Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Meerssen

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent onderzoeksrecht van de raad (Verordening op het onderzoeksrecht van de raad van de Gemeente Meerssen 2004)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMeerssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent onderzoeksrecht van de raad (Verordening op het onderzoeksrecht van de raad van de Gemeente Meerssen 2004)
CiteertitelVerordening op het onderzoeksrecht van de raad van de Gemeente Meerssen 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 155a 

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2004nieuwe regeling

03-06-2004

-

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent onderzoeksrecht van de raad (Verordening op het onderzoeksrecht van de raad van de Gemeente Meerssen 2004)

De Raad van de Gemeente Meerssen;

Gelezen het voorstel van het fractievoorzittersoverleg d.d. 29 maart 2004;

Gelet op artikel 155a, lid 8, van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende verordening:

VERORDENING op het onderzoeksrecht van de raad van de Gemeente Meerssen 2004

Artikel 1 begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college:

  • het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    Reglement van Orde:

  • het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad, zoals vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 27 juni 2002;

  • c.

    onderzoek:

  • een onderzoek als bedoeld in artikel 155a, lid 1, van de Gemeentewet;

  • d.

    onderzoekscommissie:

  • een commissie als bedoeld in artikel 155a, lid 3, van de Gemeentewet.

Artikel 2 instelling onderzoek/onderzoekscommissie

  • 1.

    De raad kan besluiten een onderzoek in te stellen naar (onderdelen van) het door het college en de burgemeester gevoerde bestuur;

  • 2.

    In de eerstvolgende vergadering na het besluit onder 1 stelt de raad een onderzoekscommissie in van ten minste 3 leden;

  • 3.

    De raad wijst een genoegzaam aantal plaatsvervangende leden aan;

  • 4.

    Op de benoeming van de leden en plaatsvervangende leden, als bedoeld onder de leden 2 en 3, is artikel 32 van het Reglement van Orde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 voorzitter/plaatsvervangend voorzitter

  • 1.

    De leden van de onderzoekscommissie kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter;

  • 2.

    De voorzitter is lid van de onderzoekscommissie en tevens belast met het

    • a.

      leiden van de beraadslagingen en de zittingen;

    • b.

      handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van de bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 4 beëindiging van het lidmaatschap

  • 1.

    Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

    • a.

      de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie;

    • b.

      een commissielid, behoudens de situatie in artikel 155a, lid 6, van de Gemeentewet, ophoudt lid van de raad te zijn;

    • c.

      de onderzoekscommissie besluit een commissielid te horen;

    • d.

      een commissielid ontslag neemt; het commissielid geeft hiervan de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk kennis.

  • 2.

    In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 3.

    De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 5 bevoegdheden van de onderzoekscommissie.

  • 1.

    De onderzoekscommissie besluit alvorens het getuigenverhoor plaatsvindt, of getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van de eed of belofte;

  • 2.

    De onderzoekscommissie kan binnen de omschrijving van de opdracht naast de in artikel 155b, lid 1, van de Gemeentewet genoemde personen ook aan anderen, die in het belang van het onderzoek denken over relevante informatie te beschikken, verzoeken hun medewerking te verlenen; de onderzoekscommissie besluit, of van deze diensten gebruik wordt gemaakt;

  • 3.

    De onderzoekscommissie kan besluiten derden in te schakelen voor de uitvoering van opdrachten, die zij in het kader van de onderzoeksopdracht voor de uitoefening van haar taak nodig acht;

  • 4.

    De onderzoekscommissie kan in het belang van haar onderzoek in beslotenheid met eenieder informatieve gesprekken voeren;

  • 5.

    De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.

Artikel 6 ambtelijke bijstand.

  • 1

    De griffier draagt zorg voor voldoende ambtelijke bijstand aan de onderzoekscommissie en wijst daartoe een of meer medewerkers van het griffiebureau aan;

  • 2.

    Zo nodig kan de griffier overleggen met de gemeentesecretaris om hem voor de duur van het onderzoek ambtelijke ondersteuning te leveren.

Artikel 7 zittingen

  • 1.

    De onderzoekscommissie houdt zitting:

    • a.

      wanneer de voorzitter het nodig oordeelt;

    • b.

      wanneer de meerderheid van het aantal leden daartoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek doen aan de voorzitter;

  • 2.

    De voorzitter van de onderzoekscommissie bepaalt plaats en tijd van de openbare zittingen en brengt die gelijktijdig met de oproep als bedoeld in lid 3 van dit artikel ter openbare kennis;

  • 3.

