Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zundert

Verordening nadeelcompensatie gemeente Zundert 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZundert
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie gemeente Zundert 2022
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie gemeente Zundert 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

15-11-2022

gmb-2023-370198

ZD22035707

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie gemeente Zundert 2022

De raad van de gemeente Zundert;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 04-10-2022;

 

gehoord het advies van de Ronde d.d. 01-11-2022

 

gelet op de betreffende bepalingen in de Gemeentewet;

artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet

 

overwegende dat: het omgevingsrecht wijzigt met de inwerkingtreding van de Omgevingswet en titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en dat het wenselijk is een regeling vast te stellen voor het behandelen van verzoeken om nadeelcompensatie (schade) als gevolg van rechtmatig overheidshandelen.

 

besluit:

 

  • 1

    vast te stellen de Verordening nadeelcompensatie gemeente Zundert 2022

Artikel 1. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 2. Heffen recht

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300,-- geheven.

  • 2.

    In geval de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het recht volledig vergoed.

  • 3.

    Bij de invordering van het recht wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het college vastgesteld elektronisch formulier.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en voor zover van toepassing de drie daaraan voorafgaande jaren en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting.

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte.

Artikel 4. Adviescommissie

  • 1.

    De adviescommissie is geen vaste commissie en wordt voor elke kwalificerende aanvraag afzonderlijk aangewezen;

  • 2.

    Het bestuursorgaan wint slechts advies in bij een adviescommissie voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 3.

    Advies als bedoeld in het tweede lid, wordt in ieder geval niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • d.

      de schadevergoeding kennelijk minder bedraagt dan € 500,-- voor natuurlijke personen en € 1.000,-- voor rechtspersonen;

    • e.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 4.

    Een adviescommissie bestaat uit een of meer deskundigen.

  • 5.

    Als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie, informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden.

  • 6.

    Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en,

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • 1°.

        de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • 2°.

        de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

  • 7.

    De voorzitter van de adviescommissie stelt de aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden in de gelegenheid een toelichting te geven, dan wel een standpunt over de aanvraag kenbaar te maken.

  • 8.

    Indien dit voor het uitbrengen van het advies nodig is, wordt door de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse bezichtigd. Het tijdstip waarop deze plaatsopneming plaatsvindt wordt bepaald door de voorzitter van de adviescommissie.

  • 9.

    Alvorens een advies uit te brengen zendt de voorzitter van de adviescommissie binnen 3 maanden na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager en aan de belanghebbenden;

  • 10.

    De aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren;

  • 11.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het negende lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken;

  • 12.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het negende lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 5. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

Artikel 6. Aanvraag voorschot

  • 1.

    Een aanvraag een voorschot te verlenen kan alleen gehonoreerd worden in door het college aangewezen gevallen;

  • 2.

    De door het college aan te wijzen gevallen zien op uitzonderlijke en langdurige situaties;

  • 3.

    Het voorschot bedraagt maximaal 90% van de in het conceptadvies opgenomen geldsom.

  • 4.

    De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op de dag van inwerkingtreding van de ‘Wet van 3 maart 2021 tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht’ en de Wet van 23 maart 2016, houdende regels over het beschermen van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet).

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente Zundert 2022.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering

van 15-11-2022

de raad voornoemd,

de griffier,

M.C.J.P. van Oosterwijk

de voorzitter,

J.G.P. Vermue

Toelichting Verordening nadeelcompensatie gemeente Zundert 2022

Algemeen

 

Nadeelcompensatieregeling Algemene wet bestuursrecht en Omgevingswet

Naar verwachting treedt in 2023 de nadeelcompensatieregeling, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in werking. In die regeling worden bestaande regelingen voor nadeelcompensatie in verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen samengevoegd en geharmoniseerd. Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

 

In 2023 treedt waarschijnlijk ook de Omgevingswet (hierna: Ow) in werking. In de Ow is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb (hoofdstuk 15 van de Ow).

