Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gouda

Prostitutiebeleid in Gouda 2000

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGouda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingProstitutiebeleid in Gouda 2000
CiteertitelProstitutiebeleid in Gouda 2000
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene Plaatselijke Verordening
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. artikel 151a van de Gemeentewet
  4. artikel 154 van de Gemeentewet
  5. artikel 156 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-10-2000nieuwe regeling

25-09-2000

Goudse Post, 4 oktober 2000

Tekst van de regeling

Intitulé

Prostitutiebeleid in Gouda 2000

de raad der gemeente Gouda;

 

Op voordracht van burgemeester en wethouders van 12 september 2000, nr. 2000.10407;

 

Gehoord de commissie van advies en bijstand voor algemeen bestuurlijke zaken en openbare orde en veiligheid;

 

Overwegende, dat per 1 oktober 2000 het Wetboek van Strafrecht zodanig wordt gewijzigd, dat het algemeen bordeelverbod wordt opgeheven. Gevolg van deze wetswijziging is dat niet langer het exploiteren van prostitutie in algemene zin strafbaar is, maar nog slechts het exploiteren van onvrijwillige prostitutie, prostitutie door minderjarigen en prostitutie door personen zonder geldige verblijfstitel.

 

Het exploiteren van prostitutie die vrijwillig wordt uitgeoefend door meerderjarigen met een geldige verblijfstitel is voortaan dus een legale wijze van beroepsuitoefening en inkomensverwerving. Gemeenten kunnen hieromtrent regels stellen. Dit kan bij verordening en door middel van het formuleren van beleid.

 

De Algemene Plaatselijke Verordening, zoals laatstelijk gewijzigd op 14 februari 2000, dient derhalve te worden uitgebreid met een afdeling over prostitutie. Tevens dient er beleid te worden geformuleerd waarin algemene regels ten aanzien van prostitutie zijn neergelegd.

 

Gelet op de Algemene Plaatselijke Verordening, de artikelen 149, 151a, 154 en 156 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

  • 1.

    Vast te stellen het beleid en de daarin vervatte beleidsregels ten aanzien van prostitutie zoals neergelegd in bijgevoegde beleidsnotitie (raadsvoorstel nr. 25 d.d. 12 september 2000).

 

1. Inleiding

”Op 1 oktober 2000 wordt door een wijziging van het Wetboek van Strafrecht het algemeen bordeelverbod opgeheven. Deze wetswijziging kent een lange voorgeschiedenis, waarin overheid en samenleving hebben geworsteld met het verschijnsel prostitutie. De geschiedenis laat een beeld zien van aanvaarden, ontkennen, reglementeren, verbieden en gedogen. Exploitatie van prostitutie is een maatschappelijk realiteit die niet met een absoluut verbod zal verdwijnen. Nederland is tot het inzicht gekomen dat het handhaven van een verbod op de exploitatie, dat leidt tot criminalisering, niet de goede weg is om greep op het verschijnsel prostitutie te krijgen en de criminaliteit daarin en daaromheen effectief aan te pakken...

 

... Door de opheffing van het bordeelverbod wordt de weg vrij gemaakt voor een integraal gemeentelijk prostitutiebeleid. ”

 

Aldus de minister van Justitie, A.H. Korthals, in zijn voorwoord in het Handboek Lokaal Prostitutiebeleid.

 

De hiervoor genoemde wijziging van het Wetboek van strafrecht houdt in dat op 1 oktober 2000 artikel 250bis van het Wetboek van Strafrecht vervalt en dat artikel 250ter wordt gewijzigd en vernummerd tot artikel 250a. Dit laatste artikel zal onder andere de strafbaarstelling van de exploitatie van onvrijwillige prostitutie, mensenhandel en de exploitatie van prostitutie door minderjarigen regelen.

 

Gevolg van de wetswijziging is dat, uit hoofde van het Wetboek van Strafrecht, niet langer het exploiteren van prostitutie in algemene zin strafbaar is maar nog slechts de hiervoor reeds aangehaalde vormen van prostitutie: het exploiteren van onvrijwillige prostitutie (door geweld, bedreiging met geweld, misbruik van overwicht, of misleiding) en prostitutie door minderjarigen. Voor zover dat bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) dan wel bij of krachtens gemeentelijke verordening is bepaald, is verder het exploiteren van prostitutie door personen zonder geldige verblijfstitel verboden.

 

Anders gezegd is het exploiteren van prostitutie die vrijwillig wordt uitgeoefend door meerderjarigen met een geldige verblijfstitel voortaan dus een legale wijze van beroepsuitoefening en inkomensverwerving. Gemeenten kunnen hieromtrent echter regels stellen. Dit kan bij verordening en door middel van het formuleren van beleid.

