Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wageningen

Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Wageningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWageningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Wageningen
CiteertitelBeleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Wageningen 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp
Externe bijlageChecklist bij de Beleidsregels

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 151d van de Gemeentewet
  2. Algemene plaatselijke verordening Wageningen 2023
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-08-2023nieuwe regeling

04-03-2023

gmb-2023-363215

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Wageningen

De burgemeester van de gemeente Wageningen:

 

Overwegende dat:

Het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de toepassing van de Wet aanpak woonoverlast. Hiermee kan een gedragsaanwijzing worden gegeven aan veroorzakers van overlast, in de vorm van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom.

 

gelet op artikel 151d Gemeentewet en;

artikel 2:79 Algemene plaatselijke verordening Wageningen 2022;

 

b e s l u i t :

vast te stellen de: Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Wageningen

 

luidende als volgt:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

De volgende in de artikelen 151d Gemeentewet en/of 2:79 APV en in deze beleidsregels gebezigde begrippen worden als volgt omschreven:

 

  • 1.

    woonoverlast: hinder die in, vanuit en rondom een woning kan worden veroorzaakt.

  • 2.

    ernstige en herhaaldelijke hinder: overlast in welke vorm dan ook, die naar algemene maatstaven in het maatschappelijk verkeer als ernstig is te kwalificeren, veroorzaakt in of vanuit een woning of bij een woning behorend erf of in de onmiddellijke nabijheid daarvan en die herhaaldelijk worden veroorzaakt.

  • 3.

    omwonenden: personen die in de onmiddellijke nabijheid van het adres waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn en hier overlast van ondervinden.

  • 4.

    onmiddellijke nabijheid (van die woning of dat erf): met onmiddellijke nabijheid wordt bedoeld dat er een duidelijk verband moet zijn tussen de hinderlijke gedraging en de woning of het erf van de veroorzaker.

  • 5.

    gedragsaanwijzing: een aanwijzing met als doel de hinderlijke gedraging(en) te beëindigen, in de vorm van een last.

  • 6.

    last: een last kan inhouden een last onder bestuursdwang, en last onder dwangsom of een (tijdelijk) huisverbod.

  • 7.

    verhuurder: in deze beleidsregels wordt verhuurder als term aangehouden voor zowel woningcorporaties als andere (particuliere) woningverhuurders. Waar onderscheid van belang is wordt expliciet gesproken over woningcorporaties respectievelijke (particuliere) woningverhuurder of diens vertegenwoordiger.

Hoofdstuk 2 Melden van woonoverlast

Artikel 2. Procedure melden woonoverlast

  • 1.

    De omwonenden dan wel degenen die woonoverlast ondervinden kunnen hiervan melding doen bij de gemeente. In de melding staat:

    • a.

      Het adres van de woning/erf van waaruit de woonoverlast wordt veroorzaakt.

    • b.

      De aard, de ernst, de mate van herhaling en het moment van de overlast.

    • c.

      Wat de melder (en derden) heeft (hebben) ondernomen om de overlast te beëindigen en het resultaat daarvan.

    • d.

      Zo mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgelegde waarnemingen.

  • 2.

    Meldingen van woonoverlast die bij de politie en/of woningbouwcorporaties gedaan worden zijn ook van toepassing op deze beleidsregels.

Artikel 3. Procedure bij huurwoningen

  • 1.

    Daar waar sprake is van woonoverlast vanuit een huurwoning, zal de verhuurder eerst een eigen procedure voor de behandeling van de overlastmeldingen en het beëindigen van de overlast in moeten zetten om de overlast te beëindigen.

  • 2.

    Indien een woningverhuurder al datgene wat in zijn macht ligt aantoonbaar heeft ingezet om de woonoverlast te beëindigen en er nog steeds sprake is van overlast, of er ontstaat een urgente situatie waarbij de veiligheid van personen in het geding komt en haast geboden is, dan kan de woningverhuurder aan de burgemeester verzoeken om ondersteuning in de vorm van gebruikmaking van artikel 2:79 APV.

Hoofdstuk 3 Afwegingen aanpak overlastsituatie

Artikel 4. Beoordeling ernstige en herhaaldelijke hinder

  • 1.

    De burgemeester beoordeelt op basis van eigen onderzoek of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder zoals bedoeld in artikel 2:79 APV. Zie hiervoor bijlage 1 (checklist).

  • 2.

    Daartoe wordt informatie ingewonnen bij de melder en de overlastgever. Betrokken professionele partijen worden bevraagd. Een buurtonderzoek behoort tot de mogelijkheden.

  • 3.

    De wijze van onderzoek en de uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in het dossier.

  • 4.

    Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek bepaalt de burgemeester of hij toepassing geeft aan artikel 2:79 APV op basis van de afwegingen in hoofdstuk 3.

Artikel 5. Psychische en/of psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

  • 1.

    Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de overlastgever(s) kamp(t)(en) met een psychische, of psychiatrische aandoening.

  • 2.

    Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

  • 3.

