Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Ronde Venen

Rectificatie: Beleidsplan grootschalige zonnevelden De Ronde Venen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Ronde Venen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRectificatie: Beleidsplan grootschalige zonnevelden De Ronde Venen 2023
CiteertitelBeleidsplan grootschalige zonnevelden De Ronde Venen 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlagenAangewezen en uitgesloten gebieden gemeente Transformatorstations Kernrandzones Weidevogelgebieden Soorten vogels Stelling van Amsterdam Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000 Ingerichte natuur Landschapstypen Infrastructuur Beleidskaart aangewezen voor zonnevelden Beleidskaart

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-09-2023nieuwe regeling

20-04-2023

gmb-2023-378585

Tekst van de regeling

Intitulé

Rectificatie: Beleidsplan grootschalige zonnevelden De Ronde Venen 2023

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat in bijlage 4 de onjuiste kaart is bekendgemaakt. De oorspronkelijke publicatie is op 20 juli 2023 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2023, 321068.]

 

1. INLEIDING

1.1 Ambitie

De Ronde Venen zet zich in om vanaf 2050 een klimaatneutrale gemeente te zijn. Een gemeente waarin wijzelf en onze kinderen met plezier kunnen blijven wonen. Een onderdeel hiervan is dat we de komende jaren evenveel energie gaan opwekken als dat we gebruiken. Dat doen we niet langer met aardgas, maar met schone energie, verkregen uit zon of bijvoorbeeld aardwarmte. Samen met inwoners, bedrijven, belangengroepen, landeigenaren en leveranciers van energie gaan we aan de slag. Want ambitie brengt ons allemaal verder.

 

In juni 2016 nam de gemeenteraad unaniem de motie Klimaatneutraal 2040 aan. In april 2017 heeft de gemeenteraad het ‘Spoorboekje naar een klimaatneutrale gemeente 2040’ vastgesteld. Daarin staat de route voor de energietransitie van de gemeente. Dit is verder uitgewerkt in het Transitieplan Elektriciteit (vastgesteld in januari 2018) en in de Strategie Warmtetransitie (vastgesteld in november 2018).

 

Tijdens de raadsvergadering van 5 juli 2021 besloot de gemeenteraad over de inbreng van de gemeente in de Regionale Energiestrategie (RES) namelijk: 0,114 Terawattuur (410 TeraJoule) duurzame energie voor 2030 (dat is inclusief zon op dak).

 

In het coalitieakkoord 2023 ‘In het hart’ spraken de coalitiepartijen af dat de gemeente streeft naar klimaatneutraliteit in 2050 in plaats van 2040. Dat is het uitgangspunt voor het college.

 

Willen we in de gemeente De Ronde Venen in 2050 klimaatneutraal zijn dan hebben we zonnevelden nodig. We focussen ons op zonnevelden, omdat dit een bewezen techniek is en omdat de gemeenteraad grote windturbines uitsloot in de gemeente. Andere technieken zijn nu nog niet grootschalig toepasbaar, maar sluiten we voor de toekomst, met name voor de periode 2030-2050, niet uit.

 

1.2 Aanleiding nieuw beleid zonnevelden

Zonnevelden hebben een ruimtelijke impact. Zonnevelden zijn naast zon op dak nodig om voldoende duurzame energie op te wekken binnen de gemeente De Ronde Venen. Ze zijn binnen het bestaande beleid nog niet toegestaan (er zijn al wel randvoorwaarden, maar een concreet kader ontbreekt). Een nieuw beleid op het toestaan en realiseren van zonnevelden is dus noodzakelijk.

 

De gemeente ging in eerste instantie uit van het uitschrijven van een tender. De tendereisen en -wensen moesten voortkomen uit een gebiedsproces. In de nieuwe situatie wordt uitgegaan van uitnodigingsplanologie, waarbij aan de voorkant aan de potentiële initiatiefnemers heldere eisen en wensen worden meegegeven.

 

Bij uitnodigingsplanologie bepalen overheden op hoofdlijnen waar ruimtelijk veranderingen passend zijn met het oog op te beschermen waarden. Het is planologie waarbij overheden zich uitnodigend en faciliterend opstellen tegenover initiatiefnemers in dit geval voor zonnevelden. Anders dan bij een tenderproces waar op kwaliteit kan worden geselecteerd, zijn bij uitnodigingsplanologie heldere criteria nodig die de kwaliteit ‘afdwingen’.

 

Eerder heeft de gemeenteraad specifieke voorwaarden aan zonnevelden gesteld. Met name de voorwaarden die landschap en natuur raken, moeten nog in dit beleid worden uitgewerkt:

  • Zonnevelden worden optimaal in de omgeving ingepast;

  • Zonnevelden mogen de biodiversiteit niet benadelen. Als er wel natuur verloren gaat moet de aantasting worden gecompenseerd op een andere plek;

  • Een zonneveld tast de bodem zo min mogelijk aan.

Ook de eerder vastgestelde randvoorwaarden worden door de andere invalshoek die nu is gekozen (uitnodigingsplanologie) in dit beleid op enkele punten aangescherpt. De voorwaarden in dit beleid zijn nader geconcretiseerd om voor een initiatiefnemer duidelijkheid te bieden.

 

1.3 Doel nieuw beleid zonnevelden

De gemeente nodigt initiatiefnemers uit om met plannen te komen om invulling te geven aan de gemeentelijke ambitie. Voor deze plannen dient een duidelijk kader aanwezig te zijn. Bij het opstellen van dit kader spelen met name de impact op de omgeving en het bijbehorende draagvlak, de inpasbaarheid in het landschap en lokaal eigendom een belangrijke rol.

 

1.4 Randvoorwaarden vormen het toetsingskader voor zonnevelden

1.4.1 Waarop zijn de randvoorwaarden in dit beleid van toepassing?

De voorwaarden voor grootschalige zonnevelden gelden voor zon op land. Zonnepanelen op water en meer specifiek op plassen heeft de gemeenteraad eerder uitgesloten. Bij grootschalige zonnevelden gaat het om grotere percelen waarbij energieproductie de belangrijkste activiteit is. Als ondergrens hanteren we 500 m2. De ervaring van andere gemeenten leert dat het in praktijk gaat om initiatieven van 5 tot 50 hectare.

 

Voor kleinere zonnevelden (< 500 m2) is er apart beleid.

1.4.2 Door wie te gebruiken

Dit Beleidsplan Grootschalige Zonnevelden is voor initiatiefnemers die binnen de gemeente De Ronde Venen een zonneveld willen realiseren. In dit beleid staan randvoorwaarden waaraan een initiatief moet voldoen. In hoofdstuk 7 staat beschreven welke stappen moeten worden doorlopen en hoe de ruimtelijke procedure er vervolgens uit ziet.

 

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is beschreven binnen welk kader dit Beleidsplan Grootschalige Zonnevelden vorm heeft gekregen. Naast de verschillende beleidsstukken van het Rijk, de provincie en de gemeente zelf en de relevante ontwikkelingen, zijn de aandachtsgebieden omschreven. Deze gebieden zijn bepalend voor het wel of niet toestaan van een zonneveld en de bijbehorende voorwaarden. In hoofdstuk 3 worden de voorwaarden beschreven waaraan een initiatiefnemer van een zonneveld moet voldoen. Eerst worden de landschappelijke voorwaarden voor een zonneveld beschreven en daarna wordt ingegaan op de voorwaarden voor procesparticipatie (hoofdstuk 4) en financiële participatie (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 6 staat een overzicht van alle voorwaarden waaraan een zonneveld moet voldoen op een rijtje. In hoofdstuk 7 staat hoe dit beleid gebruikt moet worden en hoe de ruimtelijke procedure er vervolgens uit ziet. Afsluitend is in hoofdstuk 8 een begrippenlijst opgenomen.

2. KADER

2.1 Beleid

2.1.1 Rijk en provincie

Het klimaatakkoord is kaderstellend voor het gemeentelijke beleid op klimaat. Daarnaast worden in de Nationale omgevingsvisie (NOVI) een aantal leidende principes genoemd waarvan ‘meervoudig boven enkelvoudig’ belangrijk is voor lokale uitwerking. Meervoudig ruimtegebruik betekent dat meerdere functies op eenzelfde locatie een plek kunnen krijgen. Dit is belangrijk bij een zonneveld, bijvoorbeeld kan er naast de opwek van energie ook waterberging en / of het versterken van de biodiversiteit plaatsvinden op hetzelfde stuk grond.

 

De Provincie heeft ook een omgevingsvisie (POVI) en een omgevingsverordening (Iov) die kaderstellend zijn. Hierin staat het beleid dat de provincie heeft voor zonnevelden en welke voorwaarden de provincie daaraan stelt. Het aanvragen van een vergunning moet bij de gemeente gedaan worden. Daarom is de gemeente het eerste aanspreekpunt.

2.1.2 RES Regio U16

Duurzame energie opwekken is veel zichtbaarder en vraagt meer ruimte dan fossiele energie. Het kunnen zien van een zonneveld of een windpark stopt niet bij de grens van de gemeente. Net als de (ondergrondse) energie-infrastructuur. Daarom is samenwerking binnen en ook tussen regio’s enorm belangrijk. Dit gebeurt landelijk binnen 30 verschillende Regionale Energie Strategieën (RES). Iedere regio moet een bijdrage leveren om minder CO2 uit te stoten. Binnen de RES U16 werken 16 gemeenten, waterschappen en de provincie Utrecht samen. Zodat zij met een plan komen voor de opwek van zonne- en windenergie en andere keuzes voor aardgas.

 

In de RES wordt daarmee een zogenaamd ‘bod’ gedaan voor de bijdrage van de U16 regio aan het klimaatakkoord. In dit bod staat ook de verhouding tussen zon en wind beschreven. Voor de ruimtelijke uitgangspunten ten aanzien van de ontwikkeling van zon op land en windmolens is in de RES de basis gelegd.

 

De gemeenteraad heeft in 2021 het RES-bod van de gemeente Ronde Venen vastgesteld op 0,114 TWh opwekcapaciteit in 2030 grofweg onderverdeeld in 0,03 TWh op grote daken en 0,09 TWh zon op land (ongeveer 95 hectare). De ambitie voor 2030 moet uiterlijk in 2025 worden vergund om voor 2030 gerealiseerd te zijn.

2.1.3 Structuurvisie De Ronde Venen

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie De Ronde Venen 2030 op 17 oktober 2013 vastgesteld. In de Structuurvisie worden de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling en de hoofdzaken van het gemeentelijk ruimtelijk beleid beschreven.