 

Reeds op 22 december 1997 is de "Startnotitie prostitutiebeleid in Gouda na afschaffing van het bordeelverbod” aangenomen. Deze notitie is als bijlage bijgevoegd. Destijds is besloten om na de wetswijziging de bestaande seksinrichtingen in Gouda met behulp van een vergunningenstelsel te legaliseren, conform het advies van de VNG. Tevens is besloten nog geen uitspraak te doen over aantallen prostitutiebedrijven totdat er een definitieve inventarisatie over de in Gouda aanwezige seksinrichtingen is. Ten slotte is besloten een werkgroep in te stellen om het prostitutiebeleid voor Gouda vorm te geven.

 

In deze werkgroep zijn diverse gemeentelijke afdelingen en andere instanties vertegenwoordigd: Bouw- en Woningtoezicht, Ruimte en Verkeer, Welzijn, Communicatie en Persvoorlichting, Brandweer, Algemeen Bestuurlijke en Juridische Zaken, Vreemdelingendienst, Jeugd- en Zedenpolitie en GGD Midden Holland.

 

Voor het legaliseren van de prostitutiebranche dienen naast het formuleren van het prostitutiebeleid echter nog andere zaken te worden geregeld, namelijk het aanpassen van alle Goudse bestemmingsplannen, het aanpassen van de Algemene Plaatselijke Verordening en het opstellen van een (regionaal) handhavingsarrangement.

 

Hieronder zullen de volgende onderwerpen aan de orde komen:

  • beleid ten aanzien van prostitutie;

  • bestemmingsplannen;

  • de APV en andere verordeningen;

  • handhaving;

  • het communicatietraject;

  • monitoring en evaluatie;

  • beslispunten.

2. beleid ten aanzien van prostitutie

Aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod liggen de volgende zes hoofddoelstellingen ten grondslag:

  • 1.

    beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie;

  • 2.

    verbetering van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie;

  • 3.

    bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik;

  • 4.

    bescherming van de positie van prostituées;

  • 5.

    ontvlechting van criminaliteit en seksindustrie;

  • 6.

    terugdringing van (exploitatie van) prostitutie door personen zonder geldige verblijfstitel.

Het gemeentelijk beleid dient een bijdrage te leveren aan het realiseren van deze hoofddoelstellingen. Behalve de gemeente hebben ook andere instanties hierin een belangrijke taak. Hierbij moet worden gedacht aan instanties zoals de politie, openbaar ministerie, belastingdienst, arbeidsinspectie, GGD, maar ook aan de belangenorganisaties van diegene die werkzaam zijn in de prostitutiebranche. Het spreekt voor zich dat ook de exploitanten van de seksinrichtingen hun steentje dienen bij te dragen.

 

Het gemeentelijk beleid dient zich te richten op het beheersen, sturen en saneren van de prostitutiebranche en het verbeteren van daarin bestaande (arbeids)omstandigheden.

 

Dit levert voor het Goudse prostitutiebeleid de volgende doelstellingen op:

 

  • o

    geen uitbreiding van het aantal seksinrichtingen, een aantal van drie besloten inrichtingen is voor een stad als Gouda voldoende;

  • o

    geen raam- of straatprostitutie in Gouda toestaan, alleen besloten vormen van prostitutie toestaan;

  • o

    de bestaande seksinrichtingen in Gouda na de wetswijziging, voorzover zij voldoen aan de te stellen regels, met behulp van een vergunningenstelsel legaliseren;

  • o

    de positie van de prostituée verbeteren door het stellen van regels aan de inrichting en het geven van gezondheidsvoorlichting door de GGD;

Er moeten beleidsregels worden geformuleerd ten aanzien van de volgende onderwerpen:

 

  • 2.1

    de vestiging van prostitutiebedrijven, van belang hierbij is de aard, het aantal, de lokatie, en de omvang van de prostitutiebedrijven;

  • 2.2

    de inrichtingseisen, er dienen regels te worden gesteld ten aanzien van de bouwtechnische staat en ten aanzien van de brandveiligheid;

  • 2.3

    de arbeidsomstandigheden voor prostituées;

2.1. de vestiging van prostitutiebedrijven

aard van de prostitutiebedrijven

Voordat uitspraken kunnen worden gedaan over aantallen, omvang en vestigingslokaties van prostitutiebedrijven moet een onderscheid worden aangebracht in de verschillende vormen van prostitutie. Prostitutie kan naar vorm in twee categorieën worden ingedeeld, te weten:

  • a.

    de openlijke prostitutie en

  • b.

    de besloten prostitutie

ad a. onder openlijke vormen van prostitutie worden verstaan de raam- en straatprostitutie.