    De gemeente ziet toe op de belangen van de omwonenden. Indien de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de veiligheid in het geding is of de situatie anderszins door de burgemeester als onhoudbaar wordt beoordeeld, en er geen andere mogelijkheden meer zijn, kan de burgemeester een gedragsaanwijzing opleggen.

Artikel 6. Toepassing van artikel 2:79 APV

  • 1.

    Voordat een gedragsaanwijzing wordt gegeven zoals bedoeld in artikel 2:79 van de APV, wordt zo mogelijk eerst gebruik gemaakt van een andere geschikte wijze om de woonoverlast aan te pakken.

  • 2.

    De melder wordt zo nodig eerst verwezen naar voorliggende instanties om de overlast aan te pakken. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan hulpverleners, de wijkagent en/of de verhuurder.

  • 3.

    Als er geen einde komt aan de woonoverlast op een andere geschikte wijze, dan bepaalt de burgemeester in overleg met de ingeschakelde instanties of hij toepassing geeft aan de gedragsaanwijzing en handhaving daarvan als bedoeld in artikel 2:79 APV.

Hoofdstuk 4. Gebodsbepaling en maatregelen

Artikel 7. Waarschuwing

  • 1.

    Als het dossier toepassing van artikel 2:79 APV rechtvaardigt, dan stuurt de burgemeester een waarschuwing aan de veroorzaker(s) van de woonoverlast.

  • 2.

    De burgemeester zal de veroorzaker van de woonoverlast in de waarschuwing sommeren ervoor zorg te dragen dat de gedraging(en) die de woonoverlast voor omwonenden veroorzaakt of veroorzaken wordt of worden gestaakt.

  • 3.

    In de waarschuwing staat welke gedragingen moeten worden beëindigd en/of niet mogen worden herhaald. Daarbij wordt eveneens het opleggen van een gedragsaanwijzing in het vooruitzicht gesteld indien de bedoelde gedragingen niet binnen de gestelde termijn zijn gestaakt.

  • 4.

    De veroorzaker van de woonoverlast wordt in de gelegenheid gesteld om tegen de waarschuwing een zienswijze in te dienen.

Artikel 8. Gedragsaanwijzing

  • 1.

    Indien de veroorzaker zijn gedraging(en), die woonoverlast voor omwonenden tot gevolg heeft (hebben), niet heeft gestaakt binnen de termijn die daarvoor bij waarschuwing is gegeven, geeft de burgemeester een gedragsaanwijzing in de vorm van last onder dwangsom of last onder bestuursdwang.

  • 2.

    In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moet worden gestaakt, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn als niet aan deze last wordt voldaan. De last wordt deugdelijk gemotiveerd onder vermelding van de aanpak die reeds op grond van artikel 2:79 APV is gevolgd.

  • 3.

    Het huisverbod als bedoeld artikel 151, lid 3 zal pas worden uitgevaardigd wanneer er gegronde redenen zijn voor de verwachting dat een gedragsaanwijzing niet binnen de gestelde termijn tot het beoogde resultaat zal leiden.

  • 4.

    De gedragsaanwijzing is een beschikking van de burgemeester en wordt schriftelijk uitgereikt.

Artikel 9. Spoedprocedure

Indien de aard en mate van de woonoverlast (in verband met de veiligheid van personen) vereisen dat onmiddellijk een gedragsaanwijzing aan de veroorzaker(s) van de overlast wordt opgelegd, zijn de artikelen 6, eerste en tweede lid en 7 niet van toepassing.

Artikel 10. Controle op naleving

De controle op de naleving van de gedragsaanwijzing is een taak van de toezichthouders die op grond van de APV met het toezicht op de uitvoering van de APV zijn belast.

Artikel 11. Hoogte dwangsom

De hoogte van de dwangsom bedraagt maximaal € 5.000,- per keer dat niet voldaan wordt aan de last, tot een maximum van € 25.000,- of maximaal € 5.000,- per week dat niet wordt voldaan aan de last, tot een maximum van € 25.000,-.

Artikel 12. Hardheidsclausule

De burgemeester kan van deze beleidsregels afwijken, indien toepassing van de beleidsregels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Hoofdstuk 5. Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag nadat deze zijn bekendgemaakt.

Artikel 14. Citeertitel

De beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Wageningen 2021.

Vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Wageningen op 4 maart 2021.

Toelichting

Inleiding

 

Aanhoudende woonoverlast zoals geluidsoverlast van buren, vervuilde tuinen en woningen of bijvoorbeeld viezigheid van dieren kan het woongenot en gevoel van veiligheid van bewoners ernstig bedreigen. Bij woonoverlast gaat het vooral om overlast tussen buurtbewoners onderling, vaak als gevolg van botsende leefstijlen.

