Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Katwijk

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Katwijk 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKatwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Katwijk 2023
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand gemeente Katwijk 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Bijzondere bijstand inzake inrichtingskosten en draagkrachtberekening en de Beleidsregels Algemene draagkrachtberekening bijzondere bijstand en de Beleidsregels Bijzondere bijstand inzake inrichtingskosten en draagkrachtberekening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 35 van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-09-2023nieuwe regeling

04-07-2023

gmb-2023-384455

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Katwijk 2023

Het college van burgemeester en wethouders van Katwijk;

 

Gelet op artikel 35 van de Participatiewet en overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels met betrekking tot de bijzondere bijstand vast te stellen

 

B e s l u i t :

 

Vast te stellen: “Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Katwijk 2023”

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (PW) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan:

    • a.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;

    • b.

      bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de Participatiewetwet;

    • c.

      bijzondere bijstand: de bijstand zoals bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet;

    • d.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk;

    • e.

      draagkracht: de middelen waar de belanghebbende over beschikt of redelijkerwijs kan beschikken om in de kosten te voldoen. Draagkracht in relatie tot bijzondere bijstand wordt uitgedrukt in een percentage van de voor de bijzondere bijstand in aanmerking te nemen middelen;

    • f.

      inkomen: inkomen zoals bedoeld in artikel 32 en 33 van de Participatiewet en de algemene bijstand, bedoeld in artikel 5 sub b van de Participatiewet;

    • g.

      Inrichting: de instelling zoals omschreven in artikel 1 van de wet;

    • h.

      Kind: het ten laste komend kind als bedoeld in artikel 4, lid 1, onderdeel e, van de Participatiewet;

    • i.

      NIBUD prijzengids: de meest recente prijzengids van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting;

    • j.

      vermogen: vermogen zoals bedoeld in artikel 34 Participatiewet;

    • k.

      voorliggende voorziening: een passende en toereikende voorziening waarop de aanvrager een beroep kan doen of aanspraak kan maken voor de bekostiging van specifieke uitgaven zoals bedoeld in artikel 5 sub e en 15 van de Participatiewet;

    • l.

      wet: de Participatiewet;

    • m.

      WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

Artikel 2 Bepaling van de draagkracht uit inkomen en vermogen

  • 1.

    Bij de bepaling van de draagkracht wordt uitgegaan van de in aanmerking te nemen middelen, zoals vastgesteld in artikel 31 tot en met 34 van de wet.

  • 2.

    Het inkomen van de belanghebbende die geen bijstandsuitkering ontvangt, wordt vastgesteld aan de hand van de inkomensspecificatie van de maand voorafgaand aan de aanvraagdatum.

  • 3.

    Heeft belanghebbende een wisselend inkomen dan wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen genoten in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraagdatum.

  • 4.

    De peildatum voor de vaststelling van de hoogte van het vermogen is de aanvraagdatum.

  • 5.

    Het vermogen in de eigen woning waarin belanghebbende zelf woont en/of afkoopwaarden van verzekeringen worden niet in aanmerking genomen.

  • 6.

    Bij het vaststellen van het vermogen wordt geen rekening gehouden met algemeen gebruikelijke bezittingen. Onder algemeen gebruikelijke bezittingen wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      gebruikelijke huisraad en inboedel;

    • b.

      de waarde van motorvoertuigen tot een bedrag van in totaal € 5.000,00;

    • c.

      de waarde van luxe huisraad, sieraden, kunst en verzamelingen tot een bedrag van in totaal € 2.000,00.

  • 7.

    Indien aanvrager kinderen heeft en er sprake is van een co-ouderschap, wordt de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3, sub a en sub b van de wet naar rato berekend op basis van het aantal dagen dat de co-ouder de volledige zorg heeft voor het kind.

  • 8.

    Bij het vaststellen van het vermogen van de co-ouder wordt het vermogen van het kind gedeeltelijk meegenomen, berekend op basis van het aantal dagen dat de co-ouder de volledige zorg heeft voor het kind.

  • 9.