 

Raamprostitutie is een vorm van prostitutie die per definitie naar buiten treedt, toevallige passanten worden op niet vrijwillige basis geconfronteerd met onzedelijk gedrag. Hierdoor heeft raamprostitutie een belangrijke invloed op het woon- en leefklimaat. Die invloed wordt niet slechts veroorzaakt door de raamprostitutie als zodanig, maar in belangrijke mate tevens door met de raamprostitutie gepaard gaande randverschijnselen als verkeer toename van de parkeerdruk etc.

 

In Gouda komt thans geen raamprostitutie voor. Gelet op de effecten die raamprostitutie heeft op het woon- en leefklimaat en op de openbare orde en veiligheid, dient raamprostitutie in Gouda niet te worden toegestaan.

 

Voor straatprostitutie geldt evenals voor raamprostitutie dat het een vorm is van prostitutie die een belangrijke invloed heeft op het woon- en leefklimaat, nog sterker dan bij raamprostitutie zijn er bij straatprostitutie allerlei negatieve randverschijnselen, te weten verkeersoverlast en criminaliteit, dit betreft dan met name geweld en drugshandel.

 

Ook deze vorm van prostitutie komt thans in Gouda niet voor. Gelet op het voorgaande dient ook straatprostitutie, in verband met de negatieve beïnvloeding van het woon- en leefklimaat en de openbare orde en veiligheid, in Gouda niet te worden toegestaan.

 

ad b. besloten prostitutie kan worden onderscheiden in seksclubs, privéhuizen, escortbureau’s en thuiswerksters.

 

Seksclubs zijn voor prostitutie ingerichte of in gebruik zijnde panden waarin een aantal prostituées werkzaam is. Veelal bestaat ook de mogelijkheid om in een al dan niet van voor prostitutie afgesloten ruimte(n) onder het genot van een drankje shows of films te bekijken. De clubs zijn over het algemeen in het straatbeeld herkenbaar. Zij zijn vaak in de nachtelijke uren geopend. Het werven van klanten geschiedt veelal door adverteren. In tegenstelling tot bij privéhuizen wordt vaak het adres van het bedrijf vermeld. Seksclubs bieden soms ook escortservice.

 

In Gouda zijn sinds vele jaren twee seksclubs aanwezig. Beide clubs bevinden zich in de binnenstad. Door de clubs en hun klanten wordt geen of slechts een geringe vorm van overlast veroorzaakt. Zij hebben een besloten en weinig aanstootgevend karakter. Zoals ook al in de startnotitie is aangegeven dienen deze clubs te worden gelegaliseerd door middel van het verstrekken van een exploitatievergunning. Om voor deze vergunning in aanmerking te komen dienen de clubs uiteraard te voldoen aan de daarvoor geldende eisen. Belangrijk is dat deze clubs het woon- en leefklimaat in de directe omgeving niet in ernstige mate nadelig beïnvloeden.

 

Privéhuizen zijn net als seksclubs voor prostitutie ingerichte of in gebruik zijnde panden waarin een aantal prostitués werkzaam is. De bedrijven zijn echter vaak niet in het straatbeeld herkenbaar. Klandizie wordt verkregen door te adverteren, waarbij over het algemeen slechts het telefoonnummer van het huis wordt vermeld.

 

In Gouda is voor zover bekend één privéhuis aanwezig. Dit privéhuis bevindt zich in een woning in Bloemendaal. Het is op de huidige lokatie al zo’n tien jaar gevestigd. Het is wenselijk om het bedrijf op termijn te verplaatsen naar een meer geschikte lokatie. Hierbij kan worden gedacht aan een bedrijventerrein. Gelet op de lange tijd dat het bedrijf reeds in Gouda is gevestigd dient het bedrijf een zekere overgangstermijn voor het vinden van een nieuwe lokatie te worden gegund. Ook dit bedrijf dient te worden gelegaliseerd door middel van het verstrekken van een exploitatievergunning. Het bedrijf is tevens escortbedrijf.

 

Bij escortbureau's wordt door de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aangeboden die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

 

Tenslotte is er de categorie thuiswerksters. Dit zijn personen die in de eigen woning klanten ontvangen. Zij werken zelfstandig en bepalen derhalve zelf de omstandigheden waaronder zij hun arbeid verrichten.