 

Normaal maatschappelijk risico

Algemeen uitgangspunt is dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, in zijn geheel te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd. Dat wordt normaal maatschappelijk risico (hierna: nmr) genoemd. Burgers die door rechtmatig overheidsoptreden schade lijden die uitgaat boven het nmr en in vergelijking tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen, kunnen desgevraagd schadevergoeding ontvangen (artikel 4:126 van de Awb). De hoogte daarvan moet in zo’n geval redelijk zijn. De schadevergoeding dekt dus niet vanzelfsprekend de volledige schade. Een deel van de schade zal altijd voor eigen rekening blijven.

 

Verordening

De voorliggende verordening is gebaseerd op het model van de VNG (ledenbrief Lbr. 21/041, 26 mei 2021) en op een concept van SAOZ. In De6 verband is de verordening besproken. Iedere deelnemende gemeente heeft zijn eigen eigenheid aan toegevoegd. Dat maakt dat het model van de VNG op een aantal punten is aangepast en aangevuld.

 

De VNG heeft ervoor gekozen om nadeelcompensatie uit te werken in een modelverordening en niet in een modelbeleidsregel. Reden hiervoor is dat het heffen van een recht bij wettelijk voorschrift moet (zie artikel 4:128, eerste lid, van de Awb) en dat de adviescommissie zo een solide basis krijgt.

In de modelverordening is dan ook het heffen van een recht en het instellen van een adviescommissie geregeld. En de VNG acht het niet wenselijk om het heffen van dit recht op te nemen in de legesverordening, maar in een verordening nadeelcompensatie. In artikel 229 van de Gemeentewet wordt gesproken over het heffen van rechten. Daarbij worden ‘door het gemeentebestuur verstrekte diensten’ genoemd. Bij het heffen van het recht bij een aanvraag om nadeelcompensatie gaat het echter niet om een dienst, maar om gemeentelijke aansprakelijkheid. De VNG ziet ook geen reden om de legesverordening te verruimen tot heffing van leges en andere rechten. Er is namelijk geen sprake van een belastingheffing, maar van een financiële drempel om lichtvaardige aanvragen om schadevergoeding tegen te gaan. Een adviescommissie zou wel in beleidsregels geregeld kunnen worden, maar omdat het heffen van een recht bij wettelijk voorschrift moet en dus niet in een beleidsregel kan worden opgenomen, geeft het duidelijkheid om alle artikelen over nadeelcompensatie bij elkaar te houden en daarmee te kiezen voor een verordening nadeelcompensatie. Zo is het ook kenbaar voor de burgers in welke gevallen en welke vorm de adviescommissie wordt betrokken bij de afhandeling van aanvragen om schadevergoeding. Een andere reden om de adviescommissie in de verordening te regelen (en niet per afzonderlijke beleidsregel) is dat daarmee afdeling 3.3 van de Awb wordt binnengehaald. Die afdeling gaat immers over adviseurs die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met adviseren.

 

Artikelsgewijs

 

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader behandeld.

 

Artikel 1. Toepassingsbereik

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatig overheidshandelen. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. Het kan voorkomen dat schade door meerdere overheden wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld zowel de gemeente als het waterschap. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de aanvrager in dat geval het loket kiest. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Ow van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

 

Tweede lid

Een bijzondere regeling kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, riolering en wegopbrekingen, of voor een specifiek project binnen de gemeente. Zolang een van deze onderwerpen niet is geregeld in een aparte verordening is de verordening nadeelcompensatie gemeente Zundert 2022 de basis om een aanvraag voor een tegemoetkoming in de geleden schade aan te vragen.

 

Artikel 2. Heffen recht

Eerste lid

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven. De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt € 300,00. Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag nadat toepassing is gegeven aan artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld.

 

Tweede lid

Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb). Dat betekent dat de aanvrager het drempelbedrag terugkrijgt als over wordt gegaan tot het uitkeren van een tegemoetkoming in de schade.

 

Derde lid

Omdat uit artikel 229 Gemeentewet volgt dat het heffen van het recht geen belasting is voor het verlenen van een dienst, immers het gaat om een aansprakelijkheid voor schade; is de regeling kwijtschelding gemeentelijke belastingen niet van toepassing. Om onduidelijkheid over de vraag of bij de invordering van het drempelrecht kwijtschelding verleend kan worden te voorkomen bepaalt de raad in de verordening dat het drempelrecht altijd voldaan moet worden en dat geen kwijtschelding wordt verleend. Reden hiervoor is dat enerzijds lichtvaardige aanvragen voorkomen worden door het heffen van het recht en anderzijds dat onduidelijkheid over het wel of niet kunnen kwijtschelden van het bedrag wordt voorkomen.

