Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hof van Twente

VTH-BELEID TWENTE MET NADERE UITWERKING

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHof van Twente
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVTH-BELEID TWENTE MET NADERE UITWERKING
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp
Externe bijlagenNadere uitwerking VTH beleid VTH beleid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-06-2023VTH beleid Twente met Nadere uitwerking

27-06-2023

gmb-2023-386545

Tekst van de regeling

Intitulé

VTH-BELEID TWENTE MET NADERE UITWERKING

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente,

 

Besluiten:

 

Gelet op artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht:

 

 

 

 

  • 1.

    In te stemmen met het ‘VTH-beleid Twente’ inclusief de Nadere Uitwerking voor de standaardtaken die door de Omgevingsdienst Twente worden uitgevoerd;

 

  • 2.

    In te stemmen met het ‘VTH-beleid Twente’ als de basis waarmee het uniforme uit-voeringsprogramma voor de ODT-taken kan worden opgesteld;

 

  • 3.

    In te stemmen met het ‘VTH-beleid Twente’ voor de plustaken die in de Omgevings-dienst Twente worden ingebracht en voor de achterblijvende taken;

 

  • 4.

    Het ‘VTH-beleid Twente’ inclusief Nadere Uitwerking overeenkomstig artikel 7.2, negende lid, van het Besluit omgevingsrecht ter kennisgeving aan te bieden aan de gemeenteraad.

Het ‘VTH-beleid Twente’ inclusief de Nadere Uitwerking wordt op grond van artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht, ter inzage gelegd.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente van 27 juni 2023.

Burgemeester en wethouders van Hof van Twente,

de secretaris, de burgemeester,

drs. D. Lacroix drs. H.A.M. Nauta-van Moorsel MPM

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VTH beleid Twente

 

INHOUDSOPGAVE

 

INHOUDSOPGAVE

  • 1.

    INLEIDING 3

    • 1.

      Aanleiding 3

    • 2.

      Doel van het plan 3

    • 3.

      Scope van het plan 4

    • 4.

      Uitgangspunten 4

  • 2.

    MISSIE & VISIE 6

    • 1.

      Missie 6

    • 2.

      Visie 6

  • 3.

    GEBIEDSBESCHRIJVING 7

  • 4.

    ONTWIKKELINGEN EN BELEIDSTHEMA’S 9

    • 1.

      Ontwikkelingen 9

    • 2.

      Beleidsthema’s 13

  • 5.

    PROBLEEMANALYSE 19

    • 1.

      Waar willen we naar toe? 19

    • 2.

      Met wie? 20

  • 6.

    DOELEN VERGUNNINGEN, TOEZICHT EN HANDHAVING 22

    • 1.

      Algemene doelstelling VTH 22

    • 2.

      Beleidsdoelen 23

  • 7.

    KWALITEITSZORG EN KWALITEITSBORGING 24

  • 8.

    VTH-STRATEGIEËN 26

    • 1.

      Preventiestrategie 26

    • 2.

      Vergunningenstrategie 27

    • 3.

      Toezichtstrategie 28

    • 4.

      Sanctiestrategie 29

    • 5.

      Afwegingskader gedogen 29

NADERE UITWERKING 30

1. INLEIDING

Voor u ligt het uniforme beleid voor vergunningen, toezicht en handhaving (hierna: VTH) van

alle gemeenten in de regio Twente en de provincie Overijssel. De verplichting tot het

vaststellen van uniform beleid voor uitvoering (vergunningen en toezicht) en handhaving staat

omschreven in het Omgevingsbesluit. Dit VTH-beleid heeft betrekking op de (milieu)taken die

sinds 1 januari 2019 door de Omgevingsdienst Twente (hierna: ODT) worden uitgevoerd. In dit

hoofdstuk wordt de aanleiding en het doel van dit beleidsplan toegelicht.

 

1.1 Aanleiding

Met de komst van de Omgevingswet (Ow) is het aan de bevoegde gezagen om voor de

bedoelde basistaken (milieu) van de ODT uniform VTH-beleid op te stellen. Zo wordt

bijgedragen aan een strategische en programmatische benadering, met gemotiveerde doelen

en geprioriteerde werkzaamheden. Onder het basistakenpakket worden VTH-taken verstaan

met betrekking tot omgevingsvergunningen milieu, meldingen en beschikkingen. In Twente is

het basistakenpakket uitgebreid tot het milieubrede takenpakket, ook wel het standaardpakket

genoemd.

 

 

Binnen deze samenwerking laten de gemeenten en de provincie Overijssel ten minste het

standaardpakket door de ODT uitvoeren. Het Omgevingsbesluit geeft procescriteria voor het

op te stellen VTH-beleid. Zo moet het beleid uniform zijn en moeten doelen worden gesteld die

de ODT moet behalen. Het Omgevingsbesluit geeft daarnaast aan dat waar nodig dient te

worden afgestemd met beleid dat is opgesteld door andere bestuursorganen, zoals die van

latende organisaties, de waterschappen en andere OD’s in aangrenzende regio’s (in geval van

bijvoorbeeld ketentoezicht). Dit beleid biedt tevens inzicht in de afspraken die door

bestuursorganen onderling en met de instanties die zijn belast met de strafrechtelijke

handhaving zijn gemaakt over samenwerking bij en afstemming met de werkzaamheden.

 

 

1.2 Doel van het plan

Dit Twentse VTH-beleidsplan zal blijvend worden

doorontwikkeld. Het belangrijkste in het VTH-beleid is

kwaliteit. Met elkaar hebben we in Twente aan dit woord

lading gegeven en de elementen benoemd die we

belangrijk vinden. Een proces dat het begin is van een

reis waarin we samen moeten blijven leren en

ontwikkelen. Dat doen we niet alleen, maar met veertien

gemeenten en de provincie en alle andere partners die

een belangrijk onderdeel vormen in het slagen van dit

beleid. Samen een lerende organisatie zijn en continu

leren en verbeteren. Deze ontwikkeling zal worden

gevoed vanuit de beleids- en uitvoeringscyclus. Een

belangrijk element in dit beleid om met elkaar te staan

voor kwaliteit en deze goed te borgen.

 

 

Het VTH-beleid voor de ODT is binnen Twente uniform. Dit laat echter onverlet dat elke

partner zijn eigen autonomie heeft voor wat betreft de VTH-taken. Dit VTH-beleid legt hierom

het minimale uit te voeren (kwaliteits)niveau vast. Elke partner kan aanvullend hierop

zijn/haar bestuurlijke prioriteiten door de ODT laten uitvoeren. De resultaten van de

bestuurlijke prioriteiten en de uitwerking van de doelen en indicatoren worden opgenomen in

het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en de daaruit voortkomende jaaropdracht aan de ODT.

 

 

1.3 Scope van het plan

Dit VTH-beleidsplan ziet op de taken zoals deze zijn ingebracht in de ODT, het zogenoemde

standaardpakket. Individueel kunnen partners ervoor kiezen om dit beleidsplan ook van

toepassing te verklaren op de zogenoemde thuistaken en/of plustaken.

 

 

Bedrijvenbestand

De ODT voert de taken overeenkomstig het standaardpakket (milieubreed) uit en ziet toe op

de naleving van de milieuregels. Dit werkgebied milieu beslaat een bedrijvenbestand van circa

18.500 bedrijven in Twente. Dit zijn voor het overgrote deel gemeentelijke bedrijven. Een

beperkt aantal bedrijven valt onder de bevoegdheid van de provincie omdat er een hoger

milieurisico bestaat. Hieronder vallen ook de Seveso- en RIE-bedrijven (Richtlijn Industriële

Emissies), waarvoor de VTH-taken bij de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN), één van

de zes BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) Omgevingsdiensten, zijn belegd en niet bij de

ODT.

 

 

1.4 Uitgangspunten

De uitgangspunten in dit VTH-beleidsplan zijn:

 

Kwaliteit en dienstverleningsprincipes

In dit beleidsplan staat kwaliteit centraal. Met de komst van de Omgevingswet moeten we

zaken anders regelen, maar belangrijker nog, dingen met elkaar op een andere manier gaan

doen. Landelijk zijn er dienstverleningsprincipes benoemd die voor de nieuwe manier van

werken centraal staan en die de kwaliteit die we met elkaar in dit VTH-beleid willen uitvoeren,

ondersteunen. Ze vormen de richtlijnen voor de gewenste klantbeleving. Deze

belevingsprincipes zijn opgesteld op basis van klantbehoeften uit het landelijk uitgevoerde

kwalitatieve klantonderzoek en de klantgerichte strategie van de Omgevingswet. Dit zijn de

principes: snel, persoonlijk, betrokken, eenvoudig, relevant, transparant en consistent.

 

 

Risicogestuurd werken en integraal werken

De rode draad in dit VTH-beleidsplan is risicogestuurd werken. Door risicogestuurd te werken

moeten (door vergunningverlening met voorschriften) effecten die ontstaan door activiteiten

beter worden beheerst en (door toezicht en handhaving) het aantal en de ernst van

overtredingen worden teruggebracht. De capaciteit voor vergunningen, toezicht en handhaving

zal daar worden ingezet waar de problemen en risico’s het grootst zijn en daarmee de veilige

en gezonde fysieke leefomgeving zo optimaal mogelijk worden beheerd, gebruikt en

ontwikkeld.

 

 

Integrale aanpak en integraal denken zullen hierbij veel aandacht krijgen met alle

samenwerkingspartners. De vergunningverleners, toezichthouders en juristen werken zoveel

mogelijk samen met (externe) partners. Hieronder vallen onder andere de Veiligheidsregio

Twente, Politie, Gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD), woningbouwverenigingen,

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waterschappen, Openbaar Ministerie (OM),

sociale recherche, douane en Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).

 

 

Informatie- en datagestuurd werken

De hoeveelheid beschikbare data is de afgelopen jaren geëxplodeerd. Deze zee aan data en

nieuwe technologieën bieden allerlei mogelijkheden. Zo kunnen maatschappelijke opgaven

vanuit een op data gebaseerd perspectief geanalyseerd worden, waarbij keuzes gemaakt

kunnen worden op basis van feiten in plaats van ervaringen.

 

 

Werken met data wordt dus steeds belangrijker. Daarom is het van belang dat de organisatie

data aan de systemen kan onttrekken en medewerkers voldoende kennis hebben om met data

te werken. Dit beleidsplan kan daardoor beter onderbouwd worden, de uitvoering gemonitord

en bijgestuurd worden met data. Het proces moet zodanig worden ingericht dat helder en

transparant is in hoeverre de gestelde doelen zijn gerealiseerd.

 

 

Werkende beleids- en uitvoeringscyclus

Jaarlijks wordt het VTH-beleidsplan uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. In het

uitvoeringsprogramma wordt opgenomen welke concrete prioriteiten en doelen voor het

betreffende jaar worden gesteld en wordt de capaciteit voor dat jaar verdeeld. De prioriteiten

worden gebaseerd op de probleemanalyse en het bijbehorende ambitieniveau zoals

weergegeven in dit Twentse VTH-beleid. Twee keer per jaar wordt gemonitord of de geplande

werkzaamheden uit het uitvoeringsprogramma gehaald en uitgevoerd zijn. Op basis van

resultaten kan tussentijds bijgestuurd worden. Aan het begin van het daaropvolgende

kalenderjaar wordt het uitvoeringsprogramma gerapporteerd (jaarverslag VTH). Eventueel

wordt op basis van deze resultaten en ontwikkelingen het VTH-beleidsplan bijgesteld.

 

 

De komende jaren worden in de uitvoeringsprogramma’s de beleidsdoelen, zoals omschreven

in de Nadere Uitwerking van dit VTH-beleid, concreet uitgewerkt middels indicatoren. Hierbij is

het van belang om juiste data te koppelen aan de desbetreffende beleidsdoelen. Dit wordt de

komende jaren nader vormgegeven.

 

 

2. MISSIE & VISIE

In dit hoofdstuk zijn de missie en de visie geformuleerd, die leidend zijn voor het VTH-beleid.

Wat willen we bereiken de komende tijd, welke kernwaarden willen we met elkaar afspreken,

welke ambitie hebben we met elkaar?

 

 

2.1 Missie

De missie gaat over het heden, waarom bestaan we, identiteit

en waarden en overtuigingen – waar staan we voor.

 

 

Met het vaststellen van dit beleid werken we de volgende

missie uit:

 

 

Een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving. Om dat te

bereiken werken we vanuit vertrouwen intensief samen. Vanuit

kwaliteit en gericht op dienstverlening staan we in verbinding

met elkaar. We zetten daarbij onze deskundigheid in, zijn

betrouwbaar en objectief.

 

 

2.2 Visie

De visie gaat vooral over de toekomst, wat willen we worden,

wat zijn onze kernwaarden, idealen en ambities en waar wil je

aan herkend worden – waar gaan we voor.

  • Kwaliteit staat centraal in ons werken! Professionele medewerkers maken hierbij het verschil. Ze zijn deskundig, weten wat er speelt en zijn uitstekend bereikbaar en benaderbaar. We werken continu aan de verbetering van de dienstverlening, waarbij we aansluiten bij de dienstverleningsprincipes van de Omgevingswet.

  • Wij staan voor goede uitvoeringskwaliteit van vergunningen, toezicht en handhaving. We richten ons op de gehele keten en werken integraal.

  • We zoeken de balans tussen een gelijk speelveld en gebiedsspecifiek. In de basis gaan we voor uniformiteit voor inwoners en bedrijven met mogelijkheden voor lokaal maatwerk met een minimale ondergrens.

  • Wij delen onze deskundigheid en kennis met ketenpartners en zetten ons netwerk optimaal in.

  • De governance hanteren we in de praktijk (opdrachtgever – opdrachtnemerrelatie) door te werken vanuit rolbesef en we zijn rolvast.

  • We professionaliseren de beleids- en uitvoeringscyclus door alle stappen vorm te geven.

 

 

3. GEBIEDSBESCHRIJVING

In dit hoofdstuk wordt de omgeving van Twente in kaart gebracht en dient als referentiekader

voor het VTH-beleid. Hierin worden de kenmerken, identiteit en de problemen van de

ontwikkelingen beschreven.

 

 

Gebiedsbeschrijving

In Overijssel zijn twee omgevingsdiensten: OD IJsselland en OD Twente (ODT). De ODT

bestaat uit veertien gemeenten: Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen,

Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen,

Twenterand, Wierden en daarnaast de provincie Overijssel. De totale oppervlakte beslaat

1503,72 km2 en Twente herbergt circa 620.000 inwoners. De regio Twente vormt tevens een

van de vijf politiedistricten in Oost-Nederland. Het werkgebied van de ODT valt (gedeeltelijk)

samen met de grenzen van de Veiligheidsregio, de Regio Twente en de GGD en omvat delen

van het gebied van het Waterschap Vechtstromen, Waterschap Drents-Overijsselse Delta en

Waterschap Rijn en IJssel. De ODT werkt waar nodig samen in de bovengenoemde Twentse

samenwerkingsverbanden.

 

 

De bevolking in Twente heeft een stevige en nuchterementaliteit, waar veel waarde wordt gehecht aan sociaalculturele aspecten zoals het noaberschap. Inwoners en ondernemers zijn trots op hun lokale afkomst (roots) en zijn daarnaast vooral trots Twentenaar. De regio kenmerkt zich door uitersten, van autonoom denken tot verregaande samenwerking. Hoewel elke gemeente veel waarde hecht aan haar eigen identiteit, is het zijn van een Twentenaar een sterke bindende factor in Twente.

 

 

Twente is een ondernemende regio met innovatiekracht, waarin techniek een belangrijke rol

speelt in een prachtige groene omgeving en met een sterke identiteit. De stedelijke en

landelijke gemeenten vormen een samenhangend gebied, met alle benodigde voorzieningen

voor wonen, werken en recreëren. Met een nuchtere Twentse aanpak en vakmanschap leveren

wij een bijdrage aan het versterken van Twente als innovatieve en ondernemende topregio.

Een duurzame en vitale regio waar, naast uitgebreide stedelijke voorzieningen, rust en ruimte

is om gezond te leven, te werken en te recreëren. De Twentse samenwerking versterkt dit

ecosysteem, maar kent ook zijn beperkingen. Twente is een grensregio met ondermijnende

activiteiten zowel in stedelijk gebied als op het platteland en de natuurgebieden.

 

 

Historie

Twente kent een typerende menging van stedelijkheid en landelijkheid. De regio kent delen die

erg agrarisch van karakter zijn. In het stedelijk gebied is een rijk industrieel verleden. Dit geldt

met name voor Enschede, Hengelo en Almelo maar ook voor meerdere kleinere gemeenten.

Deze historie heeft op diverse plekken zijn sporen nagelaten in ondergrondse en bovengrondse

vervuilingen. In Goor was een grote asbestcement fabriek gevestigd, die de reden is dat in een

aanzienlijk deel van de regio asbestverontreinigingen in de bodem aanwezig zijn. In de wijde

omgeving van Hengelo wordt sinds begin 20e eeuw zout gewonnen. De ontwikkeling om de

hier ontstane cavernes weer te vullen, wordt met argusogen gevolgd. Een recentere

gebeurtenis die nog steeds een grote impact heeft, is de vuurwerkramp van 13 mei 2000 in

Enschede.

