

 

Deze beleidsnota richt zich specifiek op de criteria voor plaatsing van omgevingsvergunning-plichtige antenne-installaties voor mobiele communicatie. De uitgangspunten voor het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor een antenne-installatie zijn hierin uitgewerkt.

 

Daarnaast beschrijft deze beleidsnota het proces waarmee de gemeente haar wettelijke plicht invult om mee te werken aan vergunningvrije plaatsing van zogeheten small cells op gemeentelijke infrastructuur. Small cells zijn kleine antenne-installaties met een klein bereik als onderdeel van een mobiel netwerk. Voor wat betreft de vergunningvrije plaatsing van antennes voor mobiele communicatie (waaronder small cells), sluit voorliggende beleidsnota aan bij het Antenneconvenant tussen VNG, Rijk en telecomproviders.

 

2.5 Over welke antennes gaat deze nota niet

 

Aanvullend op hetgeen in paragraaf 2.4 Reikwijdte gemeentelijke beleidsregels antennes over vergunningvrije plaatsing van small cells staat beschreven, richt deze nota zich niet op antennes die op kleinere schaal worden geplaatst zoals die van omroepzenders, C2000, radiozendamateurs en particulieren. Antennes tot 5 meter hoogte en schotelantennes met een doorsnede tot 2 meter zijn meestal omgevingsvergunningvrij. Antennes die binnen worden geplaatst zijn ook vergunningvrij en vallen daarmee eveneens buiten de reikwijdte van de gemeentelijke beleidsregels antennes. Denk hierbij aan de indoor aanleg van mobiele of wifinetwerken in woningen, kantoren, scholen en winkels. Tenslotte gaat het niet over antennes van 40 meter of hoger. Dit is een buitenplanse omgevingsactiviteit en wordt dan ook via deze procedure behandeld.

 

2.6 Leeswijzer

 

In hoofdstuk 3 staan de voorwaarden bij antenneplaatsing omschreven. Er wordt uitgeweid over de verschillende belangen die spelen bij het plaatsen van een antenne-installatie en over de inspanningen en werkzaamheden die de gemeente uitvoert om het proces te begeleiden. Het vergunningstraject wordt uitgelegd en de uitgangspunten van de gemeente met betrekking tot het plaatsen van een antenne-installatie worden benoemd. Tenslotte staan in het hoofdstuk de voorwaarden voor tijdelijke antenneplaatsing, de criteria wanneer een antenne op een monument, en/of beschermd dorps- of stadsgezicht mag worden geplaatst en de voorwaarden voor het plaatsen van een small cell op gemeentelijke infrastructuur omschreven. In hoofdstuk 4 staat beschreven hoe de gemeente communiceert en participeert, en hoe zij de aanvrager en andere partijen kunnen ondersteunen met betrekking tot communicatie en participatie. In hoofdstuk 5 staat omschreven hoe intern de taken onderling zijn afgestemd tussen de medewerkers van gemeende De Fryske Marren. In hoofdstuk 6 staan alle wettelijke kaders omschreven die betrekking hebben op de beleidsregels antennes. Het beschrijft de kaders van Europese tot nationaal en regionaal niveau. In hoofdstuk 7 staan alle bijlagen die horen bij de beleidsregels antennes.

 

2.7 Begrippenlijst

 

Antennes voor mobiele communicatie worden in de praktijk aangeduid met verschillende termen, bijvoorbeeld met zendmast. De Telecommunicatiewet bevat de termen antennes, antennesystemen en opstelpunten. Het huidige Besluit omgevingsrecht en het toekomstige Besluit bouwwerken leefomgeving onder de Omgevingswet hanteren het begrip antenne-installatie. Voor de leesbaarheid van deze beleidsnota is in bijlage 1 een uitleg van de belangrijkste termen opgenomen.

 

3 Voorwaarden bij antenneplaatsing

3.1 Inleiding

 

Als wij in onze gemeente de digitale connectiviteit verder willen verbeteren voor al onze inwoners en ondernemers (bedrijven), zullen we naast de aanleg van ondergrondse infrastructuur (kabels en leidingen) ook bovengrondse infrastructuur (antenne-installaties en/of zendmasten) door telecombedrijven, moeten faciliteren. Voor de beschikbaarheid van goed en snel internet en een goed mobiel bereik, zullen er antenne-installaties en/of zendmasten in onze gemeente worden bijgeplaatst.

 

Het is zeer wenselijk om als gemeente een ruimtelijk beleid te hebben met betrekking tot de plaatsing van de bovengrondse fysieke infrastructuur voor mobiele communicatie. Dit biedt een kader voor de samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden, de locatiekeuze en de verschijningsvorm van antenne-installaties. Binnen de landelijke wet- en regelgeving worden hiermee lokale keuzes mogelijk. Figuur 3 geeft ter illustratie een overzicht van het proces van antenneplaatsing.

 

3.2 Belangenafweging gemeente

 

Om als gemeente een gefundeerd oordeel over een te volgen beleid ten aanzien van de plaatsing van antenne-installaties te kunnen vormen, dienen alle betrokken belangen te worden afgewogen. De volgende belangen spelen een rol bij plaatsingen. Behoefte aan antenne-installaties, tegengestelde wensen inwoners en belang gemeente.

 

Behoefte aan antenne-installaties

Het kunnen ontvangen van radio- en tv-signalen, het mobiel kunnen bellen en het feit dat de vitale overheidsdiensten (brandweer, ambulance en politie) goed met elkaar kunnen communiceren wordt door onze inwoners als vanzelfsprekend beschouwd. Voor al deze toepassingen zijn antenne-installaties noodzakelijk. Het aantal antenne-installaties verschilt per netwerk en toepassing.

 

De belangen van de eigenaren van antenne-installaties voor consumentendiensten zijn vooral van economische aard. Het netwerk van de telecomaanbieders moet een dusdanige kwaliteit hebben dat het ten opzichte van de netwerken van andere aanbieders concurrerend is. Daarnaast moet het netwerk door eenieder gebruikt kunnen worden. Dat houdt in dat het netwerk vooral een grote capaciteit moet hebben. Die grote capaciteit wordt voornamelijk bereikt door een zo groot mogelijke zender/ ontvanger dichtheid.

 

Telecomaanbieders van mobiele communicatienetwerken trachten met zo min mogelijk antenne-installaties een zo maximaal mogelijke dekking en capaciteit te bereiken, zodat de klanten te allen tijde gebruik kunnen maken van het netwerk. De gebruikers wensen tegen een zo goedkoop mogelijk tarief storingvrij gebruik te kunnen maken van hun apparatuur middels een goed functionerend netwerk.

 

De Telecomaanbieders dienen naast een economisch belang ook een maatschappelijk belang. Steeds meer mensen en bedrijven maken gebruik van de mobiele communicatie- middelen, ook in noodsituaties, en verwachten dat deze te allen tijde gebruikt kunnen worden. De communicatienetwerken voorzien hiermee in een grote maatschappelijke behoefte. Door de toename van het aantal apparaten dat gebruik maakt van een mobiele dataverbinding, zal de groei de komende jaren nog verder doorzetten.

 

Tegengestelde wensen inwoners

Wat opvalt aan de huidige gang van zaken rond het uitbreiden van het mobiele netwerk, is het naast elkaar bestaan van twee tegengestelde wensen. Ten eerste wil onze inwoner kunnen rekenen op een betrouwbaar netwerk, dat een hoge kwaliteit levert. De realisatie van dit uitgebreide netwerk stuit echter op een tweede, eveneens breed gedeelde, wens; het niet geconfronteerd willen worden met de antenne-installaties.

 

De bezwaren tegen de bouw van nieuwe antenne- installaties komen veelal neer op de volgende twee punten: eventuele effecten op de gezondheid en een ontsiering van de omgeving. Het oordeel over mogelijke gezondheidsrisico’s is aan de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport voorbehouden. Het gemeentebestuur heeft hier geen zeggenschap over. De gemeente kan de plaatsing van antenne-installaties daarom niet afwijzen enkel op basis van bezorgdheid over gezondheidsrisico’s.

 

Het gemeentebestuur is wel bevoegd om een afweging te maken ten aanzien van de ruimtelijke inpassing van antenne-installaties. De gemeente kan wel gehoor geven aan/ rekening houden met de wens om te voorkomen dat de omgeving ontsiert wordt. Op dit punt vallen overigens ogenschijnlijk tegengestelde belangen, toch voor een groot deel samen. Zo willen onze inwoners geen ‘woud’ aan antennes te zien krijgen. Telecomaanbieders streven een efficiënt netwerk na, dat een goede werking verkrijgt door een juiste plaatsing van antenne-installaties op strategische plaatsen. Gevolg van deze werkwijze is niet het gevreesde ‘woud’ aan antennes, maar een netwerk dat een zo groot mogelijk gebruiksgemak biedt voor onze inwoners, dat gerealiseerd is met een efficiënt gebruik van middelen. Het gaat dus niet om het plaatsen van zoveel mogelijk antennes, maar om een evenredige verdeling van antenne-installaties over het grondgebied waar de gebruikers zich bevinden. Dit streven naar een efficiënte aanwending van middelen bij de telecomaanbieders leidt ook tot de wens om zo veel mogelijk gebruik te maken van reeds aanwezige elementen in de omgeving of in een gebied.

 

Belang gemeente

De gemeente heeft eveneens belang bij het plaatsen van antenne-installaties voor het waarborgen van een goed mobiel bereik. Voor de eigen bedrijfsvoering maakt de gemeente veel gebruik van mobiele dataverbindingen (parkeercontroleurs, onderhoudsteams, vuilophaaldiensten etc.). Daarnaast heeft de gemeente een rechtstreeks belang wanneer op gemeente-eigendommen antenne- installaties zijn of nog worden geplaatst; er is dan immers een privaatrechtelijke overeenkomst nodig. Bij een ruime interpretatie van het economisch belang moet vooral gedacht worden aan het feit dat het voor een gemeente noodzakelijk is dat zij beschikt over de mogelijkheden van modern communicatieverkeer. Aangezien de behoefte aan goede communicatie groot is bestaat de kans dat een gemeente minder interessant wordt als vestigingsplaats voor bedrijven en burgers als de dekking en capaciteit van het mobiele netwerk onvoldoende is. Daarnaast is het voor onze gemeente ook belangrijk om bij te dragen aan goede communicatiemogelijkheden voor haar inwoners en ondernemers.

 

De plaatsing van vergunningvrije antenne-installaties op bestaande zendmasten (site-sharing en/of mast delen), heeft nadrukkelijk de voorkeur van de gemeente boven een nieuwe vergunningplichtige antenneplaatsing. Voor vergunningplichtige antenne-installaties is het gemeentebestuur verantwoordelijk voor een goede ruimtelijke ordening en bouwkundige procedures . Wij hebben als gemeente belang bij om antenne-installaties uit landschappelijk en/of cultuurhistorisch oogpunt zo goed mogelijk in de omgeving te integreren zodat er geen wildgroei en horizonvervuiling ontstaat door het plaatsen van nieuwe vergunningplichtige antenne-installaties, ten behoeve van het opzetten van een efficiënt werkend mobiel netwerk.