 

In de Structuurvisie staat dat de gemeente beleid formuleert om zonnevelden buiten bouwvlakken toe te laten. De gemeente vindt het belangrijk dat de energietransitie van onderaf wordt ondersteund. Daarom is het van belang initiatieven van inwoners voor zonnevelden zoveel mogelijk aan te moedigen. Binnen de looptijd van de Structuurvisie werkt de gemeente dit uit aan de hand van trends en onderzoek.

2.1.4 Spoorboekje naar een klimaatneutrale gemeente in 2040

In april 2017 stelde de gemeenteraad het spoorboekje naar een klimaatneutrale gemeente vast. Hierin beschrijft de gemeente hoe zij van plan is om te verduurzamen.

 

De energievraag in 2017 was 4052 TJ en zal in 2040 door ingezette en gerealiseerde besparing van 35% teruggebracht zijn naar een vraag van 2662 TJ. Om deze besparing te realiseren moet in alle sectoren onverminderd ingezet worden op isoleren en het laten toenemen van de energie-efficiency (aanvullend op te verwachten landelijke- en provinciale regelgeving, besparing door nieuwe techniek e.d.)

De resterende energievraag van 2662 TJ dient in 2050 duurzaam aangeboden te worden. 1251 TJ zal dan bestaan uit duurzame elektriciteit en 1412 TJ uit duurzame warmte. Vooral individuele oplossingen zijn in De Ronde Venen voorzien. Dit is gebaseerd op soort bouw, ruimtelijke opbouw, soort bedrijven en beschikbare (collectieve) bronnen of beter gezegd het ontbreken daarvan.

2.1.5 Transitieontwerp Elektriciteit

In het Spoorboekje wordt gesproken over een benodigde hoeveelheid elektriciteit in 2040 in de gemeente De Ronde Venen van 1251 TJ. Om deze hoeveelheid elektriciteit op te wekken, kunnen diverse technieken ingezet worden. In dit transitieontwerp wordt ingegaan op welke technieken passen binnen De Ronde Venen, nog niet op de locatie. Er wordt gekeken naar de invloed van innovatieve technieken, de potentie zon op daken, kleine en grote windmolens en zonnevelden.

 

Technische innovaties, vooral doorontwikkeling van bestaande technieken, zullen 20 tot 30% van de benodigde toekomstige hoeveelheid elektriciteit kunnen invullen. Daarnaast wordt geadviseerd maximaal in te zetten op zon op daken. Voor woningen, bedrijvendaken, gemeentelijke gebouwen en daken in het buitengebied gelden verschillende overwegingen om de realistische potentie lager in te schatten dan het theoretische potentieel. In totaal verwachten we 15 tot 19% van de elektriciteitsvraag op daken te kunnen opwekken. De resterende 60-65% zal opgewekt moeten worden in zonnevelden.

2.1.6 Zoekgebieden en randvoorwaarden voor zonnevelden

Tijdens de raadsvergadering van 5 juli 2021 wees de gemeenteraad 9 zoekgebieden aan waar zonnevelden kunnen komen. Dit betekent dat er in deze gebieden energie opgewekt wordt met zonnepanelen op de grond. De zoekgebieden voor zonnevelden staan in bijlage 1 en waren de basis voor de eerder ingestoken aanpak om via een gebiedsproces en een tender zonnevelden te vergunnen.

De overwegingen voor de zoekgebieden zijn in dit beleidsplan meegenomen om de mogelijke gebieden voor zonnevelden te bepalen.

 

2.2 Ontwikkelingen

2.2.1 Energietransitie

De energietransitie is in volle gang. In het Klimaatakkoord is het doel vastgesteld om in 2030 in Nederland bijna de helft (49%) minder broeikasgassen uit te stoten dan we deden in 1990. Inmiddels wordt op basis van het Europese klimaatbeleid uitgegaan van 55%. De verwachtingen vanuit het Rijk hebben betrekking op zonnevelden en de duurzame opwek van elektriciteit:

  • Er is minder energie nodig om hetzelfde resultaat te bereiken. Dit komt door isolatie, energie-efficiëntie, energiemanagement en nieuwe apparaten.

  • De vraag naar elektriciteit gaat stijgen, dit heeft een aantal oorzaken:

    • -

      Individuele verwarming gebeurt in toekomst voor een groot deel met elektriciteit in plaats van met aardgas.

    • -

      Auto’s zullen voor een groot deel elektrisch gaan rijden.

    • -

      In Nederland is te weinig biogas om de transportsector, industrie en agrarische sector te voorzien. Alternatieve gassen zoals waterstof, syngas en ammoniak worden dan geproduceerd met elektriciteit. Dit heet ‘power to gas’.

2.2.2 Netcongestie

Vanwege de snelgroeiende hoeveelheid duurzame energie en de economische groei heeft het landelijke hoogspanningsnet van TenneT in de regio Utrecht, waaronder gemeente De Ronde Venen, de capaciteitsgrenzen om elektriciteit terug te leveren bereikt. Het net van Stedin is met het hoogspanningsnet van TenneT verbonden en hier afhankelijk van. Alle regionaal geproduceerde wind- en zonnestroom die niet in dat gebied wordt verbruikt, wordt via het net van Stedin getransporteerd naar het bovenliggende hoogspanningsnet van TenneT. Dit betekent dat er ook op het energienet van Stedin geen ruimte meer is voor nieuwe aansluitingen voor het transport van opgewekte energie.

Daarom geldt voor teruglevering van elektriciteit op aansluitingen >3x80 ampère (meer dan ca 200 zonnepanelen) een wachtlijst. In bijlage 2 is een overzicht van transformatorstations in de gemeente opgenomen.

 

Om het probleem structureel op te lossen, gaat TenneT het net versterken. Volgens het gewijzigde investeringsplan van TenneT van 5 juli 2022 zijn de werkzaamheden voor de netversterking naar verwachting in de periode 2027-2029 afgerond. Parallel daaraan verzwaart Stedin haar net, zodat het net geschikt is op het moment dat het hoogspanningsnet versterkt is. Ook bouwt Stedin samen met TenneT nieuwe hoogspanningsstations.

 

De markt gaat op zoek naar innovatieve oplossingen om grootschalige opwek wel mogelijk te maken, bijvoorbeeld:

  • Buffering of opslag van energie in een accu;

  • Directe levering van energie aan een grootverbruiker in de directe omgeving;

  • Conversie van energie naar een vorm die makkelijker kan worden opgeslagen (waterstof, warmte) en eventueel ook in de omgeving kan worden gebruikt.

2.3 Aandachtsgebieden

Het ontwikkelen van zonnevelden kan niet zondermeer in gebieden die daarvoor landschappelijk als geschikt worden gezien. In het buitengebied van de gemeente Ronde Venen spelen meerdere beleidsmatige en wettelijke kaders. In deze paragraaf worden deze kaders als aandachtsgebieden uitgewerkt.

2.3.1 Kernen en kernrandzones

Het is vanuit het gemeentelijk belang niet wenselijk te dicht bij de kernen zonnevelden te situeren. Dit, om te waarborgen dat zonnevelden geen ruimtelijke ontwikkelingen blokkeren. Rondom de kernen Mijdrecht, Wilnis, Vinkeveen, Abcoude, Baambrugge, Waverveen, Amstelhoek en de Hoef wordt van een zonering uitgegaan. In principe wordt een zone van 500 meter rondom de kernen vrijgehouden (zie bijlage 3), tenzij een initiatiefnemer kan aantonen dat het zonneveld geen ruimtelijke ontwikkelingen in de weg zit. In een zone tot 1000 meter rondom de kernen geldt een afstemmingsplicht met de gemeente. Dit betekent dat binnen een zone van 1 km van een kern de initiatiefnemer eerst met de gemeente in overleg gaat om te bepalen dat het initiatief van het zonneveld geen andere ruimtelijke ontwikkelingen in de weg gaat zitten.

 

De kernrandzones zoals deze hier zijn ingetekend komen uit de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht.

 

In de Structuurvisie van de gemeente zijn kernrandzones opgenomen. Deze zijn vastgesteld door de gemeenteraad. In de periode tot 2030 worden in deze gebieden geen zonnevelden toegestaan.

2.3.2 Weidevogelkerngebieden

De provincie Utrecht heeft weidevogelkerngebieden en -randgebieden aangewezen (bijlage 4) De

weidevogelkerngebieden aanvalsplan Grutto omvatten een groot deel van het buitengebied van De Ronde Venen.

Voor de situering van zonnevelden in weidevogelkerngebieden is voorzichtigheid geboden omdat weidevogels en zonnevelden over het algemeen niet goed samen gaan. Door zonnevelden kunnen foerageer- en broedgebieden

verkleind worden.

 

Op bijlage 5 is aangegeven waar de meeste populaties grutto’s, kieviten en tureluurs voorkomen.

 

In de provinciale interim omgevingsverordening (Iov) luidt de toelichting op artikel 6.12 Windturbines en zonnevelden binnen weidevogelkerngebieden als volgt:

De weidevogelkerngebieden zijn internationaal van groot belang voor de bescherming van weidevogels. Windturbines en zonnevelden kunnen negatieve gevolgen hebben voor de weidevogelkerngebieden. Vanwege het belang van de energietransitie worden windturbines en zonnevelden echter niet uitgesloten binnen de weidevogelkerngebieden. Voorwaarde is wel dat er tegelijkertijd sprake is van aantoonbaar per saldo minimaal behoud van de kwaliteit van het leefgebied. De volgende factoren zijn belangrijk voor de geschiktheid van een gebied als leefgebied van weidevogels: voldoende omvang van het gebied (met daarbinnen zo mogelijk een reservaat als harde kern), openheid, rust, relatief hoge waterpeilen, agrarisch natuurbeheer gericht op weidevogels, een goede inrichting (zoals plas-dras, natuurvriendelijke oevers en microreliëf) en voorkomen van predatie. De regel heeft betrekking op weidevogelkerngebieden buiten het NNN. Voor de weidevogelkerngebieden binnen het NNN gelden de NNN regels. Met het oog op het leefgebied weidevogelkerngebieden wordt een handreiking opgesteld.

 

De provincie gaat hiermee dus uit van een ‘ja, mits..’ benadering voor weidevogelkerngebied.

2.3.3 De Stelling van Amsterdam

De Stelling van Amsterdam met schootsvelden en forten loopt over het noordelijk deel van de gemeente De

Ronde Venen. De beschermde status van de Stelling van Amsterdam brengt de nodige beperkingen met zich mee (Energietransitie Hollandse Waterlinies). De forten en schootsvelden van de Stelling van Amsterdam worden gevrijwaard van zonnevelden.

