Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Katwijk

Beleidsregels algemene bijstand gemeente Katwijk 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKatwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels algemene bijstand gemeente Katwijk 2023
CiteertitelBeleidsregels algemene bijstand gemeente Katwijk 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. § 2.2 van de Wet werk en bijstand
  2. § 2.3 van de Participatiewet
  3. § 3.2 van de Participatiewet
  4. § 3.3 van de Participatiewet
  5. § 3.4 van de Participatiewet
  6. § 5.1 van de Participatiewet
  7. § 5.2 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-09-2023nieuwe regeling

29-08-2023

gmb-2023-384443

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels algemene bijstand gemeente Katwijk 2023

Het college van burgemeester en wethouders van Katwijk;

 

Gelet op paragrafen 2.2, 2.3, 3.2, 3.3, 3.4, 5.1 en 5.2 van de Participatiewet en overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels met betrekking tot de algemene bijstand vast te stellen

 

B e s l u i t :

 

Vast te stellen: “Beleidsregels algemene bijstand gemeente Katwijk 2023”

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan:

    • a.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is;

    • b.

      bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de Participatiewet;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk;

    • d.

      wet: de Participatiewet;

    • e.

      inkomen: inkomen zoals bedoeld in artikel 32 en 33 van de wet;

    • f.

      vermogen: vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • g.

      ALO-kop: de verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders zoals bedoeld in artikel 2 lid 6 van de Wet op het kindgebonden budget;

    • h.

      Inrichting: de instelling zoals omschreven in artikel 1 van de wet;

    • i.

      Schoolverlater: de alleenstaande die bijstand aanvraagt gedurende de eerste zes maanden na beëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsopleiding, voor zover voor dat onderwijs of die beroepsopleiding aanspraak bestond op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

    • j.

      Vermogen: vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de wet;

Artikel 2 verblijf in buitenland

  • 1.

    Bij verblijf in het buitenland wordt de dag van vertrek gezien als volledige dag in Nederland en de dag van terugkomst als volledige dag in het buitenland.

  • 2.

    Het verblijf in het buitenland moet voor vertrek via het formulier ‘verblijf in buitenland’ worden gemeld bij het college.

  • 3.

    De belanghebbende moet zich op de eerste werkdag na terugkomst in Nederland bij het college melden.

  • 4.

    Als belanghebbende zich niet binnen 3 werkdagen na terugkomst in Nederland bij het college meldt dan:

    • a.

      wordt het recht op uitkering opgeschort als de wettelijk toegestane verblijfsduur nog niet is overschreden;

    • b.

      wordt het recht op uitkering ingetrokken als de wettelijk toegestane verblijfsduur is overschreden.

Artikel 3 Bijstand voor ontbreken ALO-kop bij alleenstaande ouder met niet-rechthebbende partner

Als de toepasselijke bijstandsnorm is gewijzigd naar 50% en er geen aanspraak meer kan worden gemaakt op de ALO-kop, wordt de algemene bijstand aangevuld met het ontbrekende bedrag van de ALO-kop.

Artikel 4 Inlichtingenplicht en bestuurlijke boete

  • 1.

    Wijzigingen die onder de inlichtingenplicht, zoals bedoelt in artikel 17 van de wet, vallen moeten binnen 7 dagen worden doorgegeven via de daarvoor bestemde formulieren.

  • 2.

    Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om af te zien van het opleggen van een bestuurlijke boete en te volstaan met een waarschuwing zoals bedoeld in artikel 18a vierde lid van de wet en artikel 2aa Boetebesluit Socialezekerheidswetten.

  • 3.

    Het college hanteert voor de redelijke termijn, zoals bedoelt in artikel 2aa, tweede lid van het Boetebesluit Socialezekerheidswetten de maximale termijn van 60 dagen.

  • 4.

    De bestuurlijke boete wordt afgestemd op de mate van verwijtbaarheid, de ernst van de gedraging en de omstandigheden van persoon en gezin.