 

3.3 Inspanningen van gemeente De Fryske Marren

 

Voor de plaatsing van vergunningvrije small cells is de gemeente verplicht gebouwen en publieke infrastructuur zoals straatmeubilair, verkeerslichten en lantaarnpalen beschikbaar te stellen na een redelijk verzoek van een exploitant. Dat volgt uit de Europese Telecomcode en de nieuwe Telecommunicatiewet. Gezien deze verplichting en in het belang van de lokale digitale connectiviteit stelt de gemeente in beginsel haar eigendommen beschikbaar voor de plaatsing van zowel vergunningvrije small cells als reguliere antenne-installaties.

 

De voorwaarden waaronder dit plaatsvindt zijn afhankelijk van de locatie en het type antenne. De algemene voorwaarden zijn vastgelegd in deze beleidsnota, specifieke voorwaarden worden in contracten met de gebruikers vastgelegd. Per geval worden daarbij afspraken gemaakt over verhuurtarief of opstalrecht en over eventuele aanpassingen door wijzigingen in gemeentelijk beleid of infrastructuur. Uitgangspunt daarbij is dat de exploitant voor eigen kosten noodzakelijke wijzigingen aanbrengt, antennes verwijdert of verplaatst. Voor de verhuur van gemeentelijke eigendommen of gronden streeft de gemeente naar een marktconforme vergoeding. Voor het beleid rond gemeentelijke eigendommen of gronden wordt verwezen naar de gemeentelijke regelgeving vastgelegd in de nota vastgoedbeleid De Fryske Marren (vastgesteld in januari 2019) en Notitie Grondprijsbeleid 2020 – 2024 (vastgesteld in september 2019).Voor de afhandeling van verzoeken en beschikbaarstelling van gemeentelijke infrastructuur rekent de gemeente een kostendekkende vergoeding (leges).

 

Plaatsingsplangesprek

De gemeente ontvangt jaarlijks een plaatsingsplan van Monet en een uitnodiging voor een plaatsingsplangesprek met telecomaanbieders zoals volgt uit het Antenneconvenant. De gemeente maakt gebruik van het plaatsingsplangesprek en geeft de contactgegevens hiervoor door aan Monet. In het gesprek bespreken partijen de voorgenomen antenneplaatsing, mogelijke antennelocaties, mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid en communicatie-activiteiten, eventuele lokale knelpunten bij plaatsing en de uitgangspunten van de gemeentelijke beleidsregels antennes.

 

Communicatie

De gemeente hanteert bij de communicatie rondom antenneplaatsing de volgende uitgangspunten (zie voor een nadere uitwerking hoofdstuk 4 Communicatie en/of participatie bij antenneplaatsing):

 

  • In het plaatsingsplangesprek gaat de gemeente in gesprek over de communicatie aan belanghebbenden. De gemeente heeft geen bevoegdheid om eisen te stellen aan de communicatie bij vergunningvrije antennes (waaronder small cells), tenzij het om plaatsing op eigendom van de gemeente gaat.

  • Bij vergunningvrije plaatsing van antennes en small cells op eigen gemeentelijke infrastructuur maakt de gemeente met de antenne-eigenaar afspraken over de communicatie.

  • Bij grootschalige uitrol van small cells maakt de gemeente met de antenne-eigenaar afspraken over de communicatie.

  • De gemeente heeft bij voorkeur vooroverleg met een initiatiefnemer van antenneplaatsing alvorens een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor antenneplaatsing.

  • Aanvullend op de wettelijke publicatieplicht bij een vergunningstraject beoordeelt de gemeente per aanvraag of aanvullende communicatie inspanningen door de gemeente nodig zijn.

  • De gemeente stimuleert aanvragers de omgeving en belanghebbenden tijdig te informeren en te betrekken bij antenneplaatsing; de gemeente draagt eventueel bij met praktische ondersteuning als dit de communicatie richting belanghebbenden bevordert.

 

Gebieden met minder dekking

Voor gebieden met een verminderde mobiele dekking of capaciteit door een gebrek aan antennemasten gaat de gemeente zo nodig (aanvullend op het plaatsingsgesprek) het gesprek aan met telecomaanbieders en maakt zij gebruik van de Handreiking mobiele bereikbaarheid van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.

 

Vergunningvrije antennes

Omgevingsvergunningvrije antennes hoeven niet te voldoen aan gemeentelijke regels in het omgevingsplan of welstandscriteria, alleen aan redelijke eisen van welstand. De gemeente heeft hierdoor beperkt invloed op de plaatsing van deze vergunningvrije antennes:

 

  • In het Antenneconvenant is onder meer afgesproken dat de mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid van antenne-installaties onderdeel kunnen zijn van het plaatsingsplangesprek.

  • In aansluiting op de Europese verordening EU 2020/1070 is de voorkeur van de gemeente dat een vergunningvrije small cell (zoveel mogelijk onzichtbaar) verwerkt wordt in bestaande infrastructuur zoals bushokjes, lichtbakken en (gecamoufleerd) aan gevels.

 

Colocatie en gedeeld gebruik

De gemeente kan in bijzondere gevallen kiezen om colocatie of gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom op te leggen (Tw. H5B). Of hiervoor aanleiding is, wordt per geval beoordeeld via een apart besluit middels een openbare voorbereidingsprocedure, op het moment dat daarvoor reden is (zie paragraaf 6.8 Gedeeld en medegebruik van infrastructuur).

 

3.4 Algemene beleidsuitgangspunten antenneplaatsing

 

In deze paragraaf staan de algemene toetsingscriteria die toegepast worden bij het beoordelen van een aanvraag om een vergunning bij een (vergunningplichtige) antenneplaatsing. Figuur 1 geeft ter illustratie een overzicht van het proces van antenneplaatsing.

 

Evenwichtige toedeling

De Omgevingswet vereist dat gemeentelijke regels zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Binnen bestemmingen als wonen, werken, verkeer en recreatie zijn antennes nodig voor mobiel bereik. Een zendmast is in planologische zin geen zelfstandige functie. Een vrijstaande mast vraagt relatief weinig bouwoppervlak, zodat het apart intekenen in het omgevingsplan niet noodzakelijk is. Een antenne-installatie heeft hoogte én rondom vrij zicht nodig. Dat is noodzakelijk voor een goede verbinding met mobiele apparaten die zich op straatniveau bevinden. Een zendmasthoogte tot 40 meter biedt doorgaans voldoende ruimte om van drie aanbieders de afzonderlijke antenne-installaties onder elkaar te plaatsen (site-sharing). Het plaatsen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie tot 40 meter hoogte een activiteit waar een omgevingsvergunning voor is vereist. De beleidsregels antennes bevatten de algemene beoordelingscriteria voor antenneplaatsing.

 

Algemene criteria vergunningplichtige antenne-installaties

 

  • Het doel van de antenneplaatsing is verbeterde dekking en/of capaciteit van een mobiel netwerk.

  • De plaatsing van vergunningvrije antenne-installaties op gemeentelijke objecten, bestaande zendmasten of andere bestaande bouwwerken zoals lichtmasten en verkeersportalen heeft nadrukkelijk de voorkeur boven een vergunningplichtige antenne-installatie.

  • Antenne-installaties moeten zo goed mogelijk ingepast zijn in de omgeving. Anders gezegd: ze moeten zo beperkt mogelijk zichtbaar zijn.

  • Bij de locatiekeuze van antenne-installaties en opstelpunten (vrijstaande zendmasten), moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande hoge bebouwing en/of hoge verticale elementen binnen en buiten de bebouwde kom.

  • Bij antenneplaatsing moet gestreefd worden naar een zo klein mogelijke impact op de ondergrond. Aansluitingen op ondergrondse infra moet plaatsvinden door zo weinig mogelijk ruimtebeslag in die ondergrond en zo weinig mogelijk graafwerkzaamheden.

  • Het heeft de voorkeur dat aanbieders zoveel mogelijk opstelpunten delen (site-sharing).

 

Objectgerichte criteria vergunningplichtige antenne-installaties

Rekening houdend met technische eisen voor antenneplaatsing gelden de volgende criteria:

 

  • De antenne-installatie wordt zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst.

  • De antenne-installatie en bijbehorende apparatuur dienen zoveel mogelijk te worden geïntegreerd in de architectuur of omgeving.

  • De antenne-installaties, de bijbehorende technische installaties en de bedrading moeten door middel van zorgvuldige materiaal- en kleurkeuze in de omgeving ingepast worden.

  • De installaties moeten voldoen aan de redelijke eisen van Welstand, indien de beoogde locatie voor antenneplaatsing binnen een gebied ligt waar gemeentelijke welstandscriteria van toepassing zijn.

 

Indieningsvereisten

De onderbouwing van een aanvraag voor omgevingsvergunning bevat in elk geval de volgende punten:

 

  • Een toelichting op de locatiekeuze vanuit de gewenste mobiele connectiviteit en vanuit netwerktechnisch oogpunt voor tenminste één van de netwerken van de mobiele operators. Dit geldt zowel voor aanbieders van mobiele communicatie als voor aanbieders van bijbehorende faciliteiten zoals een tower company.

  • Documentatie waaruit blijkt dat binnen 16 weken na vergunningverlening ten minste één antenne-installatie zal worden geplaatst.

  • Een toelichting of er is gekeken naar vergunningvrije plaatsing, al dan niet op bestaande antenne-opstelpunten (site-sharing).

  • Indien een communicatie- of participatietraject heeft plaatsgevonden een toelichting met de resultaten en conclusie wat met de inbreng van omwonenden en/of belanghebbenden is gedaan.

  • De bij een aanvraag van een omgevingsvergunning ter beoordeling voor te leggen documenten dienen een goed beeld te geven van de inpassing van de beoogde installatie in zijn omgeving, compleet met bijbehorende infrastructuur.

 

3.5 Gebiedsgerichte aanpak vergunningplichtige antennes

 

De gemeente maakt onderscheid tussen faciliterend en restrictief beleid voor antenneplaatsing voor bepaalde gebieden, vooral gericht op het verminderen van de visuele impact van installaties en voor een effectieve ruimtelijke ordening. Er geldt geen beperking in afstand tot woningen, scholen of kindercentra, omdat er landelijke normen zijn die beschermen tegen een te hoge blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden. De blootstelling mag nergens te hoog zijn, ongeacht de afstand tot antennes.

 

Plaatsing van een antenne-installatie wordt getoetst aan de volgende criteria: stedenbouwkundige, landschappelijke, bouwtechnische, welstand, monumentale en maatschappelijke aspecten, waaronder het belang van mobiele connectiviteit. In een als ‘restrictief’ aangemerkt gebied gelden de ruimtelijke aspecten in versterkte mate.

 

Gebiedstypen en functies

Een gebiedsgerichte aanpak betekent dat bij de toetsingscriteria onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende gebiedstypen. De volgende gebieden worden onderscheiden:

 

  • 1.

    Bebouwde kom

  • 2.

    Bedrijventerreinen

  • 3.

    Sportterreinen

  • 4.

