Organisatie | Barneveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsnota Ontplofbare Oorlogsresten |
Citeertitel | Beleidsnota Ontplofbare Oorlogsresten |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-09-2023 | nieuwe regeling | 22-08-2023 |
De gemeente Barneveld is tijdens de Tweede Wereldoorlog getroffen door oorlogsgeweld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben er veelvuldig oorlogshandelingen plaatsgevonden waarbij gebruik werd gemaakt van ontplofbare oorlogsresten (verder te noemen OO), vroeger ook wel Conventionele Explosieven of Niet Gesprongen Explosieven genoemd. Denk hierbij aan vliegtuigbommen, hand- en geweergranaten, artillerie en mortiergranaten, raketten et cetera. Statistisch is aangetoond dat ongeveer 10 á 15% van de tijdens WO-II gebruikte OO niet tot de gewenste uitwerking kwam en als blindganger is achtergebleven. Bij grondroerende werkzaamheden bestaat een kleine kans dat men in aanraking komt met achtergebleven OO.
Deze beleidsnotitie heeft als doel om inzicht te bieden in het omgaan met OO in de gemeente Barneveld. De nota biedt informatie over de mogelijke aanwezigheid van OO en het proces dat doorlopen dient te worden om de veiligheid te waarborgen en de daarbij behorende taken en verantwoordelijkheden. Er is aandacht voor de wet- en regelgeving die van toepassing is op het omgaan met OO. Daarnaast is er aandacht voor het Certificatieschema opsporing ontplofbare oorlogsresten (CS-OOO). Tot slot wordt er duidelijkheid verschaft over de mogelijkheid om subsidie aan te vragen voor gemaakte kosten.
2. Beschrijving wet- en regelgeving
OO vallen onder verschillende wet- en regelgeving. Op verschillende deelaspecten zijn andere regelingen van toepassing. Bij het opstellen van dit document is uitgegaan van de op dit moment geldende wet- en regelgeving. De wet- en regelgeving wordt gemonitord en indien nodig verwerkt in het beleid.
Dit beleid van de gemeente Barneveld is niet in strijd met de bovengenoemde wettelijke regelingen, een en ander voor zover deze regelingen van kracht waren op het tijdstip van de vaststelling. Verdere toelichting op OO gerelateerde wetgeving is opgenomen in bijlage 1 van dit beleid. In bijlage 4 staat het Certificatieschema CS-000.
Voor de verschillende rollen in het proces bij het opsporen en ruimen van OO gelden taken en verantwoordelijkheden. Deze zijn hieronder kort weergegeven.
Iedere persoon of organisatie die van plan is om grondverzet te plegen, bouwprojecten of infrastructurele plannen te ontwikkelen, te baggeren, enzovoorts, is verplicht om te informeren bij de gemeente naar de mogelijke aanwezigheid van OO op het betreffende perceel. Dit geldt zowel voor gemeentelijke als voor niet-gemeentelijke projecten. Een initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de veiligheid van zijn eigen medewerkers en personen die in zijn opdracht werkzaamheden uitvoeren. (Arbeidsomstandighedenwet artikel, 5 en Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 4.10)
De burgemeester is eindverantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid binnen de gemeente op grond van artikel 172 van de Gemeentewet. Op basis van de artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet kan de burgemeester in uitzonderlijke gevallen voor het handhaven van de openbare orde of voor het beperken van eventueel gevaar bevelen of algemeen bindende voorschriften geven voor de locatie waar naar OO wordt gezocht, of waar een OO wordt geruimd. De burgemeester als bevoegd gezag kijkt of in het projectplan de relevante onderdelen voor de openbare orde en veiligheid zijn beschreven en tekent het projectplan zodat het opsporingsbedrijf mag communiceren met de EODD als een OO wordt aangetroffen.
Indien in het kader van het nader onderzoek opsporing (detecteren en/of benaderen van OO) dient plaats te vinden, moet hiervoor door het CS-OOO gecertificeerde bedrijf dat de opsporing zal verrichten een projectplan worden opgesteld. Dit projectplan dient de initiatiefnemer, afhankelijk van de scope van het project ter kennisname (detectie) of ter ondertekening (detectie en/of benaderen) aan de gemeente voor te leggen. De opsporing mag alleen door een CS-OOO gecertificeerd bedrijf worden verricht.