 

Het is niet duidelijk hoeveel thuiswerksters er in Gouda actief zijn. Derhalve is het op dit moment niet mogelijk beleid te ontwikkelen over dit onderwerp. Op het moment dat thuiswerksters echter hun werkzaamheden op een zodanige manier inrichten dat dit als bedrijfsmatig dient te worden gekwalificeerd, vallen zij onder de werking van de APV, omdat zij op dat moment zijn aan te merken als seksinrichting.

 

aantal prostitutiebedrijven

In Gouda wordt een beperkend beleid gevoerd ten aanzien van prostitutie. Bestaande inrichtingen worden gedoogd, het vestigen van nieuwe inrichtingen is niet toegestaan. AI jarenlang bestaan er drie prostitutiebedrijven. Deze blijken te voorzien in een aanwezige behoefte.

 

Er bestaan geen aanwijzingen dat die behoefte de laatste jaren is toegenomen. De laatste jaren is er sprake van een afname van het aantal seksinrichtingen.

 

Er zijn geen aanvragen binnengekomen met het verzoek een seksinrichting te mogen vestigen. Het huidige aantal van drie prostitutiebedrijven wordt daarom voor Gouda voldoende geacht. De vestiging van nog een seksinrichting in Gouda is dus niet toegestaan.

 

de lokaties waar de prostitutiebedrijven gevestigd zijn

Zoals hiervoor reeds opgemerkt zijn twee van de drie besloten prostitutiebedrijven gevestigd in de binnenstad. De straten waar de bedrijven gevestigd zijn kennen een gemengd karakter. Prostitutie past tot op zekere hoogte binnen het karakter van deze straten.

 

Onder het kopje Bestemmingsplannen wordt hierop nog nader ingegaan. Het derde bedrijf is gevestigd in een flat die uitsluitend bestaat uit woningen. Hierdoor is deze lokatie minder geschikt voor het herbergen van een prostitutiebedrijf. Daarom zal voor dit bedrijf een andere lokatie gevonden dienen te worden.

 

In het algemeen geldt dat de vestiging van prostitutiebedrijven in woonstraten niet zal worden toegestaan. Onder woonstraten wordt in dit verband verstaan: alle voet- en rijstraten, wegen, lanen etc. waaraan bebouwing is gelegen, die uitsluitend of in belangrijke mate dient voor bewoning.

 

de omvang van de prostitutiebedrijven

In Gouda zullen grootschalige prostitutiebedrijven niet worden toegestaan. Er is, binnen het maximale aantal van drie bedrijven, slechts ruimte voor kleinschalige prostitutiebedrijven. Kleinschalige prostitutiebedrijven zijn prostitutiebedrijven met een oppervlakte van minder dan 250m“. Deze bedrijven dienen een beperkte ruimtelijke uitstraling te hebben. Zij dienen te passen in het straatbeeld ter plaatse. Ook geldt dat zij geen al te grote verkeersaanzuigende werking mogen hebben.

 

2.2 regels ten aanzien van de bouwtechnische staat en de brandveiligheid van prostitutiebedrijven

Prostitutiebedrijven zullen moeten voldoen aan eisen met betrekking tot de bouwtechnische staat, de zogenaamde inrichtingseisen, regels ten aanzien van de brandveiligheid.

 

Op de bestaande inrichtingen die niet voor bewoning bestemd zijn, is het Bouwbesluit, begrip horecabedrijf, van toepassing. Bestaande inrichtingen die niet gaan verbouwen moeten daaraan voldoen. Hierin zijn eisen opgenomen over bijvoorbeeld de luchtverversing en de verwarming.

 

Zodra er verbouwingen plaatsvinden, moet worden getoetst aan de eisen die gelden voor nieuwbouw. De bouwtechnische eisen die worden gesteld aan seksinrichtingen zullen worden opgenomen in de APV. Wanneer in een seksinrichting tevens horecavoorzieningen aanwezig zijn, gelden naast de eisen van het Bouwbesluit tevens de voorschriften van het Besluit inrichtingseisen Drank- en Horecawet.

 

Voor wat betreft de brandveiligheidseisen dient een onderscheid te worden gemaakt tussen inrichtingen die gebruiksvergunningplichtig zijn en inrichtingen die dat niet zijn.

 

Gebruiksvergunningplichtig zijn die inrichtingen waarin meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of waarin aan 10 of meer personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf wordt verschaft. Voordat een gebruiksvergunning wordt afgegeven dient aan de eisen van het Bouwbesluit te worden voldaan.