    Buitengebied

 

Vervolgens worden in elk gebied globaal vijf mogelijke functies onderscheiden:

 

  • 1.

    Woonfunctie (wonen/zorginstellingen)

  • 2.

    Werkfunctie (bedrijvigheid)

  • 3.

    Recreatieve functie (groen, sportaccommodaties)

  • 4.

    Infrastructurele functie (auto- spoor- en vaarwegen)

  • 5.

    Natuur

 

Faciliterend en restrictief beleid

In deze paragraaf wordt ingegaan op de gebieden waar faciliterend of restrictief beleid geldt voor de plaatsing van vergunningplichtige antenne-installaties voor mobiele communicatie. In de praktijk gaat het hierbij meestal om vrijstaande zendmasten.

 

o Faciliterend beleid

Faciliterend beleid wil zeggen dat in principe medewerking wordt verleend aan de realisering van een omgevingsvergunningplichtige antenne-installatie mits de aanvraag binnen het toetsingskader past. Deze medewerking is afhankelijk van de functie van de locatie in een bepaald gebied. Medewerking vindt plaats als in elk geval is voldaan aan de algemene beleidsuitgangspunten uit paragraaf 3.4 Algemene beleidsuitgangspunten antenneplaatsing. Afwijking daarvan kan alleen bij voldoende motivering.

 

o Restrictief beleid

Bij restrictief beleid wordt er alleen medewerking verleend aan de realisering van antenne-installaties in de aangegeven gebieden, wanneer andere mogelijkheden binnen het faciliterend beleid niet mogelijk blijkt. Denk aan wanneer de mobiele connectiviteit in het geding is en door de aanvrager wordt aangetoond dat in gebieden waar een faciliterend beleid wordt gevoerd geen adequate locatie of oplossing gevonden kan worden, kan toestemming worden verleend. De gebieden met een restrictief beleid zijn mede ingegeven vanuit de ervaring dat een vergunningplichtige antenne-installatie, vaak een zendmast, daar meer bezwaren oplevert met soms lange procedures tot gevolg.

 

Figuur 2 geeft een overzicht in welke gebieden een faciliterend of restrictief beleid geldt. Vervolgens volgt een toelichting met de voorwaarden.

 

Bebouwde kom: werk- of recreatieve functie

In gebieden binnen de bebouwde kom met een werkfunctie of recreatieve functie voert de gemeente een faciliterend beleid ten aanzien van antenne-installaties voor mobiele communicatie. Voor het faciliterende beleid op deze locaties gelden de volgende voorwaarden:

  • zoveel mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken plaatsen (er dient door de aanvrager aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is);

  • zoveel mogelijk plaatsen uit het zicht (voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie);

  • minimaliseren qua aantal (waarbij rekening dient te worden gehouden met de mogelijkheid tot site-sharing);

  • zoveel mogelijk integreren in architectuur en/of omgeving.

 

Bedrijventerreinen

Bedrijventerreinen zijn aangewezen gebieden waar een clustering van bedrijven is. Het esthetische aspect van antenne-installaties is van minder groot belang in deze gebieden. Inpassing van antenne-installaties is op bedrijventerreinen daarom makkelijker te realiseren. Voor bedrijventerreinen voert de gemeente een faciliterend beleid ten aanzien van antenne-installaties. De specifieke voorwaarden hiervoor zijn:

  • zoveel mogelijk op bestaande gebouwen of bouwwerken (er dient door de aanvrager aangetoond te worden dat plaatsing van een vergunningvrije installatie niet mogelijk is);

  • vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst (voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie).

 

Sportterreinen

Sportterreinen zijn buitenterreinen waar sportverenigingen actief zijn. Net als bij bedrijventerreinen geldt hier dat het esthetische aspect van minder groot belang is. Voorwaarden voor plaatsing op sportterreinen zijn:

  • zoveel mogelijk op bestaande bouwwerken of in combinatie met andere functionaliteit (bijvoorbeeld veldverlichting);

  • vrijstaande masten worden zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst (voornamelijk bekeken vanuit de nabijgelegen gebieden met een woonfunctie).

 

Bebouwde kom: woonfunctie

Binnen de bebouwde kom is het realiseren van vrijstaande zendmasten vanwege de grote zichtbaarheid minder gewenst. Daarom geldt voor locaties met een woonfunctie binnen de bebouwde kom een restrictief beleid. Alleen bij aantoonbaar onvoldoende plaatsingsmogelijkheden voor omgevingsvergunningvrije antenne-installaties op bijvoorbeeld daken wil de gemeente een aanvraag in behandeling nemen.

 

Buitengebied

Onder het buitengebied worden de gebieden buiten de bebouwde kom verstaan, ook wel aangeduid als landelijk gebied. Hieronder vallen gebieden met een agrarisch karakter, maar ook natuur- en recreatiegebieden. De gemeente streeft naar een zo gunstig mogelijke landschappelijke inpassing waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden of natuurwaarden in de directe omgeving. Antenne-installaties dienen op zo´n manier en op zo’n locatie gerealiseerd te worden, dat ze de minste verstoring van de horizon opleveren. Voorwaarden voor plaatsing in het buitengebied zijn:

  • zoveel mogelijk bij reeds gebouwde of gerealiseerde elementen in het gebied. Denk aan wegen, viaducten, hoogspanningsmasten en verkeersportalen maar ook aan agrarische bedrijfscentra en de daar aanwezige hogere bouwwerken, zoals silo’s (bij afwijking dient door de aanvrager aangetoond te worden dat alternatieve plaatsing niet mogelijk is);

  • een locatie in of aan een bos heeft de voorkeur boven een locatie midden in een open weidegebied (bij afwijking dient door de aanvrager aangetoond te worden dat alternatieve plaatsing niet mogelijk is);

  • in beschermd natuurgebied dient een grote mate van terughoudendheid te worden betracht bij de plaatsing van nieuwe installaties.

 

Provinciale beperkingen

Voor antenneplaatsing in Natuurnetwerk Nederland gebieden waaronder Natura 2000-gebieden geldt terughoudendheid en moeten aanvragen worden afgestemd met de provincie als bevoegd gezag. Vanuit de provinciale verordening kunnen ook regels gelden voor activiteiten nabij wegen.

 

3.6 Tijdelijke antenneplaatsing

 

Er zijn verschillende situaties denkbaar waarbij tijdelijke of kortdurende antenneplaatsing gewenst is om de mobiele bereikbaarheid te garanderen. Op basis van jurisprudentie geldt een periode tot 31 dagen in elk geval als kortdurend. Voor langdurige plaatsing vraagt een aanbieder een (tijdelijke) omgevingsvergunning aan.

 

Calamiteiten

Als een aanbieder op een locatie tijdelijk geen dekking kan bieden door overmacht, zoals stormschade, is kortdurende antenneplaatsing mogelijk na overleg met de gemeente.

 

Evenementen

Bij grote evenementen en op feestdagen is kortdurende antenneplaatsing vaak noodzakelijk voor extra netwerkcapaciteit en het waarborgen van 112-bereik.

 

Ruimtelijke herontwikkeling

Door ruimtelijke herontwikkeling moet een vergunningvrije antenne-installatie soms verplaatst worden. In afwachting van een geschikte locatie kan een telecomprovider ter overbrugging een tijdelijke omgevingsvergunning aanvragen.

 

3.7 Criteria bij monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten

 

De gemeente hanteert zoveel mogelijk de leidraad van de Rijksdienst voor cultureel erfgoed Plaatsing van telecommunicatieapparatuur op, in en aan monumentale gebouwen. Het beleid van de gemeente is dat er in principe geen antenne-installaties zichtbaar geplaatst mogen worden op monumenten en dat er in beschermde dorps- of stadsgezichten terughoudendheid wordt betracht bij het plaatsen van zichtbare antennes. Antenne-installaties mogen geen onevenredige of onomkeerbare afbreuk doen aan de waarde van monumentale gebouwen of beschermde gebieden. Plaatsing van een antenne op, aan of bij een monument of cultuurhistorisch gebouw of gebied dient daarom zorgvuldig te worden bekeken met vroegtijdige inbreng van relevante teams en monumenten- en welstandcommissie(s). Uitgangspunten voor deze afstemming staan in hoofdstuk 5 Interne gemeentelijke organisatie rondom digitale infrastructuur.

 

De gemeente stelt bij een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antenne-installatie of een small cell op, aan of bij een monument en in rijksbeschermde dorps- of stadsgezichten de volgende voorwaarden:

 

  • Blijvende bouwkundige aantasting of (gevolg)schade aan het monument moet worden voorkomen.

  • De zichtbaarheid van de antenne vanaf de openbare ruimte moet worden geminimaliseerd.

  • Bliksem- en brandbeveiliging moeten worden aangepast op de nieuwe situatie.

  • Restauratie- en onderhoudswerkzaamheden in, aan of op het monument moeten ongehinderd doorgang kunnen vinden.

 

 

3.8 Plaatsing small-cells op gemeentelijke infrastructuur

 

Voor de plaatsing van small cells zal de gemeente -vanuit haar wettelijke plicht- voldoen aan redelijke verzoeken om toegang tot haar infrastructuur. Bij een verzoek tot medegebruik van onder haar zeggenschap staande publieke infrastructuur voor de aanleg en exploitatie van small cells hanteert de gemeente de landelijke Leidraad medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen small cells .

 

Kosten voor plaatsing

De aanvrager is verantwoordelijk voor de kosten van de aanpassingen en werkzaamheden die nodig zijn om de plaatsing van small cells op de gemeentelijke infrastructuur mogelijk te maken. De eigenaar van de small cell draagt de kosten voor vervanging, reparatie en verplaatsing van zijn small cells die in, op of aan gemeentelijke infrastructuur geplaatst zijn en de kosten van bijbehorende infrastructurele werkzaamheden.

 

 

Onderbouwing van een verzoek tot medegebruik

De onderbouwing bij een verzoek tot medegebruik van gemeentelijke infrastructuur bevat in elk geval de volgende punten:

 

  • Beschrijving van de infrastructuur en locatie waarvoor medegebruik wordt aangevraagd.

  • Een toelichting waarom medegebruik nodig is vanuit netwerktechnisch oogpunt en de gewenste mobiele connectiviteit.

  • Een toelichting indien het medegebruik nodig is voor het verbinden van een small cell met een backbonenetwerk.

 

Beoordelingsgronden

Criteria die de gemeente gebruikt voor de beoordeling van de redelijkheid van de aanvraag zijn:

 

• De infrastructuur is technisch geschikt voor het plaatsen van de small cell.

• De infrastructuur is noodzakelijk voor de verbinding van small cells met een backbonenetwerk (indien van toepassing).

• Redenen van veiligheid: de infrastructuur kan normaal blijven functioneren.

• De integriteit en veiligheid van alle reeds aangelegde netwerken of van kritieke nationale infrastructuur is niet in het geding.

• Er is geen risico op ernstige verstoring van de geplande elektronische communicatiediensten wanneer andere diensten via dezelfde infrastructuur worden verstrekt.