    De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen ten minste 14 dagen voor de zitting op;

  • 4.

    Binnen 3 werkdagen na verzending of uitreiking van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen;

  • 5.

    De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

Artikel 8 verslaglegging zittingen.

  • 1.

    De medewerker(s), als bedoeld in lid 1 van artikel 6, draagt zorg voor verslaglegging van de zittingen;

  • 2.

    Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang;

  • 3.

    Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van het besprokene en wat verder ter zitting is voorgevallen;

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de ter zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht;

  • 5.

    Het verslag wordt ondertekend door de medewerker, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, en de voorzitter;

  • 6.

    Het verslag, als bedoeld in lid 3 van dit artikel, wordt toegezonden aan het college c.q. de burgemeester, de raad en de pers, tenzij de onderzoekscommissie in beslotenheid heeft vergaderd.

Artikel 9 beraadslagingen onderzoekscommissie

  • 1.

    De onderzoekscommissie beraadslaagt indien een lid dat nodig acht;

  • 2.

    De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.

Artikel 10 rapportage van de onderzoekscommissie.

  • 1.

    De onderzoekscommissie rapporteert over haar bevindingen, mogelijk voorzien van conclusies en aanbevelingen;

  • 2.

    De onderzoekscommissie legt deze rapportage onder bijvoeging van een ontwerp-besluit voor aan de raad;

  • 3.

    De onderzoekscommissie doet een afschrift toekomen van de onder de leden 1 en 2 genoemde bescheiden aan het college dan wel de burgemeester;

  • 4.

    Het college dan wel de burgemeester wordt in de gelegenheid gesteld om te reageren op het rapport van de onderzoekscommissie en om zijn standpunt(en) terzake toe te voegen aan de rapportage van de onderzoekscommissie.

Artikel 11 geheimhouding

Indien in een besloten zitting van de onderzoekscommissie omtrent het behandelde en omtrent de inhoud van de stukken, die aan de onderzoekscommissie zijn overgelegd, geheimhouding wordt opgelegd, zijn allen, die van het behandelde en de stukken hebben kennisgenomen, verplicht deze geheimhouding in acht te nemen. De van een besloten zitting opgemaakte stukken liggen op verzoek voor de raadsleden ter inzage bij de griffier en zij bewaren geheimhouding, totdat deze wordt opgeheven.

Artikel 12 nadere regels

De raad kan nadere regels stellen:

  • a.

    voor tussentijdse informatieverstrekking over de voortgang van het onderzoek;

  • b.

    bij de instelling van de onderzoekscommissie aanvullende regels met betrekking tot de rapportage als bedoeld in artikel 10 van deze verordening;

  • c.

    aanvullende regels voor de werkwijze van de onderzoekscommissie.

Artikel 13 inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2004.

Artikel 14 citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op het onderzoeksrecht van de raad van de Gemeente Meerssen 2004.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 3 juni 2004.

De Griffier, De Voorzitter,

P.H.Vossen drs G.M.K. Kockelkorn

Artikelsgewijze toelichting op de Verordening op het onderzoeksrecht van de raad van de Gemeente Meerssen 2004.

Algemeen.

Alvorens een opdracht te geven aan de onderzoekscommissie dient nagegaan te worden, of het onderwerp zich leent voor een onderzoek met gebruikmaking van het onderzoeksrecht; in het positieve geval dienen voorbereidende werkzaamheden ter hand te worden genomen, waarvoor aanknopingspunten te vinden zijn in de checklist, behorende bij de Handreiking “Recht van onderzoek in de gemeentelijke praktijk”.

Deze verordening dient in nauwe samenhang met het juridisch kader, zoals geregeld in de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet, gelezen te worden.

Artikel 2 instellen onderzoek/onderzoekscommissie.

Op een voorstel, als bedoeld in artikel 155a, lid 1, is het bepaalde inzake het initiatiefvoorstel, als bedoeld in artikel 38 van het Reglement van Orde van toepassing.

Bij de bepaling van het aantal leden (ten minste drie) in de onderzoekscommissie dient de raad zorg te dragen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen. Het oogmerk van deze bepaling is een zekere spreiding van de commissiezetels over de raadsfracties.

Omdat de onderzoekscommissie ingevolge artikel 5, lid 5, besluit met meerderheid van stemmen, verdient het aanbeveling een oneven aantal leden te benoemen.

Benoeming van het aantal plaatsvervangende leden als bedoeld in lid 3 van dit artikel, dient afhankelijk gesteld te worden van de omvang van de onderzoekscommissie.

Artikel 32 van het Reglement van Orde voorziet in de stemming over personen.