 

Op 1 juli 2017 is artikel 151d Gemeentewet van kracht geworden. Deze aanvulling van de Gemeentewet is het resultaat van een initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamer. Het nieuwe wetsartikel bepaalt dat de gemeenteraad in een verordening aan de burgemeester de bevoegdheid kan geven om een gedragsaanwijzing te geven aan veroorzakers van overlast, in de vorm van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom, conform artikel 125 Gemeentewet jo. artikel 5:21, artikel 5:31d en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Deze burgemeestersbevoegdheid is een laatste redmiddel (ultimum remedium) en kan pas worden ingezet als alle andere geschikte (minder zware) middelen zijn ingezet en niet hebben geleid tot een vermindering van de woonoverlast.

 

Reeds bestaande bevoegdheden voor de aanpak van woonoverlast

 

Waar het gaat om overlast als gevolg van of in combinatie met een overtreding van de wet- en regelgeving op het gebied van bouwen en wonen (Woningwet en Huisvestingswet), kan de gemeente overgaan tot handhaving. De beëindiging van de overtreding maakt dan een einde aan de woonoverlast. Daarnaast heeft de gemeente nog andere mogelijkheden om op te treden tegen woonoverlast. Hieronder worden deze kort uiteen gezet:

 

  • Artikel 174a Gemeentewet verleent aan de burgemeester de bevoegdheid om een woning te sluiten bij verstoring van de openbare orde rond de woning.

  • In artikel 1a van de Woningwet staat de verplichting voor de eigenaar of gebruiker van een woning om er voor te zorgen (zorgplicht) dat de staat van de woning geen gevaar oplevert voor de gezondheid of veiligheid.

  • De Wet Victor werd in 2002 van kracht. Die wet maakt het gemakkelijker om een huurcontract te ontbinden bij woningsluiting (artikel 7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek), verplicht de eigenaar van een gesloten pand om de woning in beheer te geven aan een instantie naar keuze van het bevoegde gezag (artikel14 Woningwet) en leidde tot een wijziging van de regels omtrent de onteigening van een woning (artikel 77 Onteigeningswet).

  • Artikel 17 Woningwet verleent de gemeente de bevoegdheid om een woning te sluiten indien de staat of het gebruik ervan dusdanig is dat het een bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid tot gevolg heeft.

  • Tot slot artikel 13b Opiumwet, dat bepaalt dat de burgemeester een woning kan sluiten als daarin sprake is van drugshandel.

Maatregelen Strafrecht

Bij ernstige normschendingen, bedreiging en discriminatie of bij escalatie in de vorm van geweld tegen personen of goederen bestaat de mogelijkheid te handhaven op basis van het strafrecht. Het Openbaar Ministerie kan de overlastveroorzaker stafrechtelijk vervolgen. Lopende het strafrechttraject kan het nodig worden geacht om maatregelen in het kader van de wet aanpak woonoverlast in te zetten.

 

Deze opsomming toont aan dat er al diverse wettelijke mogelijkheden zijn om woonoverlast aan te pakken. Het aantal is in de afgelopen jaren uitgebreid, maar desalniettemin bleek in de praktijk dat de gemeenten behoefte hebben aan een extra bevoegdheid, een verfijnder instrument. Dat was de aanleiding voor artikel 151d Gemeentewet.

 

Extra bevoegdheid op grond van artikel 151d Gemeentewet

 

Het artikel 151d Gemeentewet (hierna: artikel 151d) geeft de gemeenteraad de mogelijkheid om aan de burgemeester de bevoegdheid te verlenen om aan iemand die ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden veroorzaakt een gedragsaanwijzing te geven in de vorm van een last onder bestuursdwang. Op grond van de Awb kan de burgemeester in plaats van een last onder bestuursdwang dan ook een last onder dwangsom opleggen.

 

De bevoegdheid geldt voor alle woningen in de gemeente, dus ook voor de corporatiewoningen en andere huurwoningen. Dat betekent dat woningverhuurders in zeer urgente gevallen, of nadat zij al datgene wat in hun macht ligt hebben ingezet om de overlast te beëindigen, een beroep kunnen doen op de burgemeester. Bovendien biedt de bevoegdheid meer mogelijkheden om op te treden tegen particuliere huiseigenaren/bewoners die overlast veroorzaken. Die groep veroorzakers is nu, zonder gebruik van artikel 151d, het lastigst aan te pakken.

 

Met artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Wageningen (hierna: APV) heeft de gemeenteraad de burgemeester nieuwe bevoegdheden toegekend op grond artikel 151d Gemeentewet ter bestrijding van ernstige en herhaaldelijke woonoverlast.

De voorliggende beleidsregels over het gebruik van deze nieuwe bevoegdheid, zijn bedoeld om duidelijkheid te creëren richting inwoners maar ook om uiterste zorgvuldigheid bij de toepassing te waarborgen.

 

Toelichting per artikel

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

 

In artikel 1 van deze beleidsregels wordt een nadere omschrijving gegeven aan een aantal begrippen die in het wetsartikel (151d Gemeentewet), de verordening (2:79 APV) en/of in deze beleidsregels worden gebruikt. De begripsomschrijving beperkt zich met name tot begrippen als ‘ernstige en herhaaldelijke hinder’, ‘omwonenden’ en ‘onmiddellijke nabijheid’ omdat deze termen ruim te interpreteren zijn. Juridische termen als een ‘Last onder dwangsom’ en een ‘Last onder bestuursdwang’ worden verondersteld bekend te zijn en derhalve niet nader verklaard in deze beleidsregels.