    Bij zowel eenmalige als periodieke kosten wordt de eventuele vastgestelde draagkracht eerst volledig in mindering gebracht op de kosten.

  • 10.

    Een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt niet meer aangepast tenzij door de wijziging in het inkomen en/of vermogen de draagkracht zoveel hoger wordt dat er niet langer recht bestaat op bijzondere bijstand. Als het inkomen lager wordt, kan dit wel reden zijn om de draagkracht aan te passen. Dit op verzoek van de aanvrager.

Artikel 3 Draagkrachtperiode

De bepaling van de draagkracht wordt voor de periode van één jaar vastgesteld, ingaand op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere bijstand is toegekend.

Artikel 4 Berekening hoogte draagkracht

  • 1.

    Er is geen sprake van draagkracht uit inkomen wanneer het vastgestelde inkomen lager is dan 130% van de bijstandsnorm.

  • 2.

    Van het inkomen tussen 130% en 150% van de bijstandsnorm wordt 25% aangemerkt als draagkracht.

  • 3.

    Van het inkomen boven 150% van de bijstandsnorm wordt 50% aangemerkt als draagkracht.

  • 4.

    Bij WSNP, of als er beslag is gelegd op het inkomen wordt uitgegaan van het feitelijk besteedbaar inkomen.

  • 5.

    Er is geen sprake van draagkracht uit vermogen wanneer het vastgestelde vermogen lager is dan de van toepassing zijnde grens als bedoeld in artikel 34 van de wet. Het vermogen boven deze grens wordt volledig in aanmerking genomen als draagkracht.

  • 6.

    Voor woonkostentoeslag bij een huurwoning en een eigen woning geldt in afwijking van lid 1, 2 en 3 een draagkrachtpercentage van 100% van het volledige inkomen boven de bijstandsnorm.

Artikel 5 Indienen aanvraag en bijzondere bijstand met terugwerkende kracht

  • 1.

    Een aanvraag om bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten opkomen of zijn gemaakt. In beginsel verleent het college daarom geen bijzondere bijstand met terugwerkende kracht.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college bijzondere bijstand verlenen voor kosten die voorafgaand aan de aanvraag zijn gemaakt, als:

    • a.

      het college de noodzaak van deze kosten op het moment van de aanvraag nog kan vaststellen, en;

    • b.

      de aanvraag is ingediend binnen een termijn van drie maanden nadat de kosten zijn opgekomen. Bij kosten van medische aard wordt de factuurdatum gehanteerd als datum waarop de kosten opkomen.

  • 3.

    Het college verleent voor de volgende kosten geen bijzondere bijstand met terugwerkende kracht:

    • a.

      vervanging en/of aanschaf van duurzame gebruiksgoederen;

    • b.

      verhuiskosten;

    • c.

      babyuitzet.

Artikel 6 Collectieve zorgverzekering voor Minima (CZM)

  • 1.

    De belanghebbende met een inkomen van maximaal 120% van de toepasselijke bijstandsnorm kan deelnemen aan de CZM.

  • 2.

    Artikel 4 lid 2 en lid 3 van de deze beleidsregels zijn niet van toepassing. De overige draagkrachtregels zijn wel van toepassing.

  • 3.

    Een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van de premie maakt onderdeel uit van de CZM en wordt automatisch verrekend in de premie.

  • 4.

    De hoogte van de tegemoetkoming wordt per kalenderjaar vastgesteld en betreft categoriale bijzondere bijstand.

  • 5.

    Het college biedt de CZM aan haar inwoners in drie varianten aan:

    • a.

      AV gemeente Basis;

    • b.

      AV gemeente Standaard;

    • c.

      AV gemeente Top.

Artikel 7 Tegemoetkoming premie aanvullende zorgverzekering

  • 1.

    De belanghebbende met een inkomen van maximaal 120% van de toepasselijke bijstandsnorm die niet deelneemt aan de CZM kan in aanmerking komen voor een maandelijkse tegemoetkoming in de premie van de aanvullende zorgverzekering.

  • 2.