 

 

Heden

Vanuit het industriële verleden is nog steeds het stedelijke netwerk Twente (Enschede,

Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne) een van de motoren van de Overijsselse economie en

cultuur. Netwerkstad Twente neemt door haar profiel als kennisintensieve topregio met goede

internationale verbindingen een eigen positie in. Enschede, Hengelo en Almelo nemen een

centrumfunctie die van (boven)regionale betekenis is. Hier is de werkgelegenheid

geconcentreerd en is de ‘massa’ en het innovatieve klimaat te vinden dat zo belangrijk is voor

de concurrentiepositie van Overijssel. In genoemde steden bevinden zich ongeveer alle

mogelijke milieu bedrijven, met alle problematiek die men elders in het land ook vindt. Er zijn

meerdere, grote industriële bedrijven met internationale uitstraling.

 

 

In het werkgebied zijn belangrijke grensoverschrijdende transportaders aanwezig zowel over

de weg als over het spoor. Denk hierbij ook aan vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast is

het Twentekanaal een belangrijke transportader met overslagterminals.

 

 

4. ONTWIKKELINGEN EN BELEIDSTHEMA’S

Bij de totstandkoming van dit beleidsdocument is rekening gehouden met landelijke

beleidsontwikkelingen en (toekomstige) wijzigingen in wetgeving.

 

 

4.1 Ontwikkelingen

Versterking VTH-stelsel

De complexiteit in de fysieke leefomgeving is fors toegenomen. Daarom wordt er landelijk

ingezet op structurele verbeteringen van het huidige VTH-stelsel, wat één van de pijlers is om

binnen het milieudomein in te zetten op een schonere, gezondere en veiligere leefomgeving.

Dit doel wordt niet alleen nagestreefd door het Rijk als stelselverantwoordelijke voor het

VTH-stelsel als geheel. Ook alle andere betrokken partners in het VTH-stelsel (provincies,

gemeenten en omgevingsdiensten) streven hiernaar, met ieder hun eigen

verantwoordelijkheden en plaats binnen het stelsel.

 

 

Het VTH-stelsel is een dynamisch stelsel en zal gezien alle opgaves blijven door ontwikkelen.

Het kabinet heeft in het Coalitieakkoord structureel geld vrijgemaakt voor het versterken van

het VTH-stelsel.

 

 

Tijdslijn VTH stelsel

Tweejaarlijks wordt de wet VTH geëvalueerd op de kwaliteit van het VTH-stelsel. De

opdrachtgever van deze evaluaties was de Minister Milieu en Wonen. Evaluatie 2 geeft inzicht

in de kwaliteit van uitvoering van:

  • 1.

    De basistaken (verplicht) en plustaken (vrijwillig);

  • 2.

    De achterblijvende taken.

Op basis van de evaluaties Berenschot is een

Uitvoeringsagenda VTH opgesteld (’Boef of Buur’).

Er is door de Staatsecretaris van Infrastructuur en

Waterstaat (I&W) een opdracht aan de adviescommissie

VTH gegeven onder leiding van de commissie Van

Aartsen.

De opdracht was: ‘Wat is er bereikt, hoe past het bij de

bedoeling van het VTH-stelsel en wat is aanvullend

nodig om het stelsel te verbeteren?’. Vervolgens zijn

meerdere onderzoeken naar de kwaliteit van het VTHstelsel gepubliceerd.

 

 

Naast het versterken van het VTH-stelsel is in opdracht van het Ministerie van Justitie en

Veiligheid (J&V) en het Ministerie van I&W een verkenning uitgevoerd door het Centrum voor

Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CVV) naar knelpunten in de uitvoering met betrekking tot

milieucriminaliteit (Boef of Buur). Over de aanpak van milieucriminaliteit zijn ook meerdere

rapporten verschenen. Het gaat hierbij om afstemming tussen bestuursrecht en strafrecht

waarbij iedere betrokken partij zijn eigen rol, doel en verantwoordelijkheid heeft. Bij

milieucriminaliteit kan strafrechtelijk worden opgetreden. Bij milieuovertredingen kan

bestuursrechtelijk worden opgetreden. Ze vullen elkaar aan, maar hebben wel beide een ander

doel. Bestuurlijk handhaven is efficiënter en sneller. Bij veel bedrijven is door middel van een

gesprek al iets te bereiken, maar dat is anders bij bewuste en grote overtredingen en

misdrijven (criminaliteit). Het is belangrijk om samen op te treden en gezamenlijk afspraken te

maken met ketenpartners.

 

 

Het rapport van de adviescommissie VTH onder leiding van Van Aartsen kreeg veel aandacht in

de media. Dit bracht een landelijke discussie op gang over de kwaliteit van het VTH-stelsel met

daaraan gekoppeld de adviezen en aanbevelingen die in de

verschillende rapporten zijn gedaan.

 

 

Er is een uitvoeringsprogramma “Liever een goede buur!”

opgesteld waarin het Rijk, provincies en gemeenten samen

optrekken om VTH te versterken en milieucriminaliteit

tegen te gaan.

 

 

Twente

Begin 2022 vond onder voorzitterschap van mevrouw

Sorgdrager een eerste bestuurlijke bijeenkomst in Twente

plaats over de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. Het doel tijdens deze bijeenkomst

was om gezamenlijk de inhoud van de verschillende rapporten te verkennen en vanuit een

breder perspectief te bekijken wat nodig is om de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren.

Niet alleen met het oog op de omgevingsdiensten, maar ook met een kritische blik richting de

rijksoverheden voor uitvoerbaar milieubeleid. In Twente zullen we verder met elkaar in

gesprek gaan op welke manier we in Twente vorm kunnen geven aan het interbestuurlijk

programma dat er inmiddels ligt. Dit VTH-beleid is een eerste stap in de richting en zal zich

blijven door ontwikkelen gezien alle opgaven die er liggen.

 

 

Interbestuurlijk programma

Het versterken van het VTH-stelsel wordt de komende jaren verder vormgegeven in het

interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel. In dit programma krijgen genoemde

onderzoeken en het uitvoeringsprogramma een plek. Er is voor de zomer 2022 een kamerbrief

verstuurd met het programmaplan van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel

voor milieu (IBP).

 

 

Met het IBP werken partijen primair aan het realiseren van een schonere, gezondere en

veiligere leefomgeving voor alle burgers in Nederland. Milieucriminaliteit zal hierdoor steviger

kunnen worden aangepakt. Consequente en stevige handhaving werkt preventief, verkleint

milieurisico’s en voorkomt potentieel hoge saneringskosten en boetes. De vermijdbare

milieuschade moet zoveel mogelijk omlaag.

 

 

Het IBP kent zes pijlers waarin alle aanbevelingen van de commissie Van Aartsen

worden opgepakt, met uitzondering van aanbeveling 4 over het basistakenpakket.

De opvolging van deze aanbeveling is al buiten het IBP in gang gezet. In het

programmaplan IBP zijn per pijler de programmadoelen uitgewerkt, inclusief de planning.

 

 

De zes pijlers zijn:

  • 1.

    Robuuste omgevingsdiensten en financiering;

  • 2.

    Bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving en vervolging;

  • 3.

    Informatievoorziening VTH;

  • 4.

    Kennisinfrastructuur en arbeidsmarkt;

  • 5.

    Onafhankelijke uitvoering van toezicht en handhaving;

  • 6.

    Monitoring kwaliteit milieutoezicht.

 

 

Transitieopgave van de Omgevingswet

Het huidige Omgevingsrecht is verbrokkeld en verdeeld over vele tientallen wetten, besluiten

(AMvB’s) en ministeriële regelingen. Er zijn aparte wetten voor ruimtelijke ordening, bouwen,

verschillende milieuthema’s (geluid, lucht, geur, bodem etc.), externe veiligheid, water,

mijnbouw, monumentenzorg, natuur, landschap en ecologie infrastructuur. Deze verbrokkeling

leidt tot afstemmings- en coördinatieproblemen, en verminderde kenbaarheid en bruikbaarheid

voor alle gebruikers. De Omgevingswet is nodig om te komen tot één afgestemd

instrumentarium voor de integrale aanpak van nieuwe initiatieven en de duurzame

ontwikkeling van de fysieke leefomgeving.

 

 

Om dit voor elkaar te krijgen zijn vier verbeterdoelen benoemd:

  • 1.

    Het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht;

  • 2.

    Het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;

  • 3.

    Het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de fysieke leefomgeving;

  • 4.

    Het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.

 

 

De Omgevingswet vraagt naast inhoudelijke kennis ook vaardigheden om op een goede manier

invulling te geven aan de instrumenten. Het gaat om een andere houding en gedrag. De

Omgevingswet vraagt om integraal denken en handelen, meer samenwerking binnen en tussen

organisaties, meer meedenken met initiatiefnemers en uiteraard de omgeving waar het

initiatief plaatsvindt. Dit sluit aan bij de dienstverleningsprincipes onder de Omgevingswet.

 

 

Het gaat straks van:

  • Een “nee tenzij” naar “ja mits” benadering;

  • Sectorale naar integrale afwegingen;

  • Intern naar extern gericht werken;

  • Vasthouden aan regels naar loslaten;

  • Van wantrouwen naar vertrouwen;

  • Omgevingsvergunningen naar algemene normen;

  • Toetsing vooraf naar toetsing achteraf;

  • Het vooropstellen van een activiteit boven een norm.

 

 

Gemeenten en provincie zijn bevoegd gezag om een omgevingsvisie en omgevingsplan op te

stellen. Ook zullen bevoegd gezagen aan moeten geven hoe ze met participatie willen omgaan.

De (beleids)keuzes die hierin worden gemaakt hebben invloed op de uitvoering. Het is van

belang dat hierover afstemming plaatsvindt door de bevoegd gezagen in Twente.

 

 

De verwachting is dat het vooroverleg en de handhaving onder de Omgevingswet een

belangrijkere positie gaat bekleden dan onder het huidige recht. Het nieuwe stelsel beoogt

minder vergunningen, meer zorgplichten en meer algemene regels. Dit leidt ertoe dat waar

voorheen vooraf werd getoetst, de meeste toetsingen in het nieuwe stelsel achteraf gaan

plaatsvinden of waarbij aan de voorkant wordt geadviseerd over plannen. Het gevolg zou

kunnen zijn dat een verschuiving zal plaatsvinden van vergunningen naar advies aan de

voorkant en handhaving.

 

 

Dit Twentse VTH-beleid is opgesteld, rekening houdende met de uitgangspunten van de

Omgevingswet.

 

 

Nationaal milieukader

Het nationaal milieukader is opgesteld door Ministerie van IenW. Het doel is aan de hand van

vier bouwstenen de noodzakelijke milieu- en gezondheidswinst te boeken en waar nodig de

koers te verleggen om te zorgen dat Nederland zich kan blijven ontwikkelen. De hoofdlijn is

dat er steeds meer aandacht moet komen voor voorkomen van milieuverliezen en

milieuschade.

 

 

De vier bouwstenen zijn:

  • 1.

    voorkomen van milieuverliezen;

  • 2.

    beheersen van risico’s van afwenteling;

  • 3.

    voortdurende stapsgewijze verbetering;

  • 4.

    verbinding en samenwerking.

 

 

Dit is een eerste stap naar het bedenken van concrete maatregelen. Er volgt een nationaal

milieuprogramma waarin uiteindelijk de acties worden benoemd om te komen tot minder

milieuschade, minder grondstoffen gebruik, meer gezondheidswinst en meer stimulans naar

ontwikkeling van een circulaire economie.

 

 

Ondermijning

Criminelen maken gebruik van diensten van de bovenwereld. Boven- en onderwereld raken zo

met elkaar verweven. Criminelen beïnvloeden zo onze samenleving. Normen raken vervaagd

en het gevoel van veiligheid en leefbaarheid neemt af. Dit heet ook wel ondermijning. Oog

voor ondermijning maakt inmiddels deel uit van onze werkzaamheden. Waar voorheen vooral

uitsluitend dienstverlenend werd gekeken of initiatieven uit de maatschappij wel of niet

volgens de wensen en/of regels gerealiseerd konden worden, ontstaat nu een meer kritische

blik naar criminele indicatoren bij nieuwe initiatieven.

 

 

Ondermijning staat hoog op de bestuurlijke en politieke agenda. Landelijk is er een

toekomstige agenda ondermijning opgesteld. In Twente is dit gekozen als één van de

ambitieonderwerpen.

 

 

Ondermijning is gemeentegrens-overschrijdend. We zijn daarnaast een internationale

grensregio waarbij in- en uitvoer een belangrijke rol speelt. Een manier om ondermijning

tegen te gaan is om de Bibobtoets uit te voeren in het VTH-proces. In Twente hebben partners

Bibob-beleid voor risicovolle milieubranches. De grondslag hiervoor is de Wet bevordering

integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob). In dit beleid gaat het om de

rol van de omgevingsdienst om gezamenlijk uitvoering te geven aan het Bibob-beleid.

Belangrijk is de actieve uitvoering van het Bibob-beleid door bevoegde gezagen (tegen

ondermijning en het waterbed-effect). De omgevingsdienst heeft een signaleringsfunctie en

maakt onderdeel uit van integrale acties. Gezamenlijk optrekken is essentieel.

 

 

Wijziging van de wet Bibob maakt informatiedeling tussen ketenpartners meer mogelijk. Het is

belangrijk dat het OM het Bibob-register up to date houdt en de overtreder ook gaat

vervolgen, dan worden antecedenten voor de Bibob-toets gegenereerd.

 

 

Nieuwe technologie en digitalisering

De techniek staat niet stil. Gesproken wordt over de vierde industriële revolutie. Het gaat dan

bijvoorbeeld om het gebruik van nieuwe technologie en systemen. Daarnaast wordt digitaal

werken steeds belangrijker; evenals digitaal dossieropbouw, digitale uitwisseling van dossiers,

archivering en thuiswerken. Dit zorgt voor kwetsbaarheid en afhankelijkheid van systemen. De

continuïteit van veel systemen is niet altijd vanzelfsprekend, bijvoorbeeld wanneer er geen

internetverbinding is.

 

 

Nieuwe technologie

De markt is zich steeds aan het ontwikkelen en komt met nieuwe technologieën. Zo ontdekken

organisaties nuttige toepassingen om met drones inzichten te verkrijgen. Veiligheidsregio

Twente heeft hiermee een experiment gedaan. Daarnaast gaat het bijvoorbeeld ook om

nieuwe materialen en technieken die worden toegepast bij bedrijven.

 

 

Systemen

Nieuwe apparaten worden gekoppeld aan een systeem, waarbij vervolgens verschillende

systemen worden gekoppeld om data te verzamelen en te gebruiken. Deze ontwikkelingen

leiden tot nieuwe gevaren, maar kunnen onze veiligheid ook vergroten.

 

 

Kwetsbaarheid digitale systemen

Vanwege de afhankelijkheid van digitale systemen en informatie vinden er steeds meer

cyberincidenten plaats. Ook in Twente zijn cyberaanvallen geweest. Specialistische kennis van

ICT is noodzakelijk voor oplossingen. We moeten dan ook veerkrachtig zijn, kunnen

samenwerken met ‘nieuwe’ partners en we hebben meer specialistische kennis nodig.

 

 

4.2 Beleidsthema’s

Afvalscheiding en recycling

Afvalscheiding en recycling van grondstoffen staat hoog op de agenda in Nederland. In het

Landelijk afvalbeheerplan (LAP3) staat de doelstelling van het afvalbeleid in Nederland en het

beleid voor afvalpreventie en afvalbeheer. De doelstellingen zijn het beperken van het

ontstaan van afvalstoffen, beperken van milieudruk van productieketens en het optimaliseren

van de inzet van afvalstoffen in een circulaire economie. Dit moet opleveren dat er geen afval

meer is en grondstoffen steeds opnieuw gebruikt worden, zonder problemen te verplaatsen

naar andere gebieden of af te wentelen op toekomstige generaties.

 

 

Provincie Overijssel wil groeien naar een circulaire economie, waar een circulaire

kunststofketen onderdeel van uitmaakt. Een economie gericht op hergebruik van grondstoffen

en producten, het voorkomen van afval en het gebruik van hernieuwbare energie. De veertien

Twentse gemeenten streven naar een verdere verbetering van de recycling, oftewel een

circulaire economie waarin grondstoffen worden hergebruikt. Het motto hierbij is: “van afval

naar grondstof’. Een van de aandachtspunten hierbij is het gedrag van alle betrokken partijen.

 

 

Energiebesparing en transitie

Op 28 juni 2019 publiceerde het kabinet het Klimaatakkoord: de Nederlandse uitwerking van

de internationale klimaatafspraken van Parijs (2015). We gaan met elkaar de CO2-uitstoot

sterk verminderen: in 2030 de helft ten opzichte van 1990.

 

 

De Regionale Energiestrategie (RES) Twente verwacht dat het haalbaar is om 1,5 Terawattuur

(TWh) duurzaam op te wekken in 2030. Dat is meer dan het gemiddelde per regio als wordt

uitgegaan van de 35 TWh die landelijk is afgesproken. Vanwege het landelijke karakter heeft

Twente relatief veel ruimte in vergelijking met de meer stedelijke regio’s.