 

Voor niet gebruiksvergunningsplichtige inrichtingen zal pas een exploitatievergunning worden verleend indien er een brandveiligheidsverklaring van de Commandant Brandweer is afgegeven. Deze verklaring wordt afgegeven wanneer de betreffende inrichting voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit.

 

2.3 de arbeidsomstandigheden voor de prostituées

Afgezien van de arbeidsomstandigheden die zijn gerelateerd aan de werkomgeving, dienen ook de arbeidsomstandigheden van de prostituées op het gebied van de gezondheid te verbeteren. De gemeente heeft hierin een eigen taak. Deze taak vloeit voort uit de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv). In dit kader is het vooral relevant dat de gemeente verantwoordelijk is voor collectieve preventie die betrekking heeft op tuberculose, seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) en aids. Taken zijn onder meer: passieve en actieve opsporing en begeleiding en voorlichting van patiënten, specifieke groepen en hulpverleners.

 

De aard van het werk en de arbeidsomstandigheden binnen de prostitutie brengen aanzienlijke gezondheidsrisico’s met zich mee, waaronder het gevaar om seksueel overdraagbare aandoeningen op te lopen en te verspreiden. Het is in het belang van zowel de prostituée zelf als in het belang van de volksgezondheid (hierbij moet worden gedacht aan de gezondheid van de partners van de prostituées, aan de gezondheid van de klanten en aan die van de partners van de klanten) dat prostituées zich goed beschermen tegen soa en daartoe ook in staat worden gesteld door exploitanten. Op basis van de bepalingen in de Wcpv kunnen gemeenten op grond van de APV specifieke eisen stellen aan vergunninghouders op het gebied van de soa- en aidspreventie.

 

In de vergunning op grond van de APV zullen ten aanzien genoemde preventie de volgende voorwaarden worden opgenomen:

  • 1.

    prostitutiebedrijven dienen een veilige seksbeleid te voeren;

  • 2.

    prostitutiebedrijven dienen toegankelijk te zijn voor voorlichting over soa, veilige seks en aanverwante onderwerpen;

  • 3.

    prostitutiebedrijven dienen prostituées de mogelijkheid te bieden zich periodiek op soa te laten onderzoeken. Dit onderzoek dient volgens de "richtlijnen voor soa-onderzoek bij prostituées" te worden uitgevoerd.

Door het verbinden van deze voorwaarden aan de exploitatievergunning krijgen exploitanten een eigen verantwoordelijkheid op het gebied van de soa- en aidspreventie. Indien ze die verantwoordelijkheid veronachtzamen of negeren komt hun exploitatievergunning in het geding. De exploitanten zijn tevens verplicht om de medewerkers van de GGD toegang tot de prostitutiebedrijven te verlenen.

 

Naast de beleidsuitgangspunten in deze notitie zijn door de GGD de gezondheidsaspecten van het prostitutiebeleid neergelegd in een afzonderlijk nota. Deze nota is als bijlage bijgevoegd.

 

Een ander belangrijk punt in het kader van de positieverbetering van de prostituées is de inrichting van een meldpunt waar prostituées met vragen, klachten en andere zaken terecht kunnen. Het meldpunt dient te worden aangesloten bij een reeds bestaande organisatie. Over dit onderwerp zal op een later tijdstip afzonderlijk een advies worden opgesteld.

3. prostitutie in relatie tot het bestemmingsplan

Onderzocht is in hoeverre de huidige bestemmingsplannen in Gouda de vestiging van seksinrichtingen toestaan. Ervan uitgaande dat een seksinrichting kan vallen onder "dienstverlening", "horeca", "bedrijven" en "gemengde functies" e.d. is de conclusie dat in veel bestemmingsplannen seksinrichtingen zijn toegestaan. Aangezien het uitgangspunt is het aantal seksinrichtingen te maximaliseren op 3 is dus een planologische maatregel noodzakelijk om extra vestiging tegen te gaan. Hierbij wordt gedacht aan het maken van een facet-bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan dient dan een bepaling te worden opgenomen die van toepassing wordt verklaard op alle bestemmingsplannen in Gouda.

 

In deze bepaling die aan de gebruiksvoorschriften van de bestemmingsplannen zal worden toegevoegd, zal met zoveel woorden dienen te staan dat het in ieder geval verboden is de gronden en opstallen te gebruiken als of ten dienste van een seksinrichting.