 

Van “woonoverlast” is sprake als de omwonenden duidelijk aangeven dat zij de hinder als ernstig ervaren en gemeentemedewerkers dit beamen op basis van gegevens en/of getuigenis. Het zal moeten gaan om hinder die groter is dan wat in het normale maatschappelijke verkeer tussen buren als gebruikelijk en aanvaardbaar wordt gezien. De weging en beoordeling van de ernst en de frequentie zullen afhangen van de specifieke overlastsituatie. De hinder kan zich voordoen in vele varianten. Artikel 2:79 van de APV somt enkele vormen van “ernstige en herhaaldelijke hinder” op. Met de term ‘herhaaldelijk’ wordt gedoeld op het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft. De burgemeester geeft derhalve geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.

 

De “onmiddellijke nabijheid” (van die woning of dat erf) wordt als volgt geïnterpreteerd. Bij de hantering van het begrip “onmiddellijke nabijheid” (van die woning of dat erf) zullen praktische toepasbaarheid en redelijkheid het uitgangspunt vormen. Hinderlijke gedragingen in de tuin van de buren vallen er in beginsel onder. Hetzelfde geldt voor een blaffende hond op de straat voor de woning of een intimiderende gedraging voor de deur van de woning van de buren. Het gaat erom dat er een duidelijk verband moet zijn tussen de hinderlijke gedraging en de woning of het erf van de veroorzaker. Dat verband valt niet in een maximaal aantal meters vanaf de perceelgrens vast te leggen. Hinderlijk gedrag buiten de onmiddellijke nabijheid van de woning of het erf, bijvoorbeeld in een straat verderop, valt buiten de bepaling. In dat geval gaat het overigens al snel om gedragingen in de openbare ruimte, waar andere regels gelden, zoals met betrekking tot de verstoring van de openbare orde. Artikel 2:79 APV leent zich dan niet voor gebruik.

 

Hoofdstuk 2 Melden van woonoverlast

 

Artikel 2. Procedure melden woonoverlast

 

De melders c.q. de overlastbelevers (niet alleen omwonenden maar bijvoorbeeld ook bedrijven of instellingen) moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit is voor hen.

In de melding staat:

  • a.

    Het adres van de woning/erf van waaruit de woonoverlast wordt veroorzaakt.

  • b.

    De aard, de ernst, de mate van herhaling en het moment van de overlast.

  • c.

    Wat de melder (en derden) heeft (hebben) ondernomen om de overlast te beëindigen en het resultaat daarvan.

  • d.

    Zo mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgelegde waarnemingen.

Of er sprake is van overlastgevend gedrag beoordeelt de burgemeester aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van de checklist (zie bijlage 1).

 

Artikel 3. Procedure bij huurwoningen

 

Het is niet zo dat alleen de burgemeester actie kan ondernemen tegen woonoverlast. Degenen die er onder gebukt gaan, kunnen procederen tegen de veroorzaker, als praten of andere benaderingen niet helpen. In de praktijk komt procederen echter weinig voor, omdat het tijdrovend en kostbaar is. Woningverhuurders hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van de mogelijkheden die het huurrecht biedt. Zij kunnen in het huurcontract bepalingen opnemen die de huurders ervan weerhouden om overlast te veroorzaken. Als uiterste middel kunnen zij aan de rechter ontbinding van het huurcontract vragen. Woningcorporaties passen soms ook de gedragsaanwijzing toe, in de vorm van een sommatiebrief. Een dergelijke aanwijzing is in feite een gebod om overlast te beëindigen en kan deel uitmaken van een juridische procedure, gericht op huurontbinding, met als gevolg uitzetting. Een corporatie kan in urgente gevallen, waarin de eigen aanpak te veel tijd zou kosten, een beroep doen op de burgemeester.

 

Hoofdstuk 3 Afwegingen aanpak overlastsituatie

 

Artikel 4. Beoordeling ernstige en herhaaldelijke hinder

 

Woonoverlast doet zich voor in allerlei vormen en intensiteiten. De gemeente wint bij de melder c.q. de overlastbelevers informatie in over de melding om een scherp beeld te krijgen van de situatie. Dat wil zeggen de aard, de ernst, de frequentie en de veroorzaker(s) van de overlast.