2.2 Taakverdeling verantwoordelijke
Volgens de bovenstaande wet -en regelgeving zijn de betrokkenen bij het opsporen van OO verantwoordelijk voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden, deze zijn hieronder schematisch weergegeven.
Zoals in het bovenstaande schema is weergegeven dient de initiatiefnemer de gemeentelijke beleidskaart OO raad te plegen. Hier kan gekeken worden of het gebied waarin de werkzaamheden gaan worden uitgevoerd verdacht is van OO. Om dit proces helder te krijgen zal in dit hoofdstuk eerst het gemeentelijk beleidskaart OO worden toegelicht en hoe deze te raadplegen is. Vervolgens wordt via een processchema inzichtelijk gemaakt welke stappen de initiatiefnemer moet zetten voordat er begonnen kan worden met het uitvoeren van de werkzaamheden.
3.1 De gemeentelijke beleidskaart OO
In opdracht van de gemeente Barneveld heeft Expload in 2015 een historisch vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van Ontplofbare Oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog binnen het gehele grondgebied. Het vooronderzoek is uitgevoerd conform het Werkveld specifiek Certificatieschema voor het Systeemcertificaat Opsporen Conventionele Explosieven WSCS-OCE), versie 2012, waarin de richtlijnen voor uitvoering van een vooronderzoek zijn opgenomen. Het eindresultaat van het vooronderzoek OO is een rapportage met een bijbehorende OO bodembelastingkaart genaamd RN-14037-2.0. Op deze kaart worden de “verdachte” locaties binnen het gedefinieerde onderzoeksgebied in kaart gebracht.
De gemeentelijke OO bodembelastingkaart is een levend document. Nieuwe feiten kunnen eerdere inzichten en conclusies op basis van historisch feitenmateriaal doen wijzigen. Indien bij opsporingsprojecten OO worden aangetroffen of als er sprake is van een niet verwachte vondst, dan dienen deze vondsten te worden geanalyseerd en de vindplaatsen van de aangetroffen OO toegevoegd te worden aan de OO bodembelastingkaart. Deze nieuwe vondsten worden geanalyseerd en indien noodzakelijk wordt het verdachte / onverdachte gebied bijgesteld. Dit kan zowel een toename als afname van het verdachte gebied inhouden.
De gebieden zijn onderverdeeld in categorieën:
Raadplegen risicokaart RN-14037-2.0:
Omdat dit een levend document betreft kan deze worden opgevraagd via ontplofbare.oorlogsresten@oddevallei.nl
Gemeente Barneveld beschouwd de volgende bodemlagen niet meer als verdacht vanwege naoorlogs grondroerende werkzaamheden:
4. Bommenregeling gemeentefonds
Gemeenten kunnen via het gemeentefonds in aanmerking komen voor een bijdrage in de gemaakte kosten voor het opsporen en ruimen van ontplofbare oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog (de zogenoemde bommenregeling). Het vergoedingspercentage voor bijdragen die vanaf 2021 worden verstrekt is 68%. Het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) is, samen met het ministerie van Financiën de beheerder van het gemeentefonds en, informeert gemeenten over de bommenregeling via de circulaires van het gemeentefonds. De gemeente Barneveld hanteert de in dit hoofdstuk beschreven werkwijze, zolang de subsidiemogelijkheid er van BZK is.
4.1 Aanvraag subsidie bommenregeling
Voor de aanvraag moet een gemeenteraadsbesluit worden ingediend. Uit het gemeenteraadsbesluit moet blijken dat opsporing en ruiming van ontplofbare oorlogsresten (OO) uit de Tweede Wereldoorlog uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk was en welke uitgaven daarmee gepaard zijn gegaan. Het gemeenteraadsbesluit wordt gekoppeld aan een verzoek om een suppletie vanuit het gemeentefonds te ontvangen. Op basis van het gemeenteraadsbesluit wordt een suppletie aan de gemeente verstrekt van 68% van de gemaakte kosten. Het is niet noodzakelijk om een verdere onderbouwing te overleggen om voor een suppletie in aanmerking te komen. De gemeente is de verantwoordelijke instantie voor de toetsing en controle van de gemaakte kosten ten aanzien van de beheersmaatregelen die zijn getroffen in relatie tot de (mogelijk) aanwezige OO. BTW komt niet voor compensatie in aanmerking. BZK heeft richtlijnen opgesteld wanneer derden in aanmerking kunnen komen voor deze subsidie.