 

In het rode gebied op bijlage 6 is vanwege de beschermde status geen mogelijkheid om zonnevelden te realiseren. Dit is een zone van gemiddeld zo’n 300 meter breed. Het oranje gebied is voor situering van zonnevelden een zogenaamd ‘nee, tenzij‘ gebied. Tenzij betekent dat met name het open zicht maar in beperkte mate mag worden beïnvloed. Dit betekent concreet een maximale realisatiehoogte van 1.5meter.

2.3.4 Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000-gebieden

Ten zuiden van het riviertje de Waver ligt Natura 2000 gebied Botshol, met de plassen de Grote en de Kleine Wije. Het is een open en nat gebied met hier en daar opgaande beplanting.

Natura 2000 gebieden zijn wettelijk beschermd gebied. Hier zijn zonnevelden uitgesloten.

 

Ten zuiden van natuurgebied Botshol ligt een groot veenweidegebied dat deel uitmaakt van het NatuurNetwerkNederland (NNN). Ook de Vinkeveense plassen zijn NNN.

Verder zijn er nog enkele kleinere NNN-gebieden in De Ronde Venen te vinden, met name nabij de diverse aanwezige riviertjes. De NNN-gebieden en Natura 2000 zijn weergegeven in bijlage 7.

 

Op de plekken waar al natuur is gerealiseerd in NNN-gebied zijn geen zonnevelden toegestaan. Deze zones zijn weergegeven op de kaart in bijlage 8. Op de plekken waar dat nog niet het geval is, geldt ‘nee, tenzij’. Dit is nader beschreven op pagina 21.

 

In de provinciale interim omgevingsverordening (Iov) luidt de toelichting op artikel 6.3 Instructieregel geen aantasting natuurnetwerk Nederland als volgt:

Het uitgangspunt is dat een bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt die de wezenlijke kenmerken en waarden, kwaliteit, oppervlakte en samenhang van het natuurnetwerk Nederland (NNN) aantasten. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk voor situaties waarbij er sprake is van het ontstaan van meerwaarde (meerwaardebenadering). Deze uitzondering is mogelijk als er op gebiedsniveau binnen tien jaar een meerwaarde voor het NNN kan worden gecreëerd. Het gaat hierbij om een verbetering van de wezenlijke kenmerken en waarden, kwaliteit, oppervlakte en samenhang waarbij aantasting ruim wordt gecompenseerd. Dit betekent voor compensatie van natuurtypen dat er sprake is van een plus bovenop de in Bijlage 11 Berekenen compensatieopgave ontwikkeling van groot openbaar belang genoemde toeslagen. Deze plus kan een versterking van samenhang en kwaliteit zijn. Onder compensatie verstaan we zowel nieuwe natuur als overige natuurmaatregelen. Om op gebiedsniveau een meerwaarde te kunnen bepalen, wordt een visie op het NNN/natuur opgesteld. Beslaat deze visie een groter gebied dan het bestemmingsplan? Dan maakt deze onderdeel uit van een op te stellen gebiedsvisie. Deze gebiedsvisie omvat in het algemeen meer thema’s en ontwikkelingen dan alleen NNN/natuur. Het gebied waar de gebiedsvisie over gaat, wordt vanuit de locatie van de aantasting bepaald aan de hand van de ecologische samenhang van het gebied en de te borgen maatregelen. Bij de samenhang worden in ieder geval de volgende criteria betrokken:

  • de aanwezigheid van zones met bijzondere ecologische kwaliteit (bijzondere samenhang abiotische en biotische kenmerken, goed ontwikkelde systemen, zoals waardevolle oude boskernen);

  • gebieden die bepalend zijn voor de aaneen geslotenheid en robuustheid van het NNN;

  • de aanwezigheid van bijzondere soorten;

  • de aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes).

De provincie gaat hiermee dus uit van een ‘Nee, tenzij..’ benadering. De tenzij bestaat uit de voorwaarde om bij een zonneveld ontwikkeling een belangrijke bijdrage te leveren aan de doelen voor de NNN en de noodzaak van deze combinatie aan te tonen.

DE VOORWAARDEN

 

De randvoorwaarden voor het realiseren van zonnevelden zijn in dit hoofdstuk in drie onderdelen uitgewerkt:

  • A.

    Voorwaarden voor zonnevelden in het landschap

  • B.

    Voorwaarden procesparticipatie – Laat omgeving meedenken

  • C.

    Voorwaarden financiële participatie – Laat omgeving meeprofiteren en mede eigenaar zijn

3. A. VOORWAARDEN VOOR ZONNEVELDEN IN HET LANDSCHAP

3.1 Welke impact heeft een zonneveld op het landschap?

3.1.1 Concretisering voorwaarden landschap

De impact die zonnevelden in het algemeen kunnen hebben op het landschap en de omgeving, en met name op het landschap van De Ronde Venen, is bijzonder relevant. De kwaliteit van het landschap stond ook in het oorspronkelijke beleid al voorop. Vanuit het landschap is het nu belangrijk om te bepalen wat de draagkracht van het landschap van De Ronde Venen is en met welke principes een goede landschappelijke inpassing van zonnevelden geborgd wordt.

3.1.2 Impact op het landschap

Het grootschalig opwekken van energie met zon op land kan een grote impact hebben op het landschap. Het kan het beeld van het landschap aanzienlijk veranderen. De verschijningsvorm van zonnevelden in het landschap is industrieel en voor veel bewoners niet wenselijk. Bij de realisatie van de eerste zonnevelden kan dit sentiment worden versterkt.

Dit is een mogelijk afbreukrisico voor de verdere ontwikkeling van zonnevelden.

 

Aspecten die van belang zijn voor de landschappelijke inpassing van zonnevelden hebben betrekking op:

  • Zicht, zichtlijnen en doorzichten. Zicht vanaf structuurlijnen als de A2, de spoorlijn Amsterdam-Utrecht en het Amsterdam-Rijnkanaal. Ook het zicht vanaf dijken en dijkjes dient meegenomen te worden, aangezien vanaf hier verre zichtlijnen op het achterland aanwezig zijn.

  • Kavelstructuren. Deze kavelstructuren zijn in elk landschapstype weer anders. Deze worden benut bij de aanleg van de zonneparken.

  • Aandacht voor biodiversiteit; toepassen van inheemse beplanting, het toepassen van flauwe oevers, het realiseren van droge en natte ecologische verbindingszones en het toepassen van bloemrijke graslanden.

  • Vernatting van veengronden (in met name de veenweidegebieden, en mogelijk ook de droogmakerijen) levert een goede bodemkwaliteit op.

  • Beplanting en water; toepassing van opgaande beplanting is in de stroom- en kreekruggen (en de locaties die tegen de stroom- en kreekruggen aan liggen) wenselijk. In de open landschappen wordt geen opgaande beplanting voorgesteld, maar wordt er gewerkt met water, kleine dijkjes en riet.

Door voorwaarden op te stellen wordt de impact op het landschap beperkt. Het landschap in De Ronde Venen is divers en kent verschillende landschapstypes. Per landschapstype wordt gekeken welke voorwaarden moeten gelden voor de situering van zonnevelden. Door per landschapstype te bepalen wat passend is kan de impact op het landschap worden beperkt; waar en hoe zijn zonnevelden en de inpassing ervan passend.

3.1.3 Bepalen van de draagkracht van het landschap

Het karakter van het landschap en de wens dit karakter te behouden -of zo mogelijk te versterken- is bepalend voor hoeveel een landschap ‘aan kan’. Dit noemen we het ‘laadvermogen’ van het landschap, of ook wel ‘draagkracht’ van het landschap. Bepalend daarvoor zijn: de verkavelingsstructuur, de kavelvorm- en grootte, de aan- of afwezigheid van beplanting, de aan- of afwezigheid van water (in de vorm van vaarten, brede sloten, smalle sloten en greppels) zijn hiervoor bepalend.

Een zonneveld dat zich voegt naar het laadvermogen van het landschap zal het landschap zo min mogelijk aantasten. Door per landschapstype aan te geven wat het laadvermogen is, wordt vanuit het landschap een helder kader geboden.

3.1.4 4 landschapstypen

De gemeente De Ronde Venen ligt in het Groene Hart, met rondom veel bebouwing. Het landschap van De Ronde Venen

wordt in zijn algemeenheid gekenmerkt door het zogenaamde ‘weidekarakter’ met veel graslanden. Het landschap is herkenbaar en heeft landschappelijke diversiteit. In het landschap is, zeker ten opzichte van de gemeenten in de omgeving, nog rust en stilte te vinden.

 

Het landschap is ontstaan door de natuurlijke uitgangssituatie en de ontginning van het gebied. Op basis daarvan wordt het landschap onderverdeeld in vier deelgebieden:

  • de stroom- en kreekruggen

  • het veenweidegebied

  • de droogmakerijen

  • de plassen

De 4 landschapstypen zijn weergegeven in bijlage 9.

 

Om het laadvermogen te begrijpen en om duidelijke aanknopingspunten te hebben volgt een korte samenvatting per landschapstype.

 

Stroom- en kreekruggen

De kavels op de stroom- en kreekruggen zijn onregelmatig van vorm en relatief klein. Gemiddeld zijn de kavels zo’n 1 ha groot (100 meter bij 100 meter). Door de passendheid van opgaand groen zijn zonnevelden hier beter in te passen door randbeplanting in de vorm van houtsingels, houtwallen en kleine bosjes. Kleinschalige zonnevelden, waarbij de oorspronkelijke kavels gerespecteerd worden, zijn hier passend. Deze zonnevelden zullen over het algemeen niet groter zijn dan 5 ha (netto). Een integraal landschapsplan (inclusief onderbouwing) is leidend voor het maximale oppervlak.

 

De onderlinge afstand tussen verschillende zonnevelden kan op de stroom- en kreekruggen ongeveer 500 meter bedragen. Er is niet veel ruimte en naar verwachting is er maximaal ruimte voor twee (kleinere) zonnevelden. Totale capaciteit tot 2030 is naar verwachting circa 10 ha.

 

Landschappelijke inpassing

  • Landschappelijke inpassing middels bosjes, houtwallen, -singels etc.

  • Inzetten op biodiversiteit.

  • Slotenpatroon behouden

  • Kavelstructuren benutten; grillige blokverkaveling.

  • Bloemrijk grasland.

Veenweidegebied

Het veenweidegebied kenmerkt zich door een langgerekte slagenverkaveling, met over het algemeen kavels van zo’n 50 meter breed bij 250 meter lang. De kavels zijn zo’n 1.25 – 1.5 ha. groot. Tussen de kavels zijn brede watergangen van zo’n 5 meter breed aanwezig. Behoud van deze watergangen is uitgangspunt. Dit is ook een eis van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV).