De melders c.q. de overlastbelevers moeten duidelijk aangeven wat zij aan overlast ervaren en hoe ernstig dit voor hen is aan de hand van vastgelegde waarnemingen met data, zo mogelijk gestaafd met metingen en/of foto- of filmmateriaal. Omdat overlast een subjectieve beleving is, dragen deze feiten ertoe bij om te bepalen of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder. De gemeente laat zich tevens informeren door betrokken partijen als politie, de woningverhuurder en betrokken hulpverleningsinstanties. Een buurtonderzoek en een gesprek met de vermeende overlastgever behoren ook tot de te nemen stappen. Of er sprake is van woonoverlast zoals bedoeld in artikel 2:79 van de APV beoordeelt de burgemeester aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Artikel 2:79 van de APV geeft een niet-limitatieve opsomming van verschijningsvormen van woonoverlast. Overlast is zoals gezegd subjectief, maar bij de beoordeling van een casus wordt getoetst of en in hoeverre er sprake is van een belangrijke afwijking van wat in het normale dagelijkse verkeer tussen bewoners en omwonenden gebruikelijk en aanvaardbaar is. De checklist (bijlage 1) dient als hulpmiddel bij het beoordelen of het wenselijk en mogelijk is om een gedragsaanwijzing op te leggen.

 

Artikel 5. Psychische en/of psychiatrische aandoening bij overlastsituatie

 

Bij de keuze van de manier waarop een overlastsituatie wordt aangepakt wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat overlastgevers kampen met een psychische of psychiatrische aandoening. Het moet immers in het vermogen van de veroorzaker liggen om zijn hinderlijke gedragingen te staken. Als er psychische of psychiatrische problemen aan de orde zijn, dan is er altijd een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverlening. Tegelijkertijd verliest de gemeente niet de belangen van de omwonenden uit het oog. Het kan daarom voorkomen dat de frequentie en de intensiteit van de overlast, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat de burgemeester geen andere mogelijkheid heeft dan het geven van een gedragsaanwijzing. Hierbij vindt afstemming plaats met de hulpverlenende instanties. Het rekening houden met de psychische of psychiatrische problemen van veroorzakers, komt overeen met de bedoeling van de wetgever. Het is mogelijk dat een overlastgever, vanwege zijn/haar psychische gesteldheid, niet bij machte is de overlastgevende gedragingen te staken. Een gedragsmaatregel is dan niet het middel.

 

Artikel 6. Toepassing van artikel 2:79 Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

 

Voordat de burgemeester overgaat tot een gedragsaanwijzing wordt bekeken of een minder zware aanpak mogelijk is. Een mogelijkheid is de inzet van buurtbemiddeling of om te bezien of mediation een optie is. Wat ook kan, is dat de melding wordt doorgezet naar een hulpverleningsinstantie. Mediation of hulpverlening in combinatie met een gedragsaanwijzing en/of handhaving kan ook. Als er geen einde komt aan de overlast door handhaving, bemiddeling of hulpverlening, dan volgt de afweging van de burgemeester of de casus in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 2:79 APV. Het belangrijkste criterium is dan of er sprake is van ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden.

 

Alle informatie – ook van meldingen bij andere instellingen of bestuursorganen - wordt vastgelegd in een (digitaal) dossier. Het dossier kan onder meer de klachten, meldingen, concreet omschreven waarnemingen, registraties, (sfeer)rapportages, contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden en (professionele) partijen en instanties, gespreksverslagen, beoordelingen en evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen bevatten. De gemeente bundelt daarmee alle relevante informatie rond een woonoverlast casus, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy. Het beschikken over een deugdelijk dossier en dossieropbouw vormt een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtmatige toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid van artikel 2:79 APV.

 

Hoofdstuk 4. Gebodsbepaling en maatregelen

 

Artikel 7. Waarschuwing

 

Het is de bedoeling dat de burgemeester, alvorens een gedragsaanwijzing te geven, eerst een bestuurlijke waarschuwing geeft, waarin staat welke hinder binnen welk tijdsbestek moet worden beëindigd. In de waarschuwing wordt de gedragsaanwijzing als mogelijke, volgende stap aangekondigd. Het geven van een waarschuwing met de mogelijkheid van het indienen van een zienswijze is gebruikelijk voordat toepassing wordt gegeven aan de bevoegdheid om een sanctie zoals bestuursdwang of dwangsom op te leggen.

 

Artikel 8. Gedragsaanwijzing

 

Als een waarschuwing niet het gewenste effect heeft, kan de burgemeester over gaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang. In de gedragsaanwijzing staat omschreven welke gedragingen moeten stoppen, binnen welke termijn en wat de consequenties zijn bij het niet opvolgen van de gedragsaanwijzing.

Het tweede lid van artikel 151d Gemeentewet geeft aan dat, alvorens de burgemeester gebruik kan maken van de bevoegdheid, duidelijk moet zijn geworden dat de hinder niet op “een andere geschikte wijze” kan worden tegengegaan. De bevoegdheid is het sluitstuk van de aanpak. Vóórdat de beslissing aan de orde is of er gebruik moet worden gemaakt van de bevoegdheid, zal er een duidelijk beeld moeten zijn van de ernst en de herhaaldelijkheid van de overlast. In de beslissing moet tevens opgenomen worden of, en zo ja, welke, andere minder zware aanpak heeft plaatsgevonden. Deze aanpak kan onder andere bestaan uit bemiddeling, hulpverlening en de huurrechtelijke aanpak (privaatrecht). In alle gevallen zal uit het dossier moeten blijken wat er al gedaan is en met welk resultaat en dat er eigenlijk geen andere opties meer zijn dan de gedragsaanwijzing.

