Organisatie | Hof van Twente |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VTH-BELEID TWENTE MET NADERE UITWERKING |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Nadere uitwerking VTH beleid VTH beleid |
Geen
artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-06-2023 | VTH beleid Twente met Nadere uitwerking | 27-06-2023 |
Het ‘VTH-beleid Twente’ inclusief de Nadere Uitwerking wordt op grond van artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht, ter inzage gelegd.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente van 27 juni 2023.
Burgemeester en wethouders van Hof van Twente,
de secretaris, de burgemeester,
drs. D. Lacroix drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM
Voor u ligt het uniforme beleid voor vergunningen, toezicht en handhaving (hierna: VTH) van
alle gemeenten in de regio Twente en de provincie Overijssel. De verplichting tot het
vaststellen van uniform beleid voor uitvoering (vergunningen en toezicht) en handhaving staat
omschreven in het Omgevingsbesluit. Dit VTH-beleid heeft betrekking op de (milieu)taken die
sinds 1 januari 2019 door de Omgevingsdienst Twente (hierna: ODT) worden uitgevoerd. In dit
hoofdstuk wordt de aanleiding en het doel van dit beleidsplan toegelicht.
Met de komst van de Omgevingswet (Ow) is het aan de bevoegde gezagen om voor de
bedoelde basistaken (milieu) van de ODT uniform VTH-beleid op te stellen. Zo wordt
bijgedragen aan een strategische en programmatische benadering, met gemotiveerde doelen
en geprioriteerde werkzaamheden. Onder het basistakenpakket worden VTH-taken verstaan
met betrekking tot omgevingsvergunningen milieu, meldingen en beschikkingen. In Twente is
het basistakenpakket uitgebreid tot het milieubrede takenpakket, ook wel het standaardpakket
Binnen deze samenwerking laten de gemeenten en de provincie Overijssel ten minste het
standaardpakket door de ODT uitvoeren. Het Omgevingsbesluit geeft procescriteria voor het
op te stellen VTH-beleid. Zo moet het beleid uniform zijn en moeten doelen worden gesteld die
de ODT moet behalen. Het Omgevingsbesluit geeft daarnaast aan dat waar nodig dient te
worden afgestemd met beleid dat is opgesteld door andere bestuursorganen, zoals die van
latende organisaties, de waterschappen en andere OD’s in aangrenzende regio’s (in geval van
bijvoorbeeld ketentoezicht). Dit beleid biedt tevens inzicht in de afspraken die door
bestuursorganen onderling en met de instanties die zijn belast met de strafrechtelijke
handhaving zijn gemaakt over samenwerking bij en afstemming met de werkzaamheden.
Dit Twentse VTH-beleidsplan zal blijvend worden
doorontwikkeld. Het belangrijkste in het VTH-beleid is
kwaliteit. Met elkaar hebben we in Twente aan dit woord
lading gegeven en de elementen benoemd die we
belangrijk vinden. Een proces dat het begin is van een
reis waarin we samen moeten blijven leren en
ontwikkelen. Dat doen we niet alleen, maar met veertien
gemeenten en de provincie en alle andere partners die
een belangrijk onderdeel vormen in het slagen van dit
beleid. Samen een lerende organisatie zijn en continu
leren en verbeteren. Deze ontwikkeling zal worden
gevoed vanuit de beleids- en uitvoeringscyclus. Een
belangrijk element in dit beleid om met elkaar te staan
voor kwaliteit en deze goed te borgen.
Het VTH-beleid voor de ODT is binnen Twente uniform. Dit laat echter onverlet dat elke
partner zijn eigen autonomie heeft voor wat betreft de VTH-taken. Dit VTH-beleid legt hierom
het minimale uit te voeren (kwaliteits)niveau vast. Elke partner kan aanvullend hierop
zijn/haar bestuurlijke prioriteiten door de ODT laten uitvoeren. De resultaten van de
bestuurlijke prioriteiten en de uitwerking van de doelen en indicatoren worden opgenomen in
het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en de daaruit voortkomende jaaropdracht aan de ODT.
Dit VTH-beleidsplan ziet op de taken zoals deze zijn ingebracht in de ODT, het zogenoemde
standaardpakket. Individueel kunnen partners ervoor kiezen om dit beleidsplan ook van
toepassing te verklaren op de zogenoemde thuistaken en/of plustaken.
De ODT voert de taken overeenkomstig het standaardpakket (milieubreed) uit en ziet toe op
de naleving van de milieuregels. Dit werkgebied milieu beslaat een bedrijvenbestand van circa
18.500 bedrijven in Twente. Dit zijn voor het overgrote deel gemeentelijke bedrijven. Een
beperkt aantal bedrijven valt onder de bevoegdheid van de provincie omdat er een hoger
milieurisico bestaat. Hieronder vallen ook de Seveso- en RIE-bedrijven (Richtlijn Industriële
Emissies), waarvoor de VTH-taken bij de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN), één van
de zes BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) Omgevingsdiensten, zijn belegd en niet bij de
De uitgangspunten in dit VTH-beleidsplan zijn:
Kwaliteit en dienstverleningsprincipes
In dit beleidsplan staat kwaliteit centraal. Met de komst van de Omgevingswet moeten we
zaken anders regelen, maar belangrijker nog, dingen met elkaar op een andere manier gaan
doen. Landelijk zijn er dienstverleningsprincipes benoemd die voor de nieuwe manier van
werken centraal staan en die de kwaliteit die we met elkaar in dit VTH-beleid willen uitvoeren,
ondersteunen. Ze vormen de richtlijnen voor de gewenste klantbeleving. Deze
belevingsprincipes zijn opgesteld op basis van klantbehoeften uit het landelijk uitgevoerde
kwalitatieve klantonderzoek en de klantgerichte strategie van de Omgevingswet. Dit zijn de
principes: snel, persoonlijk, betrokken, eenvoudig, relevant, transparant en consistent.
Risicogestuurd werken en integraal werken
De rode draad in dit VTH-beleidsplan is risicogestuurd werken. Door risicogestuurd te werken
moeten (door vergunningverlening met voorschriften) effecten die ontstaan door activiteiten
beter worden beheerst en (door toezicht en handhaving) het aantal en de ernst van
overtredingen worden teruggebracht. De capaciteit voor vergunningen, toezicht en handhaving
zal daar worden ingezet waar de problemen en risico’s het grootst zijn en daarmee de veilige
en gezonde fysieke leefomgeving zo optimaal mogelijk worden beheerd, gebruikt en
Integrale aanpak en integraal denken zullen hierbij veel aandacht krijgen met alle
samenwerkingspartners. De vergunningverleners, toezichthouders en juristen werken zoveel
mogelijk samen met (externe) partners. Hieronder vallen onder andere de Veiligheidsregio
Twente, Politie, Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD), woningbouwverenigingen,
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waterschappen, Openbaar Ministerie (OM),
sociale recherche, douane en Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
Informatie- en datagestuurd werken
De hoeveelheid beschikbare data is de afgelopen jaren geëxplodeerd. Deze zee aan data en
nieuwe technologieën bieden allerlei mogelijkheden. Zo kunnen maatschappelijke opgaven
vanuit een op data gebaseerd perspectief geanalyseerd worden, waarbij keuzes gemaakt
kunnen worden op basis van feiten in plaats van ervaringen.
Werken met data wordt dus steeds belangrijker. Daarom is het van belang dat de organisatie
data aan de systemen kan onttrekken en medewerkers voldoende kennis hebben om met data
te werken. Dit beleidsplan kan daardoor beter onderbouwd worden, de uitvoering gemonitord
en bijgestuurd worden met data. Het proces moet zodanig worden ingericht dat helder en
transparant is in hoeverre de gestelde doelen zijn gerealiseerd.
Werkende beleids- en uitvoeringscyclus
Jaarlijks wordt het VTH-beleidsplan uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. In het
uitvoeringsprogramma wordt opgenomen welke concrete prioriteiten en doelen voor het
betreffende jaar worden gesteld en wordt de capaciteit voor dat jaar verdeeld. De prioriteiten
worden gebaseerd op de probleemanalyse en het bijbehorende ambitieniveau zoals
weergegeven in dit Twentse VTH-beleid. Twee keer per jaar wordt gemonitord of de geplande
werkzaamheden uit het uitvoeringsprogramma gehaald en uitgevoerd zijn. Op basis van
resultaten kan tussentijds bijgestuurd worden. Aan het begin van het daaropvolgende
kalenderjaar wordt het uitvoeringsprogramma gerapporteerd (jaarverslag VTH). Eventueel
wordt op basis van deze resultaten en ontwikkelingen het VTH-beleidsplan bijgesteld.
De komende jaren worden in de uitvoeringsprogramma’s de beleidsdoelen, zoals omschreven
in de Nadere Uitwerking van dit VTH-beleid, concreet uitgewerkt middels indicatoren. Hierbij is
het van belang om juiste data te koppelen aan de desbetreffende beleidsdoelen. Dit wordt de
In dit hoofdstuk zijn de missie en de visie geformuleerd, die leidend zijn voor het VTH-beleid.
Wat willen we bereiken de komende tijd, welke kernwaarden willen we met elkaar afspreken,
De missie gaat over het heden, waarom bestaan we, identiteit
en waarden en overtuigingen – waar staan we voor.
Met het vaststellen van dit beleid werken we de volgende
Een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving. Om dat te
bereiken werken we vanuit vertrouwen intensief samen. Vanuit
kwaliteit en gericht op dienstverlening staan we in verbinding
De visie gaat vooral over de toekomst, wat willen we worden,
wat zijn onze kernwaarden, idealen en ambities en waar wil je
aan herkend worden – waar gaan we voor.
Kwaliteit staat centraal in ons werken! Professionele medewerkers maken hierbij het verschil. Ze zijn deskundig, weten wat er speelt en zijn uitstekend bereikbaar en benaderbaar. We werken continu aan de verbetering van de dienstverlening, waarbij we aansluiten bij de dienstverleningsprincipes van de Omgevingswet.
In dit hoofdstuk wordt de omgeving van Twente in kaart gebracht en dient als referentiekader
voor het VTH-beleid. Hierin worden de kenmerken, identiteit en de problemen van de
In Overijssel zijn twee omgevingsdiensten: OD IJsselland en OD Twente (ODT). De ODT
bestaat uit veertien gemeenten: Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen,
Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen,
Twenterand, Wierden en daarnaast de provincie Overijssel. De totale oppervlakte beslaat
1503,72 km2 en Twente herbergt circa 620.000 inwoners. De regio Twente vormt tevens een
van de vijf politiedistricten in Oost-Nederland. Het werkgebied van de ODT valt (gedeeltelijk)
samen met de grenzen van de Veiligheidsregio, de Regio Twente en de GGD en omvat delen
van het gebied van het Waterschap Vechtstromen, Waterschap Drents-Overijsselse Delta en
Waterschap Rijn en IJssel. De ODT werkt waar nodig samen in de bovengenoemde Twentse
De bevolking in Twente heeft een stevige en nuchterementaliteit, waar veel waarde wordt gehecht aan sociaalculturele aspecten zoals het noaberschap. Inwoners en ondernemers zijn trots op hun lokale afkomst (roots) en zijn daarnaast vooral trots Twentenaar. De regio kenmerkt zich door uitersten, van autonoom denken tot verregaande samenwerking. Hoewel elke gemeente veel waarde hecht aan haar eigen identiteit, is het zijn van een Twentenaar een sterke bindende factor in Twente.
Twente is een ondernemende regio met innovatiekracht, waarin techniek een belangrijke rol
speelt in een prachtige groene omgeving en met een sterke identiteit. De stedelijke en
landelijke gemeenten vormen een samenhangend gebied, met alle benodigde voorzieningen
voor wonen, werken en recreëren. Met een nuchtere Twentse aanpak en vakmanschap leveren
wij een bijdrage aan het versterken van Twente als innovatieve en ondernemende topregio.
Een duurzame en vitale regio waar, naast uitgebreide stedelijke voorzieningen, rust en ruimte
is om gezond te leven, te werken en te recreëren. De Twentse samenwerking versterkt dit
ecosysteem, maar kent ook zijn beperkingen. Twente is een grensregio met ondermijnende
activiteiten zowel in stedelijk gebied als op het platteland en de natuurgebieden.
Twente kent een typerende menging van stedelijkheid en landelijkheid. De regio kent delen die
erg agrarisch van karakter zijn. In het stedelijk gebied is een rijk industrieel verleden. Dit geldt
met name voor Enschede, Hengelo en Almelo maar ook voor meerdere kleinere gemeenten.
