Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Heerde

Protocol bijtincidenten met honden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHeerde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingProtocol bijtincidenten met honden
CiteertitelProtocol bijtincidenten met honden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 125 van de Gemeentewet
  2. artikel 172 van de Gemeentewet
  3. Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heerde 2021
  4. artikel 4:9 van de Algemene wet bestuursrecht
  5. artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht
  6. artikel 6:1 van de Algemene wet bestuursrecht
  7. artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht
  8. artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht
  9. artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht
  10. artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-08-2023nieuwe regeling

29-09-2020

gmb-2023-361926

Tekst van de regeling

Intitulé

Protocol bijtincidenten met honden

(Bijtincidenten / agressief gedrag / hinderlijk gedrag van honden)

 

1 Juridisch kader

  • -

    Gemeentewet (Gw), artikel 125

  • -

    Gemeentewet (Gw), artikel 172

  • -

    Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Heerde, artikel 2:59.

1.1 Overige relevante regelgeving

  • -

    Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 4:9

  • -

    Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 5:25

  • -

    Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 6:1

  • -

    Algemene wet bestuursrecht (Awb), artikel 7:1

  • -

    Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 300

  • -

    Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 350

  • -

    Wetboek van Strafrecht (Sr), artikel 425

1.2 Begripsbepalingen

Licht bijtincident

van een licht bijtincident is sprake wanneer een hond een persoon, een andere hond of een ander dier bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel. Van gering letsel wordt gesproken indien niet direct medische behandeling noodzakelijk is.

Ernstig bijtincident:

van een ernstig bijtincident is sprake:

  • 1.

    wanneer het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon, hond of ander dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

  • 2.

    wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier;

  • 3.

    wanneer een hond een persoon, hond of ander dier zodanig vastbijt en er sprake is van prooi‐schudden en/of het niet willen loslaten, ook niet bij dwang;

  • 4.

    wanneer meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een bijtincident zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen plaatsvindt; 5. in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

Ernstig letsel:

van ernstig letsel is sprake als een dier open wonden heeft dan wel als medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het incident.

 

Gevaarlijke hond: een hond, die een ernstig bijtincident heeft veroorzaakt.

Hinderlijke hond: een hond, die een bijtincident heeft veroorzaakt.

Kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een deugdelijke lijn met een lengte, die gemeten van hand tot halsband, niet langer is dan 1,50 meter.

Muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer, of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek van de hond toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

2 Protocol

Stap 1. Bijtincidenten worden geregistreerd bij de politie

Inwoners en bezoekers van de gemeente X kunnen bij de politie melding of aangifte doen van een bijtincident. De politie registreert de melding of aangifte en het team hondenbrigade maakt een bestuurlijke rapportage op als na onderzoek geadviseerd wordt maatregelen te treffen. Afdeling hondenbrigade geeft de rapportage, met toestemming van de melder/aangever, door aan de gemeente. Wanneer er een aangifte wordt opgenomen, wordt gelijk beoordeeld of strafvervolging mogelijk is. Met de politie is afgesproken dat in de registratie, voor zover bekend, de volgende gegevens worden opgenomen:

  • personalia eigenaar/houder;

  • personalia benadeelde partij;

  • personalia getuige(n);

  • gegevens van bijtende hond inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of stamboomgegevens;

  • indien van toepassing gegevens slachtoffer;

  • indien van toepassing gegevens van gebeten hond of inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens; • indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object;

  • aard en omvang van letsel en schade;

  • omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten;

  • of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond (straf‐ of bestuursrecht);

  • of er andere of ‘oudere’ meldingen (tot 2 jaar terug) over desbetreffende hond in het systeem aanwezig zijn.

De informatie wordt vanuit de politie, team hondenbrigade, middels een bestuurlijke rapportage aan een vast contactpersoon binnen team Openbare orde en Veiligheid bij de gemeente doorgegeven.

 

Soms worden meldingen van bijtincidenten bij de gemeente gedaan. De gemeente zorgt dat meldingen van bijtincidenten voor registratie zo volledig mogelijk worden doorgestuurd naar de politie. De gemeente doet zelf de registratie van de bestuurlijke maatregelen die de burgemeester oplegt. Als de gemeente een verzoek om een kort aanlijngebod van de hond en/of een muilkorf-gebod voor de hond krijgt van een burger voor de hond van een andere burger, dan vindt er altijd afstemming met de politie plaats.

 

Stap 2. Beoordeling bijtincident

Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de gemeente beoordeeld en gekwalificeerd. Uitgangspunt in onze gemeente is dat iedereen zich vrij in de openbare ruimte moet kunnen bewegen en iedereen zijn werk moet kunnen uitoefenen, zonder gebeten of aangevallen te worden door honden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende bijtincidenten. Afhankelijk van de kwalificatie wordt er dan opgetreden. De gemeente hanteert bij incidenten de kwalificaties lichte en ernstige bijtincidenten.