 

 

Om te komen tot een energieneutraal Twente spelen vijf grote uitdagingen:

  • 1.

    Het creëren van bewustwording en draagvlak in de maatschappij voor de verandering van het Twentse energiesysteem;

  • 2.

    Het realiseren van een forse besparing van energie. Zeker in de gebouwen, in mobiliteit en industrie;

  • 3.

    Het opwekken van duurzame energie. Dit kunnen we realiseren door in te zetten op een duurzame energiemix (zon-, wind-, bio- en bodemenergie, evenals waterkracht), met extra aandacht voor het opwekken van duurzame warmte als vervanger van aardgas;

  • 4.

    De opslag van energie en afstemming van vraag en aanbod;

  • 5.

    Inzetten op grootschalig zon op dak, zonnevelden en het plaatsen van windmolens en windturbines om 1,5 TWh elektriciteit op te wekken in 2030. Tevens heeft Twente de potentie om een warmteregio te worden.

 

 

Met de komst van de Omgevingswet verandert voor energiebesparing de wet- en regelgeving.

Energiebesparing voor bedrijven en instellingen wordt dan geregeld in het Bal, het Bbl en de

omgevingsvergunning. De informatieplicht voor bedrijven moet actief worden opgenomen in

het omgevingsplan van de gemeente. Na afloop van MJA3 komt er waarschijnlijk een vervolg

in de vorm van MJA4. Energievoorschriften worden opgenomen in de bruidsschat en kunnen

later worden ondergebracht in het omgevingsplan.

 

 

Klimaatadaptatie

De veranderingen in het klimaat zullen gevolgen hebben voor de inrichting van Nederland. De

strijd tegen het water door de eeuwen heen heeft het Nederlandse landschap gevormd. Het

land en het watersysteem zijn naar onze hand gezet met dijken, polders, kanalen en

ruilverkaveling voor functies als steden en hoogwaardige landbouw. Het maximale is uit onze

bodem gehaald en het watermanagement is tot in de haarvaten van het systeem uitgewerkt.

Dat heeft Nederland tot een dichtbevolkt en welvarend land gemaakt.

 

 

De veranderingen in het klimaat maakt dat we onze aanpak moeten aanpassen. De grenzen

zijn bereikt en op bepaalde plaatsen al overschreden, ook vanuit de internationale en Europese

regels die gelden. Klimaatadaptie is het proces waarbij de samenleving zich aanpast aan het

veranderende klimaat en de schadelijke gevolgen ervan probeert te beperken. Klimaatadaptie

is een van de maatschappelijke opgaven waar voor overheden een taak ligt.

 

 

De Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) brengt nieuwe initiatieven voor klimaatadaptatie

op gang en versnelt en verbreedt bestaande initiatieven. In de NAS staat wat de gevolgen van

klimaatverandering zijn voor de verschillende sectoren in Nederland. Ook beschrijft de NAS

hoe de sectoren met deze gevolgen om kunnen gaan.

 

 

Daarnaast biedt de Omgevingswet instrumenten en handvatten aan om klimaatadaptie vorm

te geven. In Twente hebben we een klimaatatlas. De resultaten van de klimaatatlas vormen de

basis voor het informeren van inwoners, bedrijven, bestuurders en andere stakeholders.

Daarmee beschikken alle betrokkenen over de benodigde informatie om dialogen te kunnen

voeren en te komen tot een gezamenlijke aanpak rondom de geconstateerde risico’s.

 

 

Bodem en ondergrond

De bodem is onze basis. Grote delen van het landelijk gebied hebben nu al te maken met

problemen van bodemkwaliteit door vervuiling, vermesting en verdroging. Bovendien

verslechtert de waterkwaliteit door nalevering uit de bodem en daalt de bodem door inklinking

van veen, die in veel gevallen versneld wordt door het waterbeheer ten behoeve van gebruik,

zoals landbouw.

 

 

Het is wettelijk verplicht om de bodem te beschermen tegen de aanwezigheid van schadelijke

stoffen. Vanaf 2021 zijn twee opgaven belangrijk:

  • 1.

    Het beheren/omgaan met de resterende verontreinigingen in de bodem (circa 170.000 verontreinigde locaties);

  • 2.

    Kansen en beperkingen van bodem en ondergrond leveren waar wenselijk een bijdrage

aan maatschappelijke opgaven geleverd kan worden.

 

 

De laatste jaren is in Twente meer aandacht voor bodem in een breder perspectief gekomen.

Bodem is meer dan alleen de milieu-hygiënische kwaliteit oftewel de

verontreinigingsproblematiek. Bodem vervult vele functies. Een actuele functie is de bijdrage

die het kan leveren bij het behalen van energie-doelstellingen, evenals als opslag voor

bepaalde stoffen. Niet iedereen is hier positief over. Er is weerstand tegen het injecteren van

productieafvalwater en het opslaan van gasolie in de voormalige zoutcavernes. Ook kan de

aanleg van bodemenergiesystemen leiden tot verspreiding van aanwezige

bodemverontreinigingen naar dieper gelegen bodem- en grondwaterlagen.

 

 

In Twente is er een nota bodembeheer ‘Twents beleid veur oale grond 2.0’ met bij behorende

bodemkwaliteitskaart (BKK) waarin deze onderwerpen terugkomen. Voor poly- en

perfluoralkylstoffen (PFAS) is gekozen om dit probleem regionaal op te pakken en op termijn

te integreren in de BKK. Het voornemen is ook om zeer zorgwekkende stoffen regionaal op te

pakken.

 

 

Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) zijn de gevaarlijkste stoffen voor mens en milieu, omdat

deze carcinogeen, mutageen of reprotoxisch zijn, of zich in de voedselketen ophopen. Naar

schatting circuleren momenteel 350.000 verschillende chemicaliën rond in productieprocessen

van bedrijven. Van de verf die de schilder gebruikt tot aan het afval bij afvalverwerkers en het

maken van staal bij Tata Steel. En ieder jaar worden komen daar nieuwe stoffen bij. Het

streven is om ZZS uit de leefomgeving te weren. Daarom is landelijke veel aandacht voor het

thema ZZS.

 

 

De wetgeving is verspreid in meerdere sectorale wetgeving zoals de Omgevingswet, het Besluit

Bodemkwaliteit (Bbk) en de Waterwet (waarvoor het waterschap bevoegd gezag is). Van al

deze stoffen heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) al ongeveer 1.500

stoffen als ‘Zeer Zorgwekkend’ geclassificeerd. Dat betekent dat als deze stoffen vrijkomen in

de grond, water of lucht, ze schadelijke effecten hebben op mens, dier en plant. Uit onderzoek

van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) is geconstateerd dat bij bedrijven en

overheden onvoldoende zicht is op waar deze stoffen zich bevinden en wat het milieueffect is.

 

 

Daarmee neemt het risico op maatschappelijke onrust toe als de effecten zicht- of meetbaar

worden. Hiervan is PFAS het meest recente voorbeeld, maar ook het onderzoek naar de

uitstoot van Tata Steel.

 

 

Gemeenten en provincies willen daarom dat er meer aandacht komt voor de risico’s als er niet

vroegtijdig een betrouwbaar beeld is over het gebruik van ZZS in de productieketen, over de

verspreiding ervan in de leefomgeving, over wet- en regelgeving (emissienormen, de

meldingsplichten, passende VTH-aanpak) en over kennis over de stoffen zelf. De VNG doet

samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) een oproep tot intensieve samenwerking om

meer kennis te krijgen over deze stoffen en de verspreiding in de leefomgeving.

 

 

De ODT is één van de samenwerkingspartners die in bovenstaande een rol speelt in het hele

VTH-proces.

 

 

Gezonde fysieke leefomgeving

Een gezonde fysieke leefomgeving bestaat uit veel aspecten. In dit beleidsstuk, dat van

toepassing is op ODT, worden de volgende thema's verstaan onder gezonde fysieke

leefomgeving: (1) asbest, (2) natuur, (3) luchtkwaliteit en geur en (4) geluid.

 

1. Asbest

Asbest is een kankerverwekkende stof waar zorgvuldig mee om moet worden gegaan. Asbest

is de verzamelnaam van een aantal mineralen die zijn opgebouwd uit microscopisch kleine,

naaldachtige vezels. De stof is sterk, slijtvast, bestand tegen logen, zuren en hoge

temperaturen, het isoleert en is bovendien goedkoop. In het verleden werd asbest voor tal van

toepassingen gebruikt, totdat men erachter kwam dat asbest onaanvaardbare

gezondheidsrisico's kan veroorzaken. Het inademen van asbestvezels kan longkanker,

stoflongen of long- en buikvlieskanker veroorzaken. De verkoop van asbest of asbesthoudende

producten is sinds 1993 dan ook vrijwel overal in Nederland verboden. Asbest kan vrijkomen

bij sloopwerkzaamheden. Het zit onder andere in: gevels, dakbeschot, golfplaten, in en om

schoorstenen, cv-installaties en kachelafdichting, bloembakken, vloerzeil, oude strijkplanken

en warmhoudplaatjes.

 

 

Provincie Overijssel stimuleert het verwijderen van asbestdaken. In Overijssel zijn al vele

asbestdaken vervangen of verwijderd. Toch is er nog zo’n acht miljoen vierkante meter

asbestdaken te vinden in de steden en in het buitengebied.

 

 

Sloop met asbest is één van de kerntaken van de ODT. Daarbij is de ODT de

uitvoeringsorganisatie en de gemeente bevoegd gezag en daarmee verantwoordelijk voor het

beleid. Wanneer men asbest gaat verwijderen, mag dit in sommige vallen particulier gebeuren.

Hiervoor moet altijd een melding sloop/asbest gedaan worden bij ODT. Door de ODT worden

de ingediende sloop(asbest)meldingen beoordeeld en vervolgens wordt hierop toezicht

gehouden. Bij de werkwijze omtrent asbest is veel verschil tussen de aangesloten gemeenten.

Afhankelijk van het afgegeven mandaat door bevoegde gezagen, ligt ook de handhaving bij de

ODT.

 

 

2. Natuur

De Omgevingswet regelt het belang van natuur als onderdeel van de fysieke leefomgeving. De

wet borgt het welzijn van de mens, verbetert de bescherming van natuurkwaliteiten en breidt

deze zo nodig uit. In 2050 is het grootste deel van ons grondoppervlak nog steeds bestemd

voor land- en tuinbouw en natuur. Wel ziet ons landbouw- en voedselsysteem er in de

toekomst anders uit. Natuurgebieden worden omgeven door extensief begraasde graslanden

en andere vormen van natuur inclusieve landbouw.

 

 

Nederland kent in de toekomst meer ruimte voor natuur, door natuur- en landschapswaarden

sterker te integreren met andere ontwikkelingen. Bij nieuwe bouw- en ontwikkelopgaven is

natuur inclusieve ontwikkeling de norm, zowel in de stad als in het landelijk gebied. Dit wordt

in de ontwerpopgave standaard meegenomen. In het stedelijk gebied is in 2050 voldoende

ruimte voor natuur en groen, om bijvoorbeeld insecten genoeg overlevingskansen te geven.

Bodemdaling van slappe bodems is uiterlijk in 2050 aanzienlijk verminderd. Daarnaast is het

natuurareaal vergroot en zijn de kerngebieden robuust met elkaar verbonden, soms via natuur

inclusieve landbouwgebieden, soms via robuuste natuurverbindingen. Vernatting en

extensivering van sommige veenweidepolders heeft geleid tot herstel van typische moerasflora

(zoals kleine zonnedauw) en -fauna (zoals de roerdomp). Rond de natuurgebieden zijn

bufferzones gerealiseerd en de water- en milieucondities zijn verbeterd. Ook de aanleg van

nieuwe bossen, ook bedoeld om koolstof vast te leggen, draagt bij aan herstel van de

biodiversiteit en de landschappelijke kwaliteit.

 

 

De opgave is het herstellen en versterken van de biodiversiteit zoals vastgelegd in de

Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (VHR). Dat betekent dat op termijn de condities zodanig zijn

dat alle beschermde soorten en habitat in goede staat kunnen voortbestaan en tussentijds niet

verslechteren.

 

 

Veranderingen door Omgevingswet:

  • De mogelijkheid om zienswijzen in te dienen op ontwerp-aanwijzingsbesluiten voor Natura 2000-gebieden en aanwijzingsbesluiten voor bijzondere nationale natuurgebieden verandert. Die geldt onder de Omgevingswet voor eenieder (artikel 16.23 Ow). Onder de Wnb alleen voor belanghebbenden.

  • Gemeentelijke verordeningen regelen nu vaak dat een vergunning nodig is voor het kappen van bomen binnen de bebouwde kom. Met de Omgevingswet worden deze regels in het omgevingsplan opgenomen.

 

 

Per 1 januari 2017 zijn provincies in de volle breedte verantwoordelijk geworden voor het

natuurbeleid. Dat biedt nieuwe kansen om natuur, economie en samenleving nog meer met

elkaar te verbinden, in aanvulling op het bestaande beleid. De provincie Overijssel heeft in

2016 Groene Tafels georganiseerd waarin met veel vertegenwoordigers uit de samenleving is

onderzocht hoe deze kansen kunnen worden benut.

 

 

In Twente zijn meerdere gebieden aangewezen als Natura 2000-beschermingsgebied. Om de

natuur in die gebieden te herstellen en beschermen is extra aandacht nodig. Naast de

aandacht voor specifieke gebieden is bij vergunningen voor activiteiten meer aandacht nodig

voor de instandhouding van beschermde soorten. Asbestsaneringen en het weghalen van oude

schuurtjes (bijvoorbeeld door rood-voor-rood) zijn activiteiten die beschermde soorten kunnen

raken. Dit geldt ook in de bebouwde kom bij bijvoorbeeld particuliere handelingen als isolatie

of sloop. Ook hier dient rekening gehouden te worden met gebouwbewonende vleermuizen en

vogels. Een ander aandachtspunt is dat de karakteristieke houtwallen in Twente onder druk

staan. Steeds meer verdwijnen, waardoor het mooie coulisselandschap langzaam verdwijnt.

 

 

Stikstof

Stikstof is een belangrijke voedingsstof voor plantengroei en essentieel voor de vorming van

eiwitten, samen met fosfaat. Beiden worden daarom toegediend in meststoffen. In Nederland

is sprake van een zeer hoge toediening in de vorm van kunstmest en dierlijke mest, mede als

gevolg van een hoge stikstofimport in de vorm van veevoer. Daarnaast worden stikstofoxiden

door verkeer en industrie uitgestoten.

 

 

Stikstofdioxiden en ammoniak komen neer op natuurterreinen waar ze de voedselrijkdom

verhogen en bijdragen aan de bodemverzuring. Hierdoor ontstaat onbalans in voedingsstoffen

en een overschot aan stikstof. Dit heeft als resultaat dat planten die goed gedijen op

voedingsrijke grond (bramen, brandnetels en berken), in aantallen toenemen en planten die

slecht gedijen op voedselrijke grond verdwijnen. De stikstofproblematiek speelt eigenlijk al

sinds de begin jaren '80, toen veel aandacht was voor zogeheten “zure regen”. Naast zwavel,

wat sinds 1980 met meer dan 80% is gedaald, ging het toen al om hetzelfde

stikstofprobleem.

 

 

Sindsdien heeft de Nederlandse overheid getracht de uitstoot van stikstof te beperken. Vanaf

1990 is de uitstoot meer dan gehalveerd. Daarbij daalt de stikstofdioxide uitstoot al dertig jaar

gestaag, maar de afname in de uitstoot van ammoniak is sinds 2010 gestagneerd. In 2015

introduceerde de overheid daarom het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Echter, in mei 2019

oordeelde de Raad van State dat het PAS niet voldoet. Door die ‘stikstofuitspraak’ moet

Nederland nieuwe maatregelen nemen om stikstofdepositie op natuurgebieden te

verminderen.

 

 

Onder regie van de provincies is in zes regio’s gestart met gebiedsteams. De bedoeling is

kansen en knelpunten te benoemen om vervolgens een agenda op te stellen, op weg naar

natuurherstel, een meer duurzame landbouw en ontwikkelingsperspectief voor agrariërs. Na

het bekrachtigen van de uitgangspunten van deze gebiedsgerichte aanpak door Provinciale

Staten, zijn de teams geformeerd en gestart met het per gebied verzamelen van kennis door

onder andere het organiseren van gebiedstafels, om in overleg met alle belanghebbenden te

komen tot een gedegen analyse.

 

 

Begin juni 2022 werd bekend dat de stikstofuitstoot in sommige gebieden met 70 tot 80

procent omlaag moet. Op 10 juni publiceerde stikstofminister Van der Wal daarover

een Startnotitie Nationaal Landelijk Gebied, inclusief een kaart van Nederland met doelen voor

vermindering van uitstoot. De bekendmaking hiervan heeft tot grote onrust onder met name

boeren en andere groepen in de samenleving geleidt. Op het moment van schrijven is er nog

geen uitsluitsel over het verdere verloop en oplossingsrichting van het stikstofbeleid.