Deze historie heeft op diverse plekken zijn sporen nagelaten in ondergrondse en bovengrondse
vervuilingen. In Goor was een grote asbestcement fabriek gevestigd, die de reden is dat in een
aanzienlijk deel van de regio asbestverontreinigingen in de bodem aanwezig zijn. In de wijde
omgeving van Hengelo wordt sinds begin 20e eeuw zout gewonnen. De ontwikkeling om de
hier ontstane cavernes weer te vullen, wordt met argusogen gevolgd. Een recentere
gebeurtenis die nog steeds een grote impact heeft, is de vuurwerkramp van 13 mei 2000 in
Vanuit het industriële verleden is nog steeds het stedelijke netwerk Twente (Enschede,
Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne) een van de motoren van de Overijsselse economie en
cultuur. Netwerkstad Twente neemt door haar profiel als kennisintensieve topregio met goede
internationale verbindingen een eigen positie in. Enschede, Hengelo en Almelo nemen een
centrumfunctie die van (boven)regionale betekenis is. Hier is de werkgelegenheid
geconcentreerd en is de ‘massa’ en het innovatieve klimaat te vinden dat zo belangrijk is voor
de concurrentiepositie van Overijssel. In genoemde steden bevinden zich ongeveer alle
mogelijke milieu bedrijven, met alle problematiek die men elders in het land ook vindt. Er zijn
meerdere, grote industriële bedrijven met internationale uitstraling.
In het werkgebied zijn belangrijke grensoverschrijdende transportaders aanwezig zowel over
de weg als over het spoor. Denk hierbij ook aan vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast is
het Twentekanaal een belangrijke transportader met overslagterminals.
4. ONTWIKKELINGEN EN BELEIDSTHEMA’S
Bij de totstandkoming van dit beleidsdocument is rekening gehouden met landelijke
beleidsontwikkelingen en (toekomstige) wijzigingen in wetgeving.
De complexiteit in de fysieke leefomgeving is fors toegenomen. Daarom wordt er landelijk
ingezet op structurele verbeteringen van het huidige VTH-stelsel, wat één van de pijlers is om
binnen het milieudomein in te zetten op een schonere, gezondere en veiligere leefomgeving.
Dit doel wordt niet alleen nagestreefd door het Rijk als stelselverantwoordelijke voor het
VTH-stelsel als geheel. Ook alle andere betrokken partners in het VTH-stelsel (provincies,
gemeenten en omgevingsdiensten) streven hiernaar, met ieder hun eigen
verantwoordelijkheden en plaats binnen het stelsel.
Het VTH-stelsel is een dynamisch stelsel en zal gezien alle opgaves blijven door ontwikkelen.
Het kabinet heeft in het Coalitieakkoord structureel geld vrijgemaakt voor het versterken van
Tweejaarlijks wordt de wet VTH geëvalueerd op de kwaliteit van het VTH-stelsel. De
opdrachtgever van deze evaluaties was de Minister Milieu en Wonen. Evaluatie 2 geeft inzicht
in de kwaliteit van uitvoering van:
Op basis van de evaluaties Berenschot is een
Uitvoeringsagenda VTH opgesteld (’Boef of Buur’).
Er is door de Staatsecretaris van Infrastructuur en
Waterstaat (I&W) een opdracht aan de adviescommissie
VTH gegeven onder leiding van de commissie Van
De opdracht was: ‘Wat is er bereikt, hoe past het bij de
bedoeling van het VTH-stelsel en wat is aanvullend
nodig om het stelsel te verbeteren?’. Vervolgens zijn
meerdere onderzoeken naar de kwaliteit van het VTHstelsel gepubliceerd.
Naast het versterken van het VTH-stelsel is in opdracht van het Ministerie van Justitie en
Veiligheid (J&V) en het Ministerie van I&W een verkenning uitgevoerd door het Centrum voor
Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CVV) naar knelpunten in de uitvoering met betrekking tot
milieucriminaliteit (Boef of Buur). Over de aanpak van milieucriminaliteit zijn ook meerdere
rapporten verschenen. Het gaat hierbij om afstemming tussen bestuursrecht en strafrecht
waarbij iedere betrokken partij zijn eigen rol, doel en verantwoordelijkheid heeft. Bij
milieucriminaliteit kan strafrechtelijk worden opgetreden. Bij milieuovertredingen kan
bestuursrechtelijk worden opgetreden. Ze vullen elkaar aan, maar hebben wel beide een ander
doel. Bestuurlijk handhaven is efficiënter en sneller. Bij veel bedrijven is door middel van een
gesprek al iets te bereiken, maar dat is anders bij bewuste en grote overtredingen en
misdrijven (criminaliteit). Het is belangrijk om samen op te treden en gezamenlijk afspraken te
Het rapport van de adviescommissie VTH onder leiding van Van Aartsen kreeg veel aandacht in
de media. Dit bracht een landelijke discussie op gang over de kwaliteit van het VTH-stelsel met
daaraan gekoppeld de adviezen en aanbevelingen die in de
verschillende rapporten zijn gedaan.
Er is een uitvoeringsprogramma “Liever een goede buur!”
opgesteld waarin het Rijk, provincies en gemeenten samen
optrekken om VTH te versterken en milieucriminaliteit
Begin 2022 vond onder voorzitterschap van mevrouw
Sorgdrager een eerste bestuurlijke bijeenkomst in Twente
plaats over de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. Het doel tijdens deze bijeenkomst
was om gezamenlijk de inhoud van de verschillende rapporten te verkennen en vanuit een
breder perspectief te bekijken wat nodig is om de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren.
Niet alleen met het oog op de omgevingsdiensten, maar ook met een kritische blik richting de
rijksoverheden voor uitvoerbaar milieubeleid. In Twente zullen we verder met elkaar in
gesprek gaan op welke manier we in Twente vorm kunnen geven aan het interbestuurlijk
programma dat er inmiddels ligt. Dit VTH-beleid is een eerste stap in de richting en zal zich
blijven door ontwikkelen gezien alle opgaven die er liggen.
Het versterken van het VTH-stelsel wordt de komende jaren verder vormgegeven in het
interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel. In dit programma krijgen genoemde
onderzoeken en het uitvoeringsprogramma een plek. Er is voor de zomer 2022 een kamerbrief
verstuurd met het programmaplan van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel
Met het IBP werken partijen primair aan het realiseren van een schonere, gezondere en
veiligere leefomgeving voor alle burgers in Nederland. Milieucriminaliteit zal hierdoor steviger
kunnen worden aangepakt. Consequente en stevige handhaving werkt preventief, verkleint
milieurisico’s en voorkomt potentieel hoge saneringskosten en boetes. De vermijdbare
milieuschade moet zoveel mogelijk omlaag.
Het IBP kent zes pijlers waarin alle aanbevelingen van de commissie Van Aartsen
worden opgepakt, met uitzondering van aanbeveling 4 over het basistakenpakket.
De opvolging van deze aanbeveling is al buiten het IBP in gang gezet. In het
programmaplan IBP zijn per pijler de programmadoelen uitgewerkt, inclusief de planning.
Transitieopgave van de Omgevingswet
Het huidige Omgevingsrecht is verbrokkeld en verdeeld over vele tientallen wetten, besluiten
(AMvB’s) en ministeriële regelingen. Er zijn aparte wetten voor ruimtelijke ordening, bouwen,
verschillende milieuthema’s (geluid, lucht, geur, bodem etc.), externe veiligheid, water,
mijnbouw, monumentenzorg, natuur, landschap en ecologie infrastructuur. Deze verbrokkeling
leidt tot afstemmings- en coördinatieproblemen, en verminderde kenbaarheid en bruikbaarheid
voor alle gebruikers. De Omgevingswet is nodig om te komen tot één afgestemd
instrumentarium voor de integrale aanpak van nieuwe initiatieven en de duurzame
ontwikkeling van de fysieke leefomgeving.
Om dit voor elkaar te krijgen zijn vier verbeterdoelen benoemd:
De Omgevingswet vraagt naast inhoudelijke kennis ook vaardigheden om op een goede manier
invulling te geven aan de instrumenten. Het gaat om een andere houding en gedrag. De
Omgevingswet vraagt om integraal denken en handelen, meer samenwerking binnen en tussen
organisaties, meer meedenken met initiatiefnemers en uiteraard de omgeving waar het
initiatief plaatsvindt. Dit sluit aan bij de dienstverleningsprincipes onder de Omgevingswet.
Gemeenten en provincie zijn bevoegd gezag om een omgevingsvisie en omgevingsplan op te
stellen. Ook zullen bevoegd gezagen aan moeten geven hoe ze met participatie willen omgaan.
De (beleids)keuzes die hierin worden gemaakt hebben invloed op de uitvoering. Het is van
belang dat hierover afstemming plaatsvindt door de bevoegd gezagen in Twente.
De verwachting is dat het vooroverleg en de handhaving onder de Omgevingswet een
belangrijkere positie gaat bekleden dan onder het huidige recht. Het nieuwe stelsel beoogt
minder vergunningen, meer zorgplichten en meer algemene regels. Dit leidt ertoe dat waar
voorheen vooraf werd getoetst, de meeste toetsingen in het nieuwe stelsel achteraf gaan
plaatsvinden of waarbij aan de voorkant wordt geadviseerd over plannen. Het gevolg zou
kunnen zijn dat een verschuiving zal plaatsvinden van vergunningen naar advies aan de
Dit Twentse VTH-beleid is opgesteld, rekening houdende met de uitgangspunten van de
Het nationaal milieukader is opgesteld door Ministerie van IenW. Het doel is aan de hand van
vier bouwstenen de noodzakelijke milieu- en gezondheidswinst te boeken en waar nodig de
koers te verleggen om te zorgen dat Nederland zich kan blijven ontwikkelen. De hoofdlijn is
dat er steeds meer aandacht moet komen voor voorkomen van milieuverliezen en
Dit is een eerste stap naar het bedenken van concrete maatregelen. Er volgt een nationaal
milieuprogramma waarin uiteindelijk de acties worden benoemd om te komen tot minder
milieuschade, minder grondstoffen gebruik, meer gezondheidswinst en meer stimulans naar
ontwikkeling van een circulaire economie.
Criminelen maken gebruik van diensten van de bovenwereld. Boven- en onderwereld raken zo
met elkaar verweven. Criminelen beïnvloeden zo onze samenleving. Normen raken vervaagd
en het gevoel van veiligheid en leefbaarheid neemt af. Dit heet ook wel ondermijning. Oog
voor ondermijning maakt inmiddels deel uit van onze werkzaamheden. Waar voorheen vooral
uitsluitend dienstverlenend werd gekeken of initiatieven uit de maatschappij wel of niet
volgens de wensen en/of regels gerealiseerd konden worden, ontstaat nu een meer kritische
blik naar criminele indicatoren bij nieuwe initiatieven.
Ondermijning staat hoog op de bestuurlijke en politieke agenda. Landelijk is er een
toekomstige agenda ondermijning opgesteld. In Twente is dit gekozen als één van de
Ondermijning is gemeentegrens-overschrijdend. We zijn daarnaast een internationale
grensregio waarbij in- en uitvoer een belangrijke rol speelt. Een manier om ondermijning
tegen te gaan is om de Bibobtoets uit te voeren in het VTH-proces. In Twente hebben partners
Bibob-beleid voor risicovolle milieubranches. De grondslag hiervoor is de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob). In dit beleid gaat het om de
rol van de omgevingsdienst om gezamenlijk uitvoering te geven aan het Bibob-beleid.
Belangrijk is de actieve uitvoering van het Bibob-beleid door bevoegde gezagen (tegen
ondermijning en het waterbed-effect). De omgevingsdienst heeft een signaleringsfunctie en
maakt onderdeel uit van integrale acties. Gezamenlijk optrekken is essentieel.
Wijziging van de wet Bibob maakt informatiedeling tussen ketenpartners meer mogelijk. Het is
belangrijk dat het OM het Bibob-register up to date houdt en de overtreder ook gaat
vervolgen, dan worden antecedenten voor de Bibob-toets gegenereerd.
Nieuwe technologie en digitalisering
De techniek staat niet stil. Gesproken wordt over de vierde industriële revolutie. Het gaat dan
bijvoorbeeld om het gebruik van nieuwe technologie en systemen. Daarnaast wordt digitaal
werken steeds belangrijker; evenals digitaal dossieropbouw, digitale uitwisseling van dossiers,
archivering en thuiswerken. Dit zorgt voor kwetsbaarheid en afhankelijkheid van systemen. De
continuïteit van veel systemen is niet altijd vanzelfsprekend, bijvoorbeeld wanneer er geen
De markt is zich steeds aan het ontwikkelen en komt met nieuwe technologieën. Zo ontdekken
organisaties nuttige toepassingen om met drones inzichten te verkrijgen. Veiligheidsregio
Twente heeft hiermee een experiment gedaan. Daarnaast gaat het bijvoorbeeld ook om
nieuwe materialen en technieken die worden toegepast bij bedrijven.