  • 5.

    Voor wat betreft de omstandigheden van persoon en gezin, zoals bedoeld in artikel 18 lid 10 van de wet, wordt voor de hoogte van de boete op de volgende wijze rekening gehouden met de financiële draagkracht:

    • a.

      De bestuurlijke boete wordt afgestemd op de draagkracht van belanghebbende door de fictieve draagkracht te vermenigvuldigen met 24 maanden in geval van opzet, 18 maanden in geval van grove schuld, 12 maanden in geval van normale verwijtbaarheid en 6 maanden in geval van verminderde verwijtbaarheid.

    • b.

      Onder fictieve draagkracht wordt verstaan het inkomen boven de beslagvrije voet.

Artikel 5 Beheersing van de Nederlandse taal

  • 1.

    Belanghebbende kan de voldoende beheersing van de Nederlandse taal aantonen met rapporten, certificaten of diploma’s van erkende Nederlandse onderwijsinstellingen (zowel basis- als voortgezet/beroepsonderwijs). Dat kan ook particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn. Ook met een CV of arbeidsovereenkomst kan de beheersing van de Nederlandse taal worden aangetoond.

  • 2.

    Een inburgeringsdiploma of certificaat zoals bedoelt in artikel 6 lid 2 van de Wet Inburgering 2021 geldt als bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taal.

  • 3.

    Er wordt geen taaltoets afgenomen wanneer elke vorm van verwijtbaarheid, om aan de taaleis te voldoen, ontbreekt. Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt als er:

    • a.

      Een ontheffing is in het kader van de Wet inburgering;

    • b.

      Er sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem;

    • c.

      Diverse malen een taalcursus gevolgd is en vastgesteld is dat, door in de persoon gelegen factoren, belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op het referentieniveau machtig te worden;

    • d.

      De arbeidsverplichtingen niet van toepassing zijn op grond van artikel 9 lid 5 van de wet

Artikel 6 Commerciële huursituatie

  • 1.

    Onder commerciële huurprijs, als bedoeld in artikel 19a van de wet, wordt verstaan: een marktconforme prijs die voor de betreffende woonruimte in het economisch verkeer gebruikelijk is en in verhouding staat tot de geleverde diensten.

  • 2.

    Een commerciële huursituatie dient te worden aangetoond middels een huurovereenkomst en bewijsstukken van betaling van de commerciële huur.

  • 3.

    In de huurovereenkomst staat tenminste:

    • a.

      wie de huurder is;

    • b.

      wie de verhuurder is;

    • c.

      de huurprijs (all-in of uitgesplitst in kale huur en servicekosten);

    • d.

      het adres en een omschrijving van het gehuurde;

    • e.

      de datum van ingang van het huurcontract;

    • f.

      het tijdstip en de wijze van betaling;

    • g.

      de datum waarop jaarlijks de huur wordt verhoogd;

    • h.

      de handtekening van de huurder en de verhuurder.

Artikel 7 Ingangsdatum en einddatum zak- en kleedgelduitkering bij opname in inrichting

  • 1.

    De ingangsdatum van de zak- en kleedgelduitkering gaat in vanaf datum opname, als belanghebbende voorafgaand aan de opname geen bijstandsuitkering ontvangt.

  • 2.

    Als belanghebbende een bijstandsuitkering ontvangt dan wordt de bijstandsnorm voortgezet gedurende de lopende maand plus de opvolgende maand na datum opname. Daarna wordt de uitkering gewijzigd in de zak- en kleedgelduitkering.

  • 3.

    Als de opname langer dan 6 maanden duurt dan vindt een herbeoordeling plaats van de voortgang van de opname en domicilie van belanghebbende.

Artikel 8 Verlaging norm i.v.m. woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt:

  • a.

    20 procent van de gehuwdennorm als een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten verbonden zijn;

  • b.