Zoals gezegd kunnen alleen gemeenten een aanvraag indienen bij het ministerie van BZK. Maar komt het in de praktijk ook voor dat gemeenten kosten van derden in het raadsbesluit opnemen.
Het ministerie van BZK heeft hier in principe geen bezwaar tegen, maar acht terughoudendheid van belang.
Er is voor de kosten van derden verschil tussen een particulier met een ‘spontane vondst’ op eigen grond (categorie 1) of een projectontwikkelaar die opdracht heeft gegeven tot ‘grondroerende werkzaamheden’ (categorie 2). Een spontane vondst is het tegenkomen van bijvoorbeeld een vliegtuigbom in een gebied dat (daar) niet van verdacht is.
Dit betekent dat de verstoorder het niet vooraf kon weten en incalculeren. Bij een dergelijk geval zal de aannemer niet verder kunnen werken en wordt de EODD erbij gehaald om de bom onschadelijk te maken, te ruimen en te vernietigen.
Wat BZK betreft geldt voor categorie 2 het principe ‘de verstoorder betaalt’ en ligt een bijdrage via de bommenregeling niet in de rede. Voor categorie 1 ligt een bijdrage wel voor de hand. Het kan dus per geval verschillen of een bijdrage voor kosten van derden legitiem is.
Richtsnoer is dat de bommenregeling in het gemeentefonds niet is bedoeld voor het compenseren van private partijen voor kosten die anders door de markt zouden worden gedragen. In de optiek van BZK is de gemeente het beste in staat om de lokale situatie te beoordelen en om, in het verlengde, de vraag te beantwoorden of het opnemen van kosten van derden in het raadsbesluit in het betreffende geval legitiem is.
4.3 Interpretatie richtlijnen BZK door de gemeente Barneveld:
Bij het toekennen van subsidies aan derden wordt er gekeken naar het maatschappelijk belang van de activiteit of het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het maatschappelijk belang gaat om de mate waarin een activiteit of project bijdraagt aan de publieke belangen van de samenleving. Het is daarom van belang dat de aanvraag voor subsidie goed onderbouwd is en duidelijk laat zien welk maatschappelijk belang er gediend wordt met de activiteit of het project. De eisen die gesteld word om in aanmerking te komen voor subsidies voor het opruimen ontplofbare oorlogsresten worden hieronder gedefinieerd.
De aanvrager moet de kosten van het opruimen van de OO kunnen onderbouwen en aantonen dat deze kosten redelijk zijn volgens RN-14037-2.0. Met het redelijk zijn van de kosten wordt bedoeld dat er onderzoek wordt gedaan naar de munitie die volgens de risicokaart mogelijk in het gebied aanwezig kan zijn.
Financiële draagkracht: De aanvrager moet kunnen aantonen dat deze niet in staat is om de kosten voor het opruimen van OO zelf te dragen. De bommenregeling van BZK in het gemeentefonds is namelijk niet bedoeld voor het compenseren van private partijen voor kosten die anders door de markt zouden worden gedragen.
Onder maatschappelijk belang verstaat de gemeente Barneveld:
Onder maatschappelijk belang wordt niet verstaan:
Infrastructurele projecten van het rijk. De opsporing en ruiming van OO als gevolg van infrastructurele projecten die (indirect) door het Rijk geïnitieerde zijn zoals grootschalige infrastructurele projecten. Denk hierbij aan de aanleg en onderhoud van wegen en spoorlijnen, baggerwerken en dijkverbeteringen.
De deadline voor het aanvragen van de subsidie is jaarlijks voor 1 november. Deze datum en het mailadres waar de aanvraag kan worden ingediend wordt actief gecommuniceerd via de gemeentepagina, bij de beoordelingen van het projectplan en op de website. De aanvrager betaalt in eerste instantie zelf de kosten. Het aanvragen van de subsidie kan via Meldbox@veiligheid.nl
Wie er in aanmerking komt voor de subsidie is een beslissing van de raad. Jaarlijks na 1 november levert het college een compleet overzicht aan met alle aanvragen. Het college maakt inzichtelijk op de lijst welke projecten voldoen de richtlijnen van BZK en aan het begrip maatschappelijk belang zoals beschreven in hoofdstuk 4. Ook zullen hier de projecten op staan die niet voldoen aan de criteria maatschappelijk belang. Op basis hiervan kan de raad beslissen welke initiatiefnemers recht hebben op de subsidie.