 

Vastlegging en vergoeding

Bij de vastlegging van afspraken over medegebruik hanteert de gemeente de volgende uitgangspunten:

 

  • De afspraken over medegebruik worden vastgelegd in een privaatrechtelijke overeenkomst.

  • Er wordt een datum van ingebruikname van de infrastructuur vastgelegd.

  • Er worden afspraken vastgelegd voor situaties waarin gemeentelijke plannen de infrastructuur wijzigen.

  • De gemeente vraagt voor medegebruik van haar infrastructuur een marktconforme vergoeding van aanbieders (Nota vastgoedbeleid De Fryske Marren, 2019).

  • Voor de afhandeling van verzoeken tot medegebruik van infrastructuur voor small cell plaatsing vraagt de gemeente een kostendekkende administratieve vergoeding (leges).

  • De voorwaarden en tarieven voor medegebruik van infrastructuur voor small cell plaatsing worden inclusief onderbouwing openbaar gemaakt.

     

4 Communicatie en/of participatie bij antenneplaatsing

4.1 Inleiding

 

Dit hoofdstuk beschrijft de communicatie-inspanningen die de gemeente zichzelf oplegt bij een aanvraag voor een vergunningsplichtige antenne-installatie. In paragraaf 4.3 “Inspanningen van de gemeente De Fryske Marren” van deze nota staan de communicatie en/of participatie inspanningen die de gemeente hanteert bij antenneplaatsing door telecomaanbieders binnen haar gemeentegrens, zo ook voor vergunningplichtige antenneplaatsingen. Dit hoofdstuk geeft in paragraaf 5.2 een uitwerking van paragraaf 4.3. Onze communicatie en/of participatie inspanningen en wat wij vervolgens met betrekking tot deze inspanningen aan inbreng verwachten van de initiatiefnemers (telecomaanbieders) alsook mogen verwachten van onze inwoners.

 

4.2 Uitgangspunten communicatie en/of participatie door de gemeente

 

Bij de plaatsing van antennes heeft de gemeente aandacht voor eventuele zorgen van inwoners over de impact van antennes. De verantwoordelijkheid voor de communicatie en de participatie ligt bij de initiatiefnemer. Daarnaast is een groot deel van de antenneplaatsingen omgevingsvergunningvrij, waardoor de gemeente niet betrokken is bij eventuele communicatie over de plaatsing. Tegelijk richten inwoners zich vaak in eerste instantie tot de gemeente als ze worden geconfronteerd met veranderingen in de openbare ruimte, ook bij antenneplaatsing. Zowel ambtenaren, collegeleden als raadsleden kunnen aangesproken worden als er een nieuwe antenne-installatie wordt geplaatst.

 

Onbekendheid, geen invloed op besluitvorming en geen direct individueel voordeel kan invloed hebben op de beleving bij antenneplaatsing. Het vooraf betrekken van belanghebbenden kan het draagvlak bevorderen en bijdragen aan een zorgvuldige belangenafweging door de gemeente. Het communicatiebeleid dat de gemeente met betrekking tot antenne-installaties voor ogen heeft, is gebaseerd op het verstrekken van goede informatie en het betrekken van bewoners bij de locatiekeuze van antenne-installaties. De gemeente streeft per geval - in samenwerking met de initiatiefnemer - naar maatwerk in de communicatie. De participatiewijzer ruimtelijke initiatieven De Fryske Marren (vastgesteld op 18 april 2023) kan door de initiatiefnemer worden gebruikt als tool voor de communicatie en participatie. Verder gebruikt en verwijst de gemeente naar de landelijke informatie van de Rijksoverheid (Antennebureau), GGD en het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid. Hier is meer (algemene) informatie terug te vinden over en rond antenneplaatsingen over techniek, gezondheid en/of veiligheidsaspecten.

 

Vergunningvrije antennes

Voorafgaand aan het plaatsingsplangesprek vormt de gemeente zich een beeld van de beoogde locatie(s) voor antenneplaatsing en de omgeving.

 

• De gemeente brengt tijdens het plaatsingsplangesprek kennis in over de lokale situatie en aandachtspunten voor de communicatie.

• De gemeente stimuleert aanbieders via het plaatsingsplangesprek om de omgeving tijdig te informeren over een antenneplaatsing. Bij plaatsing van small cells op een woongebouw is afgesproken dat de operators de eigenaar en/of verhuurder informeren waar informatiemateriaal te vinden is voor bewoners. Afhankelijk van de situatie kan de gemeente zelf bijdragen in de informatievoorziening.

• Bij grootschalige uitrol van small cells en bij plaatsing van antennes en small cells op eigen gemeentelijke infrastructuur maakt de gemeente afspraken met de antenne-eigenaar over de communicatie aan omwonenden en andere belanghebbenden.

• Na het plaatsingsplangesprek beoordeelt de gemeente of ze in afstemming met aanbieder(s), omwonenden, bedrijven of belanghebbenden aanvullend wil informeren en welke praktische communicatieondersteuning de gemeente kan bieden.

 

Aanvraag omgevingsvergunning

Voor aanvragen rondom antenneplaatsing, sturen we per definitie aan op het indienen van een vooroverleg. Op basis van het vooroverleg bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning vormt de gemeente zich een beeld van de beoogde locatie voor antenneplaatsing en de omgeving. Verder kunnen er in het overleg afspraken worden gemaakt over de gewenste communicatieaanpak en eventuele samenwerking daarbij tussen aanvrager en gemeente.

 

Participatie door de aanvrager van een vergunning voor antenneplaatsing wordt gestimuleerd omdat het betrekken van de omgeving waardevolle inzichten op kan leveren over de beoogde locatie. Daarnaast voorkomt het vroegtijdig betrekken van belanghebbenden vaak bezwaren later in het traject.

 

  • De gemeente stimuleert aanbieders om de omgeving te betrekken bij antenneplaatsing (participatie) en denkt mee over de invulling. Daarbij moet aan belanghebbenden vooraf duidelijkheid gegeven worden over de mate van betrokkenheid en invloed (verwachtingsmanagement).

  • De gemeente beoordeelt per aanvraag voor antenneplaatsing of aanvullende communicatie door de gemeente nodig is.

  • Als de gemeente het initiatief neemt om zelf belanghebbenden te betrekken doet ze dat in samenspraak met de initiatiefnemer en zoveel mogelijk voordat een definitieve aanvraag is ingediend. De gemeente geeft daarbij vooraf aan welke mate van participatie in de ‘participatiewijzer’ wordt toegepast, bijvoorbeeld informeren, raadplegen, adviseren of coproduceren.

  • De gemeente beoordeelt per aanvraag voor antenneplaatsing of aanvullende communicatie door de gemeente nodig is. Is een aanvraag ingediend en heeft de gemeente onvoldoende zicht op alle belangen? Dan kan de besluitprocedure met 6 weken verlengd worden om meer informatie te verzamelen.

 

Vroegtijdige communicatie en/of participatie met de omgeving

Uitgangspunt voor communicatie en/of participatie met de omgeving is dat de initiatiefnemers van antenneplaatsingen de omgeving en dus omwonenden, vroegtijdig informeren en betrekken bij antenneplaatsingen. De gemeente houdt vinger aan de pols in het communicatie- en/of participatietraject van de aanvraag daar waar nodig is, als dit de communicatie en of participatie richting de belanghebbenden bevordert.

 

De gemeente kan ondersteuning bieden in het communicatietraject in de procedurele aspecten en/of vragen over het vergunningverleningstraject bij antenneplaatsingen. De aanvrager is verantwoordelijk voor informatie en/of vragen over de betreffende antenneplaatsing, het nut en noodzaak van de betreffende antenneplaatsing.

 

Het nemen van het initiatief om de omgeving tijdig te informeren en te betrekken ligt daarbij nadrukkelijk bij de aanvragers van antenneplaatsingen. De aanvrager komt vroegtijdig in het vooroverleg met de gemeente, met een voorstel voor het communicatie- en/of participatietraject. Dit voorstel wordt met de gemeente besproken en overlegd hoe de gemeente de aanvrager kan helpen en/of faciliteren in het communicatie en/of participatietraject.

 

Standaardvragen van inwoners en/of omwonenden bij voorgenomen antenneplaatsingen die in het communicatie- en/of participatietraject beantwoord kunnen worden zijn: ‘Waarom is de zendmast nodig, waarom op deze locatie en welke regels gelden er?’

 

Hulpmiddelen communicatie- en/of participatietraject

Bij het betrekken van inwoners en belanghebbenden valt te denken aan een (online) gesprek, huis-aan-huisbrief en/of inloopbijeenkomst met daarin de aankondiging van de voorgenomen aanvraag antenneplaatsing.

 

5 Interne gemeentelijke organisatie rondom digitale infrastructuur

 

De coördinatie van de aanleg van digitale infrastructuur voor antennes wordt belegd bij team vergunningen, toezicht en handhaving (VTH). Een medewerker vergunningen wordt aangewezen als vast eerste aanspreekpunt voor interne en externe belanghebbenden. De betreffende contactgegevens worden in ieder geval actief gedeeld met Monet, de vereniging van Nederlandse netwerkoperators. Naast de vergunningverlener zijn er andere medewerkers van gemeente De Fryske Marren betrokken bij de beleidsregels antennes.

 

Dorpencoördinator

De dorpencoördinator is betrokken bij de communicatie met de dorps- of stadsgemeenschap. Wanneer er informatie gedeeld mag worden over het plaatsen van een antenne-installatie, ondersteunt de dorpencoördinator hierbij. Er wordt ondersteuning geboden bij bijvoorbeeld afweging om contact op te nemen met het plaatselijk belang en hoe de communicatie verloopt.

 

Beleidsmedewerker gezondheid

De beleidsmedewerker gezondheid biedt ondersteuning op het gebied van gezondheid. Bij vragen van externe partijen of bij behoefte aan advies, kan de vergunningverlener hier terecht. Als het nodig is, kan er ook nog hulp worden gezocht bij de GGD of andere expertise-organen.

 

Vastgoedbeheerder

De vastgoedbeheerder ondersteunt bij het vooroverleg en de vergunningsaanvraag voor het willen plaatsen van een antenne op een gemeentegebouw. Er wordt gecontroleerd of het gebouw geschikt is voor verhuur voor een antenne-installatie, er wordt een huurovereenkomst opgesteld en eventueel een verkenningsrapport opgesteld.

 

Beleidsmedewerker grondzaken

De beleidsmedewerker grondzaken ondersteunt bij het vooroverleg en de vergunningsaanvraag voor het willen plaatsen van een antenne op gemeentegrond. Er wordt beoordeeld of het mogelijk is om een antenne op deze gemeentegrond te plaatsen. Ook wordt er gekeken naar grondverontreiniging. Er wordt een recht van opstal en eventueel een verkenningsrapport opgesteld.

 

Beleidsmedewerker kabels en leidingen

De beleidsmedewerker kabels en leidingen beoordeeld of het mogelijk is om een antenne-installatie te plaatsen met betrekking tot de bezetting van de grond. Er wordt eventueel een verkenningsrapport opgesteld.

