Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Voorst

Beleidsregel handhaving Opiumwet gemeente Voorst 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVoorst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel handhaving Opiumwet gemeente Voorst 2023
CiteertitelBeleidsregel handhaving Opiumwet gemeente Voorst 2023
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBeleidsregel handhaving Opiumwet gemeente Voorst 2023

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 13b van de Opiumwet
  2. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-08-2023nieuwe regeling

21-08-2023

gmb-2023-368747

401506

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel handhaving Opiumwet gemeente Voorst 2023

 

De burgemeester van de gemeente Voorst;

gelet op:

artikel 13b van de Opiumwet en artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T :

vast te stellen de Beleidsregel handhaving Opiumwet gemeente Voorst 2023).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze beleidsregel verstaat onder:

  • a.

    drugshandel: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van een middel bedoeld in lijst I of II bij, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet;

  • b.

    handelsvoorraad: meer dan 0,5 gram, 1 pil, 1 bolletje, 1 ampul of 1 wikkel harddrugs, 5 ml GHB respectievelijk 5 gram softdrugs of 5 hennepplanten;

  • c.

    harddrugs: een middel als bedoeld in lijst I behorende bij de Opiumwet;

  • d.

    lokalen: de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten), met uitzondering van gedoogde verkooppunten voor softdrugs (coffeeshops);

  • e.

    softdrugs: een middel als bedoeld in lijst II behorende bij de Opiumwet;

  • f.

    voorbereidingshandelingen: het voorhanden zijn van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3e, of artikel 11a, van de Opiumwet;

  • g.

    woning: een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/ die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot).

Artikel 2 Drugshandel in een woning of een daarbij behorend erf

Als in een woning of een bij een woning behorend erf drugshandel plaatsvindt of een handelsvoorraad aanwezig is, neemt de burgemeester de maatregel zoals omschreven in onderstaande tabel:

 

1e overtreding

2e overtreding binnen 3 jaar na vorige overtreding

3e en volgende overtredingen binnen 3 jaar na vorige overtreding

Softdrugs

Waarschuwing

Sluiting voor een periode van 3 maanden

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Harddrugs

Sluiting voor een periode van 3 maanden

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van 12 maanden

Artikel 3 Drugshandel in een lokaal of een daarbij behorend erf

Als in een lokaal of een bij een lokaal behorend erf drugshandel plaatsvindt of een handelsvoorraad aanwezig is, neemt de burgemeester de maatregel zoals omschreven in onderstaande tabel:

 

1e overtreding

2e overtreding binnen 3 jaar na vorige overtreding

3e en volgende overtredingen binnen 3 jaar na vorige overtreding

Softdrugs

Sluiting voor een periode van 3 maanden

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van 12 maanden

Harddrugs

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

Artikel 4 Voorbereidingshandelingen in een woning of een daarbij behorend erf

Bij constatering van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet, in een woning of een daarbij behorend erf, neemt de burgemeester de maatregel zoals beschreven in onderstaande tabel:

 

Voorhanden hebben van productiemiddelen voor softdrugs (artikel 11a)

Voorwerpen of stoffen die voorhanden zijn als productiemiddelen voor harddrugs (artikel 10a, lid 1 sub 3)

1e overtreding

Last onder dwangsom, strekkende tot het afvoeren van goederen

Sluiting voor een periode van 3 maanden

2e overtreding binnen 3 jaar na vorige overtreding

Sluiting voor een periode van 3 maanden

Sluiting voor een periode van 6 maanden

3e overtreding binnen 3 jaar na vorige overtreding

Sluiting voor 6 maanden

Sluiting voor een periode van 12 maanden

Artikel 5 Voorbereidingshandelingen in een lokaal of een daarbij behorend erf

Bij constatering van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet, in een lokaal of een daarbij behorend erf, neemt de burgemeester de maatregel zoals beschreven in onderstaande tabel:

 

Voorhanden hebben van productiemiddelen voor softdrugs (artikel 11a)

Voorwerpen of stoffen die voorhanden zijn als productiemiddelen voor harddrugs (artikel 10a, lid 1 sub 3)

