Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westervoort

Verordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestervoort
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2023
CiteertitelVerordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2014.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147 van de Gemeentewet
  2. artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs
  3. artikel 4 van de Wet op de expertisecentra
  4. artikel 8.29 van de Wet voortgezet onderwijs 2020
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-08-2023nieuwe regeling

18-04-2023

gmb-2023-359241

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2023

De raad van de gemeente Westervoort;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 maart 2023;

 

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra en artikel 8.29 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

 

gezien het advies van de commissie bestuur, samenleving en financiën;

 

besluit vast te stellen:

 

Verordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2023

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze verordening wordt met de volgende begrippen bedoeld:

  • a)

    aangepast vervoer: vervoer per besloten busvervoer, schoolbusvervoer, taxi, taxibus, bustaxi of touringcar;

  • b)

    aanvrager: de ouders, voogden of verzorgers (ook pleegouders) van de leerling of de leerling zelf indien deze meerderjarig is en handelingsbekwaam geacht wordt. In geval van artikel 20 (lid 2) de school;

  • c)

    afstand: afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;

  • d)

    begeleider: ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;

  • e)

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort;

  • f)

    commissie van onderzoek: commissie als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • g)

    commissie voor de begeleiding: commissie als bedoeld in artikel 40b van de Wet op de expertisecentra;

  • h)

    deskundige: onafhankelijk medisch of pedagogisch deskundige of de school;

  • i)

    eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of (brom/snor)fiets;

  • j)

    gehandicapte leerling: een leerling als bedoeld in dit artikel, die door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de (brom/snor)fiets gebruik kan maken;

  • k)

    inkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • l)

    leerling: de leerling die is ingeschreven bij een school als bedoeld in dit artikel;

  • m)

    ondersteuningsplan: een voor de leerling van het primair onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs dan wel voortgezet onderwijs vastgesteld plan als bedoeld in artikel 40a van de Wet op het primair onderwijs, artikel 41a van de Wet op de expertisecentra of artikel 26 van de Wet op het voortgezet onderwijs, dat door het bevoegd gezag en na op overeenstemming gericht overleg met de ouders is opgesteld. Ingeval van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs adviseert hierin de commissie voor de begeleiding dan wel de commissie van onderzoek;

  • n)

    openbaar vervoer (OV): voor een ieder openstaand personenvervoer per bus, trein, metro, tram, veerdienst, OV-fiets of auto;

  • o)

    opstapplaats: plaats aangewezen door het college, vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer. De opstapplaats bevindt zich op een veilige en beschutte locatie en op een redelijke loopafstand van de woning van de leerling en biedt voldoende ruimte voor een eventuele begeleider;

  • p)

    opvangadres: een adres waar de leerling voor langere periode (meer dan één jaar) verblijft anders dan het in het basis registratie personen geregistreerde woonadres. Het opvangadres bevindt zich binnen de gemeente Westervoort. Bijvoorbeeld een buitenschoolse opvanglocatie, gastouder etc.

  • q)

    ouders: ouder(s), voogd(en) of verzorger(s) van de leerling;

  • r)

    reistijd: de totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en het aankomen bij de school, berekend met behulp van een door het college vastgesteld routeplanningsprogramma en rekening houdend met 10 minuten extra tijd als wachttijd, zoals in het geval van een wachtplek / opstapplaats.

  • s)

    samenwerkingsverband:

    • 1.

      voor het primair onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs;

    • 2.

      voor het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de expertisecentra; of

    • 3.

      voor het voortgezet onderwijs: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.47 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • t)

    school: de schoollocatie waar de leerling onderwijs volgt. Dit is:

    • a.

      het primair onderwijs: basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;

    • b.

      het speciaal onderwijs: school voor speciaal onderwijs of het speciaal onderwijs binnen een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;

    • c.

      het voortgezet speciaal onderwijs: school voor voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs binnen een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of

    • d.

      het voortgezet onderwijs: school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • u)

    stage: praktische leertijd bij de (beroeps)opleiding tijdens de schooltijd;

  • v)

    toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school;

  • w)

    vervoer: openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de school dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids, tenzij de structurele handicap van een leerplichtige leerling die aansluiting onmogelijk maakt;

  • x)

    vervoersvoorziening:

    • 1°. bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig diens begeleider;

    • 2°. een fietsvergoeding voor de leerling en zo nodig diens begeleider;

    • 3°. aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of

    • 4°. gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;

  • y)

    woning: plaats waar de leerling feitelijk en structureel verblijft.

Artikel 2. Toekenning vervoersvoorziening

  • 1.

    Ten behoeve van het schoolbezoek wijst het college, op aanvraag, aan de ouders van de in de gemeente verblijvende leerling een vervoersvoorziening toe rekening houdend met alles wat in deze verordening staat.

  • 2.

    Als het college toepassing geeft aan het eerste lid, verlangt zij van de ouders aan wie slechts een gedeeltelijke bekostiging van de vervoerskosten toekomt, betaling van een bijdrage tot ten hoogste het bedrag dat de ouders volgens het bepaalde in deze verordening moeten bijdragen aan de kosten van het vervoer. Weigering tot of nalatigheid in de betaling van de in de vorige volzin bedoelde bijdrage doet de aanspraak op de vervoersvoorziening vervallen.

  • 3.

    De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het schoolbezoek van hun kind(eren).

  • 4.

    Als de leerling meerderjarig en handelingsbekwaam is, wordt de vervoersvoorziening op aanvraag toegewezen aan de leerling.

  • 5.

    Het college bepaalt bij toewijzing van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking of de uitbetaling.