Met particuliere initiatiefnemers die kosten maken voor opsporing en ruiming van OO kan een anterieure overeenkomst worden gesloten waarin wordt vastgelegd dat de gemeente de door de initiatiefnemer gemaakte kosten meeneemt in de aanvraag voor de vergoeding vanuit het Gemeentefonds.
Nadat de aanvraag daadwerkelijk is overgemaakt vanuit het gemeentefonds kan de bijdrage worden overgemaakt naar de initiatiefnemer. De gemeente zal in deze gevallen dus niet voorfinancieren. De anterieure overeenkomst is ook geen garantie voor het ontvangen van de 68% vergoeding door de particuliere initiatiefnemer: De gemeente spant zich in om de vergoeding te verkrijgen via het Gemeentefonds.
Aanvragen die jaarlijks vóór 1 april door het ministerie van BZK zijn ontvangen worden, na beoordeling, in het jaar van ontvangst toegekend. Verzoeken die het ministerie vanaf 1 april ontvangt worden meegenomen in het volgende jaar. Via de meicirculaire van het gemeentefonds ontvangen gemeenten informatie over het toegekende bedrag. De uitbetaling van het bedrag loopt vervolgens mee in de reguliere bevoorschotting van de uitkering uit het gemeentefonds.
Vastgesteld op 22 augustus 2023.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
W. Wieringa
Secretaris
J. van der Tak,
Burgemeester
Arbeidsomstandighedenwetwetten.nl - Regeling - Arbeidsomstandighedenwet - BWBR0010346 (overheid.nl)
Artikel 5 Inventarisatie en evaluatie van risico’s
Bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid legt de werkgever in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico's de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en de risico's voor bijzondere categorieën van werknemers.
In de risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aandacht besteed aan de toegang van werknemers tot een deskundige werknemer of persoon, bedoeld in de artikelen 13 en 14, of de arbodienst.
Een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico's en de samenhang daartussen, een en ander overeenkomstig artikel 3, maakt deel uit van de risico-inventarisatie en -evaluatie. In het plan van aanpak wordt tevens aangegeven binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen.
Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaamheden aan degene, die de werknemer ter beschikking stelt, de beschrijving uit de risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maatregelen en van de risico's voor de werknemer op de in te nemen arbeidsplaats, opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer.
Arbeidsomstandighedenbesluitwetten.nl - Regeling - Arbeidsomstandighedenbesluit - BWBR0008498 (overheid.nl)
artikel 4.10 Ontplofbare oorlogsresten
lid 2 In alle gevallen waarin gevaar voor de veiligheid of gezondheid van werknemers kan bestaan door de mogelijke aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten, wordt, alvorens werkzaamheden worden aangevangen, hiernaar een oriënterend onderzoek ingesteld.
Gemeentewetwetten.nl - Regeling - Gemeentewet - BWBR0005416 (overheid.nl)
De commissaris van de Koning geeft, indien een ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel ernstige vrees voor het ontstaan van zodanige ordeverstoring zulks noodzakelijk maakt, de burgemeesters in de provincie zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen met betrekking tot het door hen ter handhaving van de openbare orde te voeren beleid. De aanwijzingen worden zo enigszins mogelijk schriftelijk gegeven.
Gemeentewetwetten.nl - Regeling - Gemeentewet - BWBR0005416 (overheid.nl)
lid 1 Onverminderd artikel 172, derde lid, en hetgeen bij gemeentelijke verordening is bepaald omtrent de bevoegdheid van de burgemeester om bevelen te geven ter handhaving van de openbare orde, kan de burgemeester aan een persoon die individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig heeft verstoord of bij groepsgewijze ernstige verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, dan wel herhaaldelijk individueel of in groepsverband de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven:
Lid 2 De burgemeester kan tevens een bevel geven aan een persoon aan wie door een private organisatie een sanctie is opgelegd, wegens gedrag dat bij de burgemeester de ernstige vrees doet ontstaan dat die persoon de openbare orde zal verstoren.