Nieuwe apparaten worden gekoppeld aan een systeem, waarbij vervolgens verschillende
systemen worden gekoppeld om data te verzamelen en te gebruiken. Deze ontwikkelingen
leiden tot nieuwe gevaren, maar kunnen onze veiligheid ook vergroten.
Kwetsbaarheid digitale systemen
Vanwege de afhankelijkheid van digitale systemen en informatie vinden er steeds meer
cyberincidenten plaats. Ook in Twente zijn cyberaanvallen geweest. Specialistische kennis van
ICT is noodzakelijk voor oplossingen. We moeten dan ook veerkrachtig zijn, kunnen
samenwerken met ‘nieuwe’ partners en we hebben meer specialistische kennis nodig.
Afvalscheiding en recycling van grondstoffen staat hoog op de agenda in Nederland. In het
Landelijk afvalbeheerplan (LAP3) staat de doelstelling van het afvalbeleid in Nederland en het
beleid voor afvalpreventie en afvalbeheer. De doelstellingen zijn het beperken van het
ontstaan van afvalstoffen, beperken van milieudruk van productieketens en het optimaliseren
van de inzet van afvalstoffen in een circulaire economie. Dit moet opleveren dat er geen afval
meer is en grondstoffen steeds opnieuw gebruikt worden, zonder problemen te verplaatsen
naar andere gebieden of af te wentelen op toekomstige generaties.
Provincie Overijssel wil groeien naar een circulaire economie, waar een circulaire
kunststofketen onderdeel van uitmaakt. Een economie gericht op hergebruik van grondstoffen
en producten, het voorkomen van afval en het gebruik van hernieuwbare energie. De veertien
Twentse gemeenten streven naar een verdere verbetering van de recycling, oftewel een
circulaire economie waarin grondstoffen worden hergebruikt. Het motto hierbij is: “van afval
naar grondstof’. Een van de aandachtspunten hierbij is het gedrag van alle betrokken partijen.
Op 28 juni 2019 publiceerde het kabinet het Klimaatakkoord: de Nederlandse uitwerking van
de internationale klimaatafspraken van Parijs (2015). We gaan met elkaar de CO2-uitstoot
sterk verminderen: in 2030 de helft ten opzichte van 1990.
De Regionale Energiestrategie (RES) Twente verwacht dat het haalbaar is om 1,5 Terawattuur
(TWh) duurzaam op te wekken in 2030. Dat is meer dan het gemiddelde per regio als wordt
uitgegaan van de 35 TWh die landelijk is afgesproken. Vanwege het landelijke karakter heeft
Twente relatief veel ruimte in vergelijking met de meer stedelijke regio’s.
Om te komen tot een energieneutraal Twente spelen vijf grote uitdagingen:
Met de komst van de Omgevingswet verandert voor energiebesparing de wet- en regelgeving.
Energiebesparing voor bedrijven en instellingen wordt dan geregeld in het Bal, het Bbl en de
omgevingsvergunning. De informatieplicht voor bedrijven moet actief worden opgenomen in
het omgevingsplan van de gemeente. Na afloop van MJA3 komt er waarschijnlijk een vervolg
in de vorm van MJA4. Energievoorschriften worden opgenomen in de bruidsschat en kunnen
later worden ondergebracht in het omgevingsplan.
De veranderingen in het klimaat zullen gevolgen hebben voor de inrichting van Nederland. De
strijd tegen het water door de eeuwen heen heeft het Nederlandse landschap gevormd. Het
land en het watersysteem zijn naar onze hand gezet met dijken, polders, kanalen en
ruilverkaveling voor functies als steden en hoogwaardige landbouw. Het maximale is uit onze
bodem gehaald en het watermanagement is tot in de haarvaten van het systeem uitgewerkt.
Dat heeft Nederland tot een dichtbevolkt en welvarend land gemaakt.
De veranderingen in het klimaat maakt dat we onze aanpak moeten aanpassen. De grenzen
zijn bereikt en op bepaalde plaatsen al overschreden, ook vanuit de internationale en Europese
regels die gelden. Klimaatadaptie is het proces waarbij de samenleving zich aanpast aan het
veranderende klimaat en de schadelijke gevolgen ervan probeert te beperken. Klimaatadaptie
is een van de maatschappelijke opgaven waar voor overheden een taak ligt.
De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) brengt nieuwe initiatieven voor klimaatadaptatie
op gang en versnelt en verbreedt bestaande initiatieven. In de NAS staat wat de gevolgen van
klimaatverandering zijn voor de verschillende sectoren in Nederland. Ook beschrijft de NAS
hoe de sectoren met deze gevolgen om kunnen gaan.
Daarnaast biedt de Omgevingswet instrumenten en handvatten aan om klimaatadaptie vorm
te geven. In Twente hebben we een klimaatatlas. De resultaten van de klimaatatlas vormen de
basis voor het informeren van inwoners, bedrijven, bestuurders en andere stakeholders.
Daarmee beschikken alle betrokkenen over de benodigde informatie om dialogen te kunnen
voeren en te komen tot een gezamenlijke aanpak rondom de geconstateerde risico’s.
De bodem is onze basis. Grote delen van het landelijk gebied hebben nu al te maken met
problemen van bodemkwaliteit door vervuiling, vermesting en verdroging. Bovendien
verslechtert de waterkwaliteit door nalevering uit de bodem en daalt de bodem door inklinking
van veen, die in veel gevallen versneld wordt door het waterbeheer ten behoeve van gebruik,
Het is wettelijk verplicht om de bodem te beschermen tegen de aanwezigheid van schadelijke
stoffen. Vanaf 2021 zijn twee opgaven belangrijk:
aan maatschappelijke opgaven geleverd kan worden.
De laatste jaren is in Twente meer aandacht voor bodem in een breder perspectief gekomen.
Bodem is meer dan alleen de milieu-hygiënische kwaliteit oftewel de
verontreinigingsproblematiek. Bodem vervult vele functies. Een actuele functie is de bijdrage
die het kan leveren bij het behalen van energie-doelstellingen, evenals als opslag voor
bepaalde stoffen. Niet iedereen is hier positief over. Er is weerstand tegen het injecteren van
productieafvalwater en het opslaan van gasolie in de voormalige zoutcavernes. Ook kan de
aanleg van bodemenergiesystemen leiden tot verspreiding van aanwezige
bodemverontreinigingen naar dieper gelegen bodem- en grondwaterlagen.
In Twente is er een nota bodembeheer ‘Twents beleid veur oale grond 2.0’ met bij behorende
bodemkwaliteitskaart (BKK) waarin deze onderwerpen terugkomen. Voor poly- en
perfluoralkylstoffen (PFAS) is gekozen om dit probleem regionaal op te pakken en op termijn
te integreren in de BKK. Het voornemen is ook om zeer zorgwekkende stoffen regionaal op te
Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) zijn de gevaarlijkste stoffen voor mens en milieu, omdat
deze carcinogeen, mutageen of reprotoxisch zijn, of zich in de voedselketen ophopen. Naar
schatting circuleren momenteel 350.000 verschillende chemicaliën rond in productieprocessen
van bedrijven. Van de verf die de schilder gebruikt tot aan het afval bij afvalverwerkers en het
maken van staal bij Tata Steel. En ieder jaar worden komen daar nieuwe stoffen bij. Het
streven is om ZZS uit de leefomgeving te weren. Daarom is landelijke veel aandacht voor het
De wetgeving is verspreid in meerdere sectorale wetgeving zoals de Omgevingswet, het Besluit
Bodemkwaliteit (Bbk) en de Waterwet (waarvoor het waterschap bevoegd gezag is). Van al
deze stoffen heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) al ongeveer 1.500
stoffen als ‘Zeer Zorgwekkend’ geclassificeerd. Dat betekent dat als deze stoffen vrijkomen in
de grond, water of lucht, ze schadelijke effecten hebben op mens, dier en plant. Uit onderzoek
van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is geconstateerd dat bij bedrijven en
overheden onvoldoende zicht is op waar deze stoffen zich bevinden en wat het milieueffect is.
Daarmee neemt het risico op maatschappelijke onrust toe als de effecten zicht- of meetbaar
worden. Hiervan is PFAS het meest recente voorbeeld, maar ook het onderzoek naar de
Gemeenten en provincies willen daarom dat er meer aandacht komt voor de risico’s als er niet
vroegtijdig een betrouwbaar beeld is over het gebruik van ZZS in de productieketen, over de
verspreiding ervan in de leefomgeving, over wet- en regelgeving (emissienormen, de
meldingsplichten, passende VTH-aanpak) en over kennis over de stoffen zelf. De VNG doet
samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) een oproep tot intensieve samenwerking om
meer kennis te krijgen over deze stoffen en de verspreiding in de leefomgeving.
De ODT is één van de samenwerkingspartners die in bovenstaande een rol speelt in het hele
Een gezonde fysieke leefomgeving bestaat uit veel aspecten. In dit beleidsstuk, dat van
toepassing is op ODT, worden de volgende thema's verstaan onder gezonde fysieke
leefomgeving: (1) asbest, (2) natuur, (3) luchtkwaliteit en geur en (4) geluid.
Asbest is een kankerverwekkende stof waar zorgvuldig mee om moet worden gegaan. Asbest
is de verzamelnaam van een aantal mineralen die zijn opgebouwd uit microscopisch kleine,
naaldachtige vezels. De stof is sterk, slijtvast, bestand tegen logen, zuren en hoge
temperaturen, het isoleert en is bovendien goedkoop. In het verleden werd asbest voor tal van
toepassingen gebruikt, totdat men erachter kwam dat asbest onaanvaardbare
gezondheidsrisico's kan veroorzaken. Het inademen van asbestvezels kan longkanker,
stoflongen of long- en buikvlieskanker veroorzaken. De verkoop van asbest of asbesthoudende
producten is sinds 1993 dan ook vrijwel overal in Nederland verboden. Asbest kan vrijkomen
bij sloopwerkzaamheden. Het zit onder andere in: gevels, dakbeschot, golfplaten, in en om
schoorstenen, cv-installaties en kachelafdichting, bloembakken, vloerzeil, oude strijkplanken
Provincie Overijssel stimuleert het verwijderen van asbestdaken. In Overijssel zijn al vele
asbestdaken vervangen of verwijderd. Toch is er nog zo’n acht miljoen vierkante meter
asbestdaken te vinden in de steden en in het buitengebied.
Sloop met asbest is één van de kerntaken van de ODT. Daarbij is de ODT de
uitvoeringsorganisatie en de gemeente bevoegd gezag en daarmee verantwoordelijk voor het
beleid. Wanneer men asbest gaat verwijderen, mag dit in sommige vallen particulier gebeuren.
Hiervoor moet altijd een melding sloop/asbest gedaan worden bij ODT. Door de ODT worden
de ingediende sloop(asbest)meldingen beoordeeld en vervolgens wordt hierop toezicht
gehouden. Bij de werkwijze omtrent asbest is veel verschil tussen de aangesloten gemeenten.
Afhankelijk van het afgegeven mandaat door bevoegde gezagen, ligt ook de handhaving bij de
De Omgevingswet regelt het belang van natuur als onderdeel van de fysieke leefomgeving. De
wet borgt het welzijn van de mens, verbetert de bescherming van natuurkwaliteiten en breidt
deze zo nodig uit. In 2050 is het grootste deel van ons grondoppervlak nog steeds bestemd
voor land- en tuinbouw en natuur. Wel ziet ons landbouw- en voedselsysteem er in de
toekomst anders uit. Natuurgebieden worden omgeven door extensief begraasde graslanden
en andere vormen van natuur inclusieve landbouw.
Nederland kent in de toekomst meer ruimte voor natuur, door natuur- en landschapswaarden
sterker te integreren met andere ontwikkelingen. Bij nieuwe bouw- en ontwikkelopgaven is
natuur inclusieve ontwikkeling de norm, zowel in de stad als in het landelijk gebied. Dit wordt
in de ontwerpopgave standaard meegenomen. In het stedelijk gebied is in 2050 voldoende
ruimte voor natuur en groen, om bijvoorbeeld insecten genoeg overlevingskansen te geven.