 

 

3. Luchtkwaliteit en Geur

Luchtkwaliteit

Schone lucht is van levensbelang voor de gezondheid. Luchtverontreiniging heeft een

negatieve invloed op de gezondheid en is de voornaamste oorzaak van gezondheidsklachten

door milieu-invloeden. Ondanks dat de lucht de laatste jaren schoner is geworden,

veroorzaken de huidige concentraties luchtverontreiniging nog steeds veel gezondheidsschade.

Op dit moment overlijden jaarlijks 12.000 mensen vroegtijdig door de uitstoot van schadelijke

stoffen, zoals fijnstof en stikstofdioxide.

 

 

Een groot deel van het fijnstof wordt beïnvloed door ammoniakemissie uit de

landbouw. (Intensieve) veehouderijen kunnen op grotere afstand de gezondheid van mensen

beïnvloeden. In Nederland vinden op grote schaal deelonderzoeken plaats binnen het

onderzoek Veehouderij en gezondheid omwonenden (VGO). Via epidemiologisch onderzoek

maken de VGO-studies relaties zichtbaar tussen intensieve veehouderijen en gezondheid. De

resultaten uit deze onderzoeken zijn: meer longontsteking, minder astma en allergie, minder

goede longfunctie en niet vaker ziekteverwekkers. Binnen Twente is er een grote agrarische

sector, met name veeteelt is in grote mate vertegenwoordigd. Hierdoor is het risico op

uitbreken van dierziekten aanwezig.

 

 

Overijssel is na Noord-Brabant en Gelderland de provincie met de meeste melkgeiten in

Nederland. Er is een geitenstop afgekondigd: geen nieuwe vestigingen of uitbreidingen omdat

deze mogelijk een risico vormen voor de volksgezondheid.

 

 

Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit en de burgers

beschermen tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. Luchtkwaliteitsregels

hebben gevolgen voor het uitvoeren van (ruimtelijke) projecten. Uitgangspunt is dat een

project niet leidt tot overschrijding van grenswaarden voor luchtkwaliteit. Als er wel een

overschrijding is, mag een project de luchtkwaliteit niet 'in betekenende mate' verslechteren.

Er zijn er verschillende manieren om de luchtkwaliteit te verbeteren, zoals het plaatsen van

luchtwassers bij agrarische bedrijven. Maar ook om aanvullende eisen te stellen bij houtstook,

dieselvoertuigen en het gebruik van biobrandstoffen.

 

 

Onder de Omgevingswet is een van de veranderingen dat we straks niet meer alleen te maken

hebben met grenswaarden, maar ook met het nieuwe begrip ‘omgevingswaarde’. Dit is een

van de instrumenten waarmee het beleid van de omgevingsvisie kan worden uitgevoerd.

Omgevingswaarden moeten objectief zijn vast te stellen en meetbaar zijn. Afstemming tussen

bevoegd gezagen en ODT is belangrijk om hier uitvoering aan te kunnen geven.

 

 

Geur

De meeste geurstoffen zijn al te ruiken bij lage hoeveelheden die niet schadelijk zijn voor de

gezondheid. Wel kunnen geuren verschillende nadelige effecten oproepen, zoals (ernstige)

hinder, en kunnen ze het dagelijkse leven beïnvloeden (onder andere verplicht worden ramen

te sluiten en niet thuis willen verblijven). Blootstelling aan geur, zeker bij herhaling, kan ook

stress gerelateerde gezondheidseffecten oproepen: denk aan hoofdpijn, duizeligheid,

misselijkheid en vermoeidheid.

 

 

Een onderdeel van het Rijksbeleid is dat lokale overheden de uiteindelijke lokale afweging

moeten maken van het acceptabel geurhinderniveau, zodat zij rekening kunnen houden met

alle relevante belangen om tot een duurzame kwaliteit van de leefomgeving te komen.

Onder de Omgevingswet verandert de definitie van een geurgevoelig object (GGO). Dat zijn

gebouwen die zijn bestemd voor wonen of verblijf door mensen. In de instructieregels staat

dat dezelfde gebouwen die bij geluid en trillingen beschermd zijn, óók beschermd moeten

worden tegen geur. Door de veranderingen ontstaat meer ruimte voor gemeenten voor eigen

invulling. Afstemming tussen bevoegd gezagen en ODT is belangrijk om hier uitvoering aan te

kunnen geven.

 

 

4. Geluid

Geluid heeft grote invloed op de kwaliteit van de leefomgeving en speelt bijna altijd een rol bij

nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Geluidhinder kan optreden in een

leefomgeving waar verschillende functies samenkomen. Langdurige geluidhinder kan leiden tot

gezondheidsproblemen zoals verstoring van het slaapritme en leerproblemen. De meeste

overlast wordt veroorzaakt door wegverkeer, buren, sportgeluiden, geluiden van airco's en

warmtepompen en vliegverkeer. Andere bronnen van geluidsoverlast kunnen zijn: industrie,

bouwwerkzaamheden, winkels of grootschalige evenementen.

 

 

Binnen de Omgevingswet krijgt de gemeente veel meer ruimte om zelf te bepalen welke

geluidnormen gelden voor bedrijfsmatige activiteiten. Daarnaast verandert de systematiek

voor industrieterreinen met een geluidzone en moeten gemeenten de geluidemissie van hun

eigen wegen in kaart gaan brengen.

 

 

Externe veiligheid (gevaarlijke stoffen)

Externe veiligheid gaat over risico’s die samenhangen met het produceren, verwerken en

opslaan van gevaarlijke stoffen rondom risicovolle bedrijven en rondom transportassen (weg,

water en spoor) en door buisleidingen (bijvoorbeeld LPG).

 

 

Door de aanwezigheid van verschillende steden en kernen is in Twente relatief veel industrie.

Vooral op het gebied van bouwnijverheid en transport. Bedrijven met gevaarlijke stoffen zijn

aanwezig, maar niet meer dan in andere veiligheidsregio’s. Dit uit zich in een tiental

zogenaamde Soveso-bedrijven en kleinere bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen. Deze

bedrijven zijn aanwezig in vrijwel elke gemeente. Typerend zijn LPG-tankstations, al is sprake

van een afname van het aantal verkooppunten. Alternatieve brandstoffen zijn nog nauwelijks

aanwezig, hoewel daar wel plannen voor zijn.

 

 

Wijzigingen van de Omgevingswet in relatie tot externe veiligheid heeft consequenties voor

rollen, taken en verantwoordelijkheden. De ODT speelt een rol bij de uitvoering van de

wettelijke taken op het gebied van externe omgevingsveiligheid.

 

 

5. PROBLEEMANALYSE

Dit beleid moet onder andere worden gebaseerd op een analyse van de problemen die zich

voordoen. De probleemanalyse (ambities) bestaat uit de samenvoeging van de

omgevingsanalyse en de risicoanalyse VTH-milieu welke is geactualiseerd in 2022 (bijlage 2).

 

 

Bij de uitvoering van de reguliere VTH-werkzaamheden verdienen de volgende aspecten nog

verbetering om kwaliteitsslag te maken.

 

 

  • Data, dossiers en archief op orde brengen (registratie en monitoring);

  • Meer grip op klachten (klachtenanalyse en verbetervoorstellen);

  • Afhandelingstermijnen behalen;

  • Grip op de werkvoorraad;

  • Aantrekken gekwalificeerd personeel in een schaarse arbeidsmarkt;

  • Inzetten op uniforme benadering voor inwoners/bedrijven;

  • Mandatering uniformeren;

  • Versterken afstemming en uitwisseling data ketenpartners;

  • Bewuste toepassing strategieën;

  • De kracht van communicatie inzetten om pro-actiever te werken;

  • Afwijkingen transparanter motiveren en herleidbaar maken.

 

 

De laatste jaren heeft veiligheid veel aandacht gehad bij vergunningen, toezicht en handhaving

op milieugebied. Ook gezondheid en leefbaarheid (klachten) staan hoog op de agenda.

Aspecten die vanuit het specifieke verleden van Twente de laatste jaren veel aandacht hebben

gekregen en ook blijven krijgen (ambitieonderwerpen) zijn:

 

 

  • Bij externe veiligheid (opslag, bewerking en transport van gevaarlijke stoffen door bedrijven) spelen ontwikkelingen op het gebied van opslag van fietsbatterijen en andere grote batterijen, waterstofopslag, biogasinstallaties, gasopslag in tanks bij woningen/bedrijven (gevolg van gasvrij maken);

  • Ondermijnende activiteiten komen voor bij energiebedrijven (zonnepanelen parken, waarbij veel investeringen worden gedaan vanuit het buitenland), autobranche (sloop, schroot, ijzer), mestfraude en vrijkomende agrarische gebouwen;

  • In Twente is veel asbest aanwezig op daken, in de bodem, in wegen, in meterkasten en in agrarische bebouwing;

  • Slechte luchtkwaliteit en geur komt nog altijd veel voor bij het gebruik (verkeerd of niet) van luchtwassers en bij geitenhouderijen (in verband met dierziektes);

  • Door de nieuwe energieontwikkelingen ontstaan ook nieuwe bronnen van geluidsoverlast (bijvoorbeeld warmtepompen en windmolens);

  • De staat van instandhouding van beschermde diersoorten als vleermuizen, uilen en zwaluwen is zorgwekkend.

     

5.1 Waar willen we naar toe?

We willen daarbij voor vergunnen/meldingen kijken naar:

  • Meer nadruk op de doelen in plaats van regels zelf;

  • Meer focus op participatie en afstemming (relatieverbetering voor belanghebbenden);

  • Vrijheid en verantwoordelijkheid voor de leefomgeving ligt meer bij de initiatiefnemer;

  • Transparante, uniforme en efficiënte werkwijze;

  • Meer aandacht voor het proces voorafgaand aan indiening van aanvraag (informatieverstrekking en vooroverleg);

  • Verkorte procedures;

  • Toepassing van de kwadranten vergunningen- en meldingenstrategie;

  • Deze informatie gebruiken voor gehele beleids- en uitvoeringscyclus.

 

We willen daarbij voor toezicht en handhaving kijken naar:

  • Wat is de omvang van de overtredingen;

  • Wat zijn de risico’s van overtredingen;

  • Wat is de invloed van toezicht en handhaving op naleving;

  • Zijn de belangrijkste risico’s beheersbaar en beheerst;

  • Een optimale inzet en prioritering van toezicht en handhaving;

  • Bewuste inzet van strategieën bij toezicht;

  • Deze informatie gebruiken voor gehele beleids- en uitvoeringscyclus.

     

5.2 Met wie?

Om het voorgaande te bereiken werken we samen met (keten)partners. Hieronder is de

samenwerking beschreven met welke (keten)partners we werken en welke rol partijen

vervullen. De belangrijke (keten)partners in ons samenwerkingsnetwerk zijn als volgt:

 

 

Omgevingsdienst Twente (ODT)

Het zogeheten standaardpakket waar dit beleidsdocument over gaat, worden voor de partners

uitgevoerd door de ODT. Dit is een zelfstandige organisatie, die de veertien Twentse

gemeenten en de Provincie Overijssel samen besturen. In de structuur waarin de uitvoering

van taken van gemeenten en provincie bij de ODT zijn ondergebracht, zijn de gemeenten en

provincie opdrachtgever en de ODT opdrachtnemer. Naast die zakelijke relatie zijn de

gemeenten en provincie ook eigenaar van de ODT. Er is dus sprake van eigenaarschap én

opdrachtgeverschap. Dit vergt afstemming op diverse vlakken. Binnen de ODT zijn de directeur

en zijn managers verantwoordelijk voor de inhoudelijke gang van zaken. Daarnaast is er een

algemeen bestuur (AB) en een uit hun midden gekozen dagelijks bestuur (DB). Het AB zal

voornamelijk, maar zeker niet uitsluitend, vanuit het eigenaarschap handelen en wordt

ambtelijk ondersteund door accounthouders. Ook is er een portefeuillehouder overleg (PHO)

VTH vanuit de opdrachtgeversrol die wordt ondersteund door beleidsadviseurs (kerngroep

VTH).

 

 

Andere omgevingsdiensten

De provincie Overijssel heeft als bevoegd gezag haar taken belegd bij beide

omgevingsdiensten gevestigd in Overijssel en haar Soveso-taken bij de Omgevingsdienst

Regio Nijmegen (ODRN). De ODRN is één van de zes omgevingsdiensten die als Seveso-dienst

is aangemerkt.

 

 

Provincie Overijssel

De provincie Overijssel heeft een aantal verschillende rollen ten aanzien van de VTH-taken:

  • Voor bepaalde categorieën bedrijven is de provincie het bevoegd gezag, terwijl de uitvoering van VTH-taken door de ODT worden gedaan;

  • De provincie is door de wetgever aangewezen als interbestuurlijk toezichthouder (IBT) op de uitvoering van de VTH-taken door gemeenten. In een verordening staat vastgelegd op welke aspecten van het proces zij toezicht uitoefent en hoe zij dat doet. Zo zal het opstellen van een uniform beleid door de IBT worden getoetst;

  • Bij wet heeft de provincie tevens een coördinerende rol. Deze heeft zij onder andere opgepakt door de bestuurlijke opdrachtverlening voor dit beleid te coördineren.

 

 

Openbaar Ministerie (OM)

Wanneer de toezichthouders van de ODT overtredingen constateren, treedt de vastgestelde

Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingswet (LHSO) in werking. Indien met betrekking tot

de overtreding feitelijk moet worden gehandhaafd, wordt dit inzake mandatering uitgevoerd

door de ODT. Waar mandatering niet aan de orde is, wordt de zaak overgedragen aan de

gemeente voor een handhavingstraject. Het bestuurlijke handhavingstraject kan ertoe leiden

dat zaken aan het OM worden overgedragen voor een strafrechtelijk traject.

 

 

Politie

Het Milieuteam van de politie Oost-Nederland valt voor wat betreft aansturing onder het

functioneel parket Apeldoorn. Op het gebied van strafrechtelijke milieuzaken zijn de milieuagenten het eerste aanspreekpunt voor de gemeente. Daarnaast is de local office het vaste

aanspreekpunt voor de gemeente, Bijzondere opsporingsambtenaren (BOA’s) en de Omgevingsdienst. Afhankelijk van de positionering van de overtreding in de matrix van de

LHSO komt het milieuteam vroeg of later in beeld.

 

 

Veiligheidsregio Twente (brandweer Twente en GHOR)

De Veiligheidsregio Twente kan worden ingezet voor advisering op externe veiligheid en

brandveiligheidsgebied bij VTH. Daarnaast worden gecoördineerde handhavingsacties

geïnitieerd, zoals (MIA acties), waar toezichthouders van de gemeente en/of de

Omgevingsdienst aan mee doen.

 

 

Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD)

De GGD kan worden ingeschakeld voor de medische milieukunde. De laatste jaren staat het

milieu als gezondheidsbepalende- en bedreigende factor zeer sterk in de belangstelling. Waar

begin vorige eeuw vooral aandacht werd besteed aan biologische vervuiling van het leefmilieu

en de bijhorende infectieziekten (cholera, difterie, etc.), ligt de nadruk in geïndustrialiseerde

landen tegenwoordig meer op chemische en fysische verontreiniging en de relatie met het

vaker voorkomen van ziektes zoals kanker en luchtwegproblemen. Binnen de openbare

preventieve gezondheidszorg is dan ook vrij recent een nieuwe discipline ontstaan, de

medische milieukunde. De GGD vervult deze taak en onderzoekt de invloed

van milieuverontreiniging op de gezondheid , met als doel adviezen te geven om

gezondheidsrisico’s ten gevolge van deze milieuverontreiniging te voorkomen of te beperken.

Uitwisseling van kennis met de GGD over en weer zorgt dat we elkaar versterken. Daarom

wordt deze samenwerking de komende jaren blijvend en structureel geborgd.

 

 

Waterschappen Vechtstromen, Rijn en IJssel, Drents en Overijsselse Delta

De waterschappen zijn actief op het grondgebied van gemeenten en provincie met vergunningen

en toezicht. Deze taken gaan niet over naar de Omgevingsdienst. Het komt voor dat bedrijven

voor bepaalde taken de gemeente als bevoegd gezag hebben (bijvoorbeeld

omgevingsvisies/plannen, ruimtelijke plannen, energievisies en rioleringsplannen). Het

waterschap heeft daarbij een adviserende rol. Het waterschap is bevoegd gezag bij bijv. bouwen sloopactiviteiten, kappen en aanplantingen en directe lozingen op oppervlaktewater.

 

 

Regionale Informatie- en Expertise Centrum (RIEC)

Tien RIEC’s en het Landelijk Informatie- en Expertise Centrum (LIEC) richten zich op de

bestrijding van ondermijnende criminaliteit. Ze verbinden informatie, expertise en krachten van

de verschillende overheidsinstanties. Daarnaast stimuleren en ondersteunen de RIEC's en het

LIEC de publiek-private samenwerking bij de aanpak van ondermijning. In Twente werken we

samen met RIEC Oost Nederland. Het RIEC Oost Nederland faciliteert een structurele integrale

aanpak door enerzijds een samenwerking tussen de aangesloten partners te organiseren en

anderzijds het bestuur te adviseren over de mogelijkheden van de bestuurlijke aanpak. De

gemeenten en Provincie zijn bevoegd gezag en de ODT heeft hierin een signaalfunctie.