Artikel 3 voorzitter/plaatsvervangend voorzitter.

Benoeming van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter geschiedt door de onderzoekscommissie; het staat de raad overigens vrij hierin te voorzien; naast technisch voorzitter is de voorzitter tevens lid van de onderzoekscommissie.

Artikel 4 beëindiging van het lidmaatschap.

Artikel 155a, lid 6 van de Gemeentewet heeft betrekking op de situatie, waarin een lid van de onderzoekscommissie - alleen leden van de raad kunnen lid zijn – tussentijds aftreedt als lid van de raad; bij herverkiezing als lid van de nieuwe raad kan hij blijven deel uitmaken van de onderzoekscommissie.

Artikel 5 bevoegdheden van de onderzoekscommissie.

Indien de onderzoekscommissie besluit voor verhoor onder ede dan dient dat voor alle getuigen te worden toegepast, hetgeen ook kan worden afgeleid uit de formulering van artikel 155c, lid 5 van de Gemeentewet, waar het begrip “getuigen” wordt gebruikt en niet het begrip “een getuige”.

Het 2e lid van dit artikel laat de mogelijkheid op vrijwillige basis anderen medewerking te vragen voor het onderzoek. Ook kan de onderzoekscommissie in het belang van het onderzoek met eenieder informatieve gesprekken voeren, waaronder getuigen en deskundigen, om bijvoorbeeld vast te stellen, of horen ter zitting zinvol is. Zie ook artikel 9 van de Verordening.

De onderzoekscommissie kan de in de Gemeentewet verleende wettelijke bevoegdheden alleen uitoefenen, indien ten minste 3 leden of als zodanig optredende plaatsvervangers aanwezig zijn. De bij deze verordening verleende bevoegdheden worden door de onderzoekscommissie eveneens uitgeoefend, indien ten minste 3 leden of als zodanig optredende plaatsvervangers aanwezig zijn.

Artikel 6 ambtelijke bijstand.

Hier is opgenomen de wijze, waarop de ambtelijke bijstand wordt verleend aan de onderzoekscommissie.

Afhankelijk van de onderzoeksopdracht kan hiertoe ook gerekend worden het in overleg met de voorzitter en (onder leiding van) de griffier opstellen van een plan van aanpak en voor zover een beroep wordt gedaan op de ambtelijke organisatie mede in overleg met de gemeentesecretaris.

Artikel 7 zittingen

Op de zittingen als hier verwoord vinden de verhoren van getuigen en deskundigen plaats, die in beginsel openbaar zijn; deze zittingen dienen onderscheiden te worden van de in artikel 9 genoemde beraadslagingen van de onderzoekscommissie, die achter gesloten deuren plaatsvinden.

Het opnemen van een ruime tijdsperiode in lid 3 van dit artikel is gedaan uit oogpunt van voldoende voorbereiding op de zitting.

Artikel 8 verslaglegging zittingen.

Lid 6 van dit artikel voorziet in de toezending van het verslag aan het college c.q. de burgemeester, de raad en de pers, tenzij de onderzoekscommissie in beslotenheid heeft vergaderd.

Dit artikel dient verder in samenhang met artikel 11 van deze verordening gelezen worden.

Artikel 9 beraadslagingen onderzoekscommissie.

Het is denkbaar, dat de onderzoekscommissie achter gesloten deuren wenst te beraadslagen over o.a. ondervragingsmethoden, tactieken e.d., die in het lang van het onderzoek niet naar buiten mogen worden gebracht.

Artikel 10 rapportage van de onderzoekscommissie

Bij de instelling van de onderzoekscommissie kan de raad nadere regels stellen met betrekking tot de rapportage aan de raad. In dit artikel wordt hiervan een uitwerking gegeven. Na beëindiging van haar werkzaamheden legt de onderzoekscommissie haar bevindingen voor aan de raad.

Artikel 12 nadere regels.

Afhankelijk van de “politieke gevoeligheid” van de onderzoeksopdracht kan bijvoorbeeld bepaald worden, dat bijvoorbeeld tussentijdse informatie door de voorzitter van de onderzoekscommissie over de voortgang van het onderzoek gegeven wordt.

Tijdens het onderzoek kunnen zich omstandigheden voordoen, die aanvullende regels wenselijk dan wel noodzakelijk maken.

Artikel 13 inwerkingtreding.

De verordening kan op een door de raad te bepalen datum in werking treden i.c. wordt voorgesteld de inwerkingtreding te bepalen 1 juli 2004; de verordening is niet referendabel ingevolge de Tijdelijke Referendumwet.