Bodemdaling van slappe bodems is uiterlijk in 2050 aanzienlijk verminderd. Daarnaast is het
natuurareaal vergroot en zijn de kerngebieden robuust met elkaar verbonden, soms via natuur
inclusieve landbouwgebieden, soms via robuuste natuurverbindingen. Vernatting en
extensivering van sommige veenweidepolders heeft geleid tot herstel van typische moerasflora
(zoals kleine zonnedauw) en -fauna (zoals de roerdomp). Rond de natuurgebieden zijn
bufferzones gerealiseerd en de water- en milieucondities zijn verbeterd. Ook de aanleg van
nieuwe bossen, ook bedoeld om koolstof vast te leggen, draagt bij aan herstel van de
biodiversiteit en de landschappelijke kwaliteit.
De opgave is het herstellen en versterken van de biodiversiteit zoals vastgelegd in de
Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (VHR). Dat betekent dat op termijn de condities zodanig zijn
dat alle beschermde soorten en habitat in goede staat kunnen voortbestaan en tussentijds niet
Veranderingen door Omgevingswet:
Per 1 januari 2017 zijn provincies in de volle breedte verantwoordelijk geworden voor het
natuurbeleid. Dat biedt nieuwe kansen om natuur, economie en samenleving nog meer met
elkaar te verbinden, in aanvulling op het bestaande beleid. De provincie Overijssel heeft in
2016 Groene Tafels georganiseerd waarin met veel vertegenwoordigers uit de samenleving is
onderzocht hoe deze kansen kunnen worden benut.
In Twente zijn meerdere gebieden aangewezen als Natura 2000-beschermingsgebied. Om de
natuur in die gebieden te herstellen en beschermen is extra aandacht nodig. Naast de
aandacht voor specifieke gebieden is bij vergunningen voor activiteiten meer aandacht nodig
voor de instandhouding van beschermde soorten. Asbestsaneringen en het weghalen van oude
schuurtjes (bijvoorbeeld door rood-voor-rood) zijn activiteiten die beschermde soorten kunnen
raken. Dit geldt ook in de bebouwde kom bij bijvoorbeeld particuliere handelingen als isolatie
of sloop. Ook hier dient rekening gehouden te worden met gebouwbewonende vleermuizen en
vogels. Een ander aandachtspunt is dat de karakteristieke houtwallen in Twente onder druk
staan. Steeds meer verdwijnen, waardoor het mooie coulisselandschap langzaam verdwijnt.
Stikstof is een belangrijke voedingsstof voor plantengroei en essentieel voor de vorming van
eiwitten, samen met fosfaat. Beiden worden daarom toegediend in meststoffen. In Nederland
is sprake van een zeer hoge toediening in de vorm van kunstmest en dierlijke mest, mede als
gevolg van een hoge stikstofimport in de vorm van veevoer. Daarnaast worden stikstofoxiden
door verkeer en industrie uitgestoten.
Stikstofdioxiden en ammoniak komen neer op natuurterreinen waar ze de voedselrijkdom
verhogen en bijdragen aan de bodemverzuring. Hierdoor ontstaat onbalans in voedingsstoffen
en een overschot aan stikstof. Dit heeft als resultaat dat planten die goed gedijen op
voedingsrijke grond (bramen, brandnetels en berken), in aantallen toenemen en planten die
slecht gedijen op voedselrijke grond verdwijnen. De stikstofproblematiek speelt eigenlijk al
sinds de begin jaren '80, toen veel aandacht was voor zogeheten “zure regen”. Naast zwavel,
wat sinds 1980 met meer dan 80% is gedaald, ging het toen al om hetzelfde
Sindsdien heeft de Nederlandse overheid getracht de uitstoot van stikstof te beperken. Vanaf
1990 is de uitstoot meer dan gehalveerd. Daarbij daalt de stikstofdioxide uitstoot al dertig jaar
gestaag, maar de afname in de uitstoot van ammoniak is sinds 2010 gestagneerd. In 2015
introduceerde de overheid daarom het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Echter, in mei 2019
oordeelde de Raad van State dat het PAS niet voldoet. Door die ‘stikstofuitspraak’ moet
Nederland nieuwe maatregelen nemen om stikstofdepositie op natuurgebieden te
Onder regie van de provincies is in zes regio’s gestart met gebiedsteams. De bedoeling is
kansen en knelpunten te benoemen om vervolgens een agenda op te stellen, op weg naar
natuurherstel, een meer duurzame landbouw en ontwikkelingsperspectief voor agrariërs. Na
het bekrachtigen van de uitgangspunten van deze gebiedsgerichte aanpak door Provinciale
Staten, zijn de teams geformeerd en gestart met het per gebied verzamelen van kennis door
onder andere het organiseren van gebiedstafels, om in overleg met alle belanghebbenden te
komen tot een gedegen analyse.
Begin juni 2022 werd bekend dat de stikstofuitstoot in sommige gebieden met 70 tot 80
procent omlaag moet. Op 10 juni publiceerde stikstofminister Van der Wal daarover
een Startnotitie Nationaal Landelijk Gebied, inclusief een kaart van Nederland met doelen voor
vermindering van uitstoot. De bekendmaking hiervan heeft tot grote onrust onder met name
boeren en andere groepen in de samenleving geleidt. Op het moment van schrijven is er nog
geen uitsluitsel over het verdere verloop en oplossingsrichting van het stikstofbeleid.
Schone lucht is van levensbelang voor de gezondheid. Luchtverontreiniging heeft een
negatieve invloed op de gezondheid en is de voornaamste oorzaak van gezondheidsklachten
door milieu-invloeden. Ondanks dat de lucht de laatste jaren schoner is geworden,
veroorzaken de huidige concentraties luchtverontreiniging nog steeds veel gezondheidsschade.
Op dit moment overlijden jaarlijks 12.000 mensen vroegtijdig door de uitstoot van schadelijke
stoffen, zoals fijnstof en stikstofdioxide.
Een groot deel van het fijnstof wordt beïnvloed door ammoniakemissie uit de
landbouw. (Intensieve) veehouderijen kunnen op grotere afstand de gezondheid van mensen
beïnvloeden. In Nederland vinden op grote schaal deelonderzoeken plaats binnen het
onderzoek Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO). Via epidemiologisch onderzoek
maken de VGO-studies relaties zichtbaar tussen intensieve veehouderijen en gezondheid. De
resultaten uit deze onderzoeken zijn: meer longontsteking, minder astma en allergie, minder
goede longfunctie en niet vaker ziekteverwekkers. Binnen Twente is er een grote agrarische
sector, met name veeteelt is in grote mate vertegenwoordigd. Hierdoor is het risico op
uitbreken van dierziekten aanwezig.
Overijssel is na Noord-Brabant en Gelderland de provincie met de meeste melkgeiten in
Nederland. Er is een geitenstop afgekondigd: geen nieuwe vestigingen of uitbreidingen omdat
deze mogelijk een risico vormen voor de volksgezondheid.
Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit en de burgers
beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. Luchtkwaliteitsregels
hebben gevolgen voor het uitvoeren van (ruimtelijke) projecten. Uitgangspunt is dat een
project niet leidt tot overschrijding van grenswaarden voor luchtkwaliteit. Als er wel een
overschrijding is, mag een project de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' verslechteren.
Er zijn er verschillende manieren om de luchtkwaliteit te verbeteren, zoals het plaatsen van
luchtwassers bij agrarische bedrijven. Maar ook om aanvullende eisen te stellen bij houtstook,
dieselvoertuigen en het gebruik van biobrandstoffen.
Onder de Omgevingswet is een van de veranderingen dat we straks niet meer alleen te maken
hebben met grenswaarden, maar ook met het nieuwe begrip ‘omgevingswaarde’. Dit is een
van de instrumenten waarmee het beleid van de omgevingsvisie kan worden uitgevoerd.
Omgevingswaarden moeten objectief zijn vast te stellen en meetbaar zijn. Afstemming tussen
bevoegd gezagen en ODT is belangrijk om hier uitvoering aan te kunnen geven.
De meeste geurstoffen zijn al te ruiken bij lage hoeveelheden die niet schadelijk zijn voor de
gezondheid. Wel kunnen geuren verschillende nadelige effecten oproepen, zoals (ernstige)
hinder, en kunnen ze het dagelijkse leven beïnvloeden (onder andere verplicht worden ramen
te sluiten en niet thuis willen verblijven). Blootstelling aan geur, zeker bij herhaling, kan ook
stress gerelateerde gezondheidseffecten oproepen: denk aan hoofdpijn, duizeligheid,
misselijkheid en vermoeidheid.
Een onderdeel van het Rijksbeleid is dat lokale overheden de uiteindelijke lokale afweging
moeten maken van het acceptabel geurhinderniveau, zodat zij rekening kunnen houden met
alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen.
Onder de Omgevingswet verandert de definitie van een geurgevoelig object (GGO). Dat zijn
gebouwen die zijn bestemd voor wonen of verblijf door mensen. In de instructieregels staat
dat dezelfde gebouwen die bij geluid en trillingen beschermd zijn, óók beschermd moeten
worden tegen geur. Door de veranderingen ontstaat meer ruimte voor gemeenten voor eigen
invulling. Afstemming tussen bevoegd gezagen en ODT is belangrijk om hier uitvoering aan te
Geluid heeft grote invloed op de kwaliteit van de leefomgeving en speelt bijna altijd een rol bij
nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Geluidhinder kan optreden in een
leefomgeving waar verschillende functies samenkomen. Langdurige geluidhinder kan leiden tot
gezondheidsproblemen zoals verstoring van het slaapritme en leerproblemen. De meeste
overlast wordt veroorzaakt door wegverkeer, buren, sportgeluiden, geluiden van airco's en
warmtepompen en vliegverkeer. Andere bronnen van geluidsoverlast kunnen zijn: industrie,
bouwwerkzaamheden, winkels of grootschalige evenementen.
Binnen de Omgevingswet krijgt de gemeente veel meer ruimte om zelf te bepalen welke
geluidnormen gelden voor bedrijfsmatige activiteiten. Daarnaast verandert de systematiek
voor industrieterreinen met een geluidzone en moeten gemeenten de geluidemissie van hun
eigen wegen in kaart gaan brengen.
Externe veiligheid (gevaarlijke stoffen)
Externe veiligheid gaat over risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken en
opslaan van gevaarlijke stoffen rondom risicovolle bedrijven en rondom transportassen (weg,
water en spoor) en door buisleidingen (bijvoorbeeld LPG).
Door de aanwezigheid van verschillende steden en kernen is in Twente relatief veel industrie.
Vooral op het gebied van bouwnijverheid en transport. Bedrijven met gevaarlijke stoffen zijn
aanwezig, maar niet meer dan in andere veiligheidsregio’s. Dit uit zich in een tiental
zogenaamde Soveso-bedrijven en kleinere bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen. Deze
bedrijven zijn aanwezig in vrijwel elke gemeente. Typerend zijn LPG-tankstations, al is sprake
van een afname van het aantal verkooppunten. Alternatieve brandstoffen zijn nog nauwelijks
aanwezig, hoewel daar wel plannen voor zijn.
Wijzigingen van de Omgevingswet in relatie tot externe veiligheid heeft consequenties voor
rollen, taken en verantwoordelijkheden. De ODT speelt een rol bij de uitvoering van de
wettelijke taken op het gebied van externe omgevingsveiligheid.
Dit beleid moet onder andere worden gebaseerd op een analyse van de problemen die zich
voordoen. De probleemanalyse (ambities) bestaat uit de samenvoeging van de
omgevingsanalyse en de risicoanalyse VTH-milieu welke is geactualiseerd in 2022 (bijlage 2).
Bij de uitvoering van de reguliere VTH-werkzaamheden verdienen de volgende aspecten nog
verbetering om kwaliteitsslag te maken.
De laatste jaren heeft veiligheid veel aandacht gehad bij vergunningen, toezicht en handhaving
op milieugebied. Ook gezondheid en leefbaarheid (klachten) staan hoog op de agenda.