 

De nieuwe bevoegdheid zal alleen worden gehanteerd na een zorgvuldige belangenafweging. Het gaat daarbij uiteraard om de belangen van zowel de veroorzaker(s) als van degenen die hinder ondervinden. Als uitgangspunt geldt dat degenen die aantoonbaar ernstige en herhaaldelijke hinder ondervinden, bescherming verdienen. Dit impliceert dat het niet verantwoord is om de beëindiging van de hinder een onredelijk lange tijd te laten duren. In praktijk is er al een lange tijd woonoverlast vooraf gegaan wanneer een gedragsaanwijzing wordt gegeven. Het kan niet zo zijn dat de aanpak van hinder een slepende kwestie wordt. Er is altijd sprake van een behoorlijke mate van urgentie. Het is voorspelbaar dat de burgemeester soms voor een lastig dilemma zal komen te staan, maar dat er ook een verantwoord besluit moet worden genomen.

 

De gedragsaanwijzing wordt in principe door een ambtenaar in persoon uitgereikt (veelal door de ambtenaar openbare orde en veiligheid en/of een boa). Indien gewenst kan een gemeenteambtenaar zich hierbij laten vergezellen door de politie. Uitreiking in persoon biedt de zekerheid dat de veroorzaker van woonoverlast op de hoogte is van het feit dat aan hem of haar door de burgemeester een maatregel is opgelegd en het onderschrijft de ernst van de situatie.

 

Er vindt afstemming plaats met het Openbaar Ministerie. In bepaalde situaties kan de gemeente bestuursrechtelijk optreden, terwijl er ook een strafrechtelijke aanpak mogelijk is of reeds is opgestart. Dit zijn gescheiden trajecten die overigens wel parallel kunnen lopen. Indien aan de orde is afstemming hierover tussen de gemeente enerzijds en politie en Openbaar Ministerie anderzijds gewenst.

 

Artikel 9. Spoedprocedure

 

Wanneer blijkt dat de aard en mate van de woonoverlast zodanig zijn dat onmiddellijke actie noodzakelijk is kan de burgemeester besluiten om direct over te gaan tot het geven van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, zonder voorafgaande waarschuwing. In de motivering moet daarbij aangegeven worden waarom de reguliere procedure niet kan worden afgewacht.

 

Artikel 10. Controle op naleving

 

Nadat een gedragsaanwijzing is opgelegd, moet worden nagegaan of er gevolg aan wordt gegeven. De controle op de naleving van de gedragsaanwijzing is een taak van de ambtenaren die met de uitvoering zijn belast en van de politie. Ook wordt hiervoor gebruik gemaakt van informatie van de melders, omwonenden en betrokken instanties. Als blijkt dat geen gevolg is gegeven aan de aanwijzing, wordt de volgende stap gezet. Dat wil zeggen: de effectuering van de al opgelegde last onder bestuursdwang of invordering van de verbeurde dwangsom, gevolgd door een last onder bestuursdwang en ultimum remedium een tijdelijk huisverbod.

 

Artikel 11. Hoogte dwangsom

 

De Wet aanpak woonoverlast gaat primair uit van het opleggen van een last onder bestuursdwang. De burgemeester kan echter op grond van de Awb besluiten om een last onder dwangsom op te leggen in plaats van bestuursdwang. De keuze voor een dwangsom zal afhangen van de inschatting van de effectiviteit ervan. Overigens kan alsnog een last onder bestuursdwang worden opgelegd als de dwangsom niet heeft geleid tot het beëindigen van de hinder. De hoogte van de dwangsom wordt bepaald op maximaal € 5.000,- per keer dat er - na oplegging - opnieuw ernstige hinder wordt veroorzaakt, tot een maximum van € 25.000,-. Al naar gelang de gedragsaanwijzing kan de dwangsom worden gekoppeld aan een concrete gedraging dan wel aan een tijdseenheid. Een dwangsom met een maximum van € 5.000,- is werkbaar, omdat de burgemeester zodoende rekening kan houden met de financiële situatie waarin de veroorzaker verkeert. De bepaling van de hoogte kan dan gebeuren op basis van de inschatting van de gevoeligheid die er is voor een dwangsom.

 

Artikelen 12, 13 en 14.

 

In deze artikelen worden respectievelijk de hardheidsclausule, inwerkingtreding en citeertitel beschreven.

Bijlage 1: Checklist

Deze checklist1 dient als hulpmiddel bij het beoordelen of het wenselijk en mogelijk is om een gedragsaanwijzing op te leggen.

 

De uitkomst van deze ingevulde checklist is ondersteunend aan de adviezen van de bij dit dossier betrokken professionals. De checklist is dus niet leidend, maar slechts indicatief/aanvullend.