 

 

Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)

De IL) bewaakt en bevordert de veiligheid van het transport op de weg, in de scheepvaart, in

de lucht, op het spoor en via buisleidingen. Ook zet de ILT zich in voor een veilige en gezonde

leefomgeving, door toezicht op de veiligheid van bouwwerken en drinkwater, asbest, de

beperking van risico's van gevaarlijke stoffen en industrieën, de verantwoorde verwerking van

afval en de preventie en sanering van vervuilingen in bodem en water. De ILT is een

inspectiedienst van het Ministerie van I&W. Bepaalde taken van het ILT lijken op die van de

Omgevingsdienst, alleen heeft zij andere bedrijven waar zij toezicht op houdt.

 

 

6. DOELEN VERGUNNINGEN, TOEZICHT EN HANDHAVING Algemene doelstelling VTH

  •  

  •  

Het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht op de naleving en het handhaven van

regels doen we om bij te dragen aan een ‘hoger doel’. De nieuwe Omgevingswet die tientallen

wetten en honderden regels over de leefomgeving bundelt, geeft in artikel 1.3 als

maatschappelijk doel:

‘Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, gericht op het in onderlinge samenhang: bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies’

 

 

Het hieruit geformuleerde algemene doel luidt:

“Wij werken aan optimale bescherming en duurzame benutting van de gezonde fysieke

leefomgeving; veilig wonen, werken en leven”

 

 

Dit hogere doel is uitgewerkt in vier hoofddoelen waarbij we verschillende beleidsdoelen

hebben geformuleerd. Deze vier hoofddoelen zijn de basis van de vastgestelde Verordening

kwaliteit VTH (onder Omgevingswet Verordening Uitvoering en Handhaving Omgevingsrecht)

die we in Twente hanteren. Deze onderdelen vormen ook het kader voor dit beleidsplan en

sluiten goed aan op de Omgevingswet. Dit kader is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

 

 

Deze hoofdoelen zijn uitgewerkt in thema’s en beleidsdoelen die we als Twente belangrijk

vinden. Per beleidsdoel zijn indicatoren opgesteld waarmee kan worden bepaald of aan de

gestelde doelen kan worden voldaan.

 

 

6.2 Beleidsdoelen

Alle beleidsdoelen, thema’s en bijbehorende indicatoren zijn terug te vinden in de Nadere

uitwerking van het VTH-beleid Twente. Hieronder zijn kort de hoofddoelen weergegeven:

 

 

Ambitieonderwerpen

Naast deze hoofddoelen is voor de komende periode een ambitie uitgesproken voor de doelen

ondermijning, externe veiligheid en gezonde fysieke leefomgeving (asbest, natuur,

luchtkwaliteit en geur, geluid). Deze ambitieonderwerpen zijn uitgewerkt in de onderstaande

beleidsdoelen:

 

 

7. KWALITEITSZORG EN KWALITEITSBORGING

Wij streven naar een goede kwaliteit van de uitoefening van onze VTH-taken. Daarbij

definiëren we kwaliteit als:

 

 

Kwaliteit is de mate waarin producten en diensten voldoen aan de eisen, behoeften en

specificaties van de opdrachtgevers. Kwaliteit is gedefinieerd als het juist, volledig, tijdig,

rechtmatig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht uitvoeren van de producten, diensten en

bijbehorende werkprocessen.

 

 

Kwaliteitsverordening

Alle bevoegd gezagen hebben een Kwaliteitsverordening VTH vastgesteld. Met de

inwerkingtreding van de Ow wordt die vervangen door de ‘Kwaliteitsverordening Uitvoering en

Handhaving’. In dit beleidsplan wordt daar verdere invulling aan gegeven, voor wat betreft de

regionale taken. Verdere uitwerking vindt ook plaats in het Kwaliteitsplan van de ODT.

 

 

Kwaliteitsdoelen

Op basis van de kwaliteitsverordening hebben alle bevoegd gezagen kwaliteitsdoelen

vastgesteld voor de dienstverlening, de uitvoeringskwaliteit en de financiën. Daarnaast zijn

tevens inhoudelijke doelen opgesteld. De doelen zijn vastgelegd in bijlage 3 van de Nadere

uitwerking van dit gezamenlijke uniforme beleid. Daar zijn de doelen nader uitgewerkt en zijn

indicatoren en streefwaarden benoemd.

 

 

Kwaliteitscriteria

Onderdeel van de kwaliteitsverordening is ook dat wordt voldaan aan de vigerende landelijk

opgestelde kwaliteitscriteria als maatstaf voor kwaliteit. Deze kwaliteitscriteria gaan over de

deskundigheid van de uitvoerende- en handhavende organisatie en hun medewerkers. In de

nieuwe set kwaliteitscriteria zijn ook competentieprofielen opgenomen.

 

 

Uitgangspunt is dat de medewerkers die de VTH-werkzaamheden uitvoeren voldoen aan de

kwaliteitscriteria. Als hulpmiddel om dit te monitoren wordt de inzetbaarheidsmonitor gebruikt.

In verband met bijvoorbeeld krapte op de arbeidsmarkt kan gemotiveerd worden afgeweken.

 

 

Kwaliteitszorg

Kwaliteitszorg gaat over het doorlopen van een cyclisch (werk)proces. Niet alleen in het kader

van kwaliteitszorg moet het (werk)proces transparant en vastgelegd zijn. Ook voor het creëren

van een zogeheten ‘level playing field’ voor burgers en bedrijven is dat een vereiste. Een

gesloten kwaliteitscyclus zorgt dat we leren van onze interventies.

 

 

Wij vinden het borgen van kwaliteit en het continue verbeteren een belangrijk element in het

VTH-beleid. De volgende elementen vinden wij daarbij van belang:

 

 

  • 1.

    Verantwoordelijkheid beleggen voor het ontwikkelen en in stand houden van kwaliteitszorg en het rapporteren over de voortgang;

  • 2.

    Zorg dragen voor kwaliteitsplan en – doelstellingen welke gericht zijn op het continu verbeteren, evalueren en (zo nodig) bijstellen;

  • 3.

    Zorg dragen voor een kwaliteitsprogramma inclusief planning;

  • 4.

    Borging werkwijze in cultuur en systemen;

  • 5.

    Het managen van verbeterpunten;

  • 6.

    Vergelijking en auditen: interne en externe ogen houden ons scherp.

 

 

In de eerste planperiode (2018 – 2022) heeft deze kwaliteitszorg als volgt vorm gekregen.

 

 

1: Verantwoordelijkheid beleggen

De teammanagers van de ODT, een medewerker kwaliteitszorg en twee kwaliteitsmedewerkers

hebben in hun functieomschrijving nadrukkelijk kwaliteitstaken en –verantwoordelijkheden.

Zo zijn afspraken gemaakt over procesbeschrijvingen, werkinstructies en het opstellen van een

intern auditplan.

 

 

2: Kwaliteitsplan en-doelstellingen

In dit voorliggend beleidsplan staan kwaliteitsdoelen beschreven. Ook werkt ODT aan een

Kwaliteitsplan, waarbij invulling wordt gegeven aan het borgen van uitvoeringskwaliteit,

onderverdeeld naar vakbekwaamheid en proces. Ook zal in het Kwaliteitsplan worden

omschreven hoe de ODT gaat voldoen aan de elementen voor kwaliteitszorg.

 

 

3: Kwaliteitsprogramma, inclusief planning

In het jaarlijks VTH uitvoeringsprogramma en VTH jaarverslag wordt aandacht besteed aan

kwaliteit. Er is een jaarprogramma inclusief planning, ook voor bijvoorbeeld audits.

 

 

4: Borging werkwijze

Processen, werkinstructies en sjablonen zijn beschreven en vastgelegd, evenals de route voor

verbetervoorstellen.

 

 

5: Managen van verbeterpunten

Vastgelegd is wie verantwoordelijk is voor verbeterpunten, verbeteracties worden gepland en

de voortgang wordt bewaakt.

 

 

6: Vergelijking en auditen

ODT neemt deel aan landelijke collegiale toetsen/visitaties en werkt samen met andere OD’s

(IJsselland en Gelderse) en volgt de landelijke ontwikkelingen hierin. Daarnaast is er een

intern auditprogramma en maken visitaties onderdeel uit van pijler 6 van het Interbestuurlijk

Programma (versterken VTH stelsel).

 

 

Deze nulsituatie wordt als uitgangspunt voor de volgende beleidsperiode genomen. Voor de

komende planperiode streven we ernaar dat het geheel aan kwaliteitszorg en de uitvoering

ervan systematischer in beeld gebracht wordt. Door structureel op een vaste plek in het

jaarlijks uitvoeringsprogramma te beschrijven welke werkzaamheden uit het Kwaliteitsplan

geprogrammeerd zijn. En door structureel in het jaarverslag terug te blikken op de uitvoering

daarvan.

 

 

8. VTH-STRATEGIEËN

Dit hoofdstuk beschrijft de strategieën voor vergunningen, toezicht en handhaving. De

grondslag ligt in hoofdstuk 18 van de Omgevingswet. In hoofdstuk 13 van het

Omgevingsbesluit staat onder andere dat bevoegd gezagen strategieën moeten vaststellen

voor VTH.

 

 

De preventiestrategie is een overkoepelende strategie en vormt samen met de overige

strategieën het kader voor het gezamenlijke VTH-beleid.

 

8.1 Preventiestrategie

Bij preventie gaat het om het voorkomen van aantasting van de leefomgeving of ontstaan van

risico’s door het geven van voorlichting en zorgdragen voor een heldere communicatie over de

kaders waar partijen in de samenleving zich aan moeten houden.

 

 

Veel schade aan de fysieke leefomgeving kan worden voorkomen door vroegtijdig helder te

maken welke kaders en regels er gelden. Dit vereist een goede en gerichte voorlichting en

communicatie richting inwoners, bedrijfsleven, bezoekers en, in algemene zin,

belanghebbenden. Het vroegtijdig betrekken van en waar mogelijk samenwerken met partners

en stakeholders is belangrijk. Het vraagt ook van de ODT om aanvragen, overtredingen,

klachten en maatschappelijke vraagstukken integraal te behandelen en op te pakken.

Daarnaast moet er ook oog zijn voor de preventieve werking van beleidsmaatregelen op

andere beleidsvelden dan waar de aanvraag, klacht, overtreding of vraag betrekking op heeft.

 

 

De gemeenten en de provincie zetten in haar VTH-beleid dan ook expliciet in op preventie,

vanuit een goede voorlichting communicatie en overleg. Uitgangspunt daarbij is dat de meeste

initiatiefnemers en aanvragers bereid zijn te voldoen aan de gestelde regels en kaders.

Voorwaarde daarvoor is dat ze daarvan tijdig en goed op de hoogte zijn gebracht door de ODT.

Vanuit deze basisgedachte wordt ingezet op een preventieve insteek om te voorkomen dat het

naleven van de regels moet worden afgedwongen met het inzetten van dwangmiddelen.

Helderheid verschaffen over de geldende kaders gebeurt via onder meer de gemeentelijke

website, de ODT-website, klantencontacten met deskundige medewerkers backoffice,

overleggen met belangrijke stakeholders (zoals: bedrijfsleven, agrariërs, horeca), tijdens

bilaterale contacten met initiatiefnemers en aanvragers van vergunningen en tijdens het

toezicht op bedrijven en activiteiten. Partijen die als intermediair een bijdrage kunnen leveren

rond deze voorlichting en zo het realiseren van een reëel verwachtingspatroon bij de

gebruikers van de leefomgeving, worden daarin gefaciliteerd. Het vraagt tegelijkertijd ook

binnen de gemeenten zelf om een goede afstemming tussen de diverse beleidsvelden.

 

 

In de contacten over VTH-aangelegenheden staat een klantgerichte, pragmatische en

oplossingsgerichte benadering van initiatiefnemers en aanvragers centraal. Daarbij geldt als

beperking: voor zover dat dit binnen de gestelde wettelijke en gemeentelijke kaders mogelijk

is. Als een initiatiefnemer/aanvrager er met de geboden informatie op de website en vanuit het

Klantencontactcentrum (KCC) niet uitkomt, is er altijd een gesprek met de behandelende

medewerker mogelijk. Hiermee wordt voorzien in een professionele en klantvriendelijke

dienstverlening. Wij sluiten daarvoor aan bij de belevingsprincipes op basis van de

Omgevingswet; snel, persoonlijk, betrokken, eenvoudig, relevant, transparant en consistent.

 

 

Tijdens een eventueel vooroverleg of contact wordt gestreefd om al direct tot een zo goed

mogelijke inschatting te komen over de haalbaarheid van een initiatief op aanvraag. Ook na

het constateren van een overtreding van de regels wordt geprobeerd waar mogelijk eerst in

overleg met partijen of via bemiddeling tussen partijen tot een werkbare oplossing te komen.

Zo mogelijk kan dit ertoe leiden om zaken alsnog te legaliseren.

 

 

In de eerste planperiode heeft de preventiestrategie zich geuit in de communicatie voor en na

projecten, zoals het ‘project luchtwassers’ en ‘MIA acties’ (gebiedstoezicht). In de komende

planperiode willen we nog bewuster en pro-actiever inzetten op preventie. Bewustzijn creëren

door bijvoorbeeld actiever kennis over te dragen (welke regels gelden, welke strategie

hanteren we als ten onrechte geen melding wordt gedaan) en meer gebruik maken van de

signaalfunctie die van toezicht kan uitgaan zijn voorbeelden. Bij het opstellen van het jaarlijks

uitvoeringsprogramma is hier aandacht voor.

 

 

8.2 Vergunningenstrategie

Met een omgevingsvergunning kunnen burgers, bedrijven en overheden toestemming vragen

om activiteiten in de leefomgeving uit te voeren. De vergunningplichtige activiteiten worden

aangewezen in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en Besluit

bouwwerken leefomgeving (Bbl).

 

 

Er zijn verschillende vormen van vergunningen:

  • Reguliere procedure (8 weken, eenmalig te verlengen met 6 weken);

  • Uitgebreide procedure (26 weken, eenmalig te verlengen met 6 weken);

  • Aanvraag voor losse deelactiviteiten;

  • Opleggen van maatwerkvoorschriften (milieu) of nadere voorwaarden (brandveilig gebruik).

Er is een voorwaarde verbonden aan de mogelijkheid om meerdere vergunningplichtige

activiteiten los en gespreid in de tijd aan te vragen. Hoofdregel is en blijft dat een activiteit is

verboden, zolang niet voor alle activiteiten die daarmee samenhangen een vergunning is

verleend. Een aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van een vergunning voor

alle activiteiten. Daar staat tegenover dat het bevoegd gezag een inspanningsverplichting heeft

om de aanvrager in kennis te stellen van eventuele andere vereiste besluiten.

 

 

Naast vergunningplichtige activiteiten, bestaan ook activiteiten waar een meldingsplicht voor

geldt. Afhankelijk van het soort bedrijf en de uitgevoerde activiteiten, moet een bedrijf voor

het oprichten of veranderen een melding op grond van het Bal en/of het Bbl doen bij de

gemeente. Dit geldt ook voor sommige activiteiten bij particulieren (zoals propaan- en

olietanks). De initiatiefnemer moet de melding uiterlijk vier weken voor oprichting of

verandering doen.

 

 

De volledige vergunningenstrategie is opgenomen in Nadere Uitwerking. In de toekomst zal

aansluiting worden gezocht op het Landelijke Vergunningenprotocol.

 

 

8.3 Toezichtstrategie

Door toezicht te houden controleren we of vergunningvoorschriften en regels worden

nageleefd. Voor de medewerkers die de controle uitvoeren, maakt de toezichtstrategie

duidelijk hoe zij hun werk moeten doen (bijvoorbeeld in gelijke gevallen gelijk optreden). Het

komende jaar werkt de ODT aan de doorontwikkeling van branchegericht toezichthouden.

 

 

Goed toezicht begint met een juiste voorbereiding. Dat betekent dossieronderzoek, het

verzamelen van aanvullende relevante informatie en het opstellen van een controle-checklist.

Tijdens het daadwerkelijke toezicht controleren we of sprake is van overtredingen en waar

nodig herstellen. Maar belangrijker nog, we proberen overtredingen te voorkomen zodat we

niet sanctionerend hoeven op te treden. Ofwel, hoe kan de toezichthouder ongewenst gedrag

ombuigen naar gewenst gedrag? Voor zowel onze toezichthouders als bedrijven en inwoners

heeft dat voordelen.

 

 

Het geven van voorlichting is, zoals al eerder gesteld, daarbij een essentiële stap. Dat zal niet

altijd het gewenste effect hebben. In dat geval ontkomen we er niet aan de volgende stap in

de nalevingsstrategie te zetten: sanctioneren. We benadrukken dat bedrijven primair

verantwoordelijk blijven voor het naleven van de regels. Elke controle is een momentopname

en het risico bestaat dat niet alles wordt gecontroleerd of geconstateerd. De volledige

toezichtstrategie is opgenomen in de Nadere Uitwerking.

 

 

8.4 Sanctiestrategie

Om te kunnen handhaven is het noodzakelijk afspraken te maken over de manier waarop we

vorm geven aan handhaving. Om een goede uitvoering te geven aan handhaving sluiten we

aan bij de Landelijke handhavingsstrategie Omgevingswet (LHSO) zie

Landelijke_Handhavingsstrategie_Omgevingsrecht_LHSO.pdf (vng.nl).