Aspecten die vanuit het specifieke verleden van Twente de laatste jaren veel aandacht hebben
gekregen en ook blijven krijgen (ambitieonderwerpen) zijn:
We willen daarbij voor vergunnen/meldingen kijken naar:
We willen daarbij voor toezicht en handhaving kijken naar:
Om het voorgaande te bereiken werken we samen met (keten)partners. Hieronder is de
samenwerking beschreven met welke (keten)partners we werken en welke rol partijen
vervullen. De belangrijke (keten)partners in ons samenwerkingsnetwerk zijn als volgt:
Het zogeheten standaardpakket waar dit beleidsdocument over gaat, worden voor de partners
uitgevoerd door de ODT. Dit is een zelfstandige organisatie, die de veertien Twentse
gemeenten en de Provincie Overijssel samen besturen. In de structuur waarin de uitvoering
van taken van gemeenten en provincie bij de ODT zijn ondergebracht, zijn de gemeenten en
provincie opdrachtgever en de ODT opdrachtnemer. Naast die zakelijke relatie zijn de
gemeenten en provincie ook eigenaar van de ODT. Er is dus sprake van eigenaarschap én
opdrachtgeverschap. Dit vergt afstemming op diverse vlakken. Binnen de ODT zijn de directeur
en zijn managers verantwoordelijk voor de inhoudelijke gang van zaken. Daarnaast is er een
algemeen bestuur (AB) en een uit hun midden gekozen dagelijks bestuur (DB). Het AB zal
voornamelijk, maar zeker niet uitsluitend, vanuit het eigenaarschap handelen en wordt
ambtelijk ondersteund door accounthouders. Ook is er een portefeuillehouder overleg (PHO)
VTH vanuit de opdrachtgeversrol die wordt ondersteund door beleidsadviseurs (kerngroep
De provincie Overijssel heeft als bevoegd gezag haar taken belegd bij beide
omgevingsdiensten gevestigd in Overijssel en haar Soveso-taken bij de Omgevingsdienst
Regio Nijmegen (ODRN). De ODRN is één van de zes omgevingsdiensten die als Seveso-dienst
De provincie Overijssel heeft een aantal verschillende rollen ten aanzien van de VTH-taken:
De provincie is door de wetgever aangewezen als interbestuurlijk toezichthouder (IBT) op de uitvoering van de VTH-taken door gemeenten. In een verordening staat vastgelegd op welke aspecten van het proces zij toezicht uitoefent en hoe zij dat doet. Zo zal het opstellen van een uniform beleid door de IBT worden getoetst;
Wanneer de toezichthouders van de ODT overtredingen constateren, treedt de vastgestelde
Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingswet (LHSO) in werking. Indien met betrekking tot
de overtreding feitelijk moet worden gehandhaafd, wordt dit inzake mandatering uitgevoerd
door de ODT. Waar mandatering niet aan de orde is, wordt de zaak overgedragen aan de
gemeente voor een handhavingstraject. Het bestuurlijke handhavingstraject kan ertoe leiden
dat zaken aan het OM worden overgedragen voor een strafrechtelijk traject.
Het Milieuteam van de politie Oost-Nederland valt voor wat betreft aansturing onder het
functioneel parket Apeldoorn. Op het gebied van strafrechtelijke milieuzaken zijn de milieuagenten het eerste aanspreekpunt voor de gemeente. Daarnaast is de local office het vaste
aanspreekpunt voor de gemeente, Bijzondere opsporingsambtenaren (BOA’s) en de Omgevingsdienst. Afhankelijk van de positionering van de overtreding in de matrix van de
LHSO komt het milieuteam vroeg of later in beeld.
Veiligheidsregio Twente (brandweer Twente en GHOR)
De Veiligheidsregio Twente kan worden ingezet voor advisering op externe veiligheid en
brandveiligheidsgebied bij VTH. Daarnaast worden gecoördineerde handhavingsacties
geïnitieerd, zoals (MIA acties), waar toezichthouders van de gemeente en/of de
Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD)
De GGD kan worden ingeschakeld voor de medische milieukunde. De laatste jaren staat het
milieu als gezondheidsbepalende- en bedreigende factor zeer sterk in de belangstelling. Waar
begin vorige eeuw vooral aandacht werd besteed aan biologische vervuiling van het leefmilieu
en de bijhorende infectieziekten (cholera, difterie, etc.), ligt de nadruk in geïndustrialiseerde
landen tegenwoordig meer op chemische en fysische verontreiniging en de relatie met het
vaker voorkomen van ziektes zoals kanker en luchtwegproblemen. Binnen de openbare
preventieve gezondheidszorg is dan ook vrij recent een nieuwe discipline ontstaan, de
medische milieukunde. De GGD vervult deze taak en onderzoekt de invloed
van milieuverontreiniging op de gezondheid , met als doel adviezen te geven om
gezondheidsrisico’s ten gevolge van deze milieuverontreiniging te voorkomen of te beperken.
Uitwisseling van kennis met de GGD over en weer zorgt dat we elkaar versterken. Daarom
wordt deze samenwerking de komende jaren blijvend en structureel geborgd.
Waterschappen Vechtstromen, Rijn en IJssel, Drents en Overijsselse Delta
De waterschappen zijn actief op het grondgebied van gemeenten en provincie met vergunningen
en toezicht. Deze taken gaan niet over naar de Omgevingsdienst. Het komt voor dat bedrijven
voor bepaalde taken de gemeente als bevoegd gezag hebben (bijvoorbeeld
omgevingsvisies/plannen, ruimtelijke plannen, energievisies en rioleringsplannen). Het
waterschap heeft daarbij een adviserende rol. Het waterschap is bevoegd gezag bij bijv. bouwen sloopactiviteiten, kappen en aanplantingen en directe lozingen op oppervlaktewater.
Regionale Informatie- en Expertise Centrum (RIEC)
Tien RIEC’s en het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC) richten zich op de
bestrijding van ondermijnende criminaliteit. Ze verbinden informatie, expertise en krachten van
de verschillende overheidsinstanties. Daarnaast stimuleren en ondersteunen de RIEC's en het
LIEC de publiek-private samenwerking bij de aanpak van ondermijning. In Twente werken we
samen met RIEC Oost Nederland. Het RIEC Oost Nederland faciliteert een structurele integrale
aanpak door enerzijds een samenwerking tussen de aangesloten partners te organiseren en
anderzijds het bestuur te adviseren over de mogelijkheden van de bestuurlijke aanpak. De
gemeenten en Provincie zijn bevoegd gezag en de ODT heeft hierin een signaalfunctie.
Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)
De IL) bewaakt en bevordert de veiligheid van het transport op de weg, in de scheepvaart, in
de lucht, op het spoor en via buisleidingen. Ook zet de ILT zich in voor een veilige en gezonde
leefomgeving, door toezicht op de veiligheid van bouwwerken en drinkwater, asbest, de
beperking van risico's van gevaarlijke stoffen en industrieën, de verantwoorde verwerking van
afval en de preventie en sanering van vervuilingen in bodem en water. De ILT is een
inspectiedienst van het Ministerie van I&W. Bepaalde taken van het ILT lijken op die van de
Omgevingsdienst, alleen heeft zij andere bedrijven waar zij toezicht op houdt.
6. DOELEN VERGUNNINGEN, TOEZICHT EN HANDHAVING Algemene doelstelling VTH
Het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht op de naleving en het handhaven van
regels doen we om bij te dragen aan een ‘hoger doel’. De nieuwe Omgevingswet die tientallen
wetten en honderden regels over de leefomgeving bundelt, geeft in artikel 1.3 als
‘Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, gericht op het in onderlinge samenhang: bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies’
Het hieruit geformuleerde algemene doel luidt:
“Wij werken aan optimale bescherming en duurzame benutting van de gezonde fysieke
leefomgeving; veilig wonen, werken en leven”
Dit hogere doel is uitgewerkt in vier hoofddoelen waarbij we verschillende beleidsdoelen
hebben geformuleerd. Deze vier hoofddoelen zijn de basis van de vastgestelde Verordening
kwaliteit VTH (onder Omgevingswet Verordening Uitvoering en Handhaving Omgevingsrecht)
die we in Twente hanteren. Deze onderdelen vormen ook het kader voor dit beleidsplan en
sluiten goed aan op de Omgevingswet. Dit kader is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
Deze hoofdoelen zijn uitgewerkt in thema’s en beleidsdoelen die we als Twente belangrijk
vinden. Per beleidsdoel zijn indicatoren opgesteld waarmee kan worden bepaald of aan de
Alle beleidsdoelen, thema’s en bijbehorende indicatoren zijn terug te vinden in de Nadere
uitwerking van het VTH-beleid Twente. Hieronder zijn kort de hoofddoelen weergegeven:
Naast deze hoofddoelen is voor de komende periode een ambitie uitgesproken voor de doelen
ondermijning, externe veiligheid en gezonde fysieke leefomgeving (asbest, natuur,
luchtkwaliteit en geur, geluid). Deze ambitieonderwerpen zijn uitgewerkt in de onderstaande
7. KWALITEITSZORG EN KWALITEITSBORGING
Wij streven naar een goede kwaliteit van de uitoefening van onze VTH-taken. Daarbij
Kwaliteit is de mate waarin producten en diensten voldoen aan de eisen, behoeften en
specificaties van de opdrachtgevers. Kwaliteit is gedefinieerd als het juist, volledig, tijdig,
rechtmatig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht uitvoeren van de producten, diensten en
Alle bevoegd gezagen hebben een Kwaliteitsverordening VTH vastgesteld. Met de
inwerkingtreding van de Ow wordt die vervangen door de ‘Kwaliteitsverordening Uitvoering en
Handhaving’. In dit beleidsplan wordt daar verdere invulling aan gegeven, voor wat betreft de
regionale taken. Verdere uitwerking vindt ook plaats in het Kwaliteitsplan van de ODT.
Op basis van de kwaliteitsverordening hebben alle bevoegd gezagen kwaliteitsdoelen
vastgesteld voor de dienstverlening, de uitvoeringskwaliteit en de financiën. Daarnaast zijn
tevens inhoudelijke doelen opgesteld. De doelen zijn vastgelegd in bijlage 3 van de Nadere
uitwerking van dit gezamenlijke uniforme beleid. Daar zijn de doelen nader uitgewerkt en zijn
indicatoren en streefwaarden benoemd.
Onderdeel van de kwaliteitsverordening is ook dat wordt voldaan aan de vigerende landelijk
opgestelde kwaliteitscriteria als maatstaf voor kwaliteit. Deze kwaliteitscriteria gaan over de
deskundigheid van de uitvoerende- en handhavende organisatie en hun medewerkers. In de
nieuwe set kwaliteitscriteria zijn ook competentieprofielen opgenomen.
Uitgangspunt is dat de medewerkers die de VTH-werkzaamheden uitvoeren voldoen aan de
kwaliteitscriteria. Als hulpmiddel om dit te monitoren wordt de inzetbaarheidsmonitor gebruikt.
In verband met bijvoorbeeld krapte op de arbeidsmarkt kan gemotiveerd worden afgeweken.
Kwaliteitszorg gaat over het doorlopen van een cyclisch (werk)proces. Niet alleen in het kader
van kwaliteitszorg moet het (werk)proces transparant en vastgelegd zijn. Ook voor het creëren
van een zogeheten ‘level playing field’ voor burgers en bedrijven is dat een vereiste. Een
gesloten kwaliteitscyclus zorgt dat we leren van onze interventies.
Wij vinden het borgen van kwaliteit en het continue verbeteren een belangrijk element in het
VTH-beleid. De volgende elementen vinden wij daarbij van belang:
In de eerste planperiode (2018 – 2022) heeft deze kwaliteitszorg als volgt vorm gekregen.
1: Verantwoordelijkheid beleggen
De teammanagers van de ODT, een medewerker kwaliteitszorg en twee kwaliteitsmedewerkers
hebben in hun functieomschrijving nadrukkelijk kwaliteitstaken en –verantwoordelijkheden.
Zo zijn afspraken gemaakt over procesbeschrijvingen, werkinstructies en het opstellen van een
2: Kwaliteitsplan en-doelstellingen
In dit voorliggend beleidsplan staan kwaliteitsdoelen beschreven. Ook werkt ODT aan een
Kwaliteitsplan, waarbij invulling wordt gegeven aan het borgen van uitvoeringskwaliteit,
onderverdeeld naar vakbekwaamheid en proces. Ook zal in het Kwaliteitsplan worden
omschreven hoe de ODT gaat voldoen aan de elementen voor kwaliteitszorg.
3: Kwaliteitsprogramma, inclusief planning
In het jaarlijks VTH uitvoeringsprogramma en VTH jaarverslag wordt aandacht besteed aan
kwaliteit. Er is een jaarprogramma inclusief planning, ook voor bijvoorbeeld audits.
Processen, werkinstructies en sjablonen zijn beschreven en vastgelegd, evenals de route voor
Vastgelegd is wie verantwoordelijk is voor verbeterpunten, verbeteracties worden gepland en
ODT neemt deel aan landelijke collegiale toetsen/visitaties en werkt samen met andere OD’s
(IJsselland en Gelderse) en volgt de landelijke ontwikkelingen hierin. Daarnaast is er een
intern auditprogramma en maken visitaties onderdeel uit van pijler 6 van het Interbestuurlijk
Programma (versterken VTH stelsel).