    Artikel 4 lid 2 en lid 3 van de deze beleidsregels zijn niet van toepassing. De overige draagkrachtregels zijn wel van toepassing.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding wordt afgestemd op de mate van de aanvullende verzekering. De aanvullende verzekering van belanghebbende wordt daarbij vergeleken met de aanvullende verzekeringen van de CZM.

  • 4.

    De hoogte van de vergoeding wordt per kalenderjaar vastgesteld en betreft categoriale bijzondere bijstand.

Artikel 8 Eigen bijdragen Zorgverzekeringswet

  • 1.

    De eigen bijdragen Zorgverzekeringswet komen in aanmerking voor vergoeding vanuit bijzondere bijstand wanneer wordt voldaan aan de bepalingen in dit artikel.

  • 2.

    Uit het oogpunt van het tonen van voldoende besef van verantwoordelijkheid wordt verwacht dat belanghebbende een basisverzekering afsluit met een aanvullende zorgverzekering en tandartsverzekering. Het ontbreken van een basisverzekering, een aanvullende zorgverzekering en/of een tandartsverzekering is geen bijzondere omstandigheid.

  • 3.

    Het uitgangspunt voor de vergoeding van de eigen bijdragen Zorgverzekeringswet is de collectieve zorgverzekering AV gemeente Basis. Als belanghebbende anders verzekerd is wordt eerst gekeken naar de vergoeding die ontvangen zou zijn vanuit AV gemeente Basis. Als er dan een resterende eigen bijdrage overblijft komt deze in aanmerking voor vergoeding.

  • 4.

    De kosten van een brilmontuur worden vergoed tot maximaal 100 euro.

Artikel 9 Kledingslijtage, bewassingskosten, dieetkosten, maaltijdvoorziening en orthopedisch schoeisel

  • 1.

    Voor de meerkosten ten opzichte van normbedragen uit de NIBUD prijzengids kan bijzondere bijstand worden verleend als de noodzaak is aangetoond.

  • 2.

    Voor het aantonen van de noodzakelijkheid van de meerkosten wordt een medisch advies opgevraagd bij een daartoe bevoegde arts.

  • 3.

    Het medisch advies mag niet ouder zijn dan vijf jaar, tenzij onomstotelijk vaststaat dat de situatie ongewijzigd is.

Artikel 10 Producten publiekszaken

  • 1.

    De belanghebbende die ten minste een jaar een inkomen van maximaal 100% van de toepasselijke bijstandsnorm ontvangt kan in aanmerking komen voor de noodzakelijke aanschaf of vervanging van onderstaande producten:

    • a.

      Nederlandse identiteitskaart of paspoort van belanghebbende, zijn of haar partner en de kinderen.

    • b.

      Uittreksels Basis Registratie Personen (BRP) en Burgerlijke stand.

    • c.

      Verklaring Omtrent Gedrag (VOG).

  • 2.

    De vergoeding voor de kosten van het paspoort bedoeld onder lid 1 sub a bedraagt ten hoogste de kosten van een Nederlandse identiteitskaart.

  • 3.

    Bijbehorende pasfoto’s, in combinatie met een product onder lid 1, komen in aanmerking voor vergoeding.

  • 4.

    Noodzakelijke vervanging, zoals bedoeld in lid 1, kan ook blijken uit een aangifte i.v.m. verlies of diefstal.

  • 5.

    Als vervanging eenmaal heeft plaatsgevonden na verlies of diefstal, kan om dezelfde reden niet opnieuw vervanging plaatsvinden gedurende een periode van 10 jaar.

  • 6.

    De vergoeding van een VOG is alleen mogelijk als de kosten niet door een andere instantie worden vergoed.

  • 7.

    Artikel 4 lid 1, lid 2 en lid 3 van de deze beleidsregels zijn niet van toepassing. De overige draagkrachtregels zijn wel van toepassing.

Artikel 11 Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    Inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm middels een reservering dan wel via gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

  • 2.

    Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verleend als er sprake is van individueel bijzondere omstandigheden en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit bijvoorbeeld de bijstandsnorm.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding voor een volledige woninginrichting bedraagt:

    • a.

      50% van het inboedelpakket van de NIBUD prijzengids;

    • b.