 

Beleidsmedewerker ruimtelijke ontwikkeling

De beleidsmedewerker ruimtelijke ontwikkeling adviseert over de bouw van de antenne-installatie als hier om wordt gevraagd. Er wordt eventueel een verkenningsrapport opgesteld.

 

Stedenbouwkundige

De stedenbouwkundige adviseert over de locatie van de antenne-installatie. Er wordt eventueel een verkenningsrapport opgesteld.

 

Adviseur en/of medewerker communicatie

De adviseur en/of medewerker communicatie biedt hulp bij maatwerk voor communicatie bij een vergunningsaanvraag voor een antenne-installatie. In dien nodig, wordt er ondersteuning geboden bij standaard communicatieprocedures.

 

Er is een gedetailleerd takenoverzicht gemaakt voor alle medewerkers binnen gemeente De Fryske Marren. Deze is weergegeven in bijlage 2.

6 Wettelijke kaders

6.1 Inleiding

 

Op Europees, nationaal en provinciaal niveau zijn er wetten, regels en verdragen die van toepassing kunnen zijn bij de plaatsing van een antenne-installatie voor mobiele communicatie. Figuur 3 geeft een overzicht van de belangrijkste daarvan. De gemeente is -binnen de kaders van de wet- mede verantwoordelijk in het bepalen van beleid voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Daarnaast is de gemeente het bevoegd gezag bij omgevingsvergunningplichtige antennes en algemene welstandeisen.

 

6.2 Wetgeving fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

 

Voor antenneplaatsing gelden na de inwerkingtreding van de Omgevingswet de technische bouwregels uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving. In het Besluit bouwwerken leefomgeving staat ook onder welke voorwaarden een antenne vergunningvrij mag worden geplaatst. In het omgevingsplan kan de gemeente eigen ruimtelijke regels en vrijstellingen vastleggen die invloed hebben op antenneplaatsing. Verder kan de omgevingsverordening van de provincie regels bevatten die gevolgen hebben voor antenneplaatsing op een bepaalde locatie.

 

Antennes van Wabo naar Omgevingswet

Het bestemmingsplan en de beheersverordening zijn via overgangsrecht onderdeel van het ‘tijdelijk deel omgevingsplan’. Dit staat in artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet. Zo blijven de bestaande planologische toetsingskaders geldig na inwerkingtreding van de Omgevingswet. Gemeenten gaan vervolgens bestaande regels gericht op het begrip 'goede ruimtelijke ordening' uit de Wro omzetten in het omgevingsplan zodat het voldoet aan het begrip 'evenwichtige toedeling van functies aan locaties'. Dat kan gedurende de overgangsfase tot eind 2029. Via artikel 2.29 onder m van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de artikelen 22.26 en 22.27 van het Invoeringsbesluit (bruidsschat) geldt het plaatsen van een antenne-installatie hoger dan 5 meter als een vergunningplichtige binnenplanse omgevingsplanactiviteit tijdens deze overgangsfase.

 

‘Knip’

In de Omgevingswet is bouwen gesplitst in een technisch deel en een ruimtelijk deel. Deze zogenaamde ‘knip’ levert twee activiteiten op: de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk. De regels die bepalen welke antennes vergunningvrij zijn, staan in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Deze regels zijn in de overgang naar de Omgevingswet beleidsneutraal overgezet vanuit bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Zie figuur 2 voor een overzicht. Antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie die niet hoger zijn dan 5 meter (gemeten vanaf de voet van de installatie) vallen niet onder de aangewezen vergunningplichtige bouwactiviteiten (Bbl, art. 2.26). Daarnaast zijn ze uitgezonderd van de vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit (Bbl, art. 2.29 onder m).

 

Omgevingsplan

Ondanks de algemene regels wanneer een antenne vergunningvrij geplaatst mag worden, kan een omgevingsvergunning vereist zijn, bijvoorbeeld vanwege de locatie of de omvang van een antenne. De regels in het omgevingsplan, de provinciale omgevingsverordening en de rijksregels uit de Omgevingswet bepalen of de activiteit van het plaatsen van een zendmast vergunningplichtig is na de overgangsfase met de bruidsschat.

 

Onderstaande activiteiten zijn mogelijk vergunningplichtig:

  • technische bouwactiviteit

  • omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk

  • rijksmonumentenactiviteit

  • beperkingengebied-activiteit

  • Natura 2000-activiteit

  • milieubelastende activiteit

 

Vindplaats relevante regelgeving

Figuur 4 geeft voor zowel de Wabo als de Omgevingswet een overzicht van de regelgeving die bepaalt of een antenne-installatie omgevingsvergunningplichtig is.

 

6.2.1 Omgevingsplan

 

Het omgevingsplan bevat voor het gehele grondgebied van de gemeente in ieder geval de regels die nodig zijn met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (art. 4.2 Omgevingswet). De gemeente bepaalt in het omgevingsplan onder andere of voor bepaalde activiteiten een omgevingsvergunning verplicht is.

 

6.2.2 Technische bouwkwaliteit

 

Een zendmast is over het algemeen een bouwwerk zonder dak en hoger dan 5 meter. Het plaatsen ervan levert een vergunningplicht op voor de technische bouwactiviteit. (Bbl art. 2.26). De gemeente toetst een omgevingsvergunningaanvraag voor een bouwactiviteit aan de technische regels van het Bbl en de beoordelingsregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving.

 

Antennes tot 20 meter hoogte zijn bouwwerken in gevolgklasse 1 (Bbl, art. 2.17 lid 3 onder f). Zodra de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen van kracht is, geldt voor antenne-installaties van 5 tot 20 meter hoogte een bouwmeldingsplicht (art. 2.18 Bbl) in plaats van een vergunningplicht voor de technische bouwactiviteit. Een onafhankelijke kwaliteitsborger ziet toe of aan de voorschriften van het Bbl wordt voldaan. Dit staat los van een eventuele vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit.

 

6.2.3 Omgevingsplanactiviteit voor een bouwwerk

 

Via artikel 2.29 van het Bbl en de artikelen 22.26 en 22.27 van het Invoeringsbesluit Ow (bruidsschat) geldt het plaatsen van een antenne-installatie hoger dan 5 meter als een vergunningplichtige omgevingsplanactiviteit. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt getoetst aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (artikel 8.0a, lid 2 Bkl). Verder gelden de beoordelingsregels uit artikel 8.0b tot en met 8.0e van het Bkl. In het omgevingsplan komen uiteindelijk de ruimtelijke regels met betrekking tot antennes te staan. Tot dan kunnen deze beleidsregels antennes richting geven bij de beoordeling.

 

6.2.4 Monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten

 

Het plaatsen van een antenne-installatie op een monument of in een (rijks)beschermd stad- of dorpsgezicht is in de meeste gevallen vergunningplichtig. Dit geldt zowel voor rijksmonumenten als voor provinciale en gemeentelijke monumenten. De rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig op grond van artikel 5.1 lid 1, onder b van de Omgevingswet. De vergunningvrijheid voor het plaatsen van antenne-installaties (Bbl, art. 2.29 onder m) geldt niet voor antenneplaatsing in, aan, op of bij een gemeentelijk monument, (voor)beschermd monument, provinciaal monument, of rijksmonument (Bbl, art. 2.30 lid 1 en 2). Voor antenneplaatsing binnen een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht is de vergunningvrijheid onder meer beperkt tot wijzigingen die niet naar openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd (Bbl, art. 2.30 lid 3). In de Omgevingsverordening van de provincie kunnen locaties zijn aangewezen als beschermd of monumentaal waardoor een activiteit Omgevingsverordening ontstaat (art. 4.1, lid 1 Ow, art. 5.4 Ow). Voor gemeentelijke monumenten kunnen regels zijn opgenomen in het Omgevingsplan (art. 4.1, lid 1 Ow, art. 5.1, lid 1, onder a Ow).

 

 

6.2.5 Natuurgebieden

 

Bij het plaatsen van een antenne-installatie in natuurgebieden kan sprake zijn van een Natura 2000-activiteit (art. 5.1, lid 1, onder e Ow) en Flora- en fauna-activiteit (art. 5.1, lid 2, onder g Ow). Daarnaast kan de provincie in haar omgevingsverordening regels stellen voor Natuurnetwerk Nederland gebieden. De Wet natuurbescherming is het wettelijk kader bij ontheffing of vergunningplicht voor activiteiten voor antenneplaatsing in een Natura 2000-gebied of in een gebied met beschermde flora en fauna. Bij een aanvraag worden de gevolgen afgewogen voor de natuur. De provincie is doorgaans het bevoegd gezag.

 

6.2.6 Beperkingengebied

 

Bij het plaatsen van een antenne-installatie nabij een rijksweg kunnen er beperkingen gelden waardoor een vergunning- of meldingsplicht geldt (art. 8.16 en 8.17 Bal). Bij antenneplaatsing naast een provinciale weg kan de Omgevingsverordening regels bevatten voor de beperkingengebied-activiteit provinciale weg. Bij een spoorweg kan het gaan om een beperkingengebied-activiteit spoorweg (art. 5.1, lid 2, onder f, sub 4 Ow). Bij een gemeenteweg kunnen regels gelden uit het Omgevingsplan voor een Omgevingsplanactiviteit beperkingengebied-activiteit gemeentelijke weg. In de buurt van waterstaatswerken kunnen eveneens beperkingen gelden (art. 5.1, lid 2, onder f, sub 2).

 

6.2.7 Milieubelastende activiteit

 

Uit paragraaf 3.2.3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) volgt dat een zendmast geldt als milieubelastende activiteit indien het opgenomen vermogen dat wordt omgezet in stralingsenergie groter is dan 4 kW. Antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie vallen hier meestal niet onder. Er zijn geen algemene regels in het Besluit activiteiten leefomgeving aangewezen voor de milieubelastende activiteit zendmast. Als naar verwachting in 2022 de basisrestricties voor elektromagnetische velden (EMV) zijn opgenomen in het Frequentiebesluit 2013 geldt er een landelijk EMV regime waardoor deze milieuregelgeving naar verwachting terugtreedt.

 

6.2.8 Regels over participatie bij antenneplaatsing

 

Als de Omgevingswet is ingegaan moet in elke vergunningsaanvraag, dus ook voor antenneplaatsing, aangegeven zijn of er participatie heeft plaatsgevonden (Omgevingsregeling art. 7.4 lid 1 en 2). Bij de aanvraag geeft de initiatiefnemer aan of derden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen) bij de voorbereiding zijn betrokken. Als dit het geval is meldt de aanvrager ook hoe deze partijen zijn betrokken en wat de resultaten zijn. De gemeente neemt de informatie mee bij de behandeling van de aanvraag.

 

Informatie inwinnen door de gemeente

Als er van derden onvoldoende informatie is om tot een goede belangenafweging te komen, kan de gemeente eventueel zelf informatie verzamelen bij belanghebbenden. Dat kan op drie manieren: de ontwerpaanvraag wordt in overleg met de aanvrager ter inzage gelegd, de definitieve aanvraag wordt ter inzage gelegd voor zienswijzen of de gemeente benadert zelf belanghebbenden. De gemeente kan eventueel van tevoren in de procedureregels van het omgevingsplan specifieke activiteiten aanwijzen waarbij de gemeente zelf participatie organiseert, als het aanvraagtraject daartoe aanleiding geeft.