Deze nulsituatie wordt als uitgangspunt voor de volgende beleidsperiode genomen. Voor de
komende planperiode streven we ernaar dat het geheel aan kwaliteitszorg en de uitvoering
ervan systematischer in beeld gebracht wordt. Door structureel op een vaste plek in het
jaarlijks uitvoeringsprogramma te beschrijven welke werkzaamheden uit het Kwaliteitsplan
geprogrammeerd zijn. En door structureel in het jaarverslag terug te blikken op de uitvoering
Dit hoofdstuk beschrijft de strategieën voor vergunningen, toezicht en handhaving. De
grondslag ligt in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. In hoofdstuk 13 van het
Omgevingsbesluit staat onder andere dat bevoegd gezagen strategieën moeten vaststellen
De preventiestrategie is een overkoepelende strategie en vormt samen met de overige
Bij preventie gaat het om het voorkomen van aantasting van de leefomgeving of ontstaan van
risico’s door het geven van voorlichting en zorgdragen voor een heldere communicatie over de
kaders waar partijen in de samenleving zich aan moeten houden.
Veel schade aan de fysieke leefomgeving kan worden voorkomen door vroegtijdig helder te
maken welke kaders en regels er gelden. Dit vereist een goede en gerichte voorlichting en
communicatie richting inwoners, bedrijfsleven, bezoekers en, in algemene zin,
belanghebbenden. Het vroegtijdig betrekken van en waar mogelijk samenwerken met partners
en stakeholders is belangrijk. Het vraagt ook van de ODT om aanvragen, overtredingen,
klachten en maatschappelijke vraagstukken integraal te behandelen en op te pakken.
Daarnaast moet er ook oog zijn voor de preventieve werking van beleidsmaatregelen op
andere beleidsvelden dan waar de aanvraag, klacht, overtreding of vraag betrekking op heeft.
De gemeenten en de provincie zetten in haar VTH-beleid dan ook expliciet in op preventie,
vanuit een goede voorlichting communicatie en overleg. Uitgangspunt daarbij is dat de meeste
initiatiefnemers en aanvragers bereid zijn te voldoen aan de gestelde regels en kaders.
Voorwaarde daarvoor is dat ze daarvan tijdig en goed op de hoogte zijn gebracht door de ODT.
Vanuit deze basisgedachte wordt ingezet op een preventieve insteek om te voorkomen dat het
naleven van de regels moet worden afgedwongen met het inzetten van dwangmiddelen.
Helderheid verschaffen over de geldende kaders gebeurt via onder meer de gemeentelijke
website, de ODT-website, klantencontacten met deskundige medewerkers backoffice,
overleggen met belangrijke stakeholders (zoals: bedrijfsleven, agrariërs, horeca), tijdens
bilaterale contacten met initiatiefnemers en aanvragers van vergunningen en tijdens het
toezicht op bedrijven en activiteiten. Partijen die als intermediair een bijdrage kunnen leveren
rond deze voorlichting en zo het realiseren van een reëel verwachtingspatroon bij de
gebruikers van de leefomgeving, worden daarin gefaciliteerd. Het vraagt tegelijkertijd ook
binnen de gemeenten zelf om een goede afstemming tussen de diverse beleidsvelden.
In de contacten over VTH-aangelegenheden staat een klantgerichte, pragmatische en
oplossingsgerichte benadering van initiatiefnemers en aanvragers centraal. Daarbij geldt als
beperking: voor zover dat dit binnen de gestelde wettelijke en gemeentelijke kaders mogelijk
is. Als een initiatiefnemer/aanvrager er met de geboden informatie op de website en vanuit het
Klantencontactcentrum (KCC) niet uitkomt, is er altijd een gesprek met de behandelende
medewerker mogelijk. Hiermee wordt voorzien in een professionele en klantvriendelijke
dienstverlening. Wij sluiten daarvoor aan bij de belevingsprincipes op basis van de
Omgevingswet; snel, persoonlijk, betrokken, eenvoudig, relevant, transparant en consistent.
Tijdens een eventueel vooroverleg of contact wordt gestreefd om al direct tot een zo goed
mogelijke inschatting te komen over de haalbaarheid van een initiatief op aanvraag. Ook na
het constateren van een overtreding van de regels wordt geprobeerd waar mogelijk eerst in
overleg met partijen of via bemiddeling tussen partijen tot een werkbare oplossing te komen.
Zo mogelijk kan dit ertoe leiden om zaken alsnog te legaliseren.
In de eerste planperiode heeft de preventiestrategie zich geuit in de communicatie voor en na
projecten, zoals het ‘project luchtwassers’ en ‘MIA acties’ (gebiedstoezicht). In de komende
planperiode willen we nog bewuster en pro-actiever inzetten op preventie. Bewustzijn creëren
door bijvoorbeeld actiever kennis over te dragen (welke regels gelden, welke strategie
hanteren we als ten onrechte geen melding wordt gedaan) en meer gebruik maken van de
signaalfunctie die van toezicht kan uitgaan zijn voorbeelden. Bij het opstellen van het jaarlijks
Met een omgevingsvergunning kunnen burgers, bedrijven en overheden toestemming vragen
om activiteiten in de leefomgeving uit te voeren. De vergunningplichtige activiteiten worden
aangewezen in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en Besluit
bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Er zijn verschillende vormen van vergunningen:
Er is een voorwaarde verbonden aan de mogelijkheid om meerdere vergunningplichtige
activiteiten los en gespreid in de tijd aan te vragen. Hoofdregel is en blijft dat een activiteit is
verboden, zolang niet voor alle activiteiten die daarmee samenhangen een vergunning is
verleend. Een aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van een vergunning voor
alle activiteiten. Daar staat tegenover dat het bevoegd gezag een inspanningsverplichting heeft
om de aanvrager in kennis te stellen van eventuele andere vereiste besluiten.
Naast vergunningplichtige activiteiten, bestaan ook activiteiten waar een meldingsplicht voor
geldt. Afhankelijk van het soort bedrijf en de uitgevoerde activiteiten, moet een bedrijf voor
het oprichten of veranderen een melding op grond van het Bal en/of het Bbl doen bij de
gemeente. Dit geldt ook voor sommige activiteiten bij particulieren (zoals propaan- en
olietanks). De initiatiefnemer moet de melding uiterlijk vier weken voor oprichting of
De volledige vergunningenstrategie is opgenomen in Nadere Uitwerking. In de toekomst zal
aansluiting worden gezocht op het Landelijke Vergunningenprotocol.
Door toezicht te houden controleren we of vergunningvoorschriften en regels worden
nageleefd. Voor de medewerkers die de controle uitvoeren, maakt de toezichtstrategie
duidelijk hoe zij hun werk moeten doen (bijvoorbeeld in gelijke gevallen gelijk optreden). Het
komende jaar werkt de ODT aan de doorontwikkeling van branchegericht toezichthouden.
Goed toezicht begint met een juiste voorbereiding. Dat betekent dossieronderzoek, het
verzamelen van aanvullende relevante informatie en het opstellen van een controle-checklist.
Tijdens het daadwerkelijke toezicht controleren we of sprake is van overtredingen en waar
nodig herstellen. Maar belangrijker nog, we proberen overtredingen te voorkomen zodat we
niet sanctionerend hoeven op te treden. Ofwel, hoe kan de toezichthouder ongewenst gedrag
ombuigen naar gewenst gedrag? Voor zowel onze toezichthouders als bedrijven en inwoners
Het geven van voorlichting is, zoals al eerder gesteld, daarbij een essentiële stap. Dat zal niet
altijd het gewenste effect hebben. In dat geval ontkomen we er niet aan de volgende stap in
de nalevingsstrategie te zetten: sanctioneren. We benadrukken dat bedrijven primair
verantwoordelijk blijven voor het naleven van de regels. Elke controle is een momentopname
en het risico bestaat dat niet alles wordt gecontroleerd of geconstateerd. De volledige
Om te kunnen handhaven is het noodzakelijk afspraken te maken over de manier waarop we
vorm geven aan handhaving. Om een goede uitvoering te geven aan handhaving sluiten we
aan bij de Landelijke handhavingsstrategie Omgevingswet (LHSO) zie
Landelijke_Handhavingsstrategie_Omgevingsrecht_LHSO.pdf (vng.nl).
De LHSO is een beleidskader voor de bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke handhaving. Het
doel van deze strategie is uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend
optreden bij overtredingen, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en
interventies kiezen en toepassen op eenduidige wijze. Dit kan op zowel strafrechtelijke wijze
(bestraffend) als bestuursrechtelijk (gericht op het herstel van de situatie). De keuze van de in
te zetten bestuursrechtelijke sanctie vindt plaats aan de hand van de in de strategie
opgenomen interventieladder en interventiematrix. Daarbij zijn het gevolg van de overtreding
en het gedrag van de overtreder bepalend voor de wijze hoe er gehandhaafd wordt.
Er zijn uitzonderlijke situaties denkbaar, waarin het opleggen van sancties niet gewenst is. In
dat geval kunnen we een overtreding gedogen. De definitie van gedogen is:
“Het bestuur dat bevoegd is tot handhaving ziet bewust (tijdelijk) af van optreden tegen een
overtreding.” Gedogen is echter wel aan voorwaarden gebonden.
Gedogen staat op gespannen voet met ons doel om het naleefgedrag te verbeteren en een
betrouwbare organisatie te zijn. Met dat gegeven, beperken we gedogen tot zeer bijzondere
situaties, waarbij er op korte termijn uitzicht bestaat op het opheffen van de overtreding of op
het legaliseren van de situatie, bijvoorbeeld doordat een vergunning verleend kan worden. In
de Nadere Uitwerking is het afwegingskader gedogen uitgewerkt.
VTH beleid Twente voor de uitvoering
van vergunningen, toezicht en handhaving
Nadere uitwerking | Uniform beleid voor de uitvoering
van vergunningen, toezicht en handhaving
BIJLAGE 1: ELEMENTEN VAN DE ORGANISATIE EN INRICHTING ODT
Uitgangspunten informatievoorziening
BIJLAGE 3: DOELEN EN INDICATOREN
BIJLAGE 4: VERGUNNINGENSTRATEGIE
Aanvragen tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel
BIJLAGE 5: VORMEN EN WERKWIJZE VAN TOEZICHT (TOEZICHTSTRATEGIE)
BIJLAGE 1: ELEMENTEN VAN DE ORGANISATIE EN INRICHTING ODT
Er gelden voor de uitvoering van taken voorwaarden ten aanzien van de organisatie, de
inrichting en informatievoorziening van een omgevingsdienst. Dit hoofdstuk is een weergave
van de onderdelen die belangrijk zijn voor het VTH-beleid, maar slechts elementen bevatten
van andere documenten zoals het mandaatbesluit, het bedrijfsplan ODT en de
dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) waarin het geheel is uitgewerkt. Voor de volledige en
juiste gegevens, verwijzen wij vanuit dit VTH-beleid naar andere vastgestelde documenten of
nog vast te stellen documenten.
Het Omgevingsbesluit beschrijft welke taken in ieder geval door een omgevingsdienst moeten
worden uitgevoerd. Daarnaast bevat het besluit criteria voor het uniforme VTH-beleid. De
Twentse gemeenten en de provincie hebben een Verordening kwaliteit VTH vastgesteld. De
bepalingen over het standaardtakenpakket zijn gebaseerd op de landelijke kwaliteitscriteria en
zijn uniform voor de ODT. De bevoegde gezagen bieden hiermee een kader voor kwaliteit, dat
Bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden
De directeur van de ODT draagt er zorg voor dat bevoegdheden, taken en
verantwoordelijkheden van de interne functies worden vastgelegd. Daarnaast wordt voorzien
in een beschrijving van de werkprocessen, waarin wordt vastgelegd op welke wijze
vergunningverleners, toezichthouders, handhavers en adviseurs de eigen werkzaamheden
uitvoeren. Inzichtelijk dient te zijn of aan de gestelde eisen van de Verordening kwaliteit VTH
wordt voldaan (vlieguren, opleidingsniveau, competenties e.d.).
De gemeenten en provincie zijn het bevoegd gezag en behouden bestuurlijke en politieke
verantwoordelijkheid over de taken die de ODT op het gebied van VTH, onder de
De primaire doelstelling van het Rijk bij de oprichting van omgevingsdiensten is het bereiken
van een geobjectiveerd en gelijkgeschakeld handhavingsniveau in de regio. Daarnaast draagt
mandatering als een van de elementen bij aan een verbetering van de doelmatigheid als
gevolg van standaardisering en harmonisering van processen. Mandatering betreft geen
overdracht van bevoegdheden (zoals bij delegatie), maar de bevoegdheid om in naam van een
ander te handelen. Bij het uitvoeren van mandaat behoort een hoge mate van bestuurlijke
sensitiviteit. Dat wil zeggen dat de gemandateerde directeur tijdig en adequaat het bevoegd
gezag betrekt bij eventueel gevoelige zaken.