Zonnevelden zullen dus opgebouwd moeten zijn uit de verschillende slagen met water ertussen. Hierbij is het van belang dat de breedte van het totale veld niet groter is dan de lengte (gemiddeld 250 m) van het veld. Gemiddeld zullen zo’n 5 slagen gemaakt kunnen worden. In het veenweidegebied zou een zonneveld zo’n 7 tot 10 ha. kunnen zijn.

Een zonneveld mag in het veenweidegebied maximaal verdubbeld worden tot zo’n 18 ha, mits er extra ruimte voor moeras en/of bloemrijk grasland binnen en rondom de velden wordt toegepast.

 

Het koppelen van de aanleg van een zonneveld aan het ontwikkelen van natte ecologische verbindingen is een meerwaarde voor het landschap. Het verhogen van de grondwaterstand onder het zonneveld zelf, inclusief de randen zal leiden tot een vernatting van de veengronden. Dit is gunstig voor de bodemontwikkeling in het gebied, de CO2 reductie en kan ook voor weidevogels van betekenis zijn.

De landschappelijke inpassing zal verder vooral bestaan uit de brede watergangen met flauwe taluds en rietontwikkeling.

Mogelijk vormen lage dijkjes de begrenzing van het zonneveld. De onderlinge afstand tussen verschillende zonnevelden kan in het veenweidegebied ongeveer 750 meter bedragen. Per deelgebied (van elkaar afgesloten door structuurlijnen als A2, spoor, kanaal, de stroomruggen en kernen) is -afhankelijk van de grootte van het deelgebied- maximaal ruimte voor gemiddeld 3 zonnevelden.

Totale capaciteit tot 2030 naar verwachting circa 40 ha.

 

Landschappelijke inpassing

  • Kavelstructuren benutten; stroken-/ slagenverkaveling volgen, met brede watergangen/ sloten.

  • Landschappelijke inpassing middels water, riet en lage dijkjes.

  • Inzetten op biodiversiteit.

  • Riet zorgt door een filtering van het beeld. Eventueel kan een klein dijkje (max. 0.5 meter hoog) (verwijzend naar de zuwes) de panelen enigszins aan het zicht onttrekken.

Droogmakerijen

De droogmakerijen kenmerken zich door een langgerekte slagenverkaveling, met over het algemeen kavels van zo’n 50 meter breed bij 350 meter lang. De kavels zijn zo’n 1.5 – 2 ha groot.. Tussen de kavels zijn smalle watergangen (circa 2 meter breed) aanwezig. Behoud van deze watergangen is uitgangspunt. Dit is ook een eis van Waterschap AGV.

Zonnevelden zullen opgebouwd moeten zijn uit de verschillende slagen met sloten ertussen. Hierbij is het van belang dat de breedte van het totale veld niet groter is dan de lengte (gemiddeld 350m) van het veld. Gemiddeld zullen zo’n 7 slagen gemaakt kunnen worden.

Ook het te ver naar achteren doortrekken van een zonneveld is over het algemeen niet wenselijk, omdat daarmee enerzijds de kavelstructuur wordt overschreden, en anderzijds zichtlijnen en weidevogelgebieden worden aangetast.

In de droogmakerijen zou een veld zo’n 10 tot 12 ha kunnen zijn. De mogelijkheid om deze ‘stempel’ te verdubbelen (24ha), met bijvoorbeeld extra ruimte tussen de stempels voor moerasvorming en/of bloemrijk grasland geeft wellicht meer ruimte om tot een sluitende exploitatie te komen.

De onderlinge afstand tussen verschillende zonnevelden kan in de droogmakerijen ongeveer 1000 meter bedragen. Per polder (zes in totaal) kunnen maximaal 2 zonnevelden gesitueerd worden.

 

Het koppelen van de aanleg van een zonneveld aan het ontwikkelen van natte ecologische verbindingen is een meerwaarde voor het landschap.

In droogmakerijen kan een zonneveld goed gecombineerd worden met waterberging onder de panelen. Dit is gunstig voor de bodemontwikkeling in het gebied, de CO2 reductie en kan ook voor weidevogels van betekenis zijn.

De landschappelijke inpassing zal verder vooral bestaan uit de brede watergangen met flauwe taluds en rietontwikkeling. Mogelijk vormen lage dijkjes de begrenzing van het zonneveld.

Totale capaciteit tot 2030 naar verwachting circa 45 ha.

 

Landschappelijke inpassing

  • Kavelstructuren benutten; stroken-/ slagenverkaveling volgen, met smallere watergangen/-sloten.

  • Landschappelijke inpassing middels water, riet en lage dijkjes.

  • Riet zorgt door een filtering van het beeld. Eventueel kan een klein dijkje (max. 0.5 meter hoog) (verwijzend naar de zuwes) de panelen enigszins aan het zicht onttrekken.

  • Inzetten op biodiversiteit. Bloemrijk grasland.

Plassen

De Vinkeveense Plassen hebben een flinke maat. Het situeren van een drijvend zonneveld zou hier landschappelijk gezien mogelijk zijn.

De plassen behoren evenwel wel tot het NatuurNetwerk Nederland en zijn ook recreatief van groot belang. De gemeenteraad sloot dit gebied eerder uit voor aanleg van zonnevelden. Dit landschapstype is daarom voor de aanleg van zonnevelden niet verder uitgewerkt.

 

Capaciteit tot 2030

Per landschapstype is hierboven het maximum laadvermogen bepaald. Dit is een inschatting op basis van het beschikbare gebied en de eerder geformuleerde aandachtspunten. De verhoudingen tussen de landschapstypen mogen beperkt wijzigen, de totale ambitie in de periode tot 2030 is de doelstelling. Zodra de beoogde capaciteit van 95ha is overschreden worden er, tot het beleid is gevalueerd en het beleid voor de periode 2030-2050 is geformuleerd, geen nieuwe vergunningen meer afgegeven.

 

3.2 Hoe pas je een zonneveld in het landschap?

3.2.1 Het zonneveld landschappelijk inpassen

Het is wenselijk dat zonnevelden zo min mogelijk opvallen. Het verschilt per landschapstype en locatie hoe dat het best kan worden gerealiseerd. In het algemeen geldt hoe minder zichtbaar, hoe beter. Dit kan bijvoorbeeld door beplanting, rietranden, gebiedseigen structuren of elementen zoals dijkjes.

 

Na het uitvoeren van een landschapsanalyse, zoals hierna beschreven, is geconcludeerd dat de opgave (zie paragraaf 1.1) haalbaar is in het landschap van De Ronde Venen. Hierbij is het wel nadrukkelijk van belang dat gestuurd wordt op een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

De initiatiefnemer is verplicht om door een landschapsarchitect een integraal landschappelijk inpassingsplan te laten maken voor de aanvraag van de omgevingsvergunning. In dit landschappelijke inpassingsplan neemt de initiatiefnemer in het ontwerp mee op welke manier het initiatief voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in dit beleid inclusief de beheersaspecten daarvan.

 

Vorm van een zonneveld

De vorm van een zonneveld kan van het landschapstype afhangen. Zo is, in een landschap waar een strakke strokenverkaveling met een noord-zuid gerichte structuur heersend is, het logisch dat een zonneveld ook lang en smal is en deze de noord-zuid gerichtheid overneemt.

Daartegenover kan in een landschap met vrije vormen zoals onregelmatige blokverkavelingen een zonneveld juist ook een vrijere vorm krijgen.

Voor de positionering van de panelen is niet de optimale ligging ten opzichte van de zon leidend maar de aansluiting bij de verkavelingsstructuur en andere lijnen in het landschap.

 

Randvoorwaarde A.1: De panelen dienen zoveel mogelijk recht uitgelijnd te worden. Door de vorm van de kavel is dit niet altijd mogelijk langs alle randen. Om een rustige, nettere opstelling te krijgen, dient in die gevallen gekozen te worden om niet het volledige terrein te willen benutten. Of kies voor grilligere randen daar waar het niet zichtbaar is.

 

’Rafelranden’ zijn niet gewenst

De panelen dienen zoveel mogelijk recht uitgelijnd te worden. Door de vorm van de kavel is dit niet altijd mogelijk langs alle randen. Om een rustige, nettere opstelling te krijgen, dient in die gevallen gekozen te worden om niet het volledige terrein te willen benutten. Of kies voor grilligere randen daar waar het niet zichtbaar is.

 

De hoogte van panelen

Openheid en zicht spelen een belangrijke rol bij de inpassing van zonnevelden in het landschap: de toepassing van lage panelen, waar overheen gekeken kan worden naar het achterliggende terrein is wenselijk. Dit geldt met name in open landschappen die veel in De Ronde Venen voorkomen. Het is daarbij van belang dat de hoogte op de openheid wordt afgestemd en onder de kijkhoogte (volwassene, staand of lopend) blijft. Richtlijn is 1,50 meter, dit mag zoveel hoger zijn als het maaiveld waarop het zonneveld lager ligt dan de gemiddelde hoogte van het oppervlak waar de kijker staat. Denk aan een weg of dijkje. In besloten landschappen is dit minder relevant, vanwege de aanwezigheid van opgaande beplanting. In alle gevallen is een zichtanalyse relevant om te bepalen wat de maximale realisatiehoogte kan zijn voor een zonneveld op een specifieke locatie.

 

Randvoorwaarde A.2: Panelen mogen, vanwege landschappelijke inpassing en zichtbaarheid, in de open landschappen maximaal 1,5 meter hoog zijn of als het maaiveld van openbare wegen in de omgeving hoger is minimaal onder de kijkhoogte van een gemiddelde staande volwassen (op die openbare weg) blijven of lager. Wanneer de hoogte van 1,5 meter wordt overschreden is ter onderbouwing een landschappelijke zichtanalyse nodig.

 

Opstelling: zuid- of oostwest gericht

Zuidgeoriënteerde panelen leveren over het algemeen een lagere dekkingsgraad. Dit is gunstiger voor het bodemleven.

Oostwestgeoriënteerde panelen hebben over het algemeen een hogere dekkingsgraad. Deze zijn vaak wat lager dan de zuidgeoriënteerde opstelling.

 

Toepassing van beplanting

In een landschap met houtsingels en houtwallen is het logisch dat ook de randen van de zonnevelden met deze beplanting wordt ingevuld.

In open landschappen, waar opgaande beplanting maar sporadisch voorkomt, dient juist eerder gekozen te worden voor lagere of geen begroeiing. Om de openheid van het landschap te behouden, zullen er geen grote beplantingsranden worden geplaatst.

