Organisatie | Meerssen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Meerssen houdende regels omtrent onderzoeksrecht van de raad (Verordening op het onderzoeksrecht van de raad van de Gemeente Meerssen 2004) |
Citeertitel | Verordening op het onderzoeksrecht van de raad van de Gemeente Meerssen 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2004 | nieuwe regeling | 03-06-2004 - |
Artikel 5 bevoegdheden van de onderzoekscommissie.
De onderzoekscommissie kan binnen de omschrijving van de opdracht naast de in artikel 155b, lid 1, van de Gemeentewet genoemde personen ook aan anderen, die in het belang van het onderzoek denken over relevante informatie te beschikken, verzoeken hun medewerking te verlenen; de onderzoekscommissie besluit, of van deze diensten gebruik wordt gemaakt;
Indien in een besloten zitting van de onderzoekscommissie omtrent het behandelde en omtrent de inhoud van de stukken, die aan de onderzoekscommissie zijn overgelegd, geheimhouding wordt opgelegd, zijn allen, die van het behandelde en de stukken hebben kennisgenomen, verplicht deze geheimhouding in acht te nemen. De van een besloten zitting opgemaakte stukken liggen op verzoek voor de raadsleden ter inzage bij de griffier en zij bewaren geheimhouding, totdat deze wordt opgeheven.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 3 juni 2004.
De Griffier, De Voorzitter,
P.H.Vossen drs G.M.K. Kockelkorn
Artikelsgewijze toelichting op de Verordening op het onderzoeksrecht van de raad van de Gemeente Meerssen 2004.
Alvorens een opdracht te geven aan de onderzoekscommissie dient nagegaan te worden, of het onderwerp zich leent voor een onderzoek met gebruikmaking van het onderzoeksrecht; in het positieve geval dienen voorbereidende werkzaamheden ter hand te worden genomen, waarvoor aanknopingspunten te vinden zijn in de checklist, behorende bij de Handreiking “Recht van onderzoek in de gemeentelijke praktijk”.
Deze verordening dient in nauwe samenhang met het juridisch kader, zoals geregeld in de artikelen 155a tot en met 155f van de Gemeentewet, gelezen te worden.
Artikel 2 instellen onderzoek/onderzoekscommissie.
Op een voorstel, als bedoeld in artikel 155a, lid 1, is het bepaalde inzake het initiatiefvoorstel, als bedoeld in artikel 38 van het Reglement van Orde van toepassing.
Bij de bepaling van het aantal leden (ten minste drie) in de onderzoekscommissie dient de raad zorg te dragen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen. Het oogmerk van deze bepaling is een zekere spreiding van de commissiezetels over de raadsfracties.
Omdat de onderzoekscommissie ingevolge artikel 5, lid 5, besluit met meerderheid van stemmen, verdient het aanbeveling een oneven aantal leden te benoemen.
Benoeming van het aantal plaatsvervangende leden als bedoeld in lid 3 van dit artikel, dient afhankelijk gesteld te worden van de omvang van de onderzoekscommissie.
Artikel 32 van het Reglement van Orde voorziet in de stemming over personen.
Artikel 3 voorzitter/plaatsvervangend voorzitter.
Benoeming van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter geschiedt door de onderzoekscommissie; het staat de raad overigens vrij hierin te voorzien; naast technisch voorzitter is de voorzitter tevens lid van de onderzoekscommissie.
Artikel 4 beëindiging van het lidmaatschap.
Artikel 155a, lid 6 van de Gemeentewet heeft betrekking op de situatie, waarin een lid van de onderzoekscommissie - alleen leden van de raad kunnen lid zijn – tussentijds aftreedt als lid van de raad; bij herverkiezing als lid van de nieuwe raad kan hij blijven deel uitmaken van de onderzoekscommissie.
Artikel 5 bevoegdheden van de onderzoekscommissie.
Indien de onderzoekscommissie besluit voor verhoor onder ede dan dient dat voor alle getuigen te worden toegepast, hetgeen ook kan worden afgeleid uit de formulering van artikel 155c, lid 5 van de Gemeentewet, waar het begrip “getuigen” wordt gebruikt en niet het begrip “een getuige”.
Het 2e lid van dit artikel laat de mogelijkheid op vrijwillige basis anderen medewerking te vragen voor het onderzoek. Ook kan de onderzoekscommissie in het belang van het onderzoek met eenieder informatieve gesprekken voeren, waaronder getuigen en deskundigen, om bijvoorbeeld vast te stellen, of horen ter zitting zinvol is. Zie ook artikel 9 van de Verordening.
De onderzoekscommissie kan de in de Gemeentewet verleende wettelijke bevoegdheden alleen uitoefenen, indien ten minste 3 leden of als zodanig optredende plaatsvervangers aanwezig zijn. De bij deze verordening verleende bevoegdheden worden door de onderzoekscommissie eveneens uitgeoefend, indien ten minste 3 leden of als zodanig optredende plaatsvervangers aanwezig zijn.
Artikel 6 ambtelijke bijstand.
Hier is opgenomen de wijze, waarop de ambtelijke bijstand wordt verleend aan de onderzoekscommissie.
Afhankelijk van de onderzoeksopdracht kan hiertoe ook gerekend worden het in overleg met de voorzitter en (onder leiding van) de griffier opstellen van een plan van aanpak en voor zover een beroep wordt gedaan op de ambtelijke organisatie mede in overleg met de gemeentesecretaris.
Op de zittingen als hier verwoord vinden de verhoren van getuigen en deskundigen plaats, die in beginsel openbaar zijn; deze zittingen dienen onderscheiden te worden van de in artikel 9 genoemde beraadslagingen van de onderzoekscommissie, die achter gesloten deuren plaatsvinden.
Het opnemen van een ruime tijdsperiode in lid 3 van dit artikel is gedaan uit oogpunt van voldoende voorbereiding op de zitting.
Artikel 8 verslaglegging zittingen.
Lid 6 van dit artikel voorziet in de toezending van het verslag aan het college c.q. de burgemeester, de raad en de pers, tenzij de onderzoekscommissie in beslotenheid heeft vergaderd.
Dit artikel dient verder in samenhang met artikel 11 van deze verordening gelezen worden.
Artikel 9 beraadslagingen onderzoekscommissie.
Het is denkbaar, dat de onderzoekscommissie achter gesloten deuren wenst te beraadslagen over o.a. ondervragingsmethoden, tactieken e.d., die in het lang van het onderzoek niet naar buiten mogen worden gebracht.
Artikel 10 rapportage van de onderzoekscommissie
Bij de instelling van de onderzoekscommissie kan de raad nadere regels stellen met betrekking tot de rapportage aan de raad. In dit artikel wordt hiervan een uitwerking gegeven. Na beëindiging van haar werkzaamheden legt de onderzoekscommissie haar bevindingen voor aan de raad.
Afhankelijk van de “politieke gevoeligheid” van de onderzoeksopdracht kan bijvoorbeeld bepaald worden, dat bijvoorbeeld tussentijdse informatie door de voorzitter van de onderzoekscommissie over de voortgang van het onderzoek gegeven wordt.
Tijdens het onderzoek kunnen zich omstandigheden voordoen, die aanvullende regels wenselijk dan wel noodzakelijk maken.
De verordening kan op een door de raad te bepalen datum in werking treden i.c. wordt voorgesteld de inwerkingtreding te bepalen 1 juli 2004; de verordening is niet referendabel ingevolge de Tijdelijke Referendumwet.