Uit de afzonderlijke mandaatregelingen van de deelnemers aan de ODT blijkt welke taken en
bevoegdheden aan de directeur ODT zijn gemandateerd en dienen voor de standaardtaken
uniform te zijn. Op het gebied van uniformiteit is nog verbetering nodig en streven we naar
uniform mandaat in Twente voor de taken die de ODT uitvoert.
Scheiding vergunningen, toezicht & handhaving en specialisme
Bij de inrichting van de ODT is uitgegaan van een procesgerichte sturing. Inhoudelijk ligt het
zwaartepunt bij de kernprocessen vergunningen, toezicht & handhaving en specialismen (o.a.
advies en bodem). Deze kernprocessen worden organisatorisch gescheiden uitgevoerd. De
ODT kent afzonderlijke afdelingen voor Vergunningen, Toezicht & Handhaving en Specialisme.
Er geldt een functiescheiding op persoonsniveau tussen vergunningverlening enerzijds en
toezicht en handhaving anderzijds. Medewerkers vergunningen worden niet belast met
milieutoezicht of –handhaving en andersom. Voor de specialismen en juridische
deskundigheden geldt een scheiding op objectniveau. Een specialist die advies heeft
uitgebracht in het vergunningenproces stelt voor hetzelfde dossier geen advies op voor het
toezichts- en handhavingsproces.
Om te voorkomen dat een te nauwe band ontstaat tussen toezichthouders en personen
werkzaam bij te controleren bedrijven/branches en geografische gebieden (vaste
handhavingsrelatie), moet een handhavingsorganisatie bij grotere en omvangrijke controles
een roulatiesysteem hebben. De ODT zorgt voor een roulatiesysteem bij objecten, partijen en
bedrijven waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd.
Bereikbaarheids- en beschikbaarheidsregeling
Om bereikbaar te zijn voor spoedeisende klachten en/of meldingen buiten kantoortijd, is een
bereikbaarheids- en beschikbaarheidsregeling van belang. Het Omgevingsbesluit geeft aan dat
de organisatie van de bestuursorganen en van de Omgevingsdienst zorg dragen om ook buiten
de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar te zijn. De ODT heeft hiervoor een
wachtdienst ingesteld. Telefonische bereikbaarheid is gegarandeerd met een externe
dienstverlener die 24 uur per dag bereikbaar is. De medewerkers van de wachtdienst werken
in piket en worden gealarmeerd wanneer een spoedeisende melding binnenkomt.
Uitgangspunten informatievoorziening
De ODT maakt gebruik van het VTH-systeem Power Browser (ODIE), welke doorlopend wordt
doorontwikkeld. Hiermee is een belangrijke bouwsteen gerealiseerd. Het nader inrichten en
invullen van het zaaksysteem zal de komende jaren worden vormgegeven, zodat bewuster
geregistreerd en gemonitord kan worden om te kijken of gestelde doelen zijn behaald.
De ODT gaat de komende jaren voor enkele partners de archieffunctie uitvoeren. Voor overige
partners wordt het dossier archiefwaardig opgeleverd aan de opdrachtgever. In alle gevallen
dient rechtmatig (conform archiefwet) te worden gewerkt. Hiervoor moeten in ieder geval
verwerkingsovereenkomsten worden afgesloten en dient vernietiging van archiefstukken
De wet VTH gaat uit van verplichte samenwerking en informatie-uitwisseling door de
betrokken bestuursorganen. Het gaat hierbij onder meer over informatie-uitwisseling met
betrekking tot gemeentegrensoverschrijdende handhaving (ketentoezicht op grondstromen en
asbestafval). De handhavingsinformatie uitwisseling en handhavingsinformatie verstrekking
geldt voor de standaardtaken. Om dit te realiseren wordt aansluiting op de Inspectieview
Milieu voor omgevingsdiensten verplicht.
Inspectieview milieu is een virtueel dossier, waarin inspecteurs over informatie over
inspectieobjecten kunnen raadplegen. Deze informatie is voor toezichthouders en handhavers
toegankelijk via een beveiligde website. De informatie, zoals de resultaten van inspecties, is
afkomstig van inspectiediensten die hun data hiervoor beschikbaar stellen. De ODT is
aangesloten op Inspectieview, waarbij koppeling via I-GO is gelegd.
Een deel van de probleemanalyse wordt gevormd door de risicoanalyse. De wetgeving schrijft
voor dat een risicoanalyse ten grondslag moet liggen aan het VTH-beleid, om zo VTH-capaciteit
geprioriteerd en risicogericht in te zetten tezamen met de omgevingsanalyse.
In 2022 is de risicoanalyse VTH Overijsselbreed geactualiseerd en Omgevingswetproof
De risicoafweging heeft plaatsgevonden op de volgende beoordelingsaspecten:
- gezonde fysieke leefomgeving;
- economische en bestuurlijke impact;
De komende jaren zal deze risicoanalyse verder worden uitgewerkt, zodat ook het
BIJLAGE 3: DOELEN EN INDICATOREN
Hoofddoel Beleidsdoelen Indicatoren
(voor het verkrijgen van inzicht)
BIJLAGE 4: VERGUNNINGENSTRATEGIE
Met een omgevingsvergunning kunnen burgers, bedrijven en overheden toestemming vragen
om activiteiten in de leefomgeving uit te voeren. De vergunningplichtige activiteiten worden
aangewezen in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit
bouwwerken leefomgeving (Bbl).
Er zijn verschillende vormen van vergunningverlening:
Er is een voorwaarde verbonden aan de mogelijkheid om meerdere vergunningplichtige
activiteiten los en gespreid in de tijd aan te vragen. Hoofdregel is en blijft dat een activiteit is
verboden, zolang niet voor alle activiteiten die daarmee samenhangen een vergunning is
verleend. Een aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van een vergunning voor
alle activiteiten. Daar staat tegenover dat het bevoegd gezag een inspanningsverplichting heeft
om de aanvrager in kennis te stellen van eventuele andere vereiste besluiten.
Naast vergunningplichtige activiteiten bestaan ook activiteiten waar een meldingsplicht voor
geldt. Afhankelijk van het soort bedrijf en de uitgevoerde activiteiten, moet een bedrijf voor
het oprichten of veranderen een melding op grond van het Bal en/of het Bbl doen bij de
gemeente. Dit geldt ook voor sommige activiteiten bij particulieren (zoals propaan- en
olietanks). De initiatiefnemer moet de melding uiterlijk vier weken voor oprichting of
Deze aanvragen kunnen worden ingedeeld en beoordeeld aan de hand van onderstaand figuur.
In de toekomst zal aansluiting worden gezocht op het Landelijke Vergunningenprotocol.
Uitgangspunten & randvoorwaarden
De ODT adviseert alle gemeenten bij het opstellen van gemeentelijke omgevingsvisies en
Actualisering omgevingsvergunning
Artikel 5.38, Omgevingswet schrijft voor dat het bevoegd gezag regelmatig beziet of de
voorschriften van de vergunning nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen van de
technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu en de ontwikkelingen met
betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Onder ontwikkelingen van de technische
mogelijkheden tot het beschermen van het milieu worden ook verstaan de vaststelling van
nieuwe of herziene conclusies over beste beschikbare technieken (zoals bedoeld in artikel 13,
vijfde en zevende lid, van de richtlijn industriële emissies).
De ODT geeft hier vorm aan door het uitwerken van een projectplan actualisatie vergunningen.
De Omgevingswet kent de figuur van de revisievergunning op aanvraag niet, de ambtshalve
revisievergunning wel. De mogelijkheid een ambtshalve revisievergunning te verlangen kan
worden toegepast als stapeling van vergunningen ontstaat door in de tijd wisselende en
veranderde activiteiten en/of wijzigingen van voorschriften door voortdurende bescherming
van de fysieke leefomgeving. Dit is een continuering van de bestaande rechtspraktijk.
Wijziging voorschriften omgevingsvergunning en Intrekking omgevingsvergunning
De Omgevingswet (artikelen 5.39 en 5.40) regelt voor het bevoegd gezag de verplichting
respectievelijk bevoegdheid tot wijziging van de voorschriften van een omgevingsvergunning
en tot intrekking van een omgevingsvergunning.
Een aantal van die verplichtingen en bevoegdheden is uitputtend geregeld op wetsniveau:
Tot slot kan tegelijkertijd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor nieuw
aangevraagde activiteiten ook een ambtshalve revisievergunning worden verleend waarbij
reguliere wijzigings- en intrekkingsbepalingen worden doorgevoerd.
Regelmatig (5-jaarlijks) wordt bezien of de beperkingen en voorschriften in de
omgevingsvergunningen nog toereikend zijn. Daarbij wordt betrokken:
Ook als sprake is van nieuwe wet- en regelgeving, wordt nagegaan of er aanleiding is voor
actualisering. Bij toepassing van bovenstaande worden de bevindingen van toezicht en
Het overzicht wordt jaarlijks beoordeeld op volledigheid door middel van steekproeven. De
uitkomsten daarvan worden gebruikt om (indien nodig) een prioritering aan te brengen in de
Aanvragen tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel
Het toepassen van gelijkwaardige maatregelen wordt geregeld in artikel 4.7 van de
Omgevingswet. Het gaat dan om een maatregel waarmee tenminste hetzelfde resultaat wordt
bereikt als met de algemene regel.
Gelijkwaardige maatregelen kunnen fysieke maatregelen zijn, maar bijvoorbeeld ook bepaalde
werkwijzen en meetmethoden. Gelijkwaardige maatregelen zijn altijd toegestaan. Meestal is
toestemming van het bevoegd gezag nodig om een gelijkwaardige maatregel toe te mogen
passen, soms is dat niet het geval.
De initiatiefnemer toont aan dat met een alternatieve maatregel tenminste hetzelfde resultaat
wordt bereikt als met de voorgeschreven maatregel. Beoordeling richt zich op de doelen die de
opsteller van de regels met de voorgeschreven maatregelen heeft willen bereiken.
Akkoord bevonden gelijkwaardige maatregelen worden bijgehouden ten behoeve van een
helder overzicht waarmee snel kan worden beoordeeld welke maatregelen als gelijkwaardig
kunnen worden toegepast. Bovendien zorgt dit overzicht voor duidelijkheid over de algemeen
aanvaarde onderbouwing en (gronden voor) acceptatie van gelijkwaardige maatregelen.
Monitoring (methode die wordt gebruikt om te bepalen of het doel wordt bereikt).
De monitoring geschiedt door een jaarlijkse steekproef van 10% van de gelijkwaardige
Het Bal biedt een algemene mogelijkheid voor het bevoegd gezag om af te wijken van de
bepalingen van het Bal. Dit kan in individuele gevallen met maatwerkvoorschriften of
vergunningvoorschriften (artikel 2.13, Bal). In de meeste gevallen zullen de regels in het Bal
Met maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften kan het bevoegd gezag de landelijke
regels meer toespitsen op de concrete situatie of de locatie. Het bevoegd gezag mag geen
maatwerkvoorschrift stellen als hij over dat onderwerp een vergunningvoorschrift kan
opstellen. Dat staat in artikel 2.13, vierde lid, van het Bal.
Maatwerkvoorschriften zijn in ieder geval in overeenstemming met de gestelde
beoordelingsregels en bepalingen uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het
Omgevingsbesluit. Daarbij worden de volgende criteria gehanteerd:
Wanneer een maatwerkvoorschrift wordt opgesteld, wordt daarbij in ieder geval betrokken:
Monitoring (methode die wordt gebruikt om te bepalen of het doel wordt bereikt)
Jaarlijks wordt beoordeeld of bij de - afgegeven beschikkingen -
Maatwerkvoorschriften, voldaan is aan de criteria en de werkwijze is toegepast.
BIJLAGE 5: VORMEN EN WERKWIJZE VAN TOEZICHT (TOEZICHTSTRATEGIE)
We zetten onze toezichtcapaciteit zo efficiënt en effectief mogelijk in. Zo vindt er gepland
toezicht plaats op basis van vooraf gemaakte keuzes (risicoanalyse). De planning wordt
jaarlijks vastgelegd in een uitvoeringsprogramma. Niet alles is echter vooraf in te plannen.
Ongewone voorvallen of klachten kunnen toezicht noodzakelijk maken. Dit niet geplande
toezicht is over het algemeen moeilijk voor te bereiden en doet een aanslag op de beschikbare
middelen die voor het geplande toezicht waren voorzien. In het uitvoeringsprogramma
worden, op basis van kentallen, uren gereserveerd voor niet gepland toezicht. We zetten
verschillende vormen van toezicht in.
