Organisatie | Waterschap Drents Overijsselse Delta |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Oeverbeschermingsbeleid Waterschap Drents Overijsselse Delta |
Citeertitel | Oeverbeschermingsbeleid Waterschap Drents Overijsselse Delta |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-09-2023 | nieuwe regeling | 18-07-2023 | Z/23/055344- 231704 |
Er is behoefte aan duidelijke uitgangspunten over hoe het waterschap omgaat met oeverbescherming, omdat het waterschap veel oude harde oeverbescherming heeft en in het kader van projecten of initiatieven en verzoeken van derden discussies ontstaan over de verantwoordelijkheidsverdeling ten aanzien van oeverbescherming.
Waarom en wanneer oeverbescherming
Voor de meeste watergangen geldt, dat het waterschap ervoor wil zorgen dat de taluds stabiel blijven.
Alleen wanneer een stabiel talud van belang is voor de uitvoering van de waterschapstaak, heeft het waterschap een verantwoordelijkheid voor de instandhouding van dit talud.
Het waterschap kiest ervoor om geen oeverbescherming aan te leggen als het niet nodig is. Dit is positief voor ecologie, kosten en duurzaamheid. Het waarborgen van taludstabiliteit doet het waterschap daarom vooral door taluds flauw genoeg (minimaal 1:2) aan te leggen en/of in stand te houden (door het talud te herstellen). Daarnaast door met gerichte beplanting (bijv. bepaalde grassoorten) en bewust beheer van de grasmat, of met een organisch materiaal, de oever vast te houden. En/of door stabiliteit te creëren door het aanleggen van een vooroeverconstructie in het water.
Alleen in gevallen waarin deze manieren van stabiliseren niet mogelijk blijken, kiest het waterschap voor een vorm van kunstmatige harde oeverbescherming. Voor stabiliteit direct na werkzaamheden (aanleg, baggeren) werkt het waterschap met een tijdelijke vorm van oeverbescherming (betuining, matjes) die niet vervangen hoeft te worden, omdat na enige tijd het talud zelf stabiel genoeg is. In gevallen waarin van permanente instabiliteit van het talud sprake is die niet op de genoemde manieren oplosbaar is, kiest het waterschap voor een permanente kunstmatige vorm van oeverbescherming (paalschotbeschoeiing, damwand, e.d.)
In bestaande situaties bepalen de verschillende belangen bij de taludstabiliteit de verdeling van de verantwoordelijkheid voor het waarborgen van die taludstabiliteit. Het waterschap kan naast het waarborgen van het doorstroomprofiel en van stabiliteit van waterkeringen, ook een ecologisch belang hebben of een belang vanuit berging.
Bij gedeelde verantwoordelijkheid met betrekking tot taludstabiliteit en veiligheid draagt het waterschap bij naar rato van zijn eigen belang. Hierbij rekent het waterschap met verhoudingen van kostenkentallen als kosten per jaar (aanlegkosten/levensduur): het waterschap draagt financieel bij volgens de verhouding van jaarlijkse kosten tussen de voorziening die voor het waterschapsbelang nodig is en het type voorziening dat de aanliggende gebruiker nodig heeft voor zijn gebruik.
Als eenzelfde type voorziening voor de verschillende belangen nodig is, worden de kosten 50/50 gedeeld.
Bij onderhoudspaden in eigendom bij het waterschap maar die ook door de aangeland in gebruik zijn, worden de kosten redelijk verdeeld, naar rato van mate en frequentie van belasting.
Er geldt een uitzondering als in een juridisch harde overeenkomst of akte de verantwoordelijkheid voor taludstabiliteit, of voor een specifieke oeverbeschermende voorziening, anders is vastgelegd. In de praktijk is vaak de verantwoordelijkheid voor algehele vervanging van constructies niet duidelijk beschreven. Wanneer in de tussentijd het gebruik van de oever is veranderd, geldt bij einde levensduur van de bestaande constructie de nieuwe vorm van gebruik.
Deze redenatie ziet het waterschap als leidend voor verdeling van de verantwoordelijkheid (analoog aan bruggen in een ruilverkavelingsakte, kan niet van het waterschap verwacht worden dat het eeuwig alle plichten vervult ook bij gewijzigd gebruik door andere belanghebbenden).
Bij projecten van het waterschap en/of bij verzoeken/meldingen van derden hanteren we dit beleid om te bepalen of het waterschap in een bepaalde situatie een verantwoordelijkheid heeft voor oeverbescherming.
Bij overname van nieuw aangelegde of bestaande watersystemen door het waterschap, ziet het waterschap erop toe dat in de overdracht het beheer en onderhoud van taluds en eventuele oeverbeschermende voorzieningen correct en juridisch passend is geregeld. Zo neemt het waterschap bij overdracht van stedelijk water eventuele beschoeiing in principe niet over (dit betreft immers vrijwel altijd wateren waarvoor de oeverbescherming voor het waterschap geen belang heeft).
Daarbij is belangrijk dat de over te nemen watersystemen qua inrichting en staat passen bij de doelen zoals vastgelegd in het Waterbeheerprogramma, of dat de partij die ze aan het waterschap overdraagt hiervoor zorgt (fysiek of financieel) voor overdracht.
Ook bij veranderingen aan watersystemen door projecten van het waterschap zelf, is een correcte en juridisch passende vastlegging van de verantwoordelijkheidsverdeling nodig. Ook hierbij geldt dat de inrichting en staat moeten passen bij de doelen van het waterschap. Uiteraard moet de situatie acceptabel zijn voor het veilig en doelmatig kunnen uitvoeren van beheer en onderhoud.
Als een andere partij zijn aangrenzend perceel wil verbreden en/of zwaarder wil gaan belasten, en die verandering leidt tot noodzaak van meer oeverbescherming, is de partij die de verandering wil in zijn geheel verantwoordelijk voor de aanleg en vervolgens het beheer en onderhoud van de nieuwe situatie.
Initiatieven door een andere partij toetst het waterschap via het spoor van vergunningverlening.