 

Stap 3. Gemeente reikt na eerste bijtincident een waarschuwing uit.

De gemeente stuurt na een eerste licht bijtincident een waarschuwing naar de eigenaar/houder van de hond. Wanneer een melding en/of een rapport bij de gemeente binnen komt, dan kan afhankelijk van de ernst van het bijtincident gestart worden met het bestuurlijk traject. Het is mogelijk om het bestuurlijk traject naast het civielrechtelijke of het strafrechtelijke traject te laten lopen. Een voorbeeldbrief van een waarschuwing is opgenomen in bijlage A.

 

In de waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat de gemeente het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel vindt dat een mens of dier gebeten wordt. Voorts wordt van de eigenaar/houder verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door uit voorzorg de hond aan te lijnen en te muilkorven op openbaar gebied of het plaatsen van een deugdelijke omheining of het volgen van een gedragstraining.

 

BESTUURSRECHTELIJK TRAJECT

 

Stap 4. De gemeente stuurt een voornemen tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond

Er is sprake van een ernstig bijtincident of een herhaling licht bijtincident. Het college stuurt het voornemen tot het opleggen een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond aan de eigenaar of houder van de hond, indien op grond van een rapport en/of een melding blijkt dat deze hond een (tweede) bijtincident heeft veroorzaakt. De eigenaar/houder krijgt 10 dagen de tijd om een zienswijze kenbaar te maken. Een voorbeeld van het voornemen is opgenomen in bijlage B.

 

Stap 5. Zienswijze eigenaar

Binnen 10 dagen kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen. Deze termijn van 10 dagen kan korter zijn als de burgemeester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht.

 

Is de houder/eigenaar het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De gemeente dient het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen.

 

Een risico‐assessment is bijvoorbeeld een MAG‐test (maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkeld door de universiteit Utrecht) of een TOP‐test (Toetsing Op Persoonlijkheid). Een professionele gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedragsbeoordelaar met succes afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring, zoals een door de Raad van Beheer op kynologisch gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester.

 

Stap 6. Besluit tot het opleggen van een aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond

Na afloop van de zienswijzetermijn, wordt een eventuele zienswijze betrokken bij het nemen van het definitieve besluit.

 

Dit kan een aanlijngebod of een aanlijn‐ en muilkorfgebod zijn. Als dat besluit is genomen, moet de hond binnen de in de brief aangegeven tijd worden aangelijnd en, indien van toepassing, een muilkorf dragen.

 

Daarnaast kan er bij een ernstig bijtincident ook aanleiding zijn om nader onderzoek te gelasten (gedragstest). Voor de ernstige of herhaalde overtreding hebben we soms ook te maken met maatschappelijke onrust binnen een wijk of directe omgeving. Om deze onrust weg te nemen is het soms van belang dat we ook maatregelen nemen. Indien daar niet vrijwillig aan meegewerkt wordt door de eigenaar, verzorger of houder van de hond, kan op dat moment ook inbeslagname van de hond aan de orde zijn.

 

Een aanlijn‐ en/of muilkorfgebod worden in principe opgelegd voor onbepaalde tijd.

Een besluit tot het opleggen van een kort aanlijngebod en/of een muilkorfgebod voor de hond is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep openstaat.

 

Aan dit besluit wordt een dwangsom gekoppeld bij een eventuele overtreding van het besluit bij een volgend vastgesteld bijtincident. Een voorbeeldbrief van een besluit tot het opleggen van een aanlijngebod en/of een muilkorfgebod met dwangsom is opgenomen in bijlage C.

 

Stap 7. Bezwaar tegen besluit

De eigenaar/houder van de hond kan binnen zes weken bezwaar maken tegen het besluit en een verzoek tot voorlopige voorziening indienen.

 

Stap 8. Dwangsom verbeuren bij overtreding van een besluit

Als het besluit door de eigenaar/houder wordt genegeerd of overtreden, riskeert men het verbeuren van een dwangsom die mag worden ingevorderd. Van een overtreding is sprake als er een ondeugdelijke lijn en/of ondeugdelijke muilkorf wordt gebruikt of als in zijn geheel geen lijn en/of muilkorf wordt gebruikt.

 

Hoogte van de dwangsom

De hoogte van de dwangsom dient in redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. Het geschonden belang in deze is de veiligheid van inwoners, hun gasten en hun dieren. Zij moeten zich zonder gebeten te worden vrijelijk in de openbare ruimte kunnen bewegen.

 

De beoogde werking van de dwangsom is het opvolgen van het opgelegde aanlijn‐ en/of muilkorfgebod. De hoogte van de dwangsom bij bijtincidenten die zijn voorgekomen na het opleggen van een aanlijn‐ en/of muilkorfgebod bedraagt € 500,‐ per geconstateerde overtreding met een totaal van maximaal € 1.500,‐.