 

Bepaalde bestemmingsplannen in Gouda hebben geen gebruiksvoorschriften. Voor die bestemmingsplannen geldt dat nog gebruiksvoorschriften gemaakt dienen te worden met daarbij dan ook nog een gebruiksbepaling die specifiek betrekking heeft op een seksinrichting. In de gemeente Gouda zijn ongeveer 45 bestemmingsplannen van kracht en hebben ongeveer 5 bestemmingsplannen geen gebruiksvoorschriften. Het begrip seksinrichting zal in het facet-bestemmingsplan nader gedefinieerd dienen te worden. Gedacht kan worden aan de definitie die de VNG hanteert in de modelverordening.

 

De 3 reeds bestaande seksinrichtingen zijn elk in een pand gevestigd waarvan de bestemming een dergelijke vestiging niet toestaat. Voor legalisering van deze reeds bestaande seksinrichtingen is dus een planologische maatregel noodzakelijk. Daarbij is er wel een onderscheid te maken tussen de twee seksinrichtingen in de binnenstad en de seksinrichting in de wijk Bloemendaal.

 

In de binnenstad kennen de straten waar de seksinrichtingen al jaren (meer dan 10 jaar) zijn gevestigd een gemengd karakter. Prostitutie past op zekere hoogte binnen het karakter van deze straten. Door deze seksinrichtingen en hun klanten wordt geen of slechts een geringe van vorm van overlast veroorzaakt. Ze hebben een besloten en weinig aanstootgevend karakter. Voor het plangebied waarin deze twee seks- inrichtingen zijn gevestigd is, op dit moment een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. Dit bestemmings-plan kent als een van de hoofdprincipes dat huidige gebruik "als recht" wordt toegestaan.

Gezien de jarenlange vestiging, de geringe overlast en het besloten en weinig aanstootgevend karakter van deze Mee seksinrichtingen zullen ze in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Binnenstad-west positief bestemd worden.

 

Voor wat betreft de seksinrichting op de Bosranklaan ligt het wat anders. Deze seksinrichting was ten tijde van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan Bloemendaal-west al in het pand gevestigd. Dit houdt in dat deze seksinrichting op grond van het overgangsrecht in het pand is toegestaan. Dit pand is gevestigd in een flat in de woonwijk Bloemendaal-west. Vestiging van een seksinrichting, hoe gering de ondervonden overlast daarvan ook is, ligt niet voor de hand in een woonwijk. Het is dan ook gewenst om het bedrijf te verplaatsen naar een meer geschikte locatie. Hierbij kan gedacht worden aan een bedrijventerrein.

 

Gelet op de lange tijd dat het bedrijf in Gouda is gevestigd, dient het bedrijf een zekere overgangstermijn voor het vinden van een nieuwe locatie te worden gegund. Zolang het bedrijf dus niet verplaatst wordt, kan het in dit pand worden voortgezet op grond van het overgangsrecht. Voor deze seksinrichting zal worden gezocht naar een locatie die meer geschikt is. Daar zal dan, indien mogelijk, middels een artikel 19 WRO medewerking aan worden verleend. Het volgen van een dergelijke procedure kan beargumenteerd worden met een verwijzing naar deze nota.

 

In het facet-bestemmingsplan zal dus het volgende worden geregeld:

  • 1.

    een definitie voor een seksinrichting;

  • 2.

    een bepaling die toegevoegd kan worden aan de gebruiksbepalingen van alle bestemmingsplannen en waarin wordt geregeld dat het in ieder geval verboden is de gronden en/of opstallen te gebruiken als of ten dienste van een seksinrichting;

  • 3.

    bepalen dat de gebruiksbepaling niet geldt voor de 3 reeds bestaande seksinrichtingen (met naam noemen);

  • 4.

    voor die bestemmingsplannen die nog niet zijn voorzien van gebruiksvoorschriften, gebruiksvoorschriften maken inclusief een bepaling zoals genoemd onder 2.

4. prostitutie in de Algemene Plaatselijke Verordening en de overige verordeningen

4.1 de Algemene Plaatselijke Verordening hoofdstuk 2, afdeling 7

Een belangrijk onderdeel van het prostitutiebeleid is het vergunningenstelsel voor prostitutiebedrijven. De regels hieromtrent worden neergelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening 1990 (APV). In de APV zijn thans ook al regels opgenomen ten aanzien van prostitutie. Deze regels zijn opgenomen in hoofdstuk 2 afdeling 7 Openbare zedelijkheid.

 

Bepaald is dat het de rechthebbende van een inrichting verboden is, hetzij bij herhaling, hetzij uit winstbejag, daarin prostitutie te laten plaatsvinden. Voorts zijn enkele bepalingen opgenomen die de burgemeester de bevoegdheid geven de inrichting in bepaalde omstandigheden te sluiten. In dezelfde afdeling zijn ook regels opgenomen ten aanzien van sekswinkels, seksclubs, seksbioscopen, seksautomatenhallen en dergelijke. Ten slotte is bepaald dat straatprostitutie niet is toegestaan.