 

Artikel 3. Aanvraag

Eerste lid

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag nadat toepassing is gegeven aan artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste lid geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van een door het college vastgesteld elektronisch formulier. Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het elektronisch formulier, kan worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag nadeelcompensatie alsnog via het formulier in te dienen. De gemeente geeft dan bij de aanvrager aan dat de aanvraag niet compleet is om in behandeling te worden genomen. De gemeente kan dan expliciet de termijnen opschorten tot het moment dat wel de stukken zijn ingediend; dit volgt uit artikel 4:5 van de Awb.

 

Tweede lid

Hier zijn aanvullende eisen ten aanzien van schadeclaims wegens winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten opgenomen.

 

Omdat de Awb al het een en ander regelt over de indieningsvereisten van een aanvraag is in de verordening alleen de aanvullende eis uit het tweede lid opgenomen. Immers, in artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat:

  • (a)

    de naam en het adres van de aanvrager,

  • (b)

    de dagtekening en

  • (c)

    een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat:

  • (d)

    een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en

  • (e)

    een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en,

  • (f)

    voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan.

Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het gaat hier om gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt. Het kan wenselijk zijn om dit voor aanvragen om schadevergoeding nader te specificeren. Uiteraard worden alleen gegevens gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

 

Artikel 4. Adviescommissie

Eerste en tweede lid

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om de gemeentelijke deskundigheid naar aanleiding van een ingekomen aanvraag om schadevergoeding aan te vullen door middel van het aanwijzen van een extern deskundige per aanvraag.

Het inschakelen van externe deskundigheid in de vorm van een adviescommissie is niet verplicht op grond van dit artikel. Bij kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid kan het bestuursorgaan de aanvraag afwijzen, zonder inschakelen van een adviescommissie.

Uit artikel 4:130, eerste lid, van de Awb volgt dat een bestuursorgaan een adviescommissie kan inschakelen voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding die bij dit bestuursorgaan zijn ingediend. Voor gemeenten betekent dit dat het betreffende bestuursorgaan (burgemeester, burgemeester en wethouders of de gemeenteraad) een adviescommissie kan instellen.

In dit artikel is gekozen voor benoeming van een adviescommissie per geval.

 

Derde lid

Alleen als het nodig is, wordt advies ingewonnen bij een adviescommissie. Dit uitgangspunt komt ook tot uitdrukking in het derde lid. Daarin is vastgelegd in welke situaties in ieder geval geen advies bij een adviescommissie wordt ingewonnen. Als een adviescommissie wordt ingeschakeld, betekent dit niet automatisch dat deze wordt gevraagd over de hele aanvraag te adviseren.

 

De adviseur(s) zijn adviseurs als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb en vormen een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat moet worden voldoen aan de vereisten van dat artikel, waaronder een onafhankelijk voorzitter. De adviseur(s) maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en zijn niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

Een adviescommissie bestaat, afhankelijk van de behoefte, uit een of meer deskundige adviseur(s). Bij zaken die betrekking hebben op inkomensderving kan worden gedacht aan deskundigheid op het gebied van accountancy of financieel economische bedrijfsvoering. En bij zaken die betrekking hebben op waardevermindering van een onroerende zaak aan extra deskundigheid op het gebied van taxaties.

 

Bij het te nemen besluit wordt de adviseur van het advies vermeld en het advies kan hierbij ter motivering worden gevoegd (artikel 3:8 van de Awb). Er kan in afwijking van het advies worden besloten. Dat moet dan wel goed worden gemotiveerd. Verder is het van belang dat het bestuursorgaan zich ervan vergewist, dat het onderzoek van de adviseur(s) op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (artikel 3:9 van de Awb).