 

Een invorderingsbeschikking is ook een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep open staat.

 

De eigenaar/houder van de hond loopt tevens het risico op een eventuele strafrechtelijke boete van de politie. Overtreding van artikel 2:59 APV kan op grond van het bepaalde in artikel 6:1 van de APV worden bestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

 

Stap 9 Bestuursdwang

 

9.1 Verzoek vrijwillig afstand te doen

Na een tweede of een zeer ernstig bijtincident kan de gemeente de eigenaar/houder van hond een brief sturen met de mededeling dat zijn of haar hond als gevaarlijk (APV) was aangewezen met het verzoek om vrijwillig afstand van de hond te doen.

 

Als het besluit (nogmaals) wordt overtreden en de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen, dan kan er door de gemeente bestuursdwang worden opgelegd. De dwangsom is dan al opgelegd, deze herstelsanctie wordt stopgezet. Het eventueel verbeurde openstaand bedrag kan alsnog ingevorderd worden.

Er wordt gestart met een nieuwe herstelsanctie, namelijk het opleggen van bestuursdwang. Afhankelijk van het geval zijn er twee grondslagen voor toepassing van de bestuursdwang.

 

9.2 Bestuursdwang op grond van art. 5:31 Awb

De burgemeester is op grond van artikelen 5:29 en verder van de Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften te beletten of te beëindigen. Zo nodig kunnen er hiertoe spoedmaatregelen worden genomen (5:31 Awb).

 

Het bevoegde bestuursorgaan besluit tot inbeslagname van de hond als:

  • -

    de hond door het bevoegde bestuursorgaan is aangewezen als gevaarlijk waarbij een kort aanlijngebod en/ of een muilkorfgebod van de hond is opgelegd op grond van artikel 2:59 APV en vervolgens

  • -

    de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht.

Bij bijtincidenten is de situatie veelal dermate spoedeisend dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen en dit dus achteraf plaatsvindt. Spoedeisende bestuursdwang kan bijvoorbeeld worden toegepast indien inbeslagname van de hond noodzakelijk is, maar er op het moment van de overtreding niet direct sprake is van verstoring is van de openbare orde.

 

9.3 Inbeslagname door burgemeester (bij verstoring van de openbare orde)

De burgemeester is op grond van artikel 172 Gemeentewet bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. De burgemeester kan besluiten tot inbeslagname van de hond bijvoorbeeld als:

 

  • De eigenaar of houder van een hond die door het college als gevaarlijke hond is aangewezen en handelt in strijd met artikel 2:59 APV en vervolgens de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van (zeer) ernstig letsel of ernstige gevolgen.

  • In geval van het niet naleven van regelgeving die noopt tot handhaving van de openbare orde. De houder van een hond die een (zeer) ernstig bijtincident heeft begaan wordt eerst gevraagd om afstand te doen van zijn hond. De burgemeester geeft bevel tot het onvrijwillig in beslag nemen van de hond indien de houder niet vrijwillig afstand doet van de hond.

  • Bij inbeslagname dient de eigenaar van de hond verzocht te worden om een afstand te doen van de hond (afstandsverklaring). Indien er geen afstand van de hond wordt gedaan, ontbreekt de bevoegdheid om de hond te herplaatsen of te euthanaseren.

Het is de taak van de gemeente om een instantie te regelen die de hond in beslag kan nemen en vervoeren. De Politie Oost‐Nederland beschikt over een hondenbrigade die geschikt is om deze taken uit te voeren. De gemeente overlegt met de Politie Oost‐Nederland of de hondenbrigade kan worden ingezet. Dit overleg vindt plaats op het moment dat er een hond in beslag moet worden genomen. Als de hondenbrigade wordt ingeschakeld dan krijgt de hondenbrigade van de burgemeester een bevel tot inbeslagname. Dit bevel wordt gegeven nadat is gecontroleerd of alle beschikbare middelen van de APV reeds zijn toegepast.

 

De burgemeester geeft bevel tot inbeslagname en geeft de opvanglocatie door. De hondenbrigade gaat direct ter plaatse over tot inbeslagname van de hond. De hond wordt ondergebracht op een geheime locatie. De hondenbrigade vervoert de hond naar de aangegeven locatie. De hond wordt getest door een gedragsdeskundige. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen of wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond. De hond mag in beginsel in geen geval opnieuw in het bezit komen van de oorspronkelijke eigenaar/houder. De kosten van vervoer, verblijf, test en eventueel euthanasie of resocialisatie van de hond komen voor rekening van de eigenaar/houder van de hond.

 

De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het vervoer en opslaan van de hond. De coördinatie verloopt via het team Inbeslaggenomen goederen en dieren van de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO). Zij zorgen voor een locatiehouder. Met de locatiehouder kan besproken worden hoe het vervoer geregeld wordt of via de dierenambulance. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het laten testen van de hond.