    10 procent van de gehuwdennorm als geen woning bewoond wordt;

  • c.

    De verlaging uit dit artikel wordt niet toegepast bij belanghebbenden tot 21 jaar

Artikel 9 Verlaging norm van schoolverlaters

Op grond van artikel 28 van de wet wordt:

  • a.

    voor een thuisinwonende schoolverlater de norm verlaagd tot het normbedrag beroepsonderwijs thuiswonend zoals genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000;

  • b.

    voor een uitwonende schoolverlater de norm verlaagd tot het normbedrag beroepsonderwijs uitwonend zoals genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000;

  • c.

    De verlaging uit dit artikel wordt niet toegepast bij belanghebbenden tot 21 jaar.

Artikel 10 Samenloop van verlaging uitkering

  • 1.

    Als toepassing wordt gegeven aan de verlaging voor schoolverlaters (artikel 9 van deze beleidsregel) wordt voor de duur van die verlaging niet de verlaging vanwege de woonsituatie (artikel 8 van deze beleidsregel) toegepast.

  • 2.

    Als de kostendelersnorm op grond van artikel 22a van de wet van toepassing is vindt verlaging van de norm op grond van schoolverlaters alleen plaats als de van toepassing zijnde kostendelersnorm hoger is dan de schoolverlaters norm.

Artikel 11 Giften

  • 1.

    Van een gift is sprake als belanghebbende iets ontvangt, in de vorm van een geldbedrag of in natura, van een persoon of een instelling. De gift heeft een onverplicht karakter waaraan geen terugbetalingsverplichting ten grondslag ligt.

  • 2.

    Giften in natura van instanties en verstrekkingen op grond van het armoedebeleid voor kinderen worden volledig vrijgelaten. Belanghebbende hoeft hiervan geen melding te maken.

Artikel 12 Giften met een eenmalig karakter

  • 1.

    Giften met een eenmalig karakter worden niet tot de middelen gerekend, voor zover de gift in totaal niet meer bedraagt dan € 2.250,00 per kalenderjaar. Het meerdere wordt als vermogen in aanmerking genomen.

  • 2.

    Voor giften tot en met het vrijlatingsbedrag als bedoeld in lid 1 geldt geen meldplicht.

  • 3.

    Voor giften boven het vrijlatingsbedrag geldt een meldplicht.

  • 4.

    Wanneer de gift een gift in natura betreft wordt de waarde bepaald zoals geldend in het economisch verkeer.

Artikel 13 Giften met een periodiek karakter

  • 1.

    Giften met een periodiek karakter worden niet tot de middelen gerekend als het totaal van de giften niet meer bedraagt dan € 2.250,00 per kalenderjaar.

  • 2.

    Voor het totaal aan periodieke giften tot en met het vrijlatingsbedrag als bedoeld in lid 1 geldt geen meldplicht.

  • 3.

    Voor het totaal aan periodieke giften boven het vrijlatingsbedrag geldt een meldplicht.

  • 4.

    Wanneer de gift een gift in natura betreft wordt de waarde bepaald zoals geldend in het economisch verkeer.

Artikel 14 Giften in afwachting van de afhandeling van de bijstandsaanvraag.

Giften die wordt verstrekt in afwachting van de afhandeling van een bijstandsaanvraag en die niet meer bedragen dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand, worden niet in aanmerking genomen als middel.

Artikel 15 Niet herleidbare kasstortingen

  • 1.

    Kasstortingen waarvan de herkomst niet kan worden herleid worden aangemerkt als middelen als bedoeld in artikel 31 van de wet.

  • 2.

    Betalingen die een terugkerend of periodiek karakter hebben, door belanghebbende kunnen worden aangewend voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten en zien op een periode waarin bijstand is ontvangen worden aangemerkt als inkomen als bedoeld in artikel 32 lid 1 van de wet.

  • 3.