 

Verplichte participatie

De gemeenteraad kan van tevoren activiteiten of activiteiten in bepaalde gebieden hebben aangewezen, waarbij participatie door de initiatiefnemer verplicht is. Dit kan alleen bij een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (art 16.55 lid 7 Ow). De aanvrager moet laten zien hoe belanghebbenden zijn betrokken. Er gelden geen vereisten voor de manier waarop de participatie is vormgegeven. Heeft er geen participatie plaatsgevonden bij een aangewezen buitenplanse participatieplichtige omgevingsplanactiviteit? Dan kan de aanvraag buiten behandeling worden gelaten. Voor binnenplanse omgevingsplanactiviteiten kan een gemeente participatie dus niet als aanvraagvereiste of beoordelingsregel opnemen in het omgevingsplan.

 

6.3 Antenneconvenant en plaatsingsplan

 

De Rijksoverheid, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de aanbieders van mobiele communicatie hebben in het Antenneconvenant afspraken gemaakt over de plaatsing van antennes waar geen omgevingsvergunning voor nodig is. De gemeente zelf is formeel geen partij in het convenant, maar kan wel nakoming vorderen. Elk jaar ontvangt de gemeente een plaatsingsplan van Monet, de vereniging van Nederlandse mobiele operators. Het plaatsingsplan is vertrouwelijk en niet openbaar. In het plaatsingsplan staan de op het grondgebied van de gemeente vergunningvrij en vergunningplichtig geplaatste antennes én de gebieden waar de aanbieders antennes willen plaatsen (zoekgebieden).

 

Het plan is de basis voor het plaatsingsplangesprek waarvoor de gemeente wordt uitgenodigd door Monet. Daarin kan de gemeente het gesprek aangaan met operators over de voorgenomen antenneplaatsing. Het gesprek gaat naast de plannen van de aanbieders, ook over mogelijke knelpunten en ontwikkelingen ten aanzien van dekking, bestaande en nieuwe locaties, ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente en communicatie. In het Antenneconvenant staan verder afspraken over visuele inpasbaarheid van antennes, kennisgeving van grootschalige plaatsing van small cells door Monet via de VNG, inspraak van huurders in woongebouwen en een zo gering mogelijke blootstelling van het algemeen publiek aan elektromagnetische velden.

 

Small cells in het convenant

Bij plaatsing van small cells op een woongebouw is afgesproken dat de operators de eigenaar en/of verhuurder informeren waar informatiemateriaal te vinden is voor bewoners. Een gemeente kan bij de VNG contactgegevens registreren voor de kennisgeving voorgenomen grootschalige plaatsing small cells. Een gemeente wordt dan uiterlijk twee maanden vóór grootschalige plaatsing geïnformeerd. De kennisgeving is vertrouwelijk en niet openbaar. Het Antenneconvenant laat open wat precies onder grootschalige plaatsing van small cells wordt verstaan. In de jaarlijkse evaluatie van het convenant wordt besproken hoe dit in de praktijk uitwerkt. Over een enkele small cell zal de gemeente niet vooraf worden geïnformeerd, net zoals dat bij een reguliere vergunningvrije antenne niet het geval is. Bij grootschalige uitrol zal naar verwachting samenwerking en coördinatie met de gemeente gewenst zijn, onder andere vanwege afspraken over aanpassing in boven en ondergrondse infrastructuur. Na plaatsing zijn small cells zichtbaar in het Antenneregister. Het huidige Antenneconvenant geldt tot en met 2025.

 

6.4 Europese kaders

 

De Europese Unie (EU) bepaalt voor een belangrijk deel de telecommunicatieregelgeving in de Europese lidstaten. De Nederlandse telecommunicatieregelgeving, waarvan de Telecommunicatiewet de belangrijkste is, is grotendeels gebaseerd op Europese richtlijnen. Zo schrijft de Europese Telecomcode (EU 2018/1972) voor dat infrastructuur onder zeggenschap van overheden - waaronder gemeenten - tegen redelijke voorwaarden beschikbaar moet worden gesteld voor antenneplaatsing. De Telecomcode biedt ook ruimte aan gemeenten om bij antenneplaatsing in sommige gevallen gedeeld gebruik van infrastructuur op te leggen. Uit de Telecomcode volgt ook dat small cells in principe vergunningvrij zijn. De afbakening en voorwaarden staan in het voorstel voor de nieuwe Telecommunicatiewet.

 

Vergunningvrije small cells

De Telecomcode bepaalt dat overheden geen vergunningplicht mogen opleggen voor de plaatsing van small cells, uitgezonderd een eventuele vergunningplicht voor antenneplaatsing bij monumenten, in beschermde stads- of dorpsgezichten en natuurgebieden. In EU verordening 2020/1070 staan de kenmerken van een small cell die omgevingsvergunningvrij geplaatst mag worden. Uitgangspunt is een minimale visuele impact. Een vergunningvrije small cell is bijvoorbeeld volledig geïntegreerd in de draagconstructie of het zichtbare deel is in omvang niet groter dan 30 liter. De gemeente is het bevoegd gezag wat betreft het toezicht op de visuele plaatsingseisen. Een small cell voor mobiele communicatie wordt binnen twee weken na plaatsing door de antenne-eigenaar aangemeld bij het landelijke Antenneregister. Op die manier is het voor inwoners inzichtelijk waar small cells zijn geplaatst.

 

6.5 Nationaal antennebeleid

 

Sinds de uitrol van het 3G-netwerk is er een landelijk antennebeleid dat zorgvuldige plaatsing van antennes mogelijk maakt. Het doel van dit Nationaal Antennebeleid is het binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid stimuleren en faciliteren van voldoende ruimte voor antenne-opstelpunten. De beleidspunten zijn verankerd in wetgeving en het Antenneconvenant.

 

6.6 Telecommunicatiewet

 

De Telecommunicatiewet regelt onder andere de uitgifte van frequenties en telefoonnummers, de sectorspecifieke mededinging, bescherming van de consument, veiligheid, gedeeld en medegebruik van infrastructuur, blootstellingslimieten (in de loop van 2022), het Antenneregister en het toezicht op deze thema’s. De uitgifte van frequenties, gedeeld en medegebruik en de blootstellingslimieten zijn vooral relevant in het licht van gemeentelijk antennebeleid.

 

6.7 Dekkings- en snelheidseis

 

De drie landelijke mobiele operators zijn via hun frequentievergunning gebonden aan een landelijke dekkings- en snelheidsverplichting (DSV). In de vergunning voor het gebruik van de 700 MHz frequentieband staat een verplichting om vanaf juli 2022 8 Mbit/s en in 2026 10 Mbit/s aan te bieden in 98% van het grondgebied van elke gemeente. Natura 2000 gebieden zijn hiervan uitgezonderd. Om te voldoen aan deze eisen kan een operator een omgevingsvergunning aanvragen voor antenneplaatsing. Gemeenten zijn vanuit de Telecommunicatiewet niet verplicht een aanvraag toe te kennen op grond van de DSV voor die locatie. Zij kunnen hun eigen afweging maken bij de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor antenneplaatsing. In gebieden waar geen bouwwerken beschikbaar zijn voor vergunningvrije antennes kan de gemeente bepalend zijn bij het mogelijk maken van dekking. Overleg tussen gemeenten en operators, onder andere in het plaatsingsplangesprek, kan bijdragen aan het voorkomen van gaten in de dekking op gemeentelijk grondgebied en het vinden van goede locaties voor antennes.

 

6.8 Gedeeld en medegebruik van infrastructuur

 

Voor de ruimtelijke ordening zijn voor de gemeente in sommige gevallen de regels uit de Telecommunicatiewet (Tw) relevant die gaan over gedeeld gebruik en medegebruik van infrastructuur.

 

Site-sharing

Telecom- en radio-operators en beheerders van telecominfra moeten over en weer infrastructuur delen na een onderling redelijk verzoek (site-sharing). De gemeente heeft hierin geen formele rol, maar kan zich hierover laten informeren in het plaatsingsplangesprek. Site-sharing houdt in dat operators of mastbeheerders zowel technisch, constructief, financieel als juridisch het delen van een bouwwerk voor antenneplaatsing met elkaar afstemmen. Het gaat vaak om een vrijstaande zendmast. Een masteigenaar zal het medegebruik in het algemeen slechts kunnen weigeren wanneer dit op technische bezwaren stuit, zoals storing van de gebruikte frequenties, beschikbare ruimte of draagkracht van de installatie. Deze regel slaat niet op private eigenaren van opstelpunten zoals een woningbouwvereniging. Zij bepalen zelf hoeveel ‘huurders’ zij toestaan op hun dak (Tw, art. 5a.3).

 

Medegebruik bij gedoogplicht

Aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken moeten over en weer voldoen aan redelijke verzoeken tot medegebruik van fysieke infrastructuur waarop de gedoogplicht van toepassing is (Tw, art. 5a.3 lid 4). Het gaat om de passieve elementen van een bekabeld netwerk, zoals mantelbuizen en kabelgoten. Die kunnen bijvoorbeeld nodig zijn voor de aansluiting van antennes op een vast glasvezelnetwerk. De gemeente heeft een taak bij het faciliteren en coördineren van werkzaamheden in openbare grond en kan in haar instemmingsbesluit voorschriften opnemen over het bevorderen van medegebruik van ondergrondse voorzieningen (Tw art. 5.2, 5.4 en 5.5). Voor het beleid rond graven en aanleg kabels en leidingen in de openbare grond wordt verwezen naar de gemeentelijke regelgeving vastgelegd in het Handboek kabels en leidingen (vastgesteld op 1 februari 2016) en de Verordening kabels en leidingen De Fryske Marren (vastgesteld op 24 mei 2017).

 

Opleggen colocatie of gedeeld gebruik

Artikel 5b.1 van de Telecommunicatiewet stelt dat in specifieke gebieden een gemeente op basis van publieke belangen, aan aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten en aan aanbieders van bijbehorende faciliteiten, colocatie of gedeeld gebruik kan opleggen van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten en gedeeld gebruik van eigendom. Een gemeente kan alleen in specifieke afgebakende gebieden colocatie of gedeeld gebruik opleggen en alleen op basis van een publiek belang (bescherming milieu, volksgezondheid, openbare veiligheid, stedenbouwkundige of planologische doelstellingen). Bij het opleggen van colocatie of gedeeld gebruik geldt als voorwaarde dat de betreffende infrastructuur is aangelegd onder de gedoogplicht (H5 Tw), of dat er sprake is van bestaande site-sharing (H5A Tw), of van medegebruik van publieke infrastructuur (H5C Tw). Opleggen kan alleen als eerst een openbare voorbereidingsprocedure is gevolgd.