 

De inbeslagname mag maximaal 4 weken duren, uitzonderingen daargelaten. De hond ondergaat een risico‐assessment. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen, wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar. De hond mag in geen geval opnieuw in het bezit komen van de oorspronkelijke eigenaar.

 

Belangrijk verschil met inbeslagname op grond van art. 5:21 Awb door het college en spoedeisende bestuursdwang door de burgemeester:

 

  • er is sprake van een 'concreet en actueel gevaar voor de openbare orde';

  • er zijn geen andere, minder vergaande maatregelen aanwendbaar zijn.'

  • de toepassing moet voortvarend plaatsvinden.

Bedreiging of verstoring van de openbare orde kan aan de orde zijn, indien gevoelens van onrust ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen‐verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar van de hond kan hiertoe aanleiding geven. De eigenaar bagatelliseert bijvoorbeeld het incident waardoor een gerechtvaardigde vrees voor herhaling bestaat en uit het dossier blijkt dat het probleem ook niet alleen bij de hond ligt.

 

In een situatie waarbij de openbare orde wordt bedreigd of verstoord door dreigende overtreding, zal na inbeslagname zoals aangegeven nader onderzoek gedaan moeten worden om te komen tot vervolgbesluitvorming. Door een gecertificeerde instelling zal bezien worden of de hond elders herplaatst moet worden of ‐ in overleg met het OM ‐ geëuthanaseerd moet worden.

 

Kostenverhaal

De kosten van bestuursdwang zijn op grond van artikel 5:25 Algemene wet bestuursrecht verhaalbaar op de overtreder. In dit geval de eigenaar/houder van de hond.

3 Heroverweging van het aanlijn‐ en/of muilkorfgebod

De eigenaar of houder van een hond, die een aanlijn‐ en/of muilkorfgebod opgelegd heeft gekregen, kan handelingen verrichten waardoor de het bevoegde bestuursorgaan het besluit heroverweegt. De eigenaar van de hond kan de hond zelf laten onderzoeken door een daartoe gecertificeerde instelling. Dit gebeurt op zijn kosten. Indien uit het onderzoek blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, of indien de eigenaar en/of hond (een) cursus(sen) heeft/hebben gevolgd, die door de onderzoeker wordt voorgesteld en uit het onderzoek vervolgens blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, kan het bestuursorgaan het besluit tot het opleggen van een aanlijn‐ en of muilkorfgebod van de hond heroverwegen.

 

De eigenaar/houder van de hond dient een schriftelijk verzoek in te dienen met het verzoek het besluit te heroverwegen met toevoeging van een schriftelijke rapportage van het onderzoek. Het bestuursorgaan zal het resultaat van het onderzoek meenemen in de heroverweging van het besluit. Mocht het bestuursorgaan bij de heroverweging afwijken van het advies van de onderzoeker, dan zal dit in het besluit worden gemotiveerd.

 

Relevante jurisprudentie bijv.:

RVS:2014:2380

RVS:2014:4779

RVS:2014:4659 RVS:2015:3689

4 Afwijken van beleid

In dit beleid is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. Deze incidenten zijn afhankelijk van de situatie. In voorkomende gevallen is het voor het bestuursorgaan mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid, zowel met lichtere maatregelen als met verzwarende maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding.

 

Redenen voor lichtere maatregelen kunnen zijn:

  • -

    het gevolgd hebben van een cursus;

  • -

    maatregelen treffen, zoals de hond altijd aangelijnd uitlaten;

  • -

    de reden voor het bijtincident is gelegen in zelfverdediging van de hond.

Redenen voor verzwarende maatregelen kunnen zijn:

  • -

    als de eigenaar het incident bagatelliseert;

  • -

    als de eigenaar de hond heeft aangezet tot bijten.

Bij afwijking van het beleid, wordt dit gemotiveerd. Deze mogelijkheid om van het beleid af te wijken is van groot belang, juist omdat een goede afhandeling van een bijtincident afhankelijk is van de specifieke aard en omvang van het incident.

 

STRAFRECHTELIJK TRAJECT

 

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425 onder ten 1e of ten 2e Wetboek van Strafrecht), kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie) overgaan tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder afstand wil doen van de hond.

 

CIVIELRECHTELIJK TRAJECT

 

Civielrechtelijk

Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade‐incident. Politie of de operationeel expert GGP verwijst dader en slachtoffer van het bijtincident naar rechtshulpverlener voor de civielrechtelijke mogelijkheden of adviseert partijen om het schade‐incident onderling te regelen.

Aldus vastgesteld te Heerde,

door het college van Heerde in de vergadering van 29 september 2020.

Bijlage 1 Schema protocol bijtincidenten