Lid 3 De burgemeester van een andere gemeente kan een burgemeester verzoeken om een persoon tevens namens hem een overeenkomstig bevel te geven, indien de burgemeester die het bevel geeft, de ernstige vrees heeft dat die persoon ook in de andere gemeente de openbare orde zal verstoren. Het verzoek bevat een aanduiding van de objecten of gebieden waar de aanwezigheid van die persoon niet gewenst is en van de tijdstippen of perioden waarvoor het bevel geldt. De burgemeester zendt een afschrift van het bevel dat hij namens een andere burgemeester heeft gegeven, aan die burgemeester.
Lid 4. Van een bevel zich te melden in een andere gemeente, wordt tijdig mededeling gedaan aan de burgemeester van die gemeente.
Lid 5 Indien de officier van justitie een persoon als bedoeld in het eerste lid een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, geeft de burgemeester aan deze persoon niet een bevel als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, voor hetzelfde gebied.
Lid 7 Op grond van nieuwe feiten of omstandigheden kan de burgemeester het bevel wijzigen ten nadele van betrokkene.
Lid 8 De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van de verboden of geboden die voortvloeien uit het bevel, dan wel van een of meer onderdelen daarvan. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
Lid 9 Indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven, wijzigt de burgemeester het bevel ten gunste van betrokkene. Het bevel wordt ingetrokken zodra het niet langer nodig is ter voorkoming van verdere verstoringen van de openbare orde.
Gemeentewetwetten.nl - Regeling - Gemeentewet - BWBR0005416 (overheid.nl)
Lid 1 De burgemeester kan aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die herhaaldelijk in groepsverband de openbare orde heeft verstoord en de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen:
dat de minderjarige zich niet bevindt in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente, tenzij de minderjarige wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent of door een andere meerderjarige als bedoeld in het derde lid; of
dat de minderjarige zich op bepaalde dagen gedurende een aangegeven tijdvak tussen 8 uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent of door een andere meerderjarige als bedoeld in het derde lid.
Lid 2 Het bevel geldt voor een door de burgemeester vast te stellen periode van ten hoogste drie maanden.
Lid 3 De burgemeester kan voor de toepassing van het eerste lid ten hoogste twee andere meerderjarigen naast de persoon of personen die het gezag uitoefenen over een minderjarige aanwijzen ter begeleiding van de minderjarige.
Lid 4 Artikel 172a, zevende, achtste en negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
Gemeentewetwetten.nl - Regeling - Gemeentewet - BWBR0005416 (overheid.nl)
Lid 1 In geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de burgemeester bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
Lid 2 De burgemeester laat tot maatregelen van geweld niet overgaan dan na het doen van de nodige waarschuwing.
Gemeentewetwetten.nl - Regeling - Gemeentewet - BWBR0005416 (overheid.nl)
Lid 1 Wanneer een omstandigheid als bedoeld in artikel 175, eerste lid, zich voordoet, kan de burgemeester algemeen verbindende voorschriften geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken. Hij maakt deze voorschriften bekend op een door hem te bepalen wijze.
Lid 2 De burgemeester brengt de voorschriften zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad, van de commissaris van de Koning en van het hoofd van het arrondissementsparket.
Lid 3 De voorschriften vervallen, indien zij niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, worden bekrachtigd.
Lid 4 Indien de raad de voorschriften niet bekrachtigt, kan de burgemeester binnen vierentwintig uren administratief beroep instellen bij de commissaris van de Koning. Deze beslist binnen twee dagen. Gedurende de beroepstermijn en de behandeling van het administratief beroep blijven de voorschriften van kracht.
Lid 5 Hoofdstuk 6 en afdeling 7.3 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op het administratief beroep, bedoeld in het vierde lid.
Lid 6 De commissaris kan de werking van de voorschriften opschorten zolang zij niet bekrachtigd zijn. Het opschorten stuit onmiddellijk de werking van de voorschriften.
Lid 7 Zodra een omstandigheid als bedoeld in artikel 175, eerste lid, zich niet langer voordoet, trekt de burgemeester de voorschriften in. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
Gemeentewetwetten.nl - Regeling - Gemeentewet - BWBR0005416 (overheid.nl)
Lid 1 De burgemeester is bevoegd door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangegeven plaats tijdelijk te doen ophouden. De ophouding kan mede omvatten, indien nodig, het overbrengen naar die plaats.
Lid 2 De burgemeester oefent de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, slechts uit:
Lid 3 Artikel 154a, derde tot en met veertiende lid, is van overeenkomstige toepassing.