 

 

De LHSO is een beleidskader voor de bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke handhaving. Het

doel van deze strategie is uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend

optreden bij overtredingen, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en

interventies kiezen en toepassen op eenduidige wijze. Dit kan op zowel strafrechtelijke wijze

(bestraffend) als bestuursrechtelijk (gericht op het herstel van de situatie). De keuze van de in

te zetten bestuursrechtelijke sanctie vindt plaats aan de hand van de in de strategie

opgenomen interventieladder en interventiematrix. Daarbij zijn het gevolg van de overtreding

en het gedrag van de overtreder bepalend voor de wijze hoe er gehandhaafd wordt.

 

 

8.5 Afwegingskader gedogen

Er zijn uitzonderlijke situaties denkbaar, waarin het opleggen van sancties niet gewenst is. In

dat geval kunnen we een overtreding gedogen. De definitie van gedogen is:

 

 

“Het bestuur dat bevoegd is tot handhaving ziet bewust (tijdelijk) af van optreden tegen een

overtreding.” Gedogen is echter wel aan voorwaarden gebonden.

 

 

Gedogen staat op gespannen voet met ons doel om het naleefgedrag te verbeteren en een

betrouwbare organisatie te zijn. Met dat gegeven, beperken we gedogen tot zeer bijzondere

situaties, waarbij er op korte termijn uitzicht bestaat op het opheffen van de overtreding of op

het legaliseren van de situatie, bijvoorbeeld doordat een vergunning verleend kan worden. In

de Nadere Uitwerking is het afwegingskader gedogen uitgewerkt.

 

 

NADERE UITWERKING

  • 1.

    Elementen van de organisatie en inrichting ODT

  • 2.

    Risicoanalyse

  • 3.

    Doelen en streefwaarden

  • 4.

    Vergunningenstrategie

  • 5.

    Vormen en werkwijze van toezicht (Toezichtstrategie)

  • 6.

    Afwegingskader gedogen

VTH beleid Twente voor de uitvoering

van vergunningen, toezicht en handhaving

 

 

 

Nadere uitwerking

 

Nadere uitwerking | Uniform beleid voor de uitvoering

van vergunningen, toezicht en handhaving

 

INHOUDSOPGAVE

Inhoudsopgave

BIJLAGE 1: ELEMENTEN VAN DE ORGANISATIE EN INRICHTING ODT

Organisatorische condities

Uitgangspunten informatievoorziening

BIJLAGE 2: RISICOANALYSE

BIJLAGE 3: DOELEN EN INDICATOREN

BIJLAGE 4: VERGUNNINGENSTRATEGIE

Vergunningen

Omgevingsvergunningen

Aanvragen tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel

Maatwerkvoorschriften

BIJLAGE 5: VORMEN EN WERKWIJZE VAN TOEZICHT (TOEZICHTSTRATEGIE)

BIJLAGE 6: AFWEGINGSKADER GEDOGEN

 

 

BIJLAGE 1: ELEMENTEN VAN DE ORGANISATIE EN INRICHTING ODT

Er gelden voor de uitvoering van taken voorwaarden ten aanzien van de organisatie, de

inrichting en informatievoorziening van een omgevingsdienst. Dit hoofdstuk is een weergave

van de onderdelen die belangrijk zijn voor het VTH-beleid, maar slechts elementen bevatten

van andere documenten zoals het mandaatbesluit, het bedrijfsplan ODT en de

dienstverleningsovereenkomsten (DVO’s) waarin het geheel is uitgewerkt. Voor de volledige en

juiste gegevens, verwijzen wij vanuit dit VTH-beleid naar andere vastgestelde documenten of

nog vast te stellen documenten.

 

 

Het Omgevingsbesluit beschrijft welke taken in ieder geval door een omgevingsdienst moeten

worden uitgevoerd. Daarnaast bevat het besluit criteria voor het uniforme VTH-beleid. De

Twentse gemeenten en de provincie hebben een Verordening kwaliteit VTH vastgesteld. De

bepalingen over het standaardtakenpakket zijn gebaseerd op de landelijke kwaliteitscriteria en

zijn uniform voor de ODT. De bevoegde gezagen bieden hiermee een kader voor kwaliteit, dat

met dit Twentse VTH-beleidsplan verder wordt ingevuld.

 

 

Organisatorische condities

Bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden

De directeur van de ODT draagt er zorg voor dat bevoegdheden, taken en

verantwoordelijkheden van de interne functies worden vastgelegd. Daarnaast wordt voorzien

in een beschrijving van de werkprocessen, waarin wordt vastgelegd op welke wijze

vergunningverleners, toezichthouders, handhavers en adviseurs de eigen werkzaamheden

uitvoeren. Inzichtelijk dient te zijn of aan de gestelde eisen van de Verordening kwaliteit VTH

wordt voldaan (vlieguren, opleidingsniveau, competenties e.d.).

 

 

Mandaat

De gemeenten en provincie zijn het bevoegd gezag en behouden bestuurlijke en politieke

verantwoordelijkheid over de taken die de ODT op het gebied van VTH, onder de

Omgevingswet, uitvoert.

 

 

De primaire doelstelling van het Rijk bij de oprichting van omgevingsdiensten is het bereiken

van een geobjectiveerd en gelijkgeschakeld handhavingsniveau in de regio. Daarnaast draagt

mandatering als een van de elementen bij aan een verbetering van de doelmatigheid als

gevolg van standaardisering en harmonisering van processen. Mandatering betreft geen

overdracht van bevoegdheden (zoals bij delegatie), maar de bevoegdheid om in naam van een

ander te handelen. Bij het uitvoeren van mandaat behoort een hoge mate van bestuurlijke

sensitiviteit. Dat wil zeggen dat de gemandateerde directeur tijdig en adequaat het bevoegd

gezag betrekt bij eventueel gevoelige zaken.

 

 

Uit de afzonderlijke mandaatregelingen van de deelnemers aan de ODT blijkt welke taken en

bevoegdheden aan de directeur ODT zijn gemandateerd en dienen voor de standaardtaken

uniform te zijn. Op het gebied van uniformiteit is nog verbetering nodig en streven we naar

uniform mandaat in Twente voor de taken die de ODT uitvoert.

 

 

Scheiding vergunningen, toezicht & handhaving en specialisme

Bij de inrichting van de ODT is uitgegaan van een procesgerichte sturing. Inhoudelijk ligt het

zwaartepunt bij de kernprocessen vergunningen, toezicht & handhaving en specialismen (o.a.

advies en bodem). Deze kernprocessen worden organisatorisch gescheiden uitgevoerd. De

ODT kent afzonderlijke afdelingen voor Vergunningen, Toezicht & Handhaving en Specialisme.

 

 

Er geldt een functiescheiding op persoonsniveau tussen vergunningverlening enerzijds en

toezicht en handhaving anderzijds. Medewerkers vergunningen worden niet belast met

milieutoezicht of –handhaving en andersom. Voor de specialismen en juridische

deskundigheden geldt een scheiding op objectniveau. Een specialist die advies heeft

uitgebracht in het vergunningenproces stelt voor hetzelfde dossier geen advies op voor het

toezichts- en handhavingsproces.

 

 

Roulatiesysteem

Om te voorkomen dat een te nauwe band ontstaat tussen toezichthouders en personen

werkzaam bij te controleren bedrijven/branches en geografische gebieden (vaste

handhavingsrelatie), moet een handhavingsorganisatie bij grotere en omvangrijke controles

een roulatiesysteem hebben. De ODT zorgt voor een roulatiesysteem bij objecten, partijen en

bedrijven waar frequent en intensief controles worden uitgevoerd.

 

 

Bereikbaarheids- en beschikbaarheidsregeling

Om bereikbaar te zijn voor spoedeisende klachten en/of meldingen buiten kantoortijd, is een

bereikbaarheids- en beschikbaarheidsregeling van belang. Het Omgevingsbesluit geeft aan dat

de organisatie van de bestuursorganen en van de Omgevingsdienst zorg dragen om ook buiten

de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar te zijn. De ODT heeft hiervoor een

wachtdienst ingesteld. Telefonische bereikbaarheid is gegarandeerd met een externe

dienstverlener die 24 uur per dag bereikbaar is. De medewerkers van de wachtdienst werken

in piket en worden gealarmeerd wanneer een spoedeisende melding binnenkomt.

 

 

Uitgangspunten informatievoorziening

ICT/VTH systeem

De ODT maakt gebruik van het VTH-systeem Power Browser (ODIE), welke doorlopend wordt

doorontwikkeld. Hiermee is een belangrijke bouwsteen gerealiseerd. Het nader inrichten en

invullen van het zaaksysteem zal de komende jaren worden vormgegeven, zodat bewuster

geregistreerd en gemonitord kan worden om te kijken of gestelde doelen zijn behaald.

 

 

Archief

De ODT gaat de komende jaren voor enkele partners de archieffunctie uitvoeren. Voor overige

partners wordt het dossier archiefwaardig opgeleverd aan de opdrachtgever. In alle gevallen

dient rechtmatig (conform archiefwet) te worden gewerkt. Hiervoor moeten in ieder geval

verwerkingsovereenkomsten worden afgesloten en dient vernietiging van archiefstukken

geborgd te worden.

 

 

Inspectieview milieu

De wet VTH gaat uit van verplichte samenwerking en informatie-uitwisseling door de

betrokken bestuursorganen. Het gaat hierbij onder meer over informatie-uitwisseling met

betrekking tot gemeentegrensoverschrijdende handhaving (ketentoezicht op grondstromen en

asbestafval). De handhavingsinformatie uitwisseling en handhavingsinformatie verstrekking

geldt voor de standaardtaken. Om dit te realiseren wordt aansluiting op de Inspectieview

Milieu voor omgevingsdiensten verplicht.

 

 

Inspectieview milieu is een virtueel dossier, waarin inspecteurs over informatie over

inspectieobjecten kunnen raadplegen. Deze informatie is voor toezichthouders en handhavers

toegankelijk via een beveiligde website. De informatie, zoals de resultaten van inspecties, is

afkomstig van inspectiediensten die hun data hiervoor beschikbaar stellen. De ODT is

aangesloten op Inspectieview, waarbij koppeling via I-GO is gelegd.

 

 

BIJLAGE 2: RISICOANALYSE

Een deel van de probleemanalyse wordt gevormd door de risicoanalyse. De wetgeving schrijft

voor dat een risicoanalyse ten grondslag moet liggen aan het VTH-beleid, om zo VTH-capaciteit

geprioriteerd en risicogericht in te zetten tezamen met de omgevingsanalyse.

 

 

In 2022 is de risicoanalyse VTH Overijsselbreed geactualiseerd en Omgevingswetproof

gemaakt.

De risicoafweging heeft plaatsgevonden op de volgende beoordelingsaspecten:

- Veiligheid;

- gezonde fysieke leefomgeving;

- duurzaamheid;

- economische en bestuurlijke impact;

- ondermijning;

- attitude;

- ervaringscijfers;

- naleving.

De komende jaren zal deze risicoanalyse verder worden uitgewerkt, zodat ook het

ambitieniveau kan worden bepaald.

 

 

BIJLAGE 3: DOELEN EN INDICATOREN

Hoofddoel Beleidsdoelen Indicatoren

(voor het verkrijgen van inzicht)

Hoofddoel

Beleidsdoelen

Indicatoren

(voor het verkrijgen van inzicht)

Financiën

De inzet van middelen is in balans met de kwantiteit en kwaliteit van de te leveren diensten en producten

 

De begroting is gebaseerd op waarheidsgetrouwe en gedragen kentallen.

 

Er is draagvlak voor de benodigde middelen.

Kentallen voor financiële middelen per product zijn vastgesteld. Kwaliteit per product is vastgesteld. Kwantiteit per product is vastgesteld.

Inhoudelijke doelen: Regulier werk

Mens en milieu zijn beschermd tegen onaanvaardbare risico’s

 

Het aantal incidenten per jaar is minimaal.

 

Het risico van de aard en het effect van incidenten is minimaal.

 

 

OD Twente heeft gebiedskennis in huis en heeft grip op activiteiten.

 

 

 

Het algehele naleefgedrag (voor de taken die ODT uitvoert) is hoog.

 

 

 

Kwaliteit van VTH-taken is op het vastgestelde niveau.

 

Aantal, aard, effect en locatie van incidenten (ongevallen, bijna ongevallen ed.) per jaar. Tijd tussen incident en/of overtreding en optreden gemeente en einde overtreding.

 

 

Aantal, aard en locatie van klachten. Aantal, aard en type meldingen en vergunningen en uitkomst. Aantal, aard en type uitgevoerde controles en uitkomst

 

Naleefgedrag. Type overtreder (goedwillend, moet kunnen, calculerend, bewust en structureel). Aantal handhavingsprocedures en uitkomst (aard en ernst).

 

Kwaliteit per product is vastgesteld.

Inhoudelijke doelen: Veiligheid

Er is een basisbeschermingsniveau voor veiligheid. Mens en milieu zijn beschermd tegen onaanvaardbare milieurisico’s en ondermijnende activiteiten

Externe veiligheid: Inwoners zijn beschermd tegen externe veiligheidsrisico’s die ontstaan bij het opslaan, bewerken en transporteren van gevaarlijke stoffen door activiteiten.

 

Risico’s omtrent externe veiligheid worden zoveel mogelijk beperkt.

 

Er wordt voortdurend geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen waardoor deze geen (verhoogd) risico veroorzaken.

 

Er wordt actief informatie gedeeld met ketenpartners.

Aantal incidenten en ongevallen op gebied van externe veiligheid.

Naleefgedrag.

 

Kennisniveau nieuwe ontwikkelingen.

Nieuwe ontwikkelingen zitten in VTHproces.

 

Kennisniveau nieuwe ontwikkelingen.

Informatiedeling is voldoende ingericht en werkend.

Ondermijning: Bonafide partijen zijn preventief beschermd tegen malafide partijen. We voorkomen een waterbedeffect.

 

OD Twente signaleert actief ondermijnende activiteiten.

 

Er wordt regionaal en eenduidig ingezet op de aanpak van ondermijning (Bibob, integrale acties en handhaving).

 

Aantal geregistreerde verdachte situaties.

Informatiedeling is voldoende ingericht en werkend.

Inhoudelijke doelen: Gezonde fysieke leefomgeving

Er is een basisniveau voor een gezonde en prettige leefomgeving.

Asbest: Mens en milieu zijn beschermd tegen gezondheidsschade door asbest

 

Het aantal gebouwen met asbest vermindert.

 

Het verwijderen van asbest wordt gestimuleerd.

 

 

 

Asbest wordt veilig gesaneerd conform wet- en regelgeving.

 

 

 

 

 

 

 

 

Er is gelijke behandeling in Twente.

 

Er wordt actief informatie gedeeld met ketenpartners.

Asbest is geïntegreerd in VTH-proces.

Aantal en type sloopmeldingen verwijderen asbest en uitkomst daarvan.

Aantal asbestverdachte locaties in Twente.

 

Asbest is geïntegreerd in VTH-proces.

Aantal en type uitgevoerde asbestcontroles en uitkomst.

Naleefgedrag.

Type overtreder (goedwillend, moet kunnen, calculerend, bewust en structureel).

Aantal handhavingsprocedures en uitkomst (aard en ernst).

 

 

Asbest is geïntegreerd in VTH-proces.

 

Informatiedeling is voldoende ingericht en werkend.

Luchtkwaliteit en geur: Mens en milieu zijn beschermd tegen gezondheidsrisico’s door de uitstoot van fijnstof en geur door activiteiten.

 

OD Twente is inhoudelijk deskundig op het gebied van geur en luchtkwaliteit en treed op als kennispunt.

 

Er wordt actief kennis gedeeld met kennispartners.

Op peil brengen en/of houden van kennis.

 

 

Informatiedeling is voldoende ingericht en werkend.

Geluid: Mens en milieu zijn beschermd tegen gezondheidsrisico’s door geluid.

 

Geluidshinder wordt actief tegengegaan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uniformiteit wordt nagestreefd.

Klachten.

Aantal en type uitgevoerde controles en uitkomst.

Naleefgedrag.

Type overtreder (goedwillend, moet kunnen, calculerend, bewust en structureel).

Aantal handhavingsprocedures en uitkomst (aard en ernst).

Aantal adviezen ten opzichte van geluid (opgevolgd tegenover afgeweken).

 

Regionale afstemming op systematiek van geluidsnormering.

Kennis en ontwikkeling bijhouden op geluidsbeperkende maatregelen.

Inhoudelijke doelen: Duurzaamheid

Twente is energie-neutraal en afvalstromen zijn verduurzaamd.

 

Activiteiten verbruiken minder energie.

 

Activiteiten stoten minder CO2 uit.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

OD Twente ondersteunt de overgang naar een circulaire economie.

Aantal vergunningen met voorschriften per activiteit.

 

Aantal ingediende informatieplicht.

Energieverbruik/besparing per activiteit.

Aantal activiteiten met een verbruik vanaf 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas.

Aantal activiteiten met een verbruik tot 50.000 kWh elektriciteit of 25.000 m3 aardgas.

Aantal en type controles die (on)voldoende energiebesparende maatregelen hebben getroffen.