      Voor een kamerbewoner is de vergoeding 25% van het inboedelpakket van de NIBUD prijzengids;

    • c.

      Bij gezinnen met meer dan 4 kinderen wordt voor ieder extra kind 50% van het verschil genomen tussen het genoemde bedrag in de tabel voor 4 kinderen en voor 3 kinderen uit de NIBUD prijzengids.

  • 4.

    Voor een gedeeltelijke woninginrichting geldt een lager percentage dan genoemd in het voorgaande lid. Dit percentage is afhankelijk van de verhouding waarin de gedeeltelijke inrichtingskosten staan tot de volledige inrichtingskosten.

  • 5.

    De hoogte van de vergoeding voor incidentele aanschaf van duurzame gebruiksgoederen bedraagt maximaal 75% van de waarde zoals vastgelegd in de NIBUD prijzengids, onderdeel huishoudelijke apparatuur.

  • 6.

    Op basis van gegronde redenen kan in individuele gevallen worden afgeweken naar een lager bedrag.

  • 7.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een geldlening en wordt in één keer uitbetaald, tenzij anders bepaald.

  • 8.

    De verstrekte geldlening moet, op basis van de volgende regels, volledig worden terugbetaald:

    • a.

      voor een inkomen dat gelijk is aan de bijstandsnorm wordt maandelijks een bedrag van 5% van het maandinkomen afgelost, en

    • b.

      voor inkomens boven de bijstandsnorm is de draagkrachtberekening bijzondere bijstand van toepassing.

  • 9.

    Belanghebbende kan, tot maximaal één jaar na aanvraag van de geldlening, gevraagd worden betaalbewijzen, kwitanties, facturen en dergelijke over te leggen en dient deze vervolgens binnen een termijn van twee weken te overhandigen.

  • 10.

    Bij statushouders die voor het eerst een woning betrekken worden de individuele bijzondere omstandigheden, zoals bedoelt in lid 2, aanwezig geacht te zijn.

Artikel 12 Verhuiskosten en dubbele huur

  • 1.

    Verhuiskosten (transportkosten, dubbele huur, administratiekosten) zijn algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dienen daarom uit het inkomen te worden voldaan.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 van dit artikel is bijzondere bijstand mogelijk als er sprake is van een noodzakelijke verhuizing die op geen enkele manier is te voorzien.

Artikel 13 Kosten eerste huur en premie zorgverzekering statushouders

  • 1.

    Statushouders die voor het eerst een woning betrekken komen in aanmerking voor vergoeding van de eerste kosten van woninghuur en premie zorgverzekering.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding bedraagt de kosten van de huurwoning en kosten van premie zorgverzekering van de ‘lopende maand’ en de daaropvolgende maand.

Artikel 14 Doorbetaling vaste lasten bij opname in een inrichting

  • 1.

    De vaste lasten voor het aanhouden van de woning bij opname in een inrichting komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding bedraagt de kosten van huur minus de huurtoeslag en de energiekosten.

  • 3.

    Als belanghebbende een bijstandsuitkering ontvangt, start de vergoeding vanaf de maand waarin de bijstandsuitkering is omgezet naar de zak- en kleedgelduitkering.

  • 4.

    De vergoeding wordt toegekend voor maximaal 7 maanden.

Artikel 15 Rechtsbijstand en griffierechten

  • 1.

    Een rechtsbijstandsverzekering is een voorliggende voorziening die passend en toereikend wordt geacht.

  • 2.

    Voor de kosten van rechtsbijstand en griffierechten kan bijzondere bijstand worden verleend als een toevoeging hiervoor is afgegeven door de Raad voor Rechtsbijstand.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt altijd rekening gehouden met de toepasselijke korting van het Juridische Loket.

  • 4.

    Kosten die via de gerechtelijke procedure aan belanghebbende worden vergoed en waarvoor de gemeente bijzondere bestand heeft verleend, dienen door ontvanger van de bijzondere bijstand te worden terugbetaald aan de gemeente.

Artikel 16 Woonkostentoeslag bij een huurwoning

  • 1.

    Bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag kan worden verleend als de belanghebbende de huurwoning bewoont, niet in staat is de huur volledig te betalen en geen beroep kan doen op de Wet op de huurtoeslag (Wht).

  • 2.

    De hoogte van de woonkostentoeslag wordt conform de systematiek van de Wht vastgesteld. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het bedrag dat belanghebbende zou krijgen aan huurtoeslag.

  • 3.

    De kosten van huur die boven de maximale huurgrens voor het recht op huurtoeslag uit komen worden volledig vergoed.

  • 4.

    De woonkostentoeslag wordt voor maximaal een half jaar toegekend. Als de huur hoger is dan de huurtoeslaggrens wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting, onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      actief zoeken naar goedkopere woonruimte;

    • b.

      ingeschreven staan als woningzoekende bij woningcorporaties;

    • c.

      Reageren op elke aangeboden woning met een huur lager dan de huurtoeslaggrens, ongeacht de aard of ligging van de woning.

    • d.

      geen passende woonruimte weigeren;

    • e.

      alles in het werk stellen om goedkopere woonruimte te verkrijgen.

  • 5.

    Als de verplichting als bedoeld in lid 4 is opgelegd kan de woonkostentoeslag met maximaal een half jaar worden verlengd als belanghebbende buiten zijn schuld nog geen woning heeft kunnen krijgen waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag.

Artikel 17 Woonkostentoeslag bij een eigen woning

  • 1.

    Woonkostentoeslag kan alleen worden verleend als de eigenaar de woning bewoont en niet in staat is de woonkosten te betalen.

  • 2.

    De woonkostentoeslag wordt berekend conform de systematiek van de Wet op de huurtoeslag (Wht), waarbij alleen de volgende woonkosten in de berekening worden meegenomen:

    • a.

      de kosten van de betaalde hypotheekrente, niet de aflossing of premie voor spaarhypotheek, onder aftrek van de daadwerkelijk ontvangen belastingteruggaaf;

    • b.

      de zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals het eigenaarsdeel van de waterschapslasten, de premies van glas- en opstalverzekeringen en het eigenaarsgedeelte onroerende zaakbelasting per maand OZB en erfpachtcanon;

    • c.

      schoonmaakkosten, energiekosten voor de lift, kosten verlichting gemeenschappelijke ruimtes bij bewoning van een flat of appartement.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan het bedrag dat belanghebbende zou krijgen aan huurtoeslag.

  • 4.

    De woonkosten die boven de maximale huurgrens voor het recht op huurtoeslag uit komen worden volledig vergoed.

  • 5.

    De woonkostentoeslag wordt voor een half jaar toegekend. Hierbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting, onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      alles in het werk stellen om de woning te verkopen, en hanteert daarbij een marktconforme reële verkoopprijs

  • 6.

    De periode als bedoeld in lid 5 kan met maximaal met een half jaar worden verlengd als belanghebbende buiten zijn schuld nog geen goedkopere huisvesting heeft kunnen krijgen.

  • 7.

    De woonkostentoeslag wordt voorlopig vastgesteld en na ontvangst van de definitieve aanslag van de belastingdienst over het betreffende jaar wordt de hoogte van de woonkostentoeslag herbeoordeeld en definitief vastgesteld.

Artikel 18 Kosten beschermingsbewind

  • 1.

    Kosten van beschermingsbewind, curatele en mentorschap komen in aanmerking voor bijzondere bijstand, als de noodzaak blijkt uit een beschikking van de rechtbank.

  • 2.

    Bijzondere bijstand wordt verleend voor de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren genoemde kosten en de kosten van griffierecht.

  • 3.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de extra te maken kosten zoals vermeld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren mits de rechter akkoord is gegaan en hiervoor een machtiging heeft verstrekt.

  • 4.

    Bankkosten, zoals vastgesteld door het landelijks kwaliteitsbureau CBM, komen in aanmerking voor vergoeding.

  • 5.

    Bijzondere bijstand voor kosten beschermingsbewind worden voor onbepaalde tijd toegekend, waarbij jaarlijks een hercontrole plaatsvindt.