1e overtreding

Sluiting voor een periode van 3 maanden

Sluiting voor een periode van 6 maanden

2e overtreding binnen 3 jaar na vorige overtreding

Sluiting voor een periode van 6 maanden

Sluiting voor een periode van 12 maanden

3e overtreding binnen 3 jaar na vorige overtreding

Sluiting voor 12 maanden

Sluiting voor onbepaalde tijd

Artikel 6 Samenloop van softdrugs en harddrugs in woningen en lokalen

Als in een woning of lokaal of een daarbij behorend erf sprake is van aanwezigheid van een handelsvoorraad softdrugs en harddrugs of de handel daarin, dan wel het voorhanden hebben van productiemiddelen voor softdrugs en harddrugs, dan neemt de burgemeester de maatregel zoals omschreven onder harddrugs.

Artikel 7 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1.

    Als er naar het oordeel van de burgemeester sprake is van een zeer ernstige overtreding, kan de burgemeester in afwijking van het bepaalde in deze beleidsregel besluiten tot directe sluiting of sluiting voor een langere periode.

  • 2.

    De burgemeester kan van de in deze beleidsregel opgenomen maatregelen afwijken, als de gevolgen vanwege bijzondere omstandigheden voor een of meer belanghebbenden onevenredig zijn in verhouding tot de met de door deze beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester kan in plaats van een last onder bestuursdwang besluiten een last onder dwangsom op te leggen of een waarschuwing te geven of een kortere sluitingsperiode te hanteren dan in de tabel staat vermeld.

Artikel 8 Intrekking bestaande beleidsregel

De Beleidsregel handhaving Opiumwet gemeente Voorst wordt ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel handhaving Opiumwet gemeente Voorst 2023.

Aldus besloten op 21 augustus 2023

De burgemeester van Voorst,

Paula Jorritsma-Verkade

Toelichting

Algemene toelichting

 

1. Inleiding

In de gemeente Voorst worden we regelmatig met overtredingen van de Opiumwet geconfronteerd. De handel in drugs, maar ook de hennepteelt kan (grote) overlast veroorzaken voor de directe omgeving in de vorm van brandgevaar, wateroverlast, vervuiling, geluidshinder, vandalisme etc. Ook kan het onveiligheidsgevoel van omwonenden hierdoor toenemen. Locaties van drugshandel en drugsproductie zijn in de regel ook verbonden aan professioneel georganiseerde drugscircuits. Artikel 13b Opiumwet wordt ook wel aangeduid als Wet Damocles. Het Damoclesbeleid is er op gericht de negatieve en ontwrichtende effecten van de drugshandel en –productie op het openbare leven zoveel mogelijk te beperken door overtredingen van de Opiumwet te beëindigen en herhaling daarvan te voorkomen. Het Damoclesbeleid heeft betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, Opiumwet. Deze beleidsregel maakt duidelijk op welke wijze de burgemeester van haar bevoegdheid gebruik maakt.

Het Damoclesbeleid vervangt het vorige Damoclesbeleid dat was vastgesteld in de "Beleidsregel handhaving Opiumwet gemeente Voorst ". Allereerst vraagt de uitbreiding van artikel 13b Opiumwet om aanpassing van het beleid. Deze uitbreiding is in dit Damoclesbeleid verwerkt. Daarnaast is herziening van het beleid wenselijk gelet op de ontwikkelingen in de rechtspraak.

 

2. Juridisch kader

In artikel 13b, eerste lid, Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit kan als in woningen of lokalen, dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Sinds 1 januari 2019 is dit artikel uitgebreid en kent artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b., Opiumwet de burgemeester een nieuwe bevoegdheid toe. Op grond van dit artikellid heeft de burgemeester de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanig lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3e, of in artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is.

Dit Damoclesbeleid bevat de kaders die de burgemeester van de gemeente Voorst in acht neemt bij de toepassing van haar bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet.

 

3. Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet

 

3.1. Doelstelling

De doelstelling van de toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet is om de verkoop, de aflevering of de verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal of een daarbij behorend erf te beëindigen en beëindigd te houden, herhaling daarvan te voorkomen en – voor wat betreft voorbereidingshandelingen – de aanvang van de drugshandel en/of –productie te beletten.