Onder het houden van toezicht wordt hier verstaan alle werkzaamheden die door of namens
een bestuursorgaan worden verricht om na te gaan of voorschriften van verordeningen,
vergunningen, ontheffingen en meldingen worden nageleefd. Deze werkzaamheden worden
uitgevoerd door speciaal daarvoor aangewezen toezichthouders. Een toezichthouder is een
persoon bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de
naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Van dit toezicht houden
gaat een belangrijk preventief effect uit.
De werkzaamheden bestaan in de praktijk uit het uitvoeren van controles, zonder dat van een
overtreding van een wettelijk voorschrift hoeft te zijn gebleken. Er kan worden gecontroleerd
door (al dan niet met afspraak) een bezoek aan een activiteit, een bedrijf of een bouwwerk te
brengen. Dit kan ook een “ongepland” bezoek zijn naar aanleiding van wat tijdens een
algemene inspectieronde wordt geconstateerd of naar aanleiding van een klacht of een
(melding van een) ongewoon voorval. Samengevat: onder toezicht wordt verstaan het
controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd.
De eventuele overtredingen van de regels en voorschriften worden tijdens het uitoefenen van
toezicht gesignaleerd en daarop worden dan eventuele acties ondernomen. Er zijn twee
hoofdvormen van toezicht te onderscheiden, namelijk preventief en repressief toezicht.
Preventief toezicht is het controleren van wettelijke bepalingen zonder dat daartoe een
aanleiding bestaat in de vorm van concrete aanwijzingen voor niet-naleving van de wettelijke
bepalingen. Preventief toezicht heeft dan het karakter van regulier toezicht.
Er wordt van repressief toezicht gesproken als het toezichtbezoek gebaseerd is op
aanwijzingen van niet-naleving van gestelde regels, bijvoorbeeld bij een klacht, een ongewoon
voorval of na een eerdere controle. We benadrukken dat bedrijven primair verantwoordelijk
blijven voor het naleven van de regels. Elke controle is een momentopname en het risico
bestaat dat niet alles wordt gecontroleerd of geconstateerd.
Doel van toezicht en deze strategie
Toezicht en handhaving staan regelmatig hoog op de politieke en maatschappelijke agenda.
Naleving van regelgeving is in onze samenleving namelijk geen vanzelfsprekendheid. Gezien
de risico’s van bepaalde maatschappelijke activiteiten in de fysieke omgeving, die in het
verleden tot incidenten en rampen hebben geleid en die dat nu en in de toekomst nog steeds
kunnen doen, is naleving van regels, die die risico’s trachten te beheersen, van cruciaal
Het doel van toezicht is dat het naleven van de gestelde regels leidt tot een kleinere kans op
het ontstaan van risico’s. Voorwaarde daarbij is wel dat de gestelde regels eenduidig, correct
en duidelijk zijn gesteld en toepasbaar zijn op de betreffende situatie. De druk op de controles
op activiteiten, van vergunningen, ontheffingen en meldingen, waarmee wordt toegezien op de
naleving van de gestelde regels, is groot. Daarom worden er eisen gesteld aan de wijze
waarop het toezicht wordt uitgevoerd. De mate waarin regels worden nageleefd is afhankelijk
van de spontane naleving maar ook van controle en sancties. In deze strategie wordt
aangegeven welke vormen van toezicht gehanteerd kunnen worden. In het jaarlijks op te
stellen uitvoeringsprogramma wordt aangegeven waar welke vorm van toezicht wordt ingezet.
De toezichtstrategie is een beslissingsondersteunend systeem dat gericht is op het op een
zelfde wijze uitvoeren van toezichtwerkzaamheden in overeenkomstige gevallen. De doelen
hiervan zijn het bereiken van transparantie, professionaliteit, rechtszekerheid en
rechtsgelijkheid voor diegenen waarop het toezicht zich richt en het voorzien in een hoge mate
van effectiviteit en efficiency voor de uitvoerende diensten. Zodanig dat de zo hoogst
mogelijke maatschappelijke effecten tegen de zo laagst mogelijke inspanningen en kosten
worden bereikt. De strategie heeft betrekking op de werkwijze die wordt gevolgd voor dat deel
van het traject dat loopt van het uitvoeringsprogramma tot en met het al dan niet constateren
van de overtreding en het waar nodig bepalen van de ernst van de overtreding. Zodra een
overtreding is geconstateerd wordt overgegaan op een andere strategie. Dit zal over het
algemeen de sanctiestrategie zijn. In uitzonderlijke gevallen kan worden besloten de
Het toezicht, dat door en voor de gemeenten en de provincie wordt verricht wordt opgenomen
in een jaarlijks uitvoeringsprogramma. Om effectief en doelmatig te werk te gaan is het vaak
nodig om de verschillende vormen van toezicht naast elkaar te hanteren. De ODT kiest
uiteindelijk voor de meest optimale vorm.
Wij onderscheiden de volgende vormen van toezicht.
Deze vorm is gekoppeld aan het afgeven van een omgevingsvergunning, ontheffing of het
accepteren van een melding voor nieuwe activiteiten of wijzigingen daarvan.
De oplevercontrole vooraf is zeer doelmatig wanneer juist tijdens de bouw of inrichting cruciale
voorschriften gecontroleerd kunnen worden, bijvoorvoorbeeld tijdens de bouw van een
Daarnaast spreken we van een oplevercontrole wanneer er sprake is van een nieuwe of andere
situatie en er extra aandacht vereist is. Aandacht voor de uitvoering of aanwezigheid van
voorgeschreven voorzieningen. Maar ook vanuit preventief opzicht is de oplevercontrole dan
belangrijk: zijn de regels bekend bij de aanvrager? Deze oplevercontrole levert een goed
beeld op hoe het gesteld is met de naleving van regelgeving en kan dan ook van invloed zijn
op de frequentie waarin in de toekomst toezicht wordt uitgeoefend.
Reeds bestaande bedrijven, objecten, installaties of activiteiten worden op basis van een
risicoanalyse volgens een bepaalde frequentie bezocht. Belangrijk hierbij is het risico voor de
brandveiligheid, constructieve veiligheid en omgevingsveiligheid. Een toezichtsplan voor
bepaalde branches/activiteiten is een goed hulpmiddel om de meest relevante aspecten te
controleren. Een toezichtsplan is ook geschikt wanneer het een complex bedrijf betreft of een
bedrijf met een grote handhavingshistorie of wanneer er veel afstemming met partners nodig
Deze vorm van toezicht richt zich op een bepaald thema uit de regelgeving. Zo wordt in een
korte tijd inzicht verkregen in het naleefgedrag voor dat thema. Aanleiding kan zijn het
vermoeden dat op dit punt de regels niet in acht worden genomen. Vaak vallen dit soort
controles binnen een project waarvoor een projectplan wordt geschreven. Een voorbeeld
hiervan is de controle op het onderhoud van grote stookinstallaties in gebouwen in het kader
In dit geval spreken we van toezicht in het vrije veld of op basis van bijvoorbeeld een
beheerplan of het bedrijvenbestand. Deze vorm van toezicht is meer gericht op het preventief
aanwezig zijn in een stadsdeel, op een industrieterrein of in het buitengebied. Het is belangrijk
dat bij het toezicht rekening wordt gehouden met de kans dat niet naleving van de regels zich
zal voordoen en activiteiten niet bij ons bekend zijn terwijl men dit wel had moeten melden
(zicht krijgen op illegale activiteiten)
Deze vorm wordt ook wel de controle ‘van achter het bureau’ genoemd. Een administratieve
controle richt zich op de juiste registratie van wettelijke verplichtingen. Dus bijvoorbeeld een
controle of aan keurings- en certificeringsverplichtingen is voldaan. Indien daartoe aanleiding
bestaat zal er een controle ter plaatse worden gehouden.
Reden voor deze controle is een binnengekomen klacht of melding van een calamiteit of
Als uitvloeisel van de onder punt 1 tot en met 6 uitgevoerde toezichtsvormen kan zijn dat een
handhavingsprocedure wordt gestart om overtredingen op te heffen. Tijdens deze procedure is
het nodig een vinger aan de pols te houden of de illegale situatie al dan niet is opgeheven
en/of sancties nodig zijn. Het gaat hier dus om controles die worden gehouden na een
vooraanschrijving, een opgelegde dwangsom- of bestuursdwangbeschikking of genomen
beschikking tot gedogen of het intrekken van een vergunning. De controle richt zich alleen op
de overtreding(en) waarop de brief of beschikking betrekking heeft. Van de controle wordt een
verslag gemaakt dat moet voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in het protocol
Toezicht tijdens de verschillende fasen
Toezicht vindt op verschillende momenten plaats. De toezichtstrategie biedt hiervoor een
aantal richtlijnen om een uniforme aanpak van controles van bedrijven, instellingen en
objecten te bereiken. Dit mede omdat toezicht op de verschillende aspecten door verschillende
toezichthouders plaatsvindt, eventueel al dan niet gezamenlijk in het kader van het integrale
aspect. We kennen daarin verschillende fasen.
De realisatiefase heeft voornamelijk te maken met de activiteiten slopen, inrichten, aanleggen
en bouwen. Het toezicht kan plaatsvinden op onderdelen (op basis van prioriteitstelling), maar
kan ook een controle van alle vigerende regelgeving en vergunde voorschriften betekenen.
Bij de beheer- of gebruiksfase is allereerst sprake van planmatige (on)aangekondigde
controles, de zogenaamde bedrijfs-, instellings- of objectcontrole. De controles kunnen wat
betreft diepgang en reikwijdte verschillen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een
deelcontrole en een volledige controle. Het betreft beiden visuele controles. De deelcontrole is
gericht op een beperkt aantal thema’s of onderwerpen. Een volledige controle is juist gericht
op meerdere of alle thema’s of onderwerpen.
Controles in de beheer- of gebruiksfase kunnen op verschillende manieren worden
georganiseerd. Per bedrijf of gebied, per thema of onderwerp, zoals:
Tot slot bestaat nog de sloopfase. Tijdens deze fase worden betreffende bouwwerken gesloopt
en wordt een controle uitgevoerd van alle geldende wet- en regelgeving en vergunde
BIJLAGE 6: AFWEGINGSKADER GEDOGEN
We hebben een beginselplicht tot handhaven. Dit betekent dat we op iedere overtreding die we
zien moeten reageren met een passende interventie volgens de sanctiestrategie. Alleen in
uitzonderlijke omstandigheden zien we af van handhaving. Dat staat los van eventueel
strafrechtelijk optreden. In dit afwegingskader staat in welke situaties en onder welke condities
Definitie van gedogen: “Het bestuur dat bevoegd is tot handhaving ziet bewust (tijdelijk) af
van optreden tegen een overtreding.”
Gedogen is feitelijk geen juiste term. Met ‘gedogen’ wordt bedoeld dat de gemeente niet
handhaaft. Gedogen leidt niet tot een besluit en er kan daarom ook geen bezwaar en beroep
tegen worden ingediend. Omdat het woord ‘gedogen’ zo algemeen is ingeburgerd, gebruiken
wij dit wel in dit afwegingskader. We kijken bij het toepassen van het afwegingskader altijd als
eerste stap of er samenloop is met andere regelgeving en of het gedogen niet in strijd is met
andere wet- en regelgeving. We letten daarbij op eigen regels maar ook op die van andere
We volgen de vaste jurisprudentie over gedogen van de afdeling bestuursrechtspraak van de
“Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding
van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een
last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken.
Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit
niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan
handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen
belangen, dat van optreden in de concrete situatie behoort te worden afgezien”.
We gebruiken ook de regeringsnota “Grenzen aan gedogen” als kader.
Gedogen passen we alleen in uitzonderlijke en/of spoedeisende situaties toe. ‘Alleen in
uitzonderlijke en/of spoedeisende situaties kan de gemeente besluiten niet handhavend op te
treden.’ Onze uitgangspunten zijn:
Een gedoogreactie of -brief is geen formeel besluit, en ook de weigering of intrekking van een
gedoogreactie niet. Het gedogen kan dan ook niet worden aangevochten bij de
bestuursrechter. Dit laat onverlet dat anderen in zo’n geval wel om handhaving kunnen
verzoeken. Op dergelijke verzoeken moeten we reageren en zal volgens de vastgestelde
handhavingsstrategie worden gehandeld, tenzij dit gedoogkader ruimte biedt om daar van af
te zien. We kunnen gedogen bij overgang- en overmachtssituaties. Aan het gedogen kunnen
we voorwaarden verbinden die we controleren.
We houden actief toezicht op gedoogsituaties. We kijken of het gedogen nog actueel is en of
de geadresseerde de opgelegde beperkingen en voorwaarden naleeft.