 

Vijfde lid

De procedure en bijbehorende beslistermijnen voor het tot stand komen van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding zijn uitputtend geregeld in de Awb. Aanvullend hierop is vastgelegd dat het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden informeert als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie. De opdracht aan de adviseur(s) kan ook worden ingetrokken. In dat geval worden de aanvrager en belanghebbenden daar ook over geïnformeerd.

 

Zesde lid

Op de voorbereiding van het besluit op een aanvraag om schadevergoeding is de Awb van toepassing, waaronder de bepalingen over de voorbereiding van besluiten (hoofdstuk 4 van de Awb). Dat betekent onder andere dat de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb van toepassing zijn op grond waarvan de aanvrager en eventuele belanghebbenden, binnen de daar opgenomen kaders, in de gelegenheid worden gesteld om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een zienswijze naar voren te brengen. In het derde lid is verduidelijkt welke partijen naast de aanvrager een zienswijze naar voren kunnen brengen. Dat zijn voor zover van toepassing degenen met wie een schadeovereenkomst is gesloten en, als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht. Die zienswijze kan naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht (artikel 4:9 van de Awb).

 

Zevende tot en met twaalfde lid

In de deze leden is uitgeschreven hoe de adviescommissie te werk gaat en aan welke termijnen de adviseur zich moet houden. Deze leden zijn een aanvulling op het model van de VNG. In De6 vinden wij dat het voor de burger prettig is te weten hoe de procedure in zijn werk gaat.

Bij het afhandelen van aanvragen waarbij adviseur(s) zijn aangewezen bedraagt de beslistermijn maximaal zes maanden in plaats van de reguliere termijn van acht weken. Die termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verdaagd (artikel 4:130 van de Awb). Om er voor te zorgen dat het bestuursorgaan op tijd een besluit kan nemen krijgt de adviescommissie in lid 8 3 maanden om een advies uit te brengen. In de daarop volgende leden zijn termijnen genoemd waarbinnen de betrokken partijen een reactie kunnen geven op het conceptadvies en binnen welke termijn de adviescommissie vervolgens de gegeven reacties verwerkt in het definitieve advies. Houdt de adviescommissie zich aan die termijn, dan heeft het bestuursorgaan nog vier weken om binnen de gestelde zes maanden tijdig een besluit te nemen.

 

Artikel 5. Uitbetaling

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Een eerdere uitbetaling kan er toe leiden dat aan het eind van de rit blijkt dat onverschuldigd is betaald en dat er teruggevorderd moet worden.

Op grond van artikel 4:129 van de Awb wordt eveneens de wettelijke rente vanaf de ontvangst van de aanvraag, of indien de schade op een later tijdstip ontstaat vanaf dat tijdstip, vergoedt.

 

Artikel 6. Aanvraag voorschot

Dit artikel is een vorm van hardheidsclausule. Uit aanwijzing 5.25 Hardheidsclausule (aanwijzingen voor regelgeving – Kenniscentrum voor beleid en regelgeving) blijkt dat alleen een hardheidsclausule wordt opgenomen in een regeling als verwacht kan worden dat gelet op het doel en de strekking van de regeling de toepassing van de regeling kan leiden tot onbedoelde gevolgen die niet voor rekening van de burger dienen te blijven. De nadeelcompensatieverordening is een regeling die juist voorziet in het voorkomen van een dergelijke onevenredige last.

 

Eerste lid

In dit artikel is vastgelegd dat het bestuursorgaan op een daartoe strekkende aanvraag kan beslissen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan schadevergoeding en wel slechts in daartoe door het college aangewezen gevallen. Dat betekent dat als er geen gevallen zijn aangewezen door het college een aanvraag om een voorschot moet worden afgewezen.

 

Tweede lid

In dit lid wordt beschreven dat de gevallen die het college aanwijst een uitzonderlijk en langdurig karakter hebben. De raad geeft hiermee ruimte aan het college om de gevallen aan te wijzen en tevens geeft de raad mee welke kenmerken die gevallen moeten hebben.

 

Derde lid

In dit lid is de maximale hoogte van het voorschot vastgelegd. De keuze voor 90% is afgeleid van de 90% schadeloosstelling door de burgerlijke rechter bij onteigening. Omdat het voorschot een besluit op aanvraag is, kan bij beschikking het percentage lager worden vastgesteld. Het voorschot is een bestuursrechtelijke geldschuld. De algemene regels uit de Awb zijn van toepassing.