Met toepassing van artikel 13b wordt meer specifiek beoogd:

  • de woning of het lokaal uit het drugscircuit te halen (beëindigen van de overtreding);

  • de aantasting van het woon- en leefklimaat en het veiligheidsgevoel in de omgeving van de woning of het lokaal te herstellen;

  • de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken;

  • de loop naar de woning of het lokaal eruit te halen;

  • aan criminelen en aan buurtbewoners een signaal af te geven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit;

  • te verhinderen dat de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf opnieuw gebruikt gaat worden voor drugshandel en het drugscircuit ( voorkomen van herhaling).

Niet in alle gevallen zullen alle bovenstaande doelen aan de orde zijn. De burgemeester maakt van haar bevoegdheid gebruik om een of meer van deze doelen te bereiken en past daarbij de maatregel toe die aansluit bij de aard en ernst van de overtreding, zoals in deze beleidsregel beschreven.

Uitgangspunt van deze beleidsregel is dat bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet een last onder bestuursdwang (sluiting van de woning) wordt opgelegd, omdat het financiële gewin in de drugshandel dusdanig groot is dat de financiële prikkel die uit moet gaan van een last onder dwangsom in eerste instantie niet het beoogde effect zal hebben. Indien de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan de burgemeester besluiten in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom op te leggen.

 

3.2. Onderscheid woningen en lokalen

Sluiting van een woning betekent een vergaand ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer en op het huisrecht van betrokkenen. Dit is een zwaarwegend belang bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester van haar bevoegdheid gebruik kan maken. Uitgangspunt bij woningen is dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning wordt overgegaan en wordt volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet echter worden beschouwd als een uitgangspunt, waarvan in ernstige gevallen kan worden afgeweken. Voor lokalen geldt het uitgangspunt van eerst waarschuwen niet. Daarom wordt in dit beleid onderscheid gemaakt tussen lokalen en woningen.

 

3.3. Noodzakelijkheid sluiting

Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding wordt beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Bij de beoordeling of sprake is van een ernstig geval en sluiting van de woning noodzakelijk is worden in ieder geval de volgende factoren meegenomen:

1. Hoeveelheid en soort drugs

Bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs of meer dan 5 gram softdrugs of meer dan 5 hennepplanten in een woning, is het in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. In haar uitspraak van 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738, heeft de Afdeling overwogen dat bij een geringe overschrijding van deze hoeveelheden drugs de burgemeester moet afwegen of met een minder verstrekkende maatregel zoals een waarschuwing of last kan worden volstaan. In dat kader is ook van belang de soort drugs die in een woning is aangetroffen. De aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning kwalificeert in ieder geval als een ernstig geval. Bij een handelshoeveelheid harddrugs zal de noodzaak om tot sluiting over te gaan dan ook groter zijn dan bij softdrugs.

2. Recidive

Daarnaast zal de noodzaak om tot woningsluiting over te gaan in beginsel ook groter zijn in geval van recidive.

3. Locatie woning

Ook zal de noodzaak tot sluiting groter zijn als de betrokken woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt. Een zichtbare sluiting van dergelijke woningen door de burgemeester geeft een signaal af aan betrokken drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen.

4. Feitelijke handel in de woning

Verder is in verband met de ernst en omvang van de overtreding mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang bij sluiting op, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de 'loop' naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een 'loop' naar de woning. Dit kan de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de sluitingsmaatregel minder groot maken. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van politiewaarnemingen, meldingen en verklaringen, of het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens.

 

3.4. Evenwichtigheid

Als uit de beoordeling volgt dat sluiting van een woning noodzakelijk is, zal de burgemeester zich ervan vergewissen dat de maatregel ook evenwichtig is. Hierin worden alle omstandigheden van het geval meegenomen. Bij de beoordeling of het besluit evenwichtig is, spelen verschillende omstandigheden een rol zoals de mate van verwijtbaarheid, een bijzondere binding met het pand om medische redenen, de aanwezigheid van minderjarige kinderen en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk vond. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is daarbij niet per definitie onevenwichtig.