 

Medegebruik van publieke infrastructuur

Hoofstuk 5C van de Telecommunicatiewet stelt dat overheden na een redelijk verzoek van een telecomnetwerkbeheerder hun publieke infrastructuur beschikbaar moeten stellen voor het plaatsen van small cells. Het gaat bijvoorbeeld om gebouwen of straatmeubilair, waarvan de gemeente eigenaar is of het economisch eigendom heeft. In een privaatrechtelijke overeenkomst worden afspraken vastgelegd, zoals voorwaarden waaronder het medegebruik plaatsvindt en een vergoeding voor het medegebruik. De gemeente kan voor het medegebruik een marktconforme vergoeding vragen. Voor gemeenten en telecomaanbieders is de Leidraad medegebruik gemeentelijke infrastructuur voor plaatsen van small cells beschikbaar.

 

Antenneregister

Via www.antenneregister.nl zijn de locaties zichtbaar van antennes voor mobiele communicatie binnen de gemeente, van zowel omgevingsvergunningplichtige als omgevingsvergunningvrije antenne-installaties. In het antenneregister staan de vast opgestelde antenne-installaties met een zendvermogen groter dan 10 decibelwatt Effective Radiated Power (ERP) en antennes op een vaste locatie met minder zendvermogen als ze deel uitmaken van een netwerk waarvan meer dan 50% van de antenne-installaties met meer dan 10 dBW uitzendt. Daarnaast moeten small cells die worden geplaatst conform EU-verordening 2020/1070 door de antenne-eigenaar aangemeld worden voor het register. Verder staan onder andere de antennes van radiozendamateurs en omroepzenders in het Antenneregister. C2000-antennes zijn om veiligheidsredenen niet opgenomen in het register. Daarnaast staan de EMV-metingen van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur in het Antenneregister.

 

6.9 Bescherming volksgezondheid

 

De Nederlandse Gezondheidsraad en Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geven aan dat negatieve gezondheidseffecten door elektromagnetische velden van antennes en zendmasten niet zijn aangetoond. Voorwaarde is dat de blootstellinglimieten niet worden overschreden. Deze limieten zijn opgesteld door een onafhankelijke groep internationale wetenschappers, de Internationale Commissie voor Bescherming tegen Niet-Ioniserende Straling (ICNIRP). Nederland hanteert deze ICNIRP-limieten, zoals ook aanbevolen door de Nederlandse Gezondheidsraad en de Europese Unie. De limieten bevatten uit voorzorg een ruime veiligheidsmarge om ook rekening te houden met kinderen en mensen met een zwakke gezondheid. De blootstellingslimieten gelden voor alle bronnen van elektromagnetische velden waaronder Wifi, radio-omroep, C2000 en alle generaties mobiele communicatie (2G/3G/4G/5G).

 

De rijksoverheid volgt de nieuwste wetenschappelijke resultaten op het gebied van antennes en elektromagnetische straling. Indien wetenschappelijk onderzoek daartoe aanleiding geeft, treft de rijksoverheid passende maatregelen. Het onafhankelijke Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid biedt informatie over EMV en gezondheid en duidt relevant wetenschappelijk onderzoek.

 

Verantwoordelijkheden

De rijksoverheid heeft een infographic gemaakt waarin wordt uitgelegd hoe het beleid rond straling en gezondheid is geregeld in Nederland (zie bijlage 3). De basisrestricties voor radiofrequente elektromagnetische velden (EMV) ter bescherming van de volksgezondheid worden opgenomen in het Frequentiebesluit 2013. Daarmee geldt er een landelijk EMV-regime waarbij gemeenten geen rol hebben. De gemeente kan zelf geen ruimere of strengere limieten hanteren. De frequentiegebruikers moeten zich houden aan de basisrestricties voor radiofrequente EMV en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) is de toezichthouder. De rijksinspectie meet regelmatig de elektromagnetische straling en toetst of de optelsom van alle bronnen van radiofrequente elektromagnetische straling onder de blootstellingslimieten blijft (cumulatieve vermogensdichtheid). De metingen zijn openbaar en staan in het Antenneregister.

 

7 Bijlagen

Bijlage 1: Begrippenlijst

 

Aanbieder

Een aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk, -dienst of bijbehorende faciliteit. Doorgaans is een aanbieder een landelijke telecomprovider (operator) of een beheerder van antenne-opstelpunten (ook wel tower company genoemd).

 

Agentschap Telecom

Agentschap Telecom voert de wet- en regelgeving uit die gaat over de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de digitale infrastructuur. Het agentschap houdt toezicht op relevante regels, eisen en voorwaarden. De organisatie verdeelt onder andere frequentieruimte en verleent frequentievergunningen aan gebruikers. Ook het toezicht op frequentiegebruik behoort tot de hoofdtaken. Agentschap Telecom valt onder het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).

 

Antenne

Een antenne is een onderdeel van een antenne-installatie. In het dagelijks taalgebruik bedoelt men met antenne vaak een typische antenne-installatie voor mobiele communicatie met drie antennepanelen. Een antennepaneel ziet er aan de buitenkant vaak uit als een rechthoekige bak. Een antennepaneel van een antenne-installatie voor mobiele communicatie bevat meerdere antennes.

 

Antennebureau

Het informatie- en voorlichtingsbureau van de rijksoverheid over antennes en de beheerder van het Antenneregister. Het Antennebureau is ondergebracht bij Agentschap Telecom.

 

Antenne-installatie

Een antenne-installatie betreft het bij elkaar behorend geheel van één of meer antennes, antennedragers, bedrading en apparatuur- of techniekkast(en) met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt door een telecomoperator voor het verzenden en/of ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden.

 

Mobiele netwerken

Er zijn drie netwerken voor mobiele communicatie met landelijke dekking. Elke netwerkoperator heeft -via een zendvergunning - zijn eigen frequenties. De antenne-installaties zenden daarmee gegevens naar en ontvangen gegevens van gebruikerstoestellen in het verzorgingsgebied van de antenne-installatie. Een mobiel netwerk heeft een cellulaire structuur te vergelijken met een honingraat. Iedere raat staat voor een specifiek gebied, een cel. Een antenne-installatie verzorgt het bereik in een cel. De cellen samen vormen het mobiele netwerk. Het frequentiegebruik in de cellen wordt nauwkeurig op elkaar afgestemd om een goede mobiele verbinding te kunnen garanderen: de radioplanning. Elke cel (antenne) heeft een bepaalde capaciteit en kan een beperkt aantal gebruikers bedienen. Meer gebruikers en meer datagebruik betekent een grotere capaciteitsbehoefte en daardoor mogelijk meer antennes. Een te kort aan capaciteit in het netwerk kan bij de gebruiker de beleving van ‘geen bereik’ geven.

 

Mobiele Network Operator

Bedrijf dat een mobiel netwerk exploiteert en aan wie een zendvergunning voor het gebruik van frequenties voor mobiele communicatie is toegekend. De netwerkoperator verzorgt alle techniek die nodig is voor het gebruik en beheer van het mobiele netwerk. Naast toegang aan gebruikers via eigen abonnementen biedt een netwerkoperator ook toegang aan derden, de zogenaamde Mobiele Virtuele Netwerk Operators.

 

Monet

Vereniging van Nederlandse netwerkoperators met een landelijke vergunning voor mobiele telecommunicatie.

 

Opstelpunt

Een opstelpunt is een bouwwerk waarop één of meerdere antenne-installaties geplaatst wordt. Een opstelpunt kan bijvoorbeeld het dak van een gebouw, een zendmast, een schoorsteen, licht- of een hoogspanningsmast zijn. Voor small cells kunnen dit bestaande opstelpunten van mobiele operators zijn, maar ook bushokjes, lantaarnpalen en gevels van gebouwen.

 

Small cell

Een small cell is een kleine antenne-installatie met klein bereik dat onderdeel is van een mobiel netwerk. Ten opzichte van de traditionele antenne-installaties zijn small cells kleiner van formaat en gewicht, hebben ze een lager vermogen en een kleiner bereik. In de Europese verordening EU 2020/1070 zijn de eigenschappen gespecificeerd van een small cell die vergunningvrij geplaatst kan worden. Er geldt bijvoorbeeld een maximale omvang van 30 liter.

 

Tower company / mastbeheerder

Bedrijf dat opstelpunten (vaak masten) exploiteert voor antenneplaatsing, meestal antenne-installaties voor mobiele communicatie. Mobiele operators en andere aanbieders kunnen ruimte huren van een mastbeheerder voor de plaatsing van een antenne-installatie.

 

Zendmast

Een zendmast is een vrijstaande mast die als opstelpunt gebruikt kan worden door meerdere antenne-eigenaren met verschillende toepassingen. In een zendmast kunnen meerdere antenne-installaties geplaatst worden.

 

 

Bijlage 2: Takenoverzicht beleidsregels antennes

 

De verantwoordelijkheden van alle collega’s die betrekking hebben op beleidsregels antennes worden hier omschreven. Zo worden de taken geborgd in de organisatie. Zowel teamanager en medewerkers worden geïnformeerd over de taken met betrekking tot beleidsregels antennes.

 

Beleidsmedewerker gezondheid

 

Uitvoeringswerkzaamheden

  • De beleidsmedewerker gezondheid houdt in de gaten of er door diverse instanties onderzoek of iets dergelijks met betrekking tot antennes wordt uitgevoerd binnen de gemeente. Wanneer dit belangrijk of interessant is, wordt dit proactief gedeeld met de juiste personen, te denken aan de wethouder, team communicatie, VTH of andere betrokkenen. Omdat dit erg divers is, kan niet uitgesloten worden dat hierbij ook anderen worden betrokken dan bovengenoemde collega’s.

    • De GGD informeert de beleidsmedewerker gezondheid over de verschillende gezondheidsvraagstukken, en kan bijstand verlenen in bijzondere situaties .

  • De beleidsmedewerker gezondheid is de contactpersoon met de GGD. Dit betrekt zich specifiek tot het onderwerp gezondheid. Bijvoorbeeld wanneer er een conflict is over een antenne over mogelijke gezondheidsrisico’s, neemt de beleidsmedewerker gezondheid contact op met de GGD. De hulpvraag richt zich met name op kennis en advies van de GGD. Bij het advies van de GGD wordt naast de inbreng van de GGD rekening gehouden met de couleur lokale van het bestuur en de omstandigheden van de doelgroep.

  • De beleidsmedewerker gezondheid schrijft de gezondheidsparagraaf die uiteindelijk in de beschikking van de afwijzing of toezegging van de vergunning komt te staan.

 

Betrokkenheid rondom digitale connectiviteit

  • De beleidsmedewerker gezondheid wordt geïnformeerd over de aanvraag van een vooroverleg, een aanvraag van een vergunning en/of een afwijzing of toezegging van een antenneplaatsing.

 

Dorpencoördinator

 

Uitvoeringswerkzaamheden

  • De dorpencoördinator communiceert de informatie over het (willen) plaatsen van een antenne naar de dorpsgemeenschap. In eerste instantie is dit de communicatie met het dorpsbelang. Eventuele andere communicatie pakt de dorpencoördinator ook op.

 

Betrokkenheid rondom digitale connectiviteit

  • De dorpencoördinator wordt geïnformeerd over de aanvraag van een vooroverleg, een aanvraag van een vergunning en/of een afwijzing of toezegging van een antenneplaatsing.