Bij een sloot of watergang als afscheiding kan een dijkje wenselijk zijn om de zonnepanelen aan het oog te onttrekken. Wanneer een hek een betere oplossing is, moet worden bekeken hoe dit hek aan het oog kan worden onttrokken.

 

Randvoorwaarde A.3: De afscherming van het zonneveld wordt opgelost via landschappelijke inpassingsmiddelen. Wanneer dit niet mogelijk is, kan een hekwerk toegepast worden. Een hekwerk mag maximaal 2 meter hoog zijn, gemeten vanaf maaiveld. De onderste 10 centimeter van het hekwerk is op voldoende plekken open om kleine zoogdieren het gebied te laten kunnen doorkruisen. Het hekwerk moet transparant zijn (gaas of spijlen) in een neutrale dekkende kleur (grijs, groen).

 

Voldoende ruimte voor landschappelijke inpassing (netto en bruto oppervlakten)

Om zonnevelden goed in te kunnen passen in de omgeving is ruimte nodig. Bijvoorbeeld om een beplante rand (met heester of rietkraag, afhankelijk van het landschapstype) te plaatsen, een watergang, geleding of ruimte voor stroken bloemrijke grasland aan te brengen. Sommige elementen kosten meer ruimte dan andere.

 

Een vast percentage voor landschappelijke inpassing biedt de initiatiefnemer duidelijkheid en biedt gegarandeerd ruimte aan inpassing en biodiversiteit. Zonnevelden met een heel laag percentage voor landschappelijke inpassing (bijvoorbeeld 5%) kenmerken zich over het algemeen doordat ze dominant aanwezig zijn in het landschap. Een percentage van 30% lijkt in zijn algemeenheid een redelijke stelregel. In bepaalde landschapstypen kan een hoger percentage voor landschappelijke inpassing gekozen worden, omdat deze landschappen bijvoorbeeld kwetsbaar zijn.

 

In deze nota gaan we uit van een kwalitatieve aanpak, waarbij omschreven wordt waaraan een goede landschappelijke inpassing dient te voldoen. Wel is het wenselijk om deze te combineren met een minimum percentage voor landschappelijke inpassing van 30%.

 

Randvoorwaarde A.4: Minimaal 30% van het te ontwikkelen zonneveld dient ingezet te worden voor landschappelijke inpassing.

 

Voldoende afstand tot de kavelgrenzen

Vanwege het zicht vanaf openbare wegen dient voldoende afstand te worden gehouden tot de kavelgrenzen. Ook voor onderhoud van panelen en bijvoorbeeld het aanleggen van bloemrijk grasland, om zo meer biodiversiteit te creëren, is deze strook van belang.

 

Randvoorwaarde A.5: De afstand van een zonneveld tot woningen/tuinen is ten minste 50 meter of minder als dat met de betreffende bewoners wordt overeengekomen.

 

Zicht vanaf snelweg, spoor en kanaal

Grote infrastructurele werken zijn vooral in de noordoost hoek van de gemeente te vinden; de snelweg A2, de spoorlijn tussen Amsterdam en Utrecht en het Amsterdam-Rijnkanaal (zie bijlage 10). Met name vanaf de eerste twee zijn er verre zichtlijnen over het landschap van De Ronde Venen.

 

Randvoorwaarde A.6: In de onderbouwing van een zonneveld dient onderbouwd te worden dat er geen overlast ontstaat bij omwonenden en weggebruikers door de schittering van panelen.

 

Meervoudig ruimtegebruik

Meervoudig ruimtegebruik is uitgangspunt voor de ontwikkeling van een zonneveld.

 

Bij recreatief medegebruik kan gedacht worden aan een wandelroute die langs het zonneveld loopt, waarbij een bankje en een informatiebord kunnen worden geplaatst. Door voldoende ruimte onder en om de panelen te behouden kan de natuur zich ontwikkelen en kan de biodiversiteit in het gebied worden versterkt. Inheemse plantensoorten kunnen extra aangeplant worden om inheemse diersoorten naar het gebied te trekken. Het gebied waarbinnen een zonneveld wordt gerealiseerd kan ook gebruikt worden om water te bergen bij zware neerslag. Doordat het gebied niet langer ontwaterd wordt voor agrarisch gebruik en natuur zich kan ontwikkelen, zal de bodemkwaliteit zich herstellen.

 

Randvoorwaarde A.7: Er wordt bij elke zonneveld uitgegaan van meervoudig ruimtegebruik, dit kan per park anders worden ingevuld: recreatief medegebruik, verbetering biodiversiteit, bijdrage wateropgave.

 

Overige voorwaarden:

  • Randvoorwaarde A.8: Transformatorhuisjes (nodig om de elektriciteit om te zetten) maken onderdeel uit van het landschappelijk inpassingsplan. Ze moeten passen bij het ontwerp van het zonneveld.

  • Randvoorwaarde A.9: Er mag geen permanente verlichting op het zonneveld worden gerealiseerd. Tijdelijke verlichting ten behoeve van onderhoud is toegestaan.

3.2.2 Rekening houden met water en bodem

Rekening houden met water

Water speelt vaak een belangrijke rol bij de toepassing van zonnevelden. In eerste instantie gaat het dan om oppervlaktewater, zoals plassen en sloten. Met de plaatsing van zonnepanelen dient voldoende afstand (minimaal 3m) te worden gehouden tot slootkanten, met name vanwege het onderhoud.

Het is belangrijk dat sloten voldoende breed zijn, voorzien van een flauw talud en rietkraag.

Daarnaast spelen ook aspecten als het vasthouden van water (bij droogte) en waterkwaliteit een steeds belangrijker rol.

Zeker in de gemeente De Ronde Venen. Het gaat hierbij om de aanwezigheid van de Vinkeveense plassen, de vele vaarten en sloten. Ook verdroging van veengronden door een lage grondwaterstand speelt hier.

 

Randvoorwaarde A.10: Met de plaatsing van zonnepanelen moeten bestaande watergangen gerespecteerd worden, hierbij moeten de regels van de Keur van het waterschap worden nageleefd. In het landschappelijk inpassingsplan moet aangetoond worden dat rekening is gehouden met voldoende waterberging en dat met het waterschap is afgestemd hoe onderhoud van de watergangen kan plaatsvinden (bijvoorbeeld door afspraken over een afstand tot de insteek van de watergang). De minimale afstand tot (de insteek van) een watergang bedraagt 3 meter.

 

Rekening houden met de bodem

Behoud van de bodemkwaliteit speelt steeds vaker een rol. Van een bodem die vol gelegd wordt met zonnepanelen, en waar geen zonlicht en water bij komt, daalt de kwaliteit.

Bij veengronden die verdrogen, daalt de bodem en komt hierbij veel CO2 vrij. In De Ronde Venen is dit dus een belangrijk aandachtspunt.

 

Een goede bodemkwaliteit is belangrijk voor de natuur en de soorten planten en dieren die er kunnen leven. Daarom dient rekening te worden gehouden met regenwaterverdeling en lichtinval. Er zal voldoende ruimte op de velden zelf, tussen de rijen en rondom de panelen moeten zijn om dit te bewerkstelligen.

Om verdroging tegen te gaan wordt hemelwater niet afgevoerd. Dit is ook van belang mocht de grond na het einde van de levensduur van het zonneveld weer de oude functie krijgen (zie voorwaarde ‘Bestemming van agrarische grond onder zonnevelden blijft agrarisch’).

 

Randvoorwaarde A.11: Een zonneveld tast de bodem zo min mogelijk aan. De Gedragscode Zon op Land van Holland Solar moet minimaal worden nageleefd. In het landschappelijke inpassingsplan moeten de te nemen maatregelen beschreven worden.

 

Natuurcompensatie

De biodiversiteit staat in Nederland onder druk. In de wettelijk verplichte natuurtoets kan blijken dat er weliswaar schade is aan natuur, maar dat deze met een ontheffing wet Natuurbescherming kan worden geaccepteerd. In dat geval is de populatie van kwetsbare soorten niet bedreigd.

 

In de gemeente De Ronde Venen willen wij de biodiversiteit zoveel mogelijk behouden. Daarom is het van belang dat we daarvoor maatregelen treffen. Op de locatie waar het zonneveld komt, mag de biodiversiteit niet afnemen. Als het kan, willen we deze zelfs versterken.

  • De initiatiefnemer zorgt in samenwerking met natuurorganisaties voor de ontwikkeling van een aanleg- en beheerplan voor de natuurwaarden.

  • Standaard zullen er specifieke natuurelementen aan het gebied toegevoegd worden. De keuze is maatwerk.

  • Klein wild moet het park in kunnen.

  • Vegetatiebeheer stuurt op inheemse, kruidenrijke vegetaties die zo laat en weinig mogelijk worden gemaaid.

  • Kruidenrijke vegetaties worden bij voorkeur in het late najaar gemaaid voordat de kou inzet. In de winter kan de begroeiing dienen als schuilplaats. Gefaseerd maaien heeft de voorkeur waarbij maximaal 45% van het oppervlakte jaarlijks wordt gemaaid.

  • Er mogen op het park geen pesticiden, herbiciden en chemische schoonmaakmiddelen worden gebruikt.

Randvoorwaarde A.12: Bij de plaatsing van een zonneveld moeten de negatieve effecten op de natuur gecompenseerd worden. Daarnaast moeten er in het landschappelijk inpassingsplan maatregelen worden opgenomen die de biodiversiteit in de directe omgeving van het zonneveld versterken.

3.2.3 Afstand zonnevelden onderling en laadvermogen

Er is gekeken hoe ver zonnevelden van elkaar af moeten liggen, om het landschap zo min mogelijk te beïnvloeden. Om niet het idee te hebben dat er sprake is van een ‘energielandschap’, maar van een (weide) landschap waar ook energie wordt opgewekt. Deze onderlinge afstand verschilt per landschapstype, en is mede afhankelijk van de grootte van de zonnevelden. Stelregel hierbij is dat de invloedssfeer van elk zonneveld ongeveer twee keer de straal van het zonneveld is. De invloedsferen van verschillende zonnevelden mogen elkaar niet overlappen.

 

Randvoorwaarde A.13: De invloedssferen van verschillende zonnevelden mogen elkaar niet overlappen.

 

Randvoorwaarde A.14: Een zonneveld moet zich voegen naar het laadvermogen van het landschap (zie beschrijving landschapstypen). De maatregelen om hieraan te voldoen, moeten beschreven staan in het landschappelijk inpassingsplan.