 

3.5. Procedure

Voordat de burgemeester tot sluiting van het pand besluit, wordt een voornemen bekend gemaakt aan de belanghebbende(n) waarin zij in de gelegenheid worden gesteld om een zienswijze naar voren te brengen. Deze zienswijze kan mondeling of schriftelijk worden ingediend. Na afloop van de zienswijzeprocedure en de belangenafweging naar aanleiding van de eventuele zienswijze, neemt de burgemeester een definitief besluit.

Effectuering van de bestuursdwang vindt plaats door de sloten te (laten) vervangen, waarna de sleutels door de gemeente in beheer worden genomen, het pand wordt verzegeld en een plakkaat wordt aangebracht met de aanduiding dat het pand op last van de burgemeester is gesloten.

Als zich een spoedeisende situatie voordoet of de openbare orde vraagt om direct ingrijpen, kan op grond van artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht meteen een bevel tot sluiting worden gegeven. In dat geval kan de zienswijzemogelijkheid achterwege worden gelaten, wordt het bevel van de burgemeester mondeling kenbaar gemaakt en daarna zo spoedig mogelijk op schrift gesteld. Van een spoedeisende situatie is bijvoorbeeld sprake bij acuut gevaar voor de veiligheid of gezondheid van personen, die onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt, zoals bijvoorbeeld brand- of explosiegevaar, het (kunnen) vrijkomen van giftige stoffen of gassen of ernstige incidenten waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid in het geding is.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden de in deze beleidsregel gehanteerde begrippen omschreven. Hieronder volgt voor enkele begrippen nog een nadere toelichting.

a. Drugshandel: deze beleidsregel ziet op de bevoegdheid tot het sluiten van woningen, lokalen of bij de woningen of lokalen behorende erven door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of lokalen en daarbij behorende erven. De genoemde lijst I heeft betrekking op harddrugs. De genoemde lijst II bevat de verboden softdrugs.

Aan lijst II is sinds 1 januari 2023 ook lachgas (distikstofmonoxide (N2O) toegevoegd. In deze beleidsregel worden geen specifieke maatregelen genoemd, die toegepast kunnen worden bij het voorhanden hebben van lachgaspatronen (ampullen) of gasflessen met lachgas. Wel is het zo, dat de maatregelen, die toegepast kunnen worden bij het aanwezig zijn van de softdrugs, genoemd in lijst II, in principe ook voor lachgas gelden. Op dit moment zijn er nog geen aantallen bepaald, waarboven er bij lachgas sprake is van een handelshoeveelheid softdrugs. Er is geen ondergrens of gedoogbeleid voor lachgasampullen. Het bezitten van 1 ampul kan dus al verboden zijn, als het niet onder wettelijke uitzonderingen valt. Een van die wettelijke uitzonderingen is het gebruik van lachgasampullen door thuiskoks of thuisbakkers. In de memorie van toelichting op het besluit om lachgas toe te voegen aan lijst II staat, dat het gebruik van lachgasampullen onder thuiskoks en thuisbakkers zeer beperkt is. Daarom is bij particulieren het bezit van meer dan 10 ampullen een sterke aanwijzing, dat het lachgas niet bestemd is als voedingsadditief en dat het daarmee een (verboden) handelshoeveelheid is. Bij de toepassing van maatregelen, zoals de sluiting van een woning, moet de burgemeester de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, in het geval van aantreffen van lachgas, extra in acht te nemen.

b. Handelsvoorraad: om te bepalen of sprake is van een handelshoeveelheid wordt in deze beleidsregel aansluiting gezocht bij de "Aanwijzing Opiumwet" van het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie. Volgens deze aanwijzing worden een hoeveelheid van maximaal 0,5 gram (of 0,5 milliliter, 1 pil, 1 bolletje, 1 ampul of 1 wikkel) harddrugs en een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram gezien als hoeveelheden voor eigen gebruik (gedoogde gebruikshoeveelheid). Worden deze hoeveelheden overschreden dan mag in beginsel worden aangenomen dat de drugs (mede) bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van de betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Slaagt de betrokkene daar niet in, dan is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet, bevoegd om ten aanzien van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.