  • De dorpencoördinator is aanwezig bij het vooroverleg. Een van de belangrijkste uitgangspunten is het zo vroeg mogelijk betrekken van alle belanghebbenden en verantwoordelijken bij de antenneplaatsing.

  • De dorpencoördinator wordt geïnformeerd over een klacht of melding over een antenne (te denken aan: de mobiele dekking, zorgen over de antenne) binnen de gemeente. De vergunningverlener/aanspreekpunt voor antennes heeft al geïnformeerd inwoner over de mogelijkheid om de klacht of melding te delen met het plaatselijke belang of de wijkondersteuner, zodat eventuele problemen collectief kunnen worden gemeld en opgelost.

  • De dorpencoördinator wordt geïnformeerd over de nieuwe plannen die worden aangekondigd in het jaarlijkse plaatsingsplangesprek. Dit is vertrouwelijke informatie.

 

Vastgoedbeheerder

 

Uitvoeringswerkzaamheden

  • De vastgoedbeheerder controleert het planmatig onderhoud van het gebouw, verduurzaming van het gebouw (dit staat gepland voor de aankomende 70 jaren) en voeding voor de antenne (al dan niet bij de huur inbegrepen) bij een aanvraag voor een vergunning van antenneplaatsing op gemeentelijk gebouw.

  • De vastgoedbeheerder stelt een huurovereenkomst op voor een antenne op een gemeentegebouw. De huur wordt vastgesteld aan de hand van het een marktconforme vergoeding vast voor het verhuren van de locatie op het gemeentelijk gebouw. Dit geldt voor zowel vergunningvrije als vergunningsplichtige antennes.

  • De vastgoedbeheerder communiceert naar de bewoners, huurders, omwonenden e.d. van het gemeentegebouw over de plaatsing van een vergunningvrije antenne. Hier is een communicatieplan voor opgesteld.

  • De vastgoedbeheerder maakt een verkenningsrapport voor een gebouw of bouwwerk van de gemeente, als hier om wordt gevraagd door een vergunningverlener. Dit is meestal ter voorbereiding van een vooroverleg.

 

Betrokkenheid rondom digitale connectiviteit

  • De vastgoedbeheerder ontvangt na een plaatsingsplangesprek een overzicht van alle gebouwen waar de provider een vergunningvrij of vergunning plichtige antenne wil plaatsen. Zo kan het cluster kijken of het mogelijk is, of dat er complicaties zijn (korte termijn onderhoud o.i.d.) zijn, waardoor het niet mogelijk of later pas mogelijk is om een antenne te plaatsen.

  • De vastgoedbeheerder wordt geïnformeerd over de aanvraag van een vooroverleg, een aanvraag van een vergunning en/of een afwijzing of toezegging van een antenneplaatsing, als de antenne op een gemeentegebouw of -bouwwerk wordt geplaatst.

 

Beleidsmedewerker grondzaken

 

Uitvoeringswerkzaamheden

  • De beleidsmedewerker grondzaken beoordeelt of het mogelijk is om een antenne op gemeentegrond te plaatsen. Zij checken of de grond geschikt is voor de bouw van een antenne-installatie. Er wordt dan ook gekeken naar grondverontreiniging. Wanneer dit het geval is, moeten wij dat als gemeente melden bij de potentiële gebruiker. Zo weet men binnen de gemeente of het mogelijk is om op deze grond een antenne te plaatsen.

  • De beleidsmedewerker grondzaken communiceert naar de bewoners, huurders, omwonenden e.d. van de gemeentegrond over de plaatsing van een vergunnigsvrije antenne. Hier is een communicatieplan voor opgesteld.

  • De vastgoedbeheerder stelt een recht van opstal op voor een antenne op gemeentegrond. De huur wordt vastgesteld aan de hand van het een marktconforme vergoeding vast voor het verhuren van de gemeentegrond. Dit geldt voor zowel vergunningvrije als vergunningsplichtige antennes .Elke vier jaar wordt opnieuw bepaald wat de huur voor de gemeentegrond is.

  • De beleidsmedewerker grondzaken maakt een verkenningsrapport voor gemeentegrond van de gemeente, als hier om wordt gevraagd door een vergunningverlener. Dit is meestal ter voorbereiding van een vooroverleg.

 

Betrokkenheid rondom digitale connectiviteit

  • De beleidsmedewerker grondzaken wordt geïnformeerd over de aanvraag van een vooroverleg, een aanvraag van een vergunning en/of een afwijzing of toezegging van een antenneplaatsing, als de antenne op gemeentegrond wordt geplaatst.

  • De beleidsmedewerker grondzaken ontvangt na een plaatsingsplangesprek een overzicht van alle gebouwen waar de provider een vergunningvrij of vergunning plichtige antenne wil plaatsen. Zo kan het cluster kijken of het mogelijk is, of dat er complicaties zijn (korte termijn onderhoud o.i.d.) zijn, waardoor het niet mogelijk of later pas mogelijk is om een antenne te plaatsen.

 

Beleidsmedewerker kabels en leidingen

 

Uitvoeringswerkzaamheden

  • De beleidsmedewerker kabels en leidingen beoordeelt of het mogelijk is om een antenne te plaatsen met betrekking tot de bezetting van de grond. Denk aan het groen, de riolering en de leidingen en kabels. Dit geldt voor zowel vergunningvrije als vergunningsplichtige antennes.

    • Voor een werkmelding tot 10 meter lengte is er geen vergunning nodig. Dieper is wel een vergunning voor nodig.

  • De beleidsmedewerker kabels en leidingen maakt een verkenningsrapport voor de bezetting van de grond, als hier om wordt gevraagd door een vergunningverlener. Dit is meestal ter voorbereiding van een vooroverleg.

 

Betrokkenheid rondom digitale connectiviteit

  • De beleidsmedewerker kabels en leidingen wordt geïnformeerd over de aanvraag van een vooroverleg, een aanvraag van een vergunning en/of een afwijzing of toezegging van een antenneplaatsing, als de antenne op gemeentegrond wordt geplaatst.

  • De beleidsmedewerker kabels en leidingen ontvangt na een plaatsingsplangesprek een overzicht van alle gebouwen waar de provider een vergunningvrij of vergunning plichtige antenne wil plaatsen. Zo kan het cluster kijken of het mogelijk is om een antenne te plaatsen.

 

Beleidsmedewerker ruimtelijke ontwikkeling/stedenbouwkundige

 

Uitvoeringswerkzaamheden

  • De stedenbouwkundige van het team ruimtelijke ontwikkeling is aanwezig bij het vooroverleg. Indien nodig, worden collega’s binnen het team ruimtelijke ontwikkeling op de hoogte gesteld over het vooroverleg.

  • Desgewenst kan bij nieuwe ontwikkelingen in het voortraject intern overleg plaatsvinden met de stedenbouwkundige en beleidsmedewerker ruimtelijke ontwikkeling (ruimtelijke ordening) om op voorhand juridisch-planologische ruimte in een bestemmings-/omgevingsplan te reserveren voor een antenneplaatsing.

 

Betrokkenheid rondom digitale connectiviteit

  • De stedenbouwkundige en beleidsmedewerker ruimtelijke ontwikkeling (ruimtelijke ordening) worden geïnformeerd over de aanvraag van een vooroverleg, een aanvraag van een vergunning en/of een afwijzing of toezegging van een antenneplaatsing.

 

Beleidsmedewerker vergunningen

 

Uitvoeringswerkzaamheden

  • De beleidsmedewerker vergunningen is het aanspreekpunt voor (potentiële) initiatiefnemers van antenneplaatsing.

  • De beleidsmedewerker vergunningen volgt de afspraken op de voortkomen uit het antenneconvenant:

    • Deelname aan het plaatsingsplangesprek.

    • Registratie contactgegevens bij VNG (antenneconvenant@vng.nl) t.b.v. ‘kennisgeving voorgenomen grootschalige plaatsing small cells’.

    • Inplannen plaatsingsplangesprek. Monet stuurt het Plaatsingsplan standaard naar het algemene e-mailadres van de gemeente t.a.v. het College van Burgemeester en Wethouders (team Ruimtelijke Ontwikkeling).

  • De beleidsmedewerker vergunningen is verantwoordelijk voor de interne afstemming rondom aanvragen voor antenneplaatsing.

  • De beleidsmedewerker vergunningen voert integraal vooroverleg met de aanvrager en betrokken interne teams en externe adviseurs voor de afstemming rond een aanvraag voor antenneplaatsing. Dat zijn in elk geval:

    • Team vergunning toezicht en handhaving (cluster vergunningen)

    • Team ruimtelijke ontwikkeling (inclusief stedenbouwkundige)

    • Welstandscommissie

  • De beleidsmedewerker vergunningen is verantwoordelijk voor de afstemming rond een aanvraag voor antenneplaatsing op een monument of in een beschermd stads/dorpsgezicht

  • De beleidsmedewerker vergunningen is verantwoordelijk voor de interne toegankelijkheid van relevante data rondom antenne(plaatsing).

  • De beleidsmedewerker vergunningen regelt zowel de interne als de externe afstemming na vergunningverlening over infrastructurele werkzaamheden.

 

Betrokkenheid rondom digitale connectiviteit

  • De beleidsmedewerker vergunningen is verantwoordelijk voor het proces rondom vergunningsaanvragen voor antenneplaatsing. Hij of zij is dus altijd betrokken rondom het onderwerp digitale connectiviteit.

 

Adviseur/medewerker communicatie

 

Uitvoeringswerkzaamheden

  • De adviseur/medewerker communicatie biedt hulp aan en levert maatwerk (voor probleemsituaties) met betrekking tot de aanvraag van een vergunning of bij de plaatsing een vergunningvrije antenne.

  • De adviseur/medewerker communicatie ondersteunt, indien nodig, bij standaard communicatieprocedures met betrekking tot het vooroverleg en de aanvraag van de vergunning.

  • De adviseur/medewerker communicatie is sparringpartner op het gebied van communicatie rondom dit onderwerp.

  • De adviseur/medewerker communicatie is aanspreekpunt voor de pers rondom het thema antennes en digitale connectiviteit .

  • De adviseur/medewerker communicatie richt de projectpagina rondom het onderwerp in, mits zij hiervoor input krijgen aangeleverd vanuit het vakgebied.

  • De adviseur/medewerker communicatie ondersteunt (en is betrokken) bij (het opzetten van) de toolbox met gestandaardiseerde communicatiemiddelen.

 

Betrokkenheid rondom digitale connectiviteit

  • De medewerker communicatie wordt geïnformeerd over de aanvraag van een vooroverleg, een aanvraag van een vergunning en/of een afwijzing of toezegging van een antenneplaatsing, alleen indien er problemen worden ondervonden met betrekking tot communicatie. Te denken aan een bedreiging met het willen opzoeken van de pers of wanneer er zich een gevoelige situaties voordoet.

 

 

 

 

Bijlage 3: 5G-Straling en gezondheid, hoe is dat geregeld in Nederland?