3.2.4 Gebruik maken van kaart afwegingskader

Er is tot 2050 ongeveer 190 ha aan netto zonnevelden nodig. Uitgaande van zonnevelden van netto 10 -15 ha betekent dat er zo’n 15 zonnevelden nodig zijn.

 

Voorliggend Beleidsplan Grootschalige Zonnevelden moet tot 2030 op basis van de landschappelijke analyse en de bijbehorende inpassingsvereisten genoeg ruimte bieden om 95 ha zonnevelden te realiseren. Spreiding van zonnevelden over de gehele gemeente is kansrijker gezien de geringere impact op het landschap en woningen in de omgeving. Maatwerk per initiatief blijft van belang. Elke locatie is uniek, hetgeen tot aanpassing van voorwaarden kan leiden.

 

Randvoorwaarde A.15: Gebruik de Uitnodigingskaart om te bepalen of een zonneveld op die locatie mogelijk is.

 

Op de kaart in bijlage 11 en 12 is aangegeven waar binnen de gemeente De Ronde Venen zonnevelden gerealiseerd kunnen worden (ja, mits), waar er mogelijk knelpunten liggen (nee, tenzij) en waar geen mogelijkheden gezien worden om zonnevelden te realiseren (nee).

 

Samenvatting: ja, mits / nee, tenzij / nee

 

Ja mits (groene zone)

  • -

    3 landschapstypes waar zonnevelden mogelijk zijn

  • -

    Randgebied weidevogels

Nee tenzij (lichtgroene zone)

  • -

    Kernrand dorp

  • -

    Oranje zone Stelling van Amsterdam

  • -

    Weidevogelkerngebied (aandachtsgebied)

  • -

    Natuurnetwerk Nederland (aandachtsgebied)

Uitgesloten voor zonnevelden

  • -

    Natura 2000

  • -

    Natuurnetwerk Nederland waar al natuur is gerealiseerd

  • -

    Rode zone Stelling van Amsterdam

  • -

    Dorpskern

  • -

    Plassen

3.2.5 In acht nemen van praktische randvoorwaarden

Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor de plaatsing van zonnevelden ziet de gemeente er op toe dat sprake is van integrale gebiedsaanpak met oog voor de lokale landbouwstructuur. Ruilen van kavels kan voorkomen dat zonnevelden onnodig op goede agrarische grond komen te staan, waar ook gronden van een lagere agrarische waarde gebruikt kunnen worden. Ook kunnen misschien huiskavels worden gevormd dankzij ruil van kavels. Door kavels te ruilen worden omliggende agrariërs minimaal beperkt in hun (toekomstige) bedrijfsvoering.

 

Randvoorwaarde A.16: In geval van agrarische grond is vooroverleg met andere agrariërs (aangrenzende percelen) verplicht. In het participatieverslag moet worden aangegeven dat het (toekomstig) gebruik van de grond andere agrariërs niet in de weg zit of welk alternatief kan worden geboden.

 

We willen voorkomen dat door het realiseren van duurzame opwek agrarische gronden structureel onttrokken worden. In de wet- en regelgeving wordt een zonneveld aangemerkt als ‘bebouwing geen gebouw zijnde’. We zorgen ervoor dat deze functie slechts tijdelijk op deze gebieden komt te liggen. Zo krijgt na ontmanteling van een zonneveld het gebied weer zoveel mogelijk zijn huidige vorm terug. Hiermee voorkomen we dat het areaal agrarische gronden structureel afneemt terwijl het zonneveld er mogelijk maar 20-25 jaar ligt.

 

Randvoorwaarde A.17: Bestemming van agrarische grond onder zonnevelden blijft ‘Agrarisch’. De vergunning voor een zonneveld is tijdelijk (25 jaar).

 

De opruimplicht houdt in dat de panelen op het moment dat deze niet meer in gebruik zijn verwijderd en hergebruikt moeten worden. Dit moet conform de richtlijn van AEEA worden geborgd, bijvoorbeeld via lidmaatschap Stichting Zonne-energie Recycling Nederland. Dit geldt ook voor fundering tot minimaal 1 meter diepte.

 

Voor de opruimplicht treft de initiatiefnemer een (financiële) voorziening. De initiatiefnemer reserveert middelen op een derdenrekening om aan het eind van de levensduur de zonnepanelen op te ruimen. En hij streeft ernaar de materialen zoveel mogelijk te recyclen. Na ontmanteling van een zonneveld moet de grond weer bruikbaar zijn voor andere bestemmingen. Het gebied moet dan zonder sporen onder en boven de grond achterblijven. Indien de bodemkwaliteit is afgenomen, moet dit na het ontruimen hersteld worden. Zodat het geschikt is voor de oude functie/gebruik. Als er nieuwe zonnepanelen komen, dan hoeven alleen de onderdelen die niet voor hergebruik in aanmerking komen opgeruimd te worden. De initiatiefnemer kan afspraken maken met de grondeigenaar, inwoners, omwonenden en de gemeente over het behoud van landschaps- en natuurelementen die tijdens de bouw of exploitatie zijn toegevoegd.

 

Randvoorwaarde A.18: In het landschappelijke inpassingsplan moet initiatiefnemer aangeven welke onderdelen van de landschappelijke inpassing gehandhaafd blijven, wanneer de opstelling na verloop van tijd wordt opgeruimd.

4. B. VOORWAARDEN PROCESPARTICIPATIE – LAAT OMGEVING MEEDENKEN

4.1 Procesparticipatie?

4.1.1 Wat is procesparticipatie

Zonnevelden hebben impact op de omgeving en kunnen gevolgen hebben voor omwonenden. Ook kunnen deze initiatieven van invloed zijn op belangen die bepaalde organisaties vertegenwoordigen. Het is belangrijk dat over alle zonnevelden op tijd het gesprek wordt aangegaan met de omgeving en belanghebbenden en dat dit zo vroeg mogelijk gebeurt. Dus ruim voordat een officiële aanvraag wordt ingediend, waarop door de gemeente De Ronde Venen een beslissing moet worden genomen.

 

Met procesparticipatie bedoelen we dus het betrekken van inwoners en partijen voorafgaand aan een formeel besluitvormingsproces over een zonneveld.

4.1.2 Waarom is procesparticipatie belangrijk?

Het is van belang dat de omgeving voldoende betrokken wordt bij de totstandkoming van een initiatief. Hoe intensiever omwonenden betrokken worden bij keuzes en zij de keuzes kunnen beïnvloeden, hoe groter het draagvlak voor een initiatief. Een groter draagvlak voor een initiatief verkleint de weerstand en vergroot de haalbaarheid van een initiatief. Bovendien maken de ideeën van omwonenden en andere belanghebbenden de plannen nog beter en passender bij de omgeving.

4.1.3 Wettelijk verplicht

Participatie is een belangrijke pijler onder de Omgevingswet. In een plan moet worden aangetoond hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen betrokken zijn.

 

4.2 Voorwaarden

De gemeente zorgt voor een beleidskader met duidelijke randvoorwaarden. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor de participatie voor zijn initiatief. Hij is hiervoor het eerste aanspreekpunt. Wij volgen hiermee de Omgevingswet.

 

Randvoorwaarde B.1: De gemeente zorgt voor een kader met heldere eisen en wensen. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor een goed participatieproces bij het initiatief.

 

De initiatiefnemer schrijft een plan voor participatie, met inachtneming van het stappenplan voor procesparticipatie volgens hoofdstuk 7 en stemt dit af met de gemeente. Tijdens het traject houden de initiatiefnemer en gemeente contact om ervoor te zorgen dat het participatieplan voldoende wordt uitgevoerd. Zo kan de gemeente sturen op de kwaliteit van de participatie en is maatwerk per initiatief mogelijk. Bovendien kan de initiatiefnemer zijn inspanningen voor participatie afstemmen met de gemeente. Uitgangspunt is dat we inwoners en belangengroepen zo vroeg mogelijk betrekken en dat participatie kan leiden tot aanpassing van plannen.

 

In het participatieplan staat:

  • Hoe de initiatiefnemer inwoners betrekt bij de totstandkoming van een zonneveld.

  • Hoe de initiatiefnemer belangengroepen betrekt bij de totstandkoming van een zonneveld.

  • Hoe de initiatiefnemer komt tot eigendoms- en financiële participatie (zie randvoorwaarden C1 en C2).

  • Hoe de initiatiefnemer grondeigenaren- en gebruikers in het omliggende gebied betrekt.

Denk aan het onderzoeken van grondruil en/of sociale grondvergoedingen (zie randvoorwaarde C3).

Randvoorwaarde B.2: Initiatiefnemer maakt een participatieplan.

 

De gemeente toetst of er participatie heeft plaatsgevonden zoals vastgelegd in het participatieplan. Bij het indienen van de vergunningaanvraag levert de initiatiefnemer een verslag in van het participatietraject. In dat verslag staat:

  • Hoe het participatietraject is verlopen: wie wanneer betrokken is geweest en op welke manier.

  • Welke inbreng betrokkenen hebben gegeven.

  • Tot welke aanpassingen de participatie heeft geleid en welke afspraken zijn gemaakt. Daar waar de participatie niet heeft geleid tot aanpassing, wordt toegelicht waarom.

  • Voor welke vorm van financiële participatie is gekozen en waarom.

  • Welk samenwerkingsverband van inwoners en omwonenden voor ten minste 50% mede-eigenaar is van het initiatief.

  • Eventuele afspraken over grondruil.

  • Eventueel gemaakte afspraken over sociale grondvergoedingen.

  • Beschrijving van het maatschappelijk draagvlak voor het initiatief.

Randvoorwaarde B.3: Initiatiefnemer maakt een participatieverslag en geeft daarin aan wat er met de inbreng is gebeurd en waarom.

5. C. VOORWAARDEN FINANCIËLE PARTICIPATIE

5.1 Financiële participatie

5.1.1 Wat is financiële participatie?

Onder financiële participatie verstaan wij dat de omgeving mee-investeert en financieel meeprofiteert van een initiatief. In sommige gevallen gaat het ook om het meedelen in de risico’s en hebben investeerders zeggenschap over het initiatief.

 

De initiatiefnemer stelt een participatieplan op waarin zij aangeeft op welke wijze lokaal eigendom is georganiseerd en wordt gefinancierd.

5.1.2 Waarom is financiële participatie belangrijk?

Zonnevelden hebben een impact op de leefomgeving. Het is daarom belangrijk dat de omgeving ook de voordelen ervaart van zonnevelden. Dit kan door de gemeenschap te laten delen in de opbrengst en zeggenschap te geven over het initiatief.