Type overtreder (goedwillend, moet kunnen, calculerend, bewust en structureel).

Aantal handhavingsprocedures en uitkomst (aard en ernst).

 

 

Aantal geactualiseerde vergunningen in het kader van het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3).

Uitvoeringskwaliteit

De ODT is een professionele uitvoeringsorganisatie met een gesloten beleids- en uitvoeringscyclus.

Uitvoeringskwaliteit: Proces

De beleids- en uitvoeringscyclus is gesloten.

 

De beleidsuitvoeringscyclus is beter verbonden met de planning- en controlcyclus (P&C) en worden als sturingsinstrument ingezet.

 

Doelen worden actief gemonitord en waar nodig bijgestuurd.

 

 

OD Twente registreert actief kwalitatieve en actuele informatie en deelt dit waar nodig met ketenpartners.

 

 

 

ODT heeft grip op klachten.

 

Verbetering van gegevenskwaliteit van de voornaamste risicovariabelen, zodat het informatie gestuurd risicomodel voor de clusters van basistaken optimaal kan functioneren.

Knelpunten zijn inzichtelijk vanuit de beleidsuitvoeringscyclus en zijn meegenomen in P&C-cyclus.

Opleveren monitoringsrapportage.

Actieve bijsturing op de doelen.

 

 

 

Systemen zijn voldoende ingericht om kwalitatieve en actuele data te onttrekken.

Informatiedeling is voldoende ingericht en werkend.

Landelijke registers zijn gevuld.

 

Klachtenanalyse. Aantal verbetervoorstellen

 

Systemen zijn gevuld met actuele en kwalitatieve gegevens.

Uitvoeringskwaliteit: Vakbekwaamheid

De OD Twente is een professionele uitvoeringsorganisatie.

 

Medewerkers voldoen aan de vigerende kwaliteitscriteria.

Inzetbaarheidsmonitor.

Dienstverlening

De uitvoeringsorganisatie past de dienstverleningsprincipes uit de Omgevingswet toe en investeert in cultuuromslag.

 

De dienstverleningsprincipes zijn doorgevoerd in de organisatie.

 

De organisatiecultuur complimenteert aan de omgevingswet.

Klanttevredenheid wordt periodiek gemeten middels klanttevredenheidsonderzoeken.

 

 

BIJLAGE 4: VERGUNNINGENSTRATEGIE

Met een omgevingsvergunning kunnen burgers, bedrijven en overheden toestemming vragen

om activiteiten in de leefomgeving uit te voeren. De vergunningplichtige activiteiten worden

aangewezen in de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Besluit

bouwwerken leefomgeving (Bbl).

 

 

Vergunningen

Er zijn verschillende vormen van vergunningverlening:

  • Reguliere procedure (8 weken, eenmalig te verlengen met 6 weken);

  • Uitgebreide procedure (26 weken, eenmalig te verlengen met 6 weken);

  • Aanvraag voor losse deelactiviteiten;

  • Opleggen van maatwerkvoorschriften (milieu) of nadere voorwaarden (brandveilig gebruik).

 

 

Er is een voorwaarde verbonden aan de mogelijkheid om meerdere vergunningplichtige

activiteiten los en gespreid in de tijd aan te vragen. Hoofdregel is en blijft dat een activiteit is

verboden, zolang niet voor alle activiteiten die daarmee samenhangen een vergunning is

verleend. Een aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van een vergunning voor

alle activiteiten. Daar staat tegenover dat het bevoegd gezag een inspanningsverplichting heeft

om de aanvrager in kennis te stellen van eventuele andere vereiste besluiten.

 

 

Naast vergunningplichtige activiteiten bestaan ook activiteiten waar een meldingsplicht voor

geldt. Afhankelijk van het soort bedrijf en de uitgevoerde activiteiten, moet een bedrijf voor

het oprichten of veranderen een melding op grond van het Bal en/of het Bbl doen bij de

gemeente. Dit geldt ook voor sommige activiteiten bij particulieren (zoals propaan- en

olietanks). De initiatiefnemer moet de melding uiterlijk vier weken voor oprichting of

verandering doen.

 

 

Deze aanvragen kunnen worden ingedeeld en beoordeeld aan de hand van onderstaand figuur.

In de toekomst zal aansluiting worden gezocht op het Landelijke Vergunningenprotocol.

 

 

Uitgangspunten & randvoorwaarden

  • Initiatiefnemers gebruiken de best beschikbare technieken (BBT);

  • Enkelvoudig: uit één activiteit bestaand;

  • Meervoudig: uit meerdere activiteiten bestaand;

  • Eenvoudig: een perfect begrip van de afzonderlijke activiteiten geeft automatisch een perfect inzicht in het geheel;

  • Complex: een perfect begrip van de afzonderlijke activiteiten geeft niet automatisch een perfect inzicht in het geheel;

  • Technisch-inhoudelijk: combinatie van de milieubelastende activiteit(en) in kwestie en/of het gebied waar de milieubelastende activiteit(en) plaatsvinden;

  • Sociaal-maatschappelijk: er is sprake van vele actoren met eigen ideeën en belangen;

  • Binnen de organisatie van de ODT zijn vergunningverlening en handhaving functioneel gescheiden van elkaar.

 

 

Criteria

  • Beoordeling van omgevingsvergunningsaanvragen is afgestemd op geldende wet- en regelgeving;

  • Landelijke standaarden, innovaties van bedrijven en tot slot op regionaal beleid;

  • Beoordeling van omgevingsvergunningsaanvragen gebeurt binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijnen of termijn gebaseerd op (werk)afspraken;

  • Beoordeling van omgevingsvergunningsaanvragen gebeurt op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheids-, het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel;

  • Beoordeling van omgevingsvergunningsaanvragen gebeurt (waar nodig) integraal, waarbij verschillende aspecten en wetten op samenhangende wijze zijn opgenomen;

  • Beoordeling van omgevingsvergunningsaanvragen gebeurt (waar nodig) in afstemming met bestuurs en adviesorganen of belanghebbende derden;

  • Bij beoordeling van omgevingsvergunningsaanvragen wordt de informatie die via participatie is verkregen, betrokken bij de integrale belangenafweging (een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving enerzijds en bedrijfseconomische belangen anderzijds) om tot een samenhangend besluit te komen;

  • Beoordeling van omgevingsvergunningsaanvragen gebeurt op een hoger toetsingsniveau als het niet naleven van de voorschriften leidt (of kan leiden) tot grote schade aan de leefomgeving, de volksgezondheid, de veiligheid en natuur;

  • Bij beoordeling van complexiteit van omgevingsvergunningsaanvragen worden in ieder geval deze aspecten betrokken:

    • Ligging ten opzichte van de omgeving;

    • Klachtenregistratie bij soortgelijke initiatieven;

    • Handhavingsgeschiedenis bij soortgelijke initiatieven;

    • Berichtgeving in de media;

    • Informatie van collega’s met gebiedspecifieke kennis/branche kennis;

    • Informatie van betrokken collega’s bij de gemeente.

  • Beoordeling van plannen en initiatieven gebeurt zo vroeg mogelijk waarbij partners, adviseurs en belanghebbende derden zoveel mogelijk worden betrokken;

  • Bij beoordeling van de concept omgevingsvergunning wordt deze intern getoetst op:

    • Handhaafbaarheid en eenduidigheid van de voorschriften;

    • Helderheid van de formulering van voorschriften;

    • Voorschriften aan de huidige milieuhygiënische inzichten;

    • Relatie met andere relevante milieuwetgeving.

  • Bij het beoordelen van het onderdeel milieu van een omgevingsvergunningsaanvraag is er sprake van één aanspreekpunt;

  • Als burgers en bedrijven voor vraagstukken ten aanzien van het omgevingsrecht zich melden bij het ‘gemeenteloket’, bevinden zich achter dat loket de afzonderlijke gemeentelijke disciplines én de disciplines van de ODT.

 

 

Werkwijze

  • Bij het opstellen van een uitvoeringsprogramma wordt op grond van de risicoanalyse het niveau van toetsing van een omgevingsvergunningsaanvraag (indien nodig) nader geconcretiseerd;

  • Als alleen voor het onderdeel milieubelastende activiteit een omgevingsvergunning nodig is, behandelt de ODT deze zelfstandig. Het bevoegd gezag kan de voortgang in deze zaak volgen via het zaaksysteem. Voorgaande is afhankelijk van het afgegeven mandaat;

  • Als niet alleen voor het onderdeel milieubelastende activiteit een omgevingsvergunning nodig is, stelt de ODT de deelconcept omgevingsvergunning milieubelastende activiteit op voor het bevoegd gezag;

  • Als er sprake is van een meervoudig complexe omgevingsvergunningsaanvraag, wordt met het bevoegd gezag afgestemd dat dit gebeurt met prioriteit;

  • Losse aanvragen in het kader van natuurbescherming kunnen via de website van de ODT aangevraagd worden via digitale aanvraagformulieren;

  • Als er voor een toekomstig(e) omgevingsvergunningsaanvraag/initiatief behoefte is aan vooroverleg, wordt dit klantgericht en waar nodig/mogelijk flexibel georganiseerd.

    De ODT wordt in het behandelteam van de gemeente opgenomen én heeft inzage in de relevante onderdelen van het dossier;

  • Monitoring (methode die wordt gebruikt om te bepalen of het doel wordt bereikt);

  • Jaarlijks wordt voor de afgegeven omgevingsvergunningen en weigeringsbesluiten beoordeeld of voldaan is aan de kwaliteitsbeoordeling, door te controleren of de processtappen juist doorlopen zijn en de standaarden zijn toegepast.

 

 

Ambitie

De ODT adviseert alle gemeenten bij het opstellen van gemeentelijke omgevingsvisies en

omgevingsplannen.

Omgevingsvergunningen

Actualisering omgevingsvergunning

Artikel 5.38, Omgevingswet schrijft voor dat het bevoegd gezag regelmatig beziet of de

voorschriften van de vergunning nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen van de

technische mogelijkheden tot het beschermen van het milieu en de ontwikkelingen met

betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Onder ontwikkelingen van de technische

mogelijkheden tot het beschermen van het milieu worden ook verstaan de vaststelling van

nieuwe of herziene conclusies over beste beschikbare technieken (zoals bedoeld in artikel 13,

vijfde en zevende lid, van de richtlijn industriële emissies).

De ODT geeft hier vorm aan door het uitwerken van een projectplan actualisatie vergunningen.

 

 

Revisievergunning

De Omgevingswet kent de figuur van de revisievergunning op aanvraag niet, de ambtshalve

revisievergunning wel. De mogelijkheid een ambtshalve revisievergunning te verlangen kan

worden toegepast als stapeling van vergunningen ontstaat door in de tijd wisselende en

veranderde activiteiten en/of wijzigingen van voorschriften door voortdurende bescherming

van de fysieke leefomgeving. Dit is een continuering van de bestaande rechtspraktijk.

 

 

Wijziging voorschriften omgevingsvergunning en Intrekking omgevingsvergunning

De Omgevingswet (artikelen 5.39 en 5.40) regelt voor het bevoegd gezag de verplichting

respectievelijk bevoegdheid tot wijziging van de voorschriften van een omgevingsvergunning

en tot intrekking van een omgevingsvergunning.

 

 

Een aantal van die verplichtingen en bevoegdheden is uitputtend geregeld op wetsniveau:

  • De bevoegdheid tot intrekking van de omgevingsvergunning als gedurende één jaar, of een in de vergunning bepaalde langere termijn, geen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • De bevoegdheid om op verzoek van de vergunninghouder tot intrekking over te gaan;

  • De bevoegdheid tot intrekking onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • De bevoegdheid om – bij een milieubelastende activiteit en daarmee samenhangende wateractiviteit waarvoor gecoördineerd omgevingsvergunningen zijn verleend – beide omgevingsvergunningen ook in samenhang in te trekken;

  • De verplichting tot wijziging van de voorschriften of tot intrekking op verzoek van een bestuursorgaan waarvan instemming vereist was.

Tot slot kan tegelijkertijd bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor nieuw

aangevraagde activiteiten ook een ambtshalve revisievergunning worden verleend waarbij

reguliere wijzigings- en intrekkingsbepalingen worden doorgevoerd.

 

 

Strategie werkdoel

Regelmatig (5-jaarlijks) wordt bezien of de beperkingen en voorschriften in de

omgevingsvergunningen nog toereikend zijn. Daarbij wordt betrokken:

  • Beoordeling naar aanleiding van de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu;

  • Beoordeling naar aanleiding van de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu.

 

 

Ook als sprake is van nieuwe wet- en regelgeving, wordt nagegaan of er aanleiding is voor

actualisering. Bij toepassing van bovenstaande worden de bevindingen van toezicht en

handhaving betrokken.

 

 

Het overzicht wordt jaarlijks beoordeeld op volledigheid door middel van steekproeven. De

uitkomsten daarvan worden gebruikt om (indien nodig) een prioritering aan te brengen in de

te actualiseren omgevingsvergunningen.

 

 

Aanvragen tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel

Het toepassen van gelijkwaardige maatregelen wordt geregeld in artikel 4.7 van de

Omgevingswet. Het gaat dan om een maatregel waarmee tenminste hetzelfde resultaat wordt

bereikt als met de algemene regel.

 

 

Gelijkwaardige maatregelen kunnen fysieke maatregelen zijn, maar bijvoorbeeld ook bepaalde

werkwijzen en meetmethoden. Gelijkwaardige maatregelen zijn altijd toegestaan. Meestal is

toestemming van het bevoegd gezag nodig om een gelijkwaardige maatregel toe te mogen

passen, soms is dat niet het geval.

 

 

Strategie werkdoel

  • Door flexibiliteit initiatiefnemers in staat stellen innoverende maatregelen te ontwikkelen;

  • Uniforme toepassing beoordelingsvrijheid;

  • Gegeneraliseerde beoordeling;

De initiatiefnemer toont aan dat met een alternatieve maatregel tenminste hetzelfde resultaat

wordt bereikt als met de voorgeschreven maatregel. Beoordeling richt zich op de doelen die de

opsteller van de regels met de voorgeschreven maatregelen heeft willen bereiken.

 

 

Akkoord bevonden gelijkwaardige maatregelen worden bijgehouden ten behoeve van een

helder overzicht waarmee snel kan worden beoordeeld welke maatregelen als gelijkwaardig

kunnen worden toegepast. Bovendien zorgt dit overzicht voor duidelijkheid over de algemeen

aanvaarde onderbouwing en (gronden voor) acceptatie van gelijkwaardige maatregelen.

 

 

Monitoring (methode die wordt gebruikt om te bepalen of het doel wordt bereikt).

De monitoring geschiedt door een jaarlijkse steekproef van 10% van de gelijkwaardige

maatregelen.

 

 

Maatwerkvoorschriften

Het Bal biedt een algemene mogelijkheid voor het bevoegd gezag om af te wijken van de

bepalingen van het Bal. Dit kan in individuele gevallen met maatwerkvoorschriften of

vergunningvoorschriften (artikel 2.13, Bal). In de meeste gevallen zullen de regels in het Bal

volstaan.

 

 

Met maatwerkvoorschriften of vergunningvoorschriften kan het bevoegd gezag de landelijke

regels meer toespitsen op de concrete situatie of de locatie. Het bevoegd gezag mag geen

maatwerkvoorschrift stellen als hij over dat onderwerp een vergunningvoorschrift kan

opstellen. Dat staat in artikel 2.13, vierde lid, van het Bal.

 

Stategie werkdoel

  • Doeltreffend toepassen van wet- en regelgeving voor een hoog beschermingsniveau van het leefmilieu;

  • Er is sprake van maatwerkvoorschriften waarbij het oogmerk en de strekking van de algemene rijksregels in acht genomen zijn;

  • De beschikkingen bevatten een toelichting op de inachtneming van het oogmerk en de strekking van de van toepassing zijnde algemene rijksregel(s).

 

 

Maatwerkvoorschriften zijn in ieder geval in overeenstemming met de gestelde

beoordelingsregels en bepalingen uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) en het

Omgevingsbesluit. Daarbij worden de volgende criteria gehanteerd:

  • Bij de beoordeling wordt het standstill-beginsel gehanteerd: het milieu zoals het nu is niet laten verslechteren;

  • Beoordeling geschiedt uniform;

  • Beoordeling borgt dat indien er voor de betreffende milieubelastende activiteit of een activiteit die er direct verband mee houdt een omgevingsvergunning is verleend of aangevraagd, het maatwerkvoorschrift is afgestemd op de voorschriften van die omgevingsvergunning.

 

 

Wanneer een maatwerkvoorschrift wordt opgesteld, wordt daarbij in ieder geval betrokken:

  • Beleidskaders van bevoegde gezagen dat maatwerkvoorschriften voorschrijft;

  • De bestaande toestand van het milieu, voor zover de milieubelastende activiteit daarvoor gevolgen kan veroorzaken;

  • De gevolgen voor het milieu, die de milieubelastende activiteit kan veroorzaken, mede in onderlinge samenhang bezien;

  • De met betrekking tot de milieubelastende activiteit en de omgeving redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu;

  • De mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de milieubelastende activiteit kan veroorzaken, te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen;

  • De voor onderdelen van het milieu, waarvoor de milieubelastende activiteit gevolgen kan hebben, geldende milieukwaliteitseisen;

  • De redelijkerwijs te verwachten financiële en economische gevolgen van het maatwerkvoorschrift.