Artikel 19 kosten budgetbeheer

  • 1.

    Kosten van budgetbeheer komen voor een periode van maximaal één jaar in aanmerking voor bijzondere bijstand als de noodzaak hiervoor wordt aangetoond en aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Noodzaak dient te worden aangetoond middels een onafhankelijk onderbouwd advies;

    • b.

      Een plan van aanpak waaruit blijkt hoe lang de budgettering noodzakelijk is en hoe men de problematiek van betrokkene wil oplossen;

    • c.

      Budgetbeheerder moet aangesloten zijn bij branchevereniging (BPBI, NVVK of NEN 8048 gecertificeerd).

  • 2.

    De periode als bedoeld in lid 1 kan maximaal met één jaar worden verlengd als er sprake is van een bijzondere noodzaak.

Artikel 20 Uitvaartkosten

  • 1.

    Uitvaartkosten behoren tot de bijzondere, noodzakelijke kosten van het bestaan. In deze kosten kan worden voorzien door de nalatenschap van de overledene en/of een uitvaartverzekering. De erfgenamen zijn aansprakelijk voor de kosten van de uitvaart.

  • 2.

    Als de erfgenaam (zijn of haar deel van) de kosten niet kan betalen, kan er bijzondere bijstand worden verleend voor dat deel.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal het normbedrag uit de NIBUD prijzengids.

Artikel 21 reiskosten

  • 1.

    Reiskosten die te maken hebben met het volgen van specialistische behandeling komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 2.

    Reiskosten bij bezoek aan gezinsleden in detentie of instelling komen in aanmerking voor bijzondere bijstand met een maximum van 4 keer per maand.

  • 3.

    Reiskosten in verband met re-integratie en/of inburgering buiten de gemeentegrens kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

  • 4.

    Voor de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de goedkoopste manier van reizen met het openbaar vervoer.

Artikel 22 Kosten levensonderhoud 18 – 21 jaar noodzakelijk uitwonend

  • 1.

    Voor kosten levensonderhoud van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar kan bijzondere bijstand worden verleend, wanneer men geen beroep kan doen op eigen middelen en de onderhoudsplicht.

  • 2.

    De noodzaak tot zelfstandige huisvesting voor een jongere staat vast als er een schriftelijke verklaring aanwezig is van een hulpverlenende instantie.

  • 3.

    Ouders zijn onderhoudsplichtig voor hun meerderjarige kind tot 21 jaar, tenzij het kind geen beroep kan doen op de ouders.

  • 4.

    De bijzondere bijstand voor levensonderhoud vult het aanwezige inkomen aan tot de norm die voor belanghebbende zou gelden als hij 21 jaar is.

Artikel 23. Kosten kinderopvang bij sociaal medische indicatie

  • 1.

    Voor de kosten van kinderopvang is de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Voor de eigen bijdrage kinderopvang in verband met een sociaal medische indicatie kan bijzondere bijstand worden verleend.

  • 3.

    De hoogte van bijzondere bijstand bedraagt maximaal de ouderbijdrage, gebaseerd op het maximale uurtarief dat door het Rijk is vastgesteld.

Artikel 24. Kosten kinderopvang bij volgen re-integratie traject

  • 4.

    Voor de kosten van kinderopvang is de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst een voorliggende voorziening.

  • 5.

    Voor de eigen bijdrage kinderopvang bij het volgen van een re-integratie traject kan bijzondere bijstand worden verleend

  • 6.

    De hoogte van bijzondere bijstand bedraagt maximaal de ouderbijdrage, gebaseerd op het maximale uurtarief dat door het Rijk is vastgesteld.

Artikel 25. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels als toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 26 Inwerkingtreding en intrekking oude beleidsregels

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking per 1 september 2023.

  • 2.

    De Beleidsregels Bijzondere bijstand inzake inrichtingskosten en draagkrachtberekening en de Beleidsregels Algemene draagkrachtberekening bijzondere bijstand worden ingetrokken per 1 september 2023.

Artikel 27 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Katwijk 2023.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk op 4 juli 2023