 

Zonder lokaal eigendom vloeit de winst van zonnevelden naar de ontwikkelaars, die vrijwel altijd van buiten de gemeente komen. Dit wordt door direct omwonenden van zonnevelden met lede ogen aangezien. De gemeente wil de inwoners van gemeente De Ronde venen laten meeprofiteren. Zo worden de lusten en lasten van energie opwek beter verdeeld.

5.1.3 Uitgangspunt vanuit Klimaatakkoord

Er zijn geen wettelijke bepalingen over financiële participatie. Vanuit het klimaatakkoord en de RES 1.0 wordt als opdracht meegegeven: Om de projecten voor de bouw en exploitatie van hernieuwbaar op land in de energietransitie te laten slagen, gaan in gebieden met mogelijkheden en ambities voor hernieuwbare opwekking, partijen gelijkwaardig samenwerken in de ontwikkeling, bouw en exploitatie. In het nationaal Klimaatakkoord wordt 50% lokaal eigendom van initiatieven nagestreefd. Dit is ondertussen gebruikelijk bij de realisatie van zonneparken in Nederland.

 

5.2 Voorwaarden

Lokaal eigendom

Een groot lokaal eigendom creëert meer draagvlak onder de inwoners en het stimuleert daarmee verduurzaming. De initiatiefnemer realiseert ten minste 50% lokaal eigendom. We sluiten daarbij aan op het landelijk Klimaatakkoord waarin 50% lokaal eigendom wordt nagestreefd. Onder lokaal eigendom verstaan wij dat inwoners van gemeente De Ronde Venen en/of omwonenden van andere gemeenten die op maximaal 5 km van het initiatief wonen mede-eigenaar zijn.

 

In het begin van een initiatief hoeft het lokaal eigenaarschap nog niet geregeld te zijn. Inwoners hebben immers tijd nodig zich te informeren en organiseren. Wel geldt dat hoe eerder dit geregeld is hoe beter. In ieder geval bij vergunningverlening moet het lokaal eigendom geregeld zijn. De gemeente stuurt hier op aan via het participatieplan. Lokaal eigendom kan overigens ook in fases worden uitgebreid. Bijvoorbeeld 50% bij vergunningverlening en nog eens 25% bij oplevering van het initiatief (totaal 75% lokaal).

 

Er zijn verschillende rechtsvormen om het lokaal eigendom te organiseren (coöperatie, stichting, vereniging, N.V., B.V. enzovoort). De rechtsvorm is niet leidend. Van belang is dat de rechtsvorm toestaat dat ieder die dat wil toe kan treden. Daarnaast is van belang dat de gemeenschap zeggenschap heeft over het initiatief en kan delen in de opbrengsten. Doel is het direct of indirect stimuleren van verduurzaming en investeringen in de fysieke leefomgeving. Men kan als richtlijn voor de organisatie van lokaal eigendom hanteren dat het bestaat uit minimaal 25 inwoners/omwonenden waarin zij allen evenveel zeggenschap hebben, onafhankelijk van hoeveel zij geïnvesteerd hebben. Financiële deelneming (bijvoorbeeld obligaties), waarbij het element van zeggenschap ontbreekt, tellen niet mee voor het percentage lokaal eigenaarschap. Schijnconstructies waarbij het lokaal eigendom in werkelijkheid bestaat uit een verband van commerciële ontwikkelaars, grondeigenaren en/of ondernemingen zijn ook niet toegestaan.

 

Randvoorwaarde C.1: Initiatiefnemer organiseert voor ten minste 50% lokaal eigendom.

 

Locatie specifieke vergoedingen

Naast lokaal eigendom vragen wij ook de winst lokaal in te zetten. Dit kun je in verschillende vormen organiseren, passend bij het initiatief en wensen vanuit de participatie. Tijdens de procesparticipatie kan men gezamenlijk zoeken naar een passende vorm (zie voorwaarde B2).

Dit kan bijvoorbeeld de verduurzaming van een dorp zijn. Het fonds wordt jaarlijks aangevuld met een deel van de opbrengst van het initiatief.

 

Daarnaast zijn dit ook mogelijke vormen:

  • Omwonendenregeling: een regeling waarbij omwonenden jaarlijks een bedrag krijgen uitgekeerd of andere voordelen ervaren, zoals gratis isolatie van de woning of korting op de energierekening.

  • Afname van opgewekte stroom door grootverbruikers;

  • Financiële participatie middels aandelen (dit kan een goed alternatief zijn als er onvoldoende draagkracht is voor risico-dragend meeparticiperen);

  • Sociale grondvergoeding;

  • Aanbieden gereduceerd tarief voor stroomafname.

Randvoorwaarde C.2: Initiatiefnemer stort tenminste 0,50 euro per opgewekte MWh in een gebiedsfonds en ondersteunt een neutrale totstandkoming van de organisatie ervan.

 

Voorstel financiële participatie

De gemeente bepaalt aan de hand van een door de initiatiefnemer op te stellen rapportage of aan de voorwaarden voor lokaal eigendom en locatiespecifieke vergoedingen is voldaan. De gemeente maakt, in samenspraak met de omgeving, over de vorm van de financiële participatie aanvullende afspraken met de initiatiefnemer. Alleen indien er in de directe omgeving, ondanks afdoende en aantoonbare inzet van de initiatiefnemer, onvoldoende belangstelling is voor de hierboven beschreven (participatie)modellen kan hiervan worden afgeweken. In dat geval dient een initiatiefnemer met een (representatieve) vertegenwoordiging van omwonenden en de gemeente overeenstemming te bereiken over een andere wijze waarmee een project ten gunste komt aan de directe omgeving.

 

Bij de start van een project wordt de initiatiefnemer gevraagd een voorstel te doen voor het uitwerken van de financiële participatie. Het plan voor financiële participatie vormt een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning. De gemaakte afspraken worden in anterieure overeenkomsten vastgelegd.

 

Samengevat betekent financiële participatie:

  • Bij commerciële initiatieven wordt lokaal eigendom als randvoorwaarde gesteld: omwonenden moeten –direct of indirect- een financieel voordeel hebben bij het opwekken van energie.

  • Bij de start van een project wordt de initiatiefnemer gevraagd een voorstel te doen voor het uitwerken van de financiële participatie.

  • Het plan voor financiële participatie vormt een onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing van de omgevingsvergunning.

  • De gemaakte afspraken worden in anterieure overeenkomsten vastgelegd.

Aanvullende randvoorwaarden:

We willen voorkomen dat een pachter wordt gedwongen zijn bedrijf te beëindigen, omdat de grondeigenaar op de gepachte gronden zonnevelden ontwikkelt. Als het agrarisch bedrijf van de pachter daardoor niet meer levensvatbaar is, zorgt de initiatiefnemer ervoor dat de pachter vervangende grond kan pachten of op een andere manier compensatie krijgt.

 

Randvoorwaarde C.3: Initiatiefnemer treedt aantoonbaar in contact met pachters en huurders om uit te sluiten dat ze niet onevenredig geschaad worden door de komst van het zonneveld. Initiatiefnemer treedt ook aantoonbaar in contact met omliggende grondeigenaren om gezonde agrarisch bestemde grond zoveel mogelijk te behouden voor agrarische doeleinden door middel van eventuele grondruil. Dit legt initiatiefnemer vast in het participatieverslag.

 

De planontwikkeling en exploitatie van een zonneveld is voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De gemeentelijke kosten voor de planvoorbereiding en de eventuele afwikkeling van planschadeclaims tegen een zonneveld zijn voor de initiatiefnemer. Dit verhaalt de gemeente op hem via een anterieure overeenkomst. Dit komt bovenop de standaard leges uit de legesverordening. Het afsluiten van zo’n overeenkomst is een voorwaarde voor het verlenen van de ruimtelijke medewerking.

 

Randvoorwaarde C.4: De kosten van de planontwikkeling van een zonneveld zijn voor de initiatiefnemer.

 

De gemeente wil graag de investeringen zoveel mogelijk ten goede laten komen aan de lokale gemeenschap. Daarom is het wenselijk dat er met bedrijven uit de gemeente wordt samengewerkt.

 

Randvoorwaarde C.5: Bij de bouw, exploitatie en het onderhoud van een zonneveld stimuleert de gemeente samenwerking met lokale bedrijven.

6. OVERZICHT : EEN ZONNEVELD KAN WORDEN TOEGESTAAN, ALS:

 

 

Randvoorwaarden

Voorwaarden zonnevelden in het landschap

Initiatiefnemer stelt een landschappelijk inpassingsplan op waarin in ieder geval wordt aangetoond dat aan de randvoorwaarden van A1 t/m A18 wordt voldaan.

A.1: De panelen dienen zoveel mogelijk recht uitgelijnd te worden. Door de vorm van de kavel is dit niet altijd mogelijk langs alle randen. Om een rustige, nettere opstelling te krijgen, dient in die gevallen gekozen te worden om niet het volledige terrein te willen benutten. Of kies voor grilligere randen daar waar het niet zichtbaar is.

A.2: Panelen mogen, vanwege landschappelijke inpassing en zichtbaarheid, in de open landschappen maximaal 1,5 meter hoog zijn of als het maaiveld van openbare wegen in de omgeving hoger is minimaal onder de kijkhoogte van een gemiddelde staande volwassene blijven.

A.3: De afscherming van het zonneveld wordt opgelost via landschappelijke inpassingsmiddelen. Wanneer dit niet mogelijk is, kan een hekwerk toegepast worden. Een hekwerk mag maximaal 2 meter hoog zijn, gemeten vanaf maaiveld. De onderste 10 centimeter van het hekwerk is op voldoende plekken open om kleine zoogdieren het gebied te laten kunnen doorkruisen. Het hekwerk moet transparant zijn (gaas of spijlen) in een neutrale dekkende kleur (grijs, groen).

A.4: Minimaal 30% van het perceel dient ingezet te worden voor landschappelijke inpassing.

A.5: De afstand van een zonneveld tot woningen/tuinen is ten minste 50 meter of minder als dat met de betreffende bewoners wordt overeengekomen.

A.6: Omwonenden en verkeer mogen geen / zo min mogelijk last hebben van de schittering van een zonneveld.

A.7: Er wordt uitgegaan van meervoudig ruimtegebruik, dit is per park verschillend: recreatief medegebruik, verbetering biodiversiteit, bijdrage wateropgave.

A.8: Transformatorhuisjes (nodig om de elektriciteit om te zetten) maken onderdeel uit van het landschappelijk inpassingsplan. Ze moeten passend zijn bij het ontwerp van het zonneveld.