 

Afgezien van de bepalingen over sekswinkels, die geen verbod behelzen, zullen alle huidige bepalingen omtrent prostitutie in de APV vervangen moeten worden. Deze bepalingen verbieden namelijk prostitutie in het algemeen. Nu het algemeen bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht is gehaald is het niet meer mogelijk om prostitutie in algemeen te verbieden. Wel kunnen er regels worden gesteld ten aanzien van prostitutie.

 

De bevoegdheid tot het stellen van die regels is gelegen in de artikelen 149 en 151a Gemeentewet. Naast artikel 149, het artikel dat normaliter de grondslag biedt voor gemeentelijke verordeningen, heeft de wetgever in de gemeentewet een nieuw artikel opgenomen, artikel 151a. De tekst van dit artikel luidt:

 

"de raad kan een verordening vaststellen waarin voorschriften worden gesteld met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling."

 

Het artikel dient enerzijds als een versterking van de wettelijke grondslag voor het gemeentelijk vergunningenstelsel, waarbij voorwaarden kunnen worden gesteld met betrekking tot antecedenten, gedragseisen, bedrijfsvoering en arbeidsomstandigheden en anderzijds als een verbreding van het toepassingsbereik, waardoor ook niet-plaatsgebonden prostitutie, zoals escortbureaus, aan gemeentelijke regels kunnen worden onderworpen.

 

Zoals hiervoor is aangegeven dienen de huidige APV-bepalingen omtrent prostitutie te worden vervangen. Hiervoor in de plaats moet in hoofdstuk 2 van de APV een nieuwe afdeling zeven opgenomen worden. De tekst van deze nieuwe afdeling is opgenomen in het conceptraadsbesluit.

 

4.2 de Algemene Plaatselijke Verordening, overige bepalingen

De termijn die nodig is om te beslissen op een aanvraag voor een exploitatievergunning voor een seksinrichting is langer dan de standaardtermijn die artikel 1.2 van de APV hiervoor geeft. Derhalve dient dit artikel te worden aangevuld met een derde lid. Dit lid dient als volgt te luiden: "Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.7.3, eerste lid.

 

4.3 de Legesverordening

In de Legesverordening dient te worden opgenomen hoeveel de leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een vergunning voor het exploiteren van een seksinrichting bedragen. Hiertoe zal een apart voorstel worden gedaan.

5. handhaving van de regels ten aanzien van prostitutie

Waar regels worden gesteld dienen deze te worden gehandhaafd. In de meeste gevallen dient de feitelijke handhaving te geschieden door de politie. De politie is daartoe in de APV aangewezen als toezichthouder. Dit geeft de politie tevens de bevoegdheid om zonder toestemming van de bewoners woningen te betreden. Aangezien de politie opereert in regionaal verband, is er voor gekozen om ook in regionaal verband een handhavingsarrangement op te stellen. Hierbij zijn het openbaar ministerie, de gemeente en de politie partij. In dit handhavingsarrangement is vastgelegd wie van de deelnemende partijen welke actie onderneemt na een in het arrangement genoemde overtreding. Het arrangement zelf is als bijlage bijgevoegd.

6. communicatie met betrokkenen

In deze paragraaf wordt uiteengezet op welke wijze de communicatie over het lokale prostitutiebeleid zal plaatsvinden.

 

doel

Belanghebbenden tijdig en volledig informeren over het -in toe voeren - lokale prostitutiebeleid

 

Doelgroepen

  • de exploitanten van bestaande seksinrichtingen moeten in verband met het in te voeren vergunningenstelsel tijdig betrokken en geïnformeerd worden.

  • de prostituées dienen voorgelicht te worden over de doelen en de uitgangspunten van het lokale prostitutiebeleid.

  • de direct omwonenden van de toekomstig te legaliseren seksinrichtingen moeten direct geïnformeerd worden over alle ontwikkelingen van de invoering van het lokale prostitutiebeleid.

  • de burgers en ondernemers (algemeen) dienen voorgelicht te worden over de belangrijkste doelen en uitgangspunten van het lokale prostitutiebeleid, welke regels worden gehanteerd en hoe de regels worden gehandhaafd.

  • de pers dient bij alle beslispunten bij de besluitvorming over en invoering van het prostitutiebeleid actief betrokken te worden.

middelen

exploitanten:

de bestaande exploitanten hebben in januari 2000 een brief ontvangen waarin zij geïnformeerd worden over de opheffing van het algemene bordeelverbod per 1 oktober 2000 en de gevolgen daarvan voor Gouda.