 

Vierde lid

De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot van toepassing. Dat betekent onder andere dat onverschuldigde voorschotten kunnen worden teruggevorderd en dat aan het voorschot voorschriften kunnen worden verbonden. De beschikking op aanvraag is een besluit in de zin van de Awb. Een bestuursrechtelijke geldschuld wordt bij beschikking genomen. Het terugvorderen wordt eveneens bij beschikking gedaan. Hiertegen staat op grond van de Awb rechtsmiddelen tegen open.

 

Artikel 7. Inwerkingtreding, intrekken oude regeling en citeertitel

Intrekken Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008

Omdat uit de MvT op Invoeringswet Omgevingswet (hierna: Iw) volgt dat de wetgever beoogt met de inwerkingtreding van titel 4.5 van de Awb en hoofdstuk 15 van de Omgevingswet een uitputtende regeling te geven over nadeelcompensatie volgt uit artikel 122 van de Gemeentewet dat per datum inwerkingtreding van titel 4.5 Awb en de Omgevingswet de bestaande wetgeving automatisch vervalt. De verordening regelt toch de intrekking van de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008 vanwege de duidelijkheid voor iedereen.

Op grond van het overgangsrecht blijft het oude recht (de Wet ruimtelijke ordening en de genoemde procedureverordening) van toepassing op oude gevallen. Daarom is het ook van belang dat de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008 zichtbaar blijft op overheid.nl.

 

Overgangsrecht bij planschade

In artikel 22.12 van de Omgevingswet (Ow) is vastgelegd dat een omgevingsvergunning die wordt verleend op grond van een regel in het tijdelijk deel van het omgevingsplan – voor zover sprake is van een oud ruimtelijk plan – niet als schadeveroorzakend besluit geldt. Onder het huidig recht is het mogelijk om binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van bijvoorbeeld een bestemmingsplan een verzoek om planschade in te dienen. Uiteraard kunnen bestemmingsplannen tot vlak voor de inwerkingtreding van de Ow worden vastgesteld. Daarnaast is het zo dat lopende bestemmingsplanprocedures op grond van het voorheen geldende recht worden afgerond. Daarna kan binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van dat vaststellingsbesluit nog een planschadeverzoek worden ingediend. Op die verzoeken is het oude recht nog van toepassing.

 

Overgangsrecht bij nadeelcompensatie Awb

De overgangsbepalingen voor de toepassing van titel 4.5 van de Awb zijn opgenomen in artikel IV van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten. Daar is vastgelegd dat het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing blijft:

  • op schade, veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit of die handeling in werking is getreden;

  • op schade, veroorzaakt door een handeling ter uitvoering van een besluit dat werd bekendgemaakt voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit in werking is getreden, en

  • op schade, veroorzaakt door latere besluiten of andere handelingen ter uitvoering van diezelfde activiteit, als het eerste besluit tot uitvoering van een activiteit is genomen voor het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit in werking is getreden.

Overgangsrecht bij nadeelcompensatie in het omgevingsrecht

De overgangsbepalingen voor nadeelcompensatie in het omgevingsrecht zijn vastgelegd in paragraaf 4.2.7 van de Iw. In artikel 4.17 van de Iw is vastgelegd op welke schadeveroorzakende besluiten of handelingen het oude recht van toepassing blijft bij een aanvraag om schadevergoeding die wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Ow.

 

Voor aanvragen om schadevergoeding als gevolg van specifiek genoemde schadeveroorzakende besluiten op basis van de Wro (bestemmingsplan, beheersverordening, inpassingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, nadere eis, provinciale verordening, algemene maatregel van bestuur (onder voorwaarden), of een exploitatieplan (onder voorwaarden)) is in artikel 4.19 van de Iw een specifieke regeling opgenomen. In die gevallen geldt dat de termijn van vijf jaar start bij het van kracht worden van het besluit als de procedure voor het besluit is gestart voor de inwerkingtreding, en is afgerond na inwerkingtreding van de Ow. Het oude recht blijft in die gevallen van toepassing op aanvraag om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald (artikel 4.19 van de Iw)