A.9: Er mag geen permanente verlichting op het zonneveld worden gerealiseerd. Tijdelijke verlichting ten behoeve van onderhoud is toegestaan.

A.10: Met de plaatsing van zonnepanelen moeten bestaande watergangen gerespecteerd worden, hierbij moeten de regels van de Keur van het waterschap worden nageleefd. In het landschappelijk inpassingsplan moet aangetoond worden dat rekening is gehouden met voldoende waterberging en dat met het waterschap is afgestemd is hoe onderhoud van de watergangen kan plaatsvinden (bijvoorbeeld door afspraken over een afstand van de panelen tot de watergang). De minimale afstand tot de insteek van een watergang bedraagt 3 meter.

A.11: Een zonneveld tast de bodem zo min mogelijk aan. De Gedragscode Zon op Land van Holland Solar moet minimaal worden nageleefd. In het landschappelijke inpassingsplan moeten deze maatregelen beschreven worden.

A.12: Bij de plaatsing van een zonneveld moeten de negatieve effecten op de natuur gecompenseerd worden. Daarnaast moeten er in het landschappelijk inpassingsplan maatregelen worden opgenomen die de biodiversiteit in de directe omgeving van het zonneveld versterken.

A.13: De invloedssferen van verschillende zonnevelden mogen elkaar niet overlappen.

A.14: Een zonneveld moet zich voegen naar het laadvermogen van het landschap. De maatregelen om hieraan te voldoen, moeten beschreven staan in het landschappelijk inpassingsplan.

A.15: Gebruik de Uitnodigingskaart om te bepalen of een zonneveld op die locatie mogelijk is.

A.16: In geval van agrarische grond is vooroverleg met andere agrariërs (aangrenzende percelen) verplicht. In het participatieverslag moet worden aangegeven dat het (toekomstig) gebruik van de grond andere agrariërs niet in de weg zit of een alternatief worden geboden.

A.17: Bestemming van agrarische grond onder zonnevelden blijft ‘Agrarisch’. De vergunning voor een zonneveld is tijdelijk (25 jaar).

A.18: In het landschappelijke inpassingsplan moet initiatiefnemer aangeven welke onderdelen van de landschappelijke inpassing gehandhaafd blijven, wanneer de opstelling na verloop van tijd wordt opgeruimd.

Voorwaarden procesparticipatie

B.1: De gemeente zorgt voor een kader met heldere eisen en wensen. De initiatiefnemer is verantwoordelijk voor een goed participatieproces bij het initiatief.

B.2: Initiatiefnemer maakt een participatieplan.

B.3: Initiatiefnemer maakt een participatieverslag en geeft daarin aan wat er met de inbreng is gebeurd en waarom.

Voorwaarden financiële participatie

C.1: Initiatiefnemer organiseert voor ten minste 50% lokaal eigendom.

C.2: Initiatiefnemer stort 0,50 euro per opgewekte MWh in een gebiedsfonds en ondersteunt een neutrale totstandkoming van de organisatie ervan.

C.3: Initiatiefnemer treedt aantoonbaar in contact met pachters en huurders om uit te sluiten dat ze niet onevenredig geschaad worden door de komst van het zonneveld. Initiatiefnemer treedt ook aantoonbaar in contact met omliggende grondeigenaren om gezonde agrarisch bestemde grond zoveel mogelijk te behouden voor agrarische doeleinden door middel van eventuele grondruil. Dit legt initiatiefnemer vast in het participatieverslag.. Dit legt initiatiefnemer vast in het participatieverslag.

C.4: De kosten van de planontwikkeling van een zonneveld zijn voor de initiatiefnemer.

C.5: Bij de bouw, exploitatie en het onderhoud van een zonneveld stimuleert de gemeente samenwerking met lokale bedrijven.

7. STAPPENPLAN EN RUIMTELIJKE PROCEDURE

 

Een initiatiefnemer heeft een bepaald gebied voor ogen om een zonneveld te realiseren. In onderstaande stappen staat beschreven wat een initiatiefnemer moet doen om zijn planvoornemen in procedure te brengen bij de gemeente:

 

De voorfase

  • 1.

    Initiatief

    Initiatiefnemer leest voorliggend Beleid Zonnevelden en bepaalt eerst of een zonneveld in het beoogde gebied mogelijk is. De uitnodigingskaart is daarbij leidend. Initiatiefnemer meldt het initiatief bij de gemeente, de gemeente geeft informatie over welke eisen zij stelt aan procesparticipatie.

  • 2.

    Omgevingsanalyse

    De initiatiefnemer brengt de verschillende belangen rondom een initiatief in beeld en maakt een inschatting van een mogelijke botsing van belangen.

  • 3.

    Participatie-advies

    De gemeente adviseert de initiatiefnemer over de participatie en de samenhang met de gebiedsparticipatie die de gemeente organiseert.

  • 4.

    Participatieplan

    De initiatiefnemer stelt een participatieplan op. In het participatieplan staat:

    • Hoe de initiatiefnemer inwoners betrekt

    • Hoe de initiatiefnemer belangengroepen betrekt

    • Hoe de initiatiefnemer komt tot eigendoms- en financiële participatie (zie voorwaarden C.1 en C.2)

    • Hoe de initiatiefnemer grondeigenaren- en gebruikers in het omliggende gebied betrekt. Denk aan het onderzoeken van grondruil en/of sociale grondvergoedingen (zie voorwaarde C.3)

      De gemeente toetst het participatieplan aan haar eerder gegeven advies.

  • 5.

    Uitvoering participatieplan

    De initiatiefnemer voert het participatieplan uit.

  • 6.

    Verslag

    De initiatiefnemer legt de resultaten van de participatie vast in een verslag. In dat verslag staat:

    • Hoe het participatietraject is verlopen: wie is wanneer betrokken geweest en op welke manier

    • Welke inbreng hebben betrokkenen gegeven

    • Tot welke aanpassingen de participatie heeft geleid en welke afspraken zijn gemaakt. Daar waar de participatie niet heeft geleid tot aanpassing, wordt toegelicht waarom.

    • Voor welke vorm van financiële participatie is gekozen en waarom.

    • Welk samenwerkingsverband van inwoners en omwonenden voor ten minste 50% mede-eigenaar is van het initiatief.

    • Eventuele afspraken over grondruil.

    • Eventueel gemaakte afspraken over sociale grondvergoedingen.

    • Beschrijving van het maatschappelijk draagvlak voor het initiatief.

  • 7.

    Evaluatie

    De participatie eindigt met een evaluatie van het participatietraject met alle partijen die hebben deelgenomen. Een verslag van de evaluatie wordt bij het participatieverslag en toegevoegd aan de stukken voor de ruimtelijke procedure.

De procedure

  • 8.

    Vooroverleg (principeverzoek)

    Initiatiefnemer dient een principeverzoek in dat bestaat uit een ruimtelijke onderbouwing en een landschappelijk inpassingsplan waarin wordt aangetoond dat aan de randvoorwaarden van A1 t/m A18 wordt voldaan. Daarnaast levert de initiatiefnemer ook het participatieverslag aan.

    De gemeente nodigt de initiatiefnemer uit om samen het planvoorstel van het zonneveld te bespreken. Waar nodig past de initiatiefnemer het planvoorstel aan.

    De gemeente neemt een besluit op het vooroverleg, waarmee de initiatiefnemer een aanvraag voor omgevingsvergunning kan indienen.

  • 9.

    Vergunningsaanvraag

    Initiatiefnemer vraagt een omgevingsvergunning aan voor het afwijken van het bestemmingsplan. Onderdeel van deze aanvraag is:

    • a.

      De ruimtelijke onderbouwing

    • b.

      Het landschappelijk inpassingsplan

    • c.

      Het participatieverslag

    • d.

      De verantwoording van het lokaal eigendom

      Wanneer de initiatiefnemer de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan ingediend heeft, begint de ruimtelijke procedure.

  • 10.

    Ontwerpbesluit college

    Het college beslist op de omgevingsvergunningaanvraag. De gemeenteraad heeft op grond van artikel 2.27 Wabo een algemene verklaring van geen bedenkingen verleend voor zonnevelden die passen binnen het beleid.

  • 11.

    Zienswijzeperiode

    Start van de terinzagelegging. Het college legt het ontwerpbesluit, de aanvraag en bijlagen ter inzage voor een periode van 6 weken. Iedereen kan zienswijzen tegen het ontwerpbesluit naar voren brengen.

  • 12

    Definitief besluit college

    Met inachtneming van ingediende zienswijzen beslist het college definitief op de omgevingsvergunningaanvraag.

Wordt er geen beroep aangetekend? Dan kan de bouw en ingebruikname van het zonneveld starten.

8. BEGRIPPENLIJST

 

  • Zonneveld: een verzameling zonnepanelen die op meerdere manieren geplaatst kunnen worden. Bijvoorbeeld op de grond, hoger op een installatie of meerdere panelen op een paal.

  • Initiatief: Een project voor de realisatie van zonnevelden in de gemeente De Ronde Venen.

  • Initiatiefnemer: De organisatie die de aanvraag voor om vergunning doet voor een zonneveld. Dit kan bijvoorbeeld een commerciële ontwikkelaar, coöperatie of grondeigenaar zijn. De initiatiefnemer is de trekker van het initiatief.

  • Ontwikkelaar: De organisatie die een zonneveld ontwikkelt. Vaak is dit een commerciële ontwikkelaar, maar dat hoeft niet. De ontwikkelaar is vaak de initiatiefnemer.

  • Grondeigenaar: Een persoon of organisatie die grond in eigendom heeft.

  • Biodiversiteit: De verschillende planten en dieren in een gebied vormen samen de biodiversiteit. Het wordt ook wel ‘soortenrijkdom’ genoemd.

  • Procesparticipatie: Het betrekken van inwoners en partijen voorafgaand aan een formeel besluitvormingsproces over een zonneveld.

  • Financiële participatie: De omgeving investeert en profiteert financieel mee van een initiatief. In sommige gevallen gaat het ook om het meedelen in de risico’s en hebben investeerders zeggenschap over het initiatief.

Bijlage 1 Aangewezen en uitgesloten gebieden gemeente

Bijlage 2 Transformatorstations

Bijlage 3 Kernrandzones

Bijlage 4 Weidevogelgebieden

Bijlage 5 Soorten vogels

Bijlage 6 Stelling van Amsterdam

Bijlage 7 Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000

Bijlage 8 Ingerichte natuur

Bijlage 9 Landschapstypen

Bijlage 10 Infrastructuur

Bijlage 11 Beleidskaart; aangewezen voor zonnevelden

Bijlage 12 Beleidskaart