 

De omstandigheden van het geval, andere relevante elementen en het advies van partners kunnen worden ingevuld onder 10 tot en met 13. Als wordt beslist om een gedragsaanwijzing op te leggen dan zal onder 14 ingevuld moeten worden wat de inhoud van de gedragsaanwijzing is en voor hoe lang. Onder 15 wordt de ruimte geboden om aan te geven wat het advies is omtrent het opvolgen van de gedragsaanwijzing. Er zijn situaties denkbaar waarbij de veroorzaker hulp nodig heeft bij de uitvoering van een gedragsaanwijzing, denk daarbij aan personen die verzamelwoede hebben. Het kan zijn dat zij alleen de gedragsaanwijzing niet kunnen uitvoeren, echter met ondersteuning van hulpverleners wel. In de gedragsaanwijzing wordt dan ook, in gevallen waar dit nodig blijkt te zijn, opgenomen op welke manier de gedragsaanwijzing opgevolgd kan worden.

 

1. Registratie(s)

 

  • [ ]

    Registratie(s) woonoverlast bij de gemeente.

     

  • [ ]

    Registratie(s) en mutatie(s) bij de politie.

     

  • [ ]

    Registratie(s) dan wel melding(en) bij zorg.

     

  • [ ]

    Registratie(s) dan wel melding(en) bij woningcorporatie.

     

  • [ ]

    Registratie(s) dan wel melding(en) bij de brandweer.

     

  • [ ]

    Registratie(s) dan wel melding(en) bij overige (bijvoorbeeld Bouw en Woningtoezicht).

Opmerking(en):

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal.

 

2. Dossiervorming

 

  • [ ]

    Meldingen dan wel incidenten zijn geregistreerd.

     

  • [ ]

    Er is onderzoek gedaan naar de oorzaak van de hinder alsmede de woonsituatie (o.a. de technische staat van de woning) van de veroorzaker.

     

  • [ ]

    Er zijn stappen ondernomen om in contact te komen met de veroorzaker.

     

  • [ ]

    Er zijn stappen ondernomen om in contact te komen met degene(n) die de hinder ervaart/ervaren.

     

  • [ ]

    Er is buurtbemiddeling/mediation voorgesteld dan wel ingezet.

     

  • [ ]

    Er is vanuit de zorg een hulpaanbod gedaan.

     

  • [ ]

    Er zijn gesprekken (individueel dan wel in aanwezigheid van professionals) gevoerd tussen de veroorzaker van hinder en degene die de hinder ervaart.

     

  • [ ]

    Er zijn afspraken gemaakt tussen de veroorzaker van hinder en de persoon die de hinder ervaart.

     

  • [ ]

    De gemaakte afspraken tussen de veroorzaker van hinder en de persoon die de hinder ervaart worden niet nagekomen.

     

  • [ ]

    Er is handhavend opgetreden.

     

  • [ ]

    Er is een evaluatiemoment geweest waarin de casus is geëvalueerd.

     

  • [ ]

    In geval van huurwoningen zijn stappen gezet door de woningcorporatie.

     

  • [ ]

    In geval van huurwoningen is een gedragsaanwijzing opgelegd door de woningcorporatie dan wel de verhuurder.

     

  • [ ]

    In geval van huurwoningen heeft de woningcorporatie dan wel verhuurder andere stappen ondernomen om de woonoverlast te doen beëindigen dan wel te voorkomen.

     

  • [ ]

    Er is eerder een bestuurlijke maatregel genomen in het kader van hinder vanuit de woning (bijvoorbeeld een bestuurlijke waarschuwing dan wel een gedragsaanwijzing).

Opmerking(en):

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

Beoordeling: 5 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal, er is dan sprake van voldoende dossiervorming en geconcludeerd moet worden dat de hinder niet op een redelijk andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Minder dan 5 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal, er kan nog niet worden geconcludeerd dat de hinder niet op een redelijk andere geschikte wijze is tegengegaan.

 

3. Wie ervaart hinder?

 

  • [ ]

    Directe buren ervaren hinder.

     

  • [ ]

    Buren in de straat ervaren hinder.

     

  • [ ]

    Bovenburen ervaren hinder.

     

  • [ ]

    Buren aan de overkant ervaren hinder.

     

  • [ ]

    Meerdere buren in het complex/straat ervaren hinder.

     

  • [ ]

    Andere belanghebbende (bijvoorbeeld de verhuurder) ervaren hinder.

Opmerking(en):

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal.

 

4. Hinder bestaat uit

 

  • [ ]

    Geluidsoverlast.

     

  • [ ]

    Intimidatie.

     

  • [ ]

    Voederen, dan wel verwaarlozing, van dieren.

     

  • [ ]

    Geuroverlast.

     

  • [ ]

    Overlast die gevaarlijk kan zijn dan wel is voor de volksgezondheid.

     

  • [ ]

    Toepassing van fysiek geweld.

     

  • [ ]

    Misbruik van middelen.

     

  • [ ]

    Gevaarzetting door bijvoorbeeld verzamelwoede, brandgevaar, explosiegevaar e.d.

     

  • [ ]

    Hinder bestaande uit:

…………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………

 

Opmerking(en):

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal.

 

5. Zorg – veroorzaker hinder

 

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder veroorzaakt onbewust hinder.