In deze brief is ook een aantal vragen gesteld die inzicht moeten geven in de bedrijfsvoering van de inrichting.

In de periode februari /maart 2000 is aan twee seksinrichtingen een ambtelijk bezoek gebracht om zicht te krijgen op de staat van het pand omdat in de vergunningen inrichtingseisen zullen worden gesteld.

Na de besluitvorming in het college van burgemeester en wethouders komt er een gesprek met die exploitanten die aangegeven hebben een vergunning aan te zullen vragen. Direct na de besluitvorming van het college en later door de raad worden de exploitanten formeel schriftelijk geïnformeerd.

 

prostituées:

Het is voor de prostituées van belang dat zij op de hoogte worden gesteld van de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de positie, veiligheid en gezondheid van hen te verbeteren. Na de invoering van het beleid worden ze geïnformeerd bij wie of welke organisatie ze kunnen aankloppen voor advies en verwijzing.

 

direct omwonenden:

na de besluitvorming van het college van burgemeester en wethouders worden de direct omwonenden middels een bewonersbrief (huis-aan-huis) geïnformeerd over dat besluit en de verdere procedure. Na de daadwerkelijke invoering van het beleid, na instemming door de raad, wordt het besluit formeel ter visie gelegd en kunnen mogelijke bedenkingen tegen het beleid worden ingediend. De direct omwonenden moeten hierover weer via een bewonersbrief op hoogte worden gesteld.

 

burgers en ondernemers:

burgers en ondernemers in het algemeen zijn vaak vooral geïnteresseerd in de vraag hoe de gemeente denkt de lokale prostitutie beheersbaar te houden, met het oog op de openbare orde en veiligheid en hun welzijn. Deze doelgroep zal geïnformeerd worden via de vrij pers (zie volgende punt) en via Stad Centraal.

 

pers:

bij elk beslispunt wordt de pers door middel van een persgesprek of een persbericht actief geïnformeerd.

 

planning

Besluitvorming in raad: 25 september 2000

bespreking commissie 1: 11 september 2000

besluitvorming in college: 30 mei 2000

 

Na de besluitvorming in het college en voor de verspreiding van de stukken voor commissie 1 wordt het stuk openbaar.

7. monitoring en evaluatie

Waar beleid gemaakt en uitgevoerd wordt zal ook onderzocht moeten worden hoe dat beleid in de praktijk uitwerkt. Daarbij zijn twee typen onderzoek van belang:

  • monitoring van de voor het beleid relevante ontwikkelingen in de samenleving;

  • evaluatie van de beleidsmaatregelen op hun effect en op procesmatige aspecten.

7.1 monitoring van de lokaIe situatie

Monitoring houdt in dat de lokale ontwikkelingen op het gebied van prostitutie gevolgd worden. Via monitoring kan worden bijgehouden hoe de legalisering van de prostitutiebranche zich voltrekt. Er kan inzicht worden verkregen in verschuivingen van het ene type seksinrichtingen naar het andere, in verplaatsingen van de seksinrichtingen van bijvoorbeeld binnenstad naar industrieterrein. Ook is het belangrijk te bezien welk deel van de bestaande bedrijvigheid bovengronds komt en welk deel van de bedrijvigheid uit het zicht verdwijnt.

 

7.2 evaluatie van het beleid

Binnen de beleidsevaluatie wordt een onderscheid gemaakt tussen de effectevaluatie en de procesevaluatie. Bij de effectevaluatie dient te worden onderzocht in hoeverre de in het prostitutiebeleid neergelegde beleidsdoelstellingen/ uitgangspunten zijn bereikt. De effectevaluatie zal de eerste paar jaar jaarlijks plaatsvinden. Daarna moet worden bezien met welke frequentie verdere evaluaties zullen moeten worden uitgevoerd.

 

De procesevaluatie geeft inzicht in de concrete uitvoering van het beleid:

  • Verloopt de uitvoering van de beleidsmaatregelen volgens plan?

  • Wat loopt wel goed en wat niet, wat is daarvan de reden en wat kan eraan gedaan worden?

  • Welke factoren bevorderen respectievelijk hinderen de beleidsimplementatie?

Ook de procesevaluatie zal de eerste paar jaar jaarlijks plaatsvinden, daarna zal dan worden bezien in hoeverre het noodzakelijk is verdere evaluaties te houden.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 september 2000,

de raad voornoemd,

voorzitter,

drs. J.H. Boone

secretaris,

drs. A.W.M. de Bever