    Een éénmalige niet herleidbare kasstorting wordt aangemerkt als vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet.

Artikel 16 Materiële Schadevergoeding

  • 1.

    De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet als vermogen aangemerkt, tenzij:

    • -

      de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade, of

    • -

      hiervoor specifieke bijzondere bijstand is gegeven.

  • 2.

    Een schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen wordt aangemerkt als inkomen voor de periode waarop de vergoeding toeziet.

  • 3.

    Een verhuisvergoeding van de woningbouwvereniging wordt niet in aanmerking genomen als middel.

Artikel 17 Immateriële schadevergoeding

  • 1.

    Een immateriële schadevergoeding wordt niet als vermogen in aanmerking genomen als deze minder bedraagt dan het vrij te laten vermogen genoemd in artikel 34 lid 3 onder a van de wet.

  • 2.

    Van een immateriële schadevergoeding die meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen genoemd in artikel 34 lid 3 onder a van de wet wordt 2/3 van het meerdere boven dit vrij te laten vermogen in aanmerking genomen als vermogen.

Artikel 18 Vermogen

  • 1.

    Bij het vaststellen van het vermogen wordt geen rekening gehouden met algemeen gebruikelijke bezittingen. Onder algemeen gebruikelijke bezittingen wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      gebruikelijke huisraad en inboedel;

    • b.

      de waarde van motorvoertuigen tot een bedrag van in totaal € 5.000,00;

    • c.

      de waarde van luxe huisraad, sieraden, kunst en verzamelingen tot een bedrag van in totaal € 2.000,00.

    • d.

      Afkoopwaarde van financiële producten die lager zijn dan de vermogensgrens die van toepassing is.

  • 2.

    Indien aanvrager kinderen heeft en er sprake is van een co-ouderschap, wordt de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3, sub a en sub b van de wet naar rato berekend op basis van het aantal dagen dat de co-ouder de volledige zorg heeft voor het kind.

  • 3.

    Bij het vaststellen van het vermogen van de co-ouder wordt het vermogen van het kind gedeeltelijk meegenomen, berekend op basis van het aantal dagen dat de co-ouder de volledige zorg heeft voor het kind.

Artikel 19 Bijzondere bezittingen zoals aandelen, effecten, e-wallet, cryptomunten etc.

  • 1.

    Van de hieronder opgenoemde overige bezittingen dienen altijd bewijstukken te worden ingeleverd:

    • a.

      onroerend goed in het binnenland en/of buitenland;

    • b.

      e-wallet (bijvoorbeeld Paypal);

    • c.

      inhoud gehuurde bankkluis;

    • d.

      cryptomunten;

    • e.

      aandelen;

    • f.

      effecten;

    • g.

      overige bijzondere bezittingen.

  • 2.

    De actuele waarde van deze bezittingen worden tot het vermogen gerekend, tenzij er sprake is van handel in deze bezittingen.

  • 3.

    De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer.

  • 4.

    Als de waardevermeerdering van de onder 1d tot en met 1g genoemde bezittingen tijdens de bijstand het resterend vrij te laten vermogen overschrijdt dient belanghebbende deze wijziging direct door te geven.

  • 5.

    Eenmaal per jaar dient belanghebbende bewijsstukken in te leveren van de waarde van de onder het eerste lid,d tot en met g, genoemde bezittingen.

Artikel 20 Ingangsdatum bijstand na afwijzing aanvraag bij andere sociale zekerheidsinstelling

In het geval van een afwijzende beschikking, afkomstig van een andere sociale zekerheidsinstantie, geldt de meldingsdatum bij die instantie als ingangsdatum voor de bijstandsuitkering, als belanghebbende zich binnen 7 kalenderdagen na dagtekening van de afwijzing meldt voor bijstand.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 september 2023.

Artikel 22 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels algemene bijstand gemeente Katwijk 2023.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk op 29 augustus 2023