Daarnaast wordt ook het aanwezig zijn van meer dan 5 hennepplanten in de woning of het lokaal (of bij een woning of lokaal behorend erf) gezien als een handelshoeveelheid. Hierbij wordt ook weer aansluiting gezocht bij de "Aanwijzing Opiumwet".

d. Lokaal: in de omschrijving van het begrip lokaal worden gedoogde verkooppunten van softdrugs van het begrip uitgezonderd. Het gaat hier om de coffeeshops. Deze beleidsregel om artikel 13b Opiumwet bestuurlijk te handhaven is dus niet van toepassing op de coffeeshops. Overigens hanteert de gemeente Voorst een nul-beleid voor wat betreft de vestiging van coffeeshops.

f. Voorbereidingshandelingen: van een voorbereidingshandeling in de zin van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet, is sprake als in een woning of een lokaal of een daarbij behorend erf, voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn om hetzij harddrugs, hetzij softdrugs te produceren. De aangetroffen situatie c.q. de aangetroffen voorwerpen en stoffen moeten van dien aard zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden die door de politie zijn vastgesteld. Het gaat bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de aangetroffen voorwerpen of stoffen, de onderlinge combinatie en andere uit onderzoek blijkende feitelijkheden, zoals resultaten van tapgesprekken of observaties.

g. Woning: de burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat op een normale wijze voor bewoning kan worden gebruikt en dat/ die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning wordt gebruikt als woonruimte kan onder meer blijken uit de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP), de inrichting van de ruimte/het pand en het feitelijke gebruik dat van de ruimte wordt gemaakt. Het begrip woning omvat in ieder geval: woningen, woonwagens, woonschepen en bijbehorende erven.

 

Artikelen 2 en 3 Drugshandel

Deze artikelen omschrijven de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet bij drugshandel.

 

Artikelen 4 en 5 Voorbereidingshandelingen

Deze artikelen omschrijven de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet bij voorbereidingshandelingen.

 

Artikel 6 Softdrugs en harddrugs in woningen en lokalen

Wanneer zowel een handelshoeveelheid softdrugs als harddrugs in een pand worden aangetroffen of daarin wordt gehandeld, is het aantreffen van harddrugs bepalend voor de stappen die worden gezet. Daarvoor wordt in deze bepalingen verwezen naar de artikelen 2 en 4 voor woningen respectievelijk lokalen.

 

Artikel 7 Afwijkingsbevoegdheid

In beginsel wordt er overeenkomstig deze beleidsregel gehandeld. Echter, op grond van het eerste lid kan bij een zeer ernstige overtreding, naar het oordeel van de burgemeester, de burgemeester besluiten tot directe sluiting of sluiting voor een langere periode. In afwijking van het bepaalde in de beleidsregel.

Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen een stap wordt overgeslagen of dat een pand voor een langere periode wordt gesloten. Een voorbeeld kan zijn dat bij ernstige aantasting van de openbare orde, de veiligheid of het woon- en leefklimaat als gevolg van de aanwezigheid van een hennepkwekerij, niet eerst wordt gewaarschuwd, maar de woning of het lokaal direct gedurende 3 maanden wordt gesloten. Enkele omstandigheden (niet limitatief) die aanleiding kunnen geven om tot de beoordeling te komen dat van een ernstige overtreding sprake is, kunnen zijn:

  • het aantreffen van een zeer grote hoeveelheid drugs;

  • het aantreffen van zowel harddrugs als softdrugs;

  • het aantreffen van wapens, overige criminele activiteiten;

  • feiten en omstandigheden die wijzen op drugshandel in georganiseerd verband;

  • een grote gevaarzetting voor de directe omgeving;

  • signalen van overlast, of

  • gevaar voor de volksgezondheid.

Op grond van het tweede lid van artikel 7 kan de burgemeester op basis van feiten en omstandigheden afwijken van de maatregelen zoals deze zijn opgenomen in deze beleidsregel, als de gevolgen van een of meer maatregelen vanwege bijzondere omstandigheden voor een of meer belanghebbenden onevenredig zijn in verhouding tot de met de door deze beleidsregel te dienen doelen. Dit volgt niet alleen uit artikel 4:84 Awb, de zogeheten inherente afwijkingsbevoegdheid, maar hiermee ook rechtstreeks uit deze bepaling in de beleidsregel.

 

Artikelen 8, 9, 10

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.