 

 

Monitoring (methode die wordt gebruikt om te bepalen of het doel wordt bereikt)

Jaarlijks wordt beoordeeld of bij de - afgegeven beschikkingen -

Maatwerkvoorschriften, voldaan is aan de criteria en de werkwijze is toegepast.

 

 

BIJLAGE 5: VORMEN EN WERKWIJZE VAN TOEZICHT (TOEZICHTSTRATEGIE)

We zetten onze toezichtcapaciteit zo efficiënt en effectief mogelijk in. Zo vindt er gepland

toezicht plaats op basis van vooraf gemaakte keuzes (risicoanalyse). De planning wordt

jaarlijks vastgelegd in een uitvoeringsprogramma. Niet alles is echter vooraf in te plannen.

Ongewone voorvallen of klachten kunnen toezicht noodzakelijk maken. Dit niet geplande

toezicht is over het algemeen moeilijk voor te bereiden en doet een aanslag op de beschikbare

middelen die voor het geplande toezicht waren voorzien. In het uitvoeringsprogramma

worden, op basis van kentallen, uren gereserveerd voor niet gepland toezicht. We zetten

verschillende vormen van toezicht in.

 

 

Wat is toezicht?

Onder het houden van toezicht wordt hier verstaan alle werkzaamheden die door of namens

een bestuursorgaan worden verricht om na te gaan of voorschriften van verordeningen,

vergunningen, ontheffingen en meldingen worden nageleefd. Deze werkzaamheden worden

uitgevoerd door speciaal daarvoor aangewezen toezichthouders. Een toezichthouder is een

persoon bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de

naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Van dit toezicht houden

gaat een belangrijk preventief effect uit.

 

 

De werkzaamheden bestaan in de praktijk uit het uitvoeren van controles, zonder dat van een

overtreding van een wettelijk voorschrift hoeft te zijn gebleken. Er kan worden gecontroleerd

door (al dan niet met afspraak) een bezoek aan een activiteit, een bedrijf of een bouwwerk te

brengen. Dit kan ook een “ongepland” bezoek zijn naar aanleiding van wat tijdens een

algemene inspectieronde wordt geconstateerd of naar aanleiding van een klacht of een

(melding van een) ongewoon voorval. Samengevat: onder toezicht wordt verstaan het

controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd.

 

 

De eventuele overtredingen van de regels en voorschriften worden tijdens het uitoefenen van

toezicht gesignaleerd en daarop worden dan eventuele acties ondernomen. Er zijn twee

hoofdvormen van toezicht te onderscheiden, namelijk preventief en repressief toezicht.

 

 

Preventief toezicht is het controleren van wettelijke bepalingen zonder dat daartoe een

aanleiding bestaat in de vorm van concrete aanwijzingen voor niet-naleving van de wettelijke

bepalingen. Preventief toezicht heeft dan het karakter van regulier toezicht.

 

 

Er wordt van repressief toezicht gesproken als het toezichtbezoek gebaseerd is op

aanwijzingen van niet-naleving van gestelde regels, bijvoorbeeld bij een klacht, een ongewoon

voorval of na een eerdere controle. We benadrukken dat bedrijven primair verantwoordelijk

blijven voor het naleven van de regels. Elke controle is een momentopname en het risico

bestaat dat niet alles wordt gecontroleerd of geconstateerd.

 

Doel van toezicht en deze strategie

Toezicht en handhaving staan regelmatig hoog op de politieke en maatschappelijke agenda.

Naleving van regelgeving is in onze samenleving namelijk geen vanzelfsprekendheid. Gezien

de risico’s van bepaalde maatschappelijke activiteiten in de fysieke omgeving, die in het

verleden tot incidenten en rampen hebben geleid en die dat nu en in de toekomst nog steeds

kunnen doen, is naleving van regels, die die risico’s trachten te beheersen, van cruciaal

belang.

 

 

Het doel van toezicht is dat het naleven van de gestelde regels leidt tot een kleinere kans op

het ontstaan van risico’s. Voorwaarde daarbij is wel dat de gestelde regels eenduidig, correct

en duidelijk zijn gesteld en toepasbaar zijn op de betreffende situatie. De druk op de controles

op activiteiten, van vergunningen, ontheffingen en meldingen, waarmee wordt toegezien op de

naleving van de gestelde regels, is groot. Daarom worden er eisen gesteld aan de wijze

waarop het toezicht wordt uitgevoerd. De mate waarin regels worden nageleefd is afhankelijk

van de spontane naleving maar ook van controle en sancties. In deze strategie wordt

aangegeven welke vormen van toezicht gehanteerd kunnen worden. In het jaarlijks op te

stellen uitvoeringsprogramma wordt aangegeven waar welke vorm van toezicht wordt ingezet.

 

 

De toezichtstrategie is een beslissingsondersteunend systeem dat gericht is op het op een

zelfde wijze uitvoeren van toezichtwerkzaamheden in overeenkomstige gevallen. De doelen

hiervan zijn het bereiken van transparantie, professionaliteit, rechtszekerheid en

rechtsgelijkheid voor diegenen waarop het toezicht zich richt en het voorzien in een hoge mate

van effectiviteit en efficiency voor de uitvoerende diensten. Zodanig dat de zo hoogst

mogelijke maatschappelijke effecten tegen de zo laagst mogelijke inspanningen en kosten

worden bereikt. De strategie heeft betrekking op de werkwijze die wordt gevolgd voor dat deel

van het traject dat loopt van het uitvoeringsprogramma tot en met het al dan niet constateren

van de overtreding en het waar nodig bepalen van de ernst van de overtreding. Zodra een

overtreding is geconstateerd wordt overgegaan op een andere strategie. Dit zal over het

algemeen de sanctiestrategie zijn. In uitzonderlijke gevallen kan worden besloten de

gedoogstrategie te volgen.

 

 

Vormen van toezicht

Het toezicht, dat door en voor de gemeenten en de provincie wordt verricht wordt opgenomen

in een jaarlijks uitvoeringsprogramma. Om effectief en doelmatig te werk te gaan is het vaak

nodig om de verschillende vormen van toezicht naast elkaar te hanteren. De ODT kiest

uiteindelijk voor de meest optimale vorm.

 

 

Wij onderscheiden de volgende vormen van toezicht.

  • Toezicht voor of bij oplevering;

  • Periodiek toezicht;

  • Thematisch toezicht;

  • Gebiedsgericht toezicht;

  • Administratief toezicht;

  • Toezicht naar aanleiding van klachten en ongewone voorvallen;

  • Toezicht tijdens lopende handhavingsprocedures.

     

  • 1.

    Toezicht voor of bij oplevering

Deze vorm is gekoppeld aan het afgeven van een omgevingsvergunning, ontheffing of het

accepteren van een melding voor nieuwe activiteiten of wijzigingen daarvan.

De oplevercontrole vooraf is zeer doelmatig wanneer juist tijdens de bouw of inrichting cruciale

voorschriften gecontroleerd kunnen worden, bijvoorvoorbeeld tijdens de bouw van een

stalsyteem.

 

 

Daarnaast spreken we van een oplevercontrole wanneer er sprake is van een nieuwe of andere

situatie en er extra aandacht vereist is. Aandacht voor de uitvoering of aanwezigheid van

voorgeschreven voorzieningen. Maar ook vanuit preventief opzicht is de oplevercontrole dan

belangrijk: zijn de regels bekend bij de aanvrager? Deze oplevercontrole levert een goed

beeld op hoe het gesteld is met de naleving van regelgeving en kan dan ook van invloed zijn

op de frequentie waarin in de toekomst toezicht wordt uitgeoefend.

 

 

  • 2.

    Periodiek toezicht

Reeds bestaande bedrijven, objecten, installaties of activiteiten worden op basis van een

risicoanalyse volgens een bepaalde frequentie bezocht. Belangrijk hierbij is het risico voor de

brandveiligheid, constructieve veiligheid en omgevingsveiligheid. Een toezichtsplan voor

bepaalde branches/activiteiten is een goed hulpmiddel om de meest relevante aspecten te

controleren. Een toezichtsplan is ook geschikt wanneer het een complex bedrijf betreft of een

bedrijf met een grote handhavingshistorie of wanneer er veel afstemming met partners nodig

is.

 

 

  • 3.

    Thematisch toezicht

Deze vorm van toezicht richt zich op een bepaald thema uit de regelgeving. Zo wordt in een

korte tijd inzicht verkregen in het naleefgedrag voor dat thema. Aanleiding kan zijn het

vermoeden dat op dit punt de regels niet in acht worden genomen. Vaak vallen dit soort

controles binnen een project waarvoor een projectplan wordt geschreven. Een voorbeeld

hiervan is de controle op het onderhoud van grote stookinstallaties in gebouwen in het kader

van duurzaamheid.

 

 

  • 4.

    Gebiedsgericht toezicht

In dit geval spreken we van toezicht in het vrije veld of op basis van bijvoorbeeld een

beheerplan of het bedrijvenbestand. Deze vorm van toezicht is meer gericht op het preventief

aanwezig zijn in een stadsdeel, op een industrieterrein of in het buitengebied. Het is belangrijk

dat bij het toezicht rekening wordt gehouden met de kans dat niet naleving van de regels zich

zal voordoen en activiteiten niet bij ons bekend zijn terwijl men dit wel had moeten melden

(zicht krijgen op illegale activiteiten)

 

 

  • 5.

    Administratief toezicht

Deze vorm wordt ook wel de controle ‘van achter het bureau’ genoemd. Een administratieve

controle richt zich op de juiste registratie van wettelijke verplichtingen. Dus bijvoorbeeld een

controle of aan keurings- en certificeringsverplichtingen is voldaan. Indien daartoe aanleiding

bestaat zal er een controle ter plaatse worden gehouden.

 

 

  • 6.

    Toezicht n.a.v. klachten en ongewone voorvallen

Reden voor deze controle is een binnengekomen klacht of melding van een calamiteit of

mogelijk illegale situatie.

 

 

  • 7.

    Toezicht tijdens lopende handhavingsprocedures

Als uitvloeisel van de onder punt 1 tot en met 6 uitgevoerde toezichtsvormen kan zijn dat een

handhavingsprocedure wordt gestart om overtredingen op te heffen. Tijdens deze procedure is

het nodig een vinger aan de pols te houden of de illegale situatie al dan niet is opgeheven

en/of sancties nodig zijn. Het gaat hier dus om controles die worden gehouden na een

vooraanschrijving, een opgelegde dwangsom- of bestuursdwangbeschikking of genomen

beschikking tot gedogen of het intrekken van een vergunning. De controle richt zich alleen op

de overtreding(en) waarop de brief of beschikking betrekking heeft. Van de controle wordt een

verslag gemaakt dat moet voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in het protocol

‘bestuurlijke controle’.

 

 

Toezicht tijdens de verschillende fasen

Toezicht vindt op verschillende momenten plaats. De toezichtstrategie biedt hiervoor een

aantal richtlijnen om een uniforme aanpak van controles van bedrijven, instellingen en

objecten te bereiken. Dit mede omdat toezicht op de verschillende aspecten door verschillende

toezichthouders plaatsvindt, eventueel al dan niet gezamenlijk in het kader van het integrale

aspect. We kennen daarin verschillende fasen.

 

 

De realisatiefase heeft voornamelijk te maken met de activiteiten slopen, inrichten, aanleggen

en bouwen. Het toezicht kan plaatsvinden op onderdelen (op basis van prioriteitstelling), maar

kan ook een controle van alle vigerende regelgeving en vergunde voorschriften betekenen.

 

 

Bij de beheer- of gebruiksfase is allereerst sprake van planmatige (on)aangekondigde

controles, de zogenaamde bedrijfs-, instellings- of objectcontrole. De controles kunnen wat

betreft diepgang en reikwijdte verschillen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een

deelcontrole en een volledige controle. Het betreft beiden visuele controles. De deelcontrole is

gericht op een beperkt aantal thema’s of onderwerpen. Een volledige controle is juist gericht

op meerdere of alle thema’s of onderwerpen.

 

 

Controles in de beheer- of gebruiksfase kunnen op verschillende manieren worden

georganiseerd. Per bedrijf of gebied, per thema of onderwerp, zoals:

1. Specifieke aspecten;

2. Branchegericht;

3. Ketencontrole;

4. Geveltoezicht.

 

 

Tot slot bestaat nog de sloopfase. Tijdens deze fase worden betreffende bouwwerken gesloopt

en wordt een controle uitgevoerd van alle geldende wet- en regelgeving en vergunde

voorschriften.

 

 

 

BIJLAGE 6: AFWEGINGSKADER GEDOGEN

We hebben een beginselplicht tot handhaven. Dit betekent dat we op iedere overtreding die we

zien moeten reageren met een passende interventie volgens de sanctiestrategie. Alleen in

uitzonderlijke omstandigheden zien we af van handhaving. Dat staat los van eventueel

strafrechtelijk optreden. In dit afwegingskader staat in welke situaties en onder welke condities

we tijdelijk niet handhaven.

 

 

Definitie van gedogen: “Het bestuur dat bevoegd is tot handhaving ziet bewust (tijdelijk) af

van optreden tegen een overtreding.”

 

 

Gedogen is feitelijk geen juiste term. Met ‘gedogen’ wordt bedoeld dat de gemeente niet

handhaaft. Gedogen leidt niet tot een besluit en er kan daarom ook geen bezwaar en beroep

tegen worden ingediend. Omdat het woord ‘gedogen’ zo algemeen is ingeburgerd, gebruiken

wij dit wel in dit afwegingskader. We kijken bij het toepassen van het afwegingskader altijd als

eerste stap of er samenloop is met andere regelgeving en of het gedogen niet in strijd is met

andere wet- en regelgeving. We letten daarbij op eigen regels maar ook op die van andere

overheden.

 

 

We volgen de vaste jurisprudentie over gedogen van de afdeling bestuursrechtspraak van de

Raad van State:

“Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding

van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een

last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken.

Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit

niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan

handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen

belangen, dat van optreden in de concrete situatie behoort te worden afgezien”.

We gebruiken ook de regeringsnota “Grenzen aan gedogen” als kader.

 

 

Gedogen passen we alleen in uitzonderlijke en/of spoedeisende situaties toe. ‘Alleen in

uitzonderlijke en/of spoedeisende situaties kan de gemeente besluiten niet handhavend op te

treden.’ Onze uitgangspunten zijn:

  • we handhaven bij overtredingen, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden en/of overgangssituaties zijn.

  • de situatie blijft zoveel mogelijk beperkt in omvang en tijd;

  • er vindt een zorgvuldige en kenbare belangenafweging plaats;

  • het gedogen tast belangen van derden niet in onredelijke mate aan;

  • de activiteit is na de aangekondigde periode van gedogen vergund of gestopt.

 

 

Een gedoogreactie of -brief is geen formeel besluit, en ook de weigering of intrekking van een

gedoogreactie niet. Het gedogen kan dan ook niet worden aangevochten bij de

bestuursrechter. Dit laat onverlet dat anderen in zo’n geval wel om handhaving kunnen

verzoeken. Op dergelijke verzoeken moeten we reageren en zal volgens de vastgestelde

handhavingsstrategie worden gehandeld, tenzij dit gedoogkader ruimte biedt om daar van af

te zien. We kunnen gedogen bij overgang- en overmachtssituaties. Aan het gedogen kunnen

we voorwaarden verbinden die we controleren.

 

 

Overgangssituaties zijn:

  • overtredingen met concreet zicht op legalisatie;

  • bedrijfsverplaatsingen;

  • experimenten en andere tijdelijke overtredingen;

  • situaties met overtredingen door omstandigheden die buiten de macht van de overtreder liggen of een nieuwe vergunning niet aansluitend op de oude vergunning geldt;

  • gevallen waarin de rechter de vergunning vernietigt, terwijl vergunnen wel mogelijk lijkt;

  • als de overtreder voorschriften om technische redenen niet kan naleven en die voorschriften binnenkort worden aangepast;

  • situaties waarbij de overtreding ophoudt te bestaan door versoepeling van regels.

 

 

Overmacht situaties zijn:

  • situaties waarin de overtreding was toegestaan, dan is volgens artikel 5:5 Awb handhaving niet toegestaan. We moeten dan gedogen;

  • situaties waarin het belang waar de regel voor is gemaakt beter af is als we gedogen;

  • gevallen waarin handhaven onevenredig zwaar is in verhouding tot het belang dat we met handhaving beschermen;

  • gevallen waarbij strijdige wetgevingsgebieden een overtreding opleveren.

 

 

We handhaven wèl:

  • als het gedrag van de overtreder recidiverend of calculerend is;

  • bij activiteiten die vallen onder ondermijnen;

  • als de te gedogen activiteit in strijd is met een andere regel en het bevoegde gezag voor de handhaving van die regel laat weten dat het bestuursrechtelijk handhaaft of gaat handhaven.

 

 

We houden actief toezicht op gedoogsituaties. We kijken of het gedogen nog actueel is en of

de geadresseerde de opgelegde beperkingen en voorwaarden naleeft.