     

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder veroorzaakt hinder omdat benodigde medicatie niet wordt ingenomen.

     

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder veroorzaakt hinder omdat er sprake is van middelenmisbruik.

     

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder staat niet open voor hulpverlening.

     

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder volgt geen zorgtraject.

Opmerking(en):

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. De veroorzaker van hinder is meer gebaat bij een hulptraject dan een gedragsaanwijzing. dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal. Aan de veroorzaker(s) van hinder kan een gedragsaanwijzing worden opgelegd.

 

6. Zorg – persoon/personen die hinder ervaren

 

  • [ ]

    Persoon die hinder ervaart staat open voor hulpverlening.

     

  • [ ]

    Persoon die hinder ervaart volgt een hulptraject.

     

  • [ ]

    Persoon die hinder ervaart is gevoelig voor externe prikkels.

     

  • [ ]

    Persoon die hinder ervaart, ervaart hinder door een aandoening.

Opmerking(en):

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. De persoon of personen die de hinder ervaren zijn wellicht gebaat bij het volgen van een hulptraject alvorens een gedragsaanwijzing wordt opgelegd. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal. De persoon of personen die de hinder ervaren zijn gebaat bij het opleggen van een gedragsaanwijzing aan de veroorzaker(s) van de overlast.

 

7. Mate van medewerking door veroorzaker

 

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder werkt niet mee aan bemiddeling.

     

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder wil niet meewerken aan vermindering van overlast.

     

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder wil geen afspraken maken.

     

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder houden zich niet aan gemaakte afspraken.

     

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder wil geen gesprek voeren met de personen die overlast ervaren.

     

  • [ ]

    Veroorzaker van hinder wil geen gesprek voeren met instanties (bijvoorbeeld regisseur woonoverlast, zorgpartijen, politie, brandweer).

     

  • [ ]

    In geval van een huurwoning wil de veroorzaker van hinder geen gesprek voeren met de verhuurder.

Opmerking(en):

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Dit houdt in dat geconcludeerd moet worden dat geen medewerking wordt verleend door de veroorzaker(s) van hinder. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal.

 

8. Mate van inzet van personen die de overlast ervaren

 

  • [ ]

    De persoon/personen die de overlast ervaren hebben de veroorzaker van de hinder aangesproken op het gedrag.

     

  • [ ]

    De persoon/personen die overlast ervaren hebben geprobeerd afspraken te maken met veroorzaker van de hinder.

     

  • [ ]

    De persoon/personen die de overlast ervaren kunnen de frequentie van hinder aantonen, bijvoorbeeld door het bijhouden van een logboek.

     

  • [ ]

    De persoon/personen die de overlast ervaren hebben zelf actie ondernomen door aan te tonen dat er ernstige hinder is. Denk daarbij aan een bureau dat geluidsmetingen verricht dan wel andere inzet gepleegd.

     

  • [ ]

    De persoon/personen die de overlast ervaren hebben melding gemaakt van de overlast bij de gemeente dan wel bij de woningcorporatie.

     

  • [ ]

    De persoon/personen die de overlast ervaren hebben een civielrechtelijke procedure opgestart.

     

  • [ ]

    De persoon/personen die hinder ervaren komen gemaakte afspraken na.

Opmerking(en):

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal. Dit houdt in dat de persoon of personen die de overlast ervaren volledig meewerken. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal. Bij minder dan twee kruisjes is er sprake van een zwak signaal. Dit hout in dat de persoon of personen die de overlast ervaren niet meewerken.

 

9. Herhaaldelijk

 

  • [ ]

    4 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 1 maand.

     

  • [ ]

    8 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 2 maanden [ ] 12 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 3 maanden.

     

  • [ ]

    16 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 4 maanden.

     

  • [ ]

    20 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 5 maanden.

     

  • [ ]

    24 of meer meldingen dan wel incidenten gedurende een aaneengesloten periode van 6 maanden.

     

  • [ ]

    Er is een patroon (wat betreft de frequentie) merkbaar in het aantal meldingen dan wel incidenten.

Opmerking(en):

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

Beoordeling: 2 of meer kruisjes levert een indicatie op van een sterk signaal, er is dan sprake van een mate van herhaaldelijkheid. Minder dan 2 kruisjes levert een indicatie op van een zwak signaal, er kan nog niet worden geconcludeerd dat sprake is van herhaaldelijkheid.

 

10. Belangrijkste signalen die leiden tot de mogelijkheid om een gedragsaanwijzing op te leggen …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

11. Andere feiten en omstandigheden die van belang zijn

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

12. Wat is het advies van betrokken partners (o.a. zorgpartijen, politie, brandweer) over het opleggen van een gedragsaanwijzing

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

13. Belangenafweging

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

14. Inhoud van de gedragsaanwijzing (inclusief duur van de gedragsaanwijzing)

…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

 

15. Advies omtrent de uitvoering van de gedragsaanwijzing ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………


1

Voor deze checklist is gebruikgemaakt van een voorbeeld van de gemeente Nissewaard.