  • 6.

    Het college wijst een vervoersvoorziening toe voor een bepaalde periode, welke kan variëren van één tot enkele maanden tot één of meerdere schooljaren.

  • 7.

    Het college kan aan de toewijzing van een vervoersvoorziening nadere voorwaarden verbinden.

  • 8.

    De aanspraak op vervoer beperkt zich uitsluitend tot het vervoer tussen de opstapplaats, woning of het opvangadres en de voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school of stageplaats.

Artikel 3. Weigeringsgronden

Er wordt geen vervoersvoorziening toegekend:

  • a.

    als het gaat om vervoer met een tijdelijke en/of incidenteel karakter;

  • b.

    als het gaat om (structureel) vervoer buiten de reguliere schooltijden die niet zijn aangekondigd in de schoolgids.

 

Paragraaf 2. Aanvraag van de vervoersvoorziening

Artikel 4. Aanvraagprocedure

  • 1.

    Een aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt gedaan in de gemeente waar de leerling zijn woning heeft. Door de aanvrager wordt een volledig ingevuld en door de ouders, voogd(en), verzorger(s) of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling ondertekend

    (e-)formulier bij het college ingediend, voorzien van de op het formulier vermelde gegevens.

  • 2.

    Het college kan de aanvrager verzoeken om aanvullende gegevens te verstrekken als dit nodig is voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

  • 3.

    De gegevens voortvloeiend uit de aanvraag voor een vervoersvoorziening worden slechts gebruikt om de aanvraag te kunnen beoordelen en uitvoering te kunnen geven aan de vervoersvoorziening voor de leerling.

  • 4.

    Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag voor een vervoersvoorziening.

  • 5.

    Het college kan het in het vorige lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken uitstellen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis uiterlijk voor afloop van de in lid 4 gestelde termijn.

  • 6.

    Als het gaat het om een verlenging van het aangepast vervoer voor het daarop volgende schooljaar, dan dient de aanvraag uiterlijk twaalf weken voor de start van het nieuwe schooljaar door het college te zijn ontvangen.

  • 7.

    Als een vervoersvoorziening wordt toegekend geldt deze:

    • a.

      wanneer het een bekostiging betreft, met ingang van de door de aanvrager verzochte datum, met dien verstande dat de datum niet ligt vóór de datum van ontvangst van de aanvraag;

    • b.

      wanneer het een aanbieding van aangepast vervoer betreft, met ingang van een datum die zo dicht mogelijk aansluit bij de door de aanvrager verzochte datum.

  • 8.

    De vervoersvoorziening kan worden ingetrokken indien de bij de aanvraag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van de aanvraag de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.

  • 9.

    Bij het beoordelen van het toekennen van de vervoersvoorziening kan het eventuele persoonlijk vervoersontwikkelingsplan, zoals bedoeld in artikel 5 lid 5, of vervoersadviezen van deskundigen worden betrokken.

Artikel 5. Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij de aanvraag

  • 1.

    Bij de beoordeling van een aanvraag voor een vervoersvoorziening voor de leerling en eventueel een begeleider, wordt rekening gehouden met de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling en die van het gezin.

  • 2.

    Bij een eerste aanvraag wordt in een gesprek, met de ouders, desgewenst de leerling en een deskundige, de noodzakelijk te achten vervoersvoorziening onderzocht als bedoeld in de ‘onderzoeksfase’.

  • 3.

    Bij gewijzigde omstandigheden kan het gesprek als bedoeld in het tweede lid opnieuw plaatsvinden.

  • 4.

    In het gesprek als bedoeld in het tweede lid wordt tenminste besproken:

    • a.

      de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling

    • b.

      de dichtstbijzijnde toegankelijke school als bedoeld in artikel 6;

    • c.

      de mogelijkheid om gebruik te maken van een opstapplaats bedoeld in artikel 8.

  • 5.

    Wanneer de leerling de leeftijd van negen jaar bereikt, kan het college in overleg met de ouders en de leerling (afhankelijk het ontwikkelingsperspectief) een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan opstellen. Hierin wordt de weg naar zelfstandig reizen naar school beschreven alsmede de mogelijkheden van de leerling. Dit plan maakt onderdeel uit van het besluit. Hierbij wordt uitgegaan van de leeftijd zoals die vastgesteld is volgens artikel 12 in deze verordening.

  • 6.

    In het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan kan ondersteuning worden geboden om de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling te bevorderen.

 

Paragraaf 3. Beoordeling van de aanspraak op vervoersvoorziening

Artikel 6. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de opstapplaats of de woning van de leerling en de dichtstbijzijnde toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee brengt en de aanvrager met het vervoer naar die school schriftelijk (per email) instemmen.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, ontstaat niet eerder een aanspraak op een vervoersvoorziening dan dat de aanvrager de keuze voor de toegankelijke school schriftelijk (per email) hebben bevestigd.

  • 3.

    Met inachtneming van het bepaalde in de voorgaande leden wordt eveneens een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning of de opstapplaats en:

    • a.

      de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is; of

    • b.

      een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde samenwerkingsverband, als het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs als bedoeld onder a.

  • 4.

    Aanvrager kan een vervoersvoorziening toegekend krijgen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, als door de aanvrager schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen de richting van alle andere dichterbij gelegen toegankelijke scholen. Als de aanvrager vanwege een specifieke onderwijskundige behoefte van de leerling een vervoersvoorziening aanvragen naar een school op een grotere afstand, dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, wordt deze slechts toegekend als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      aan het college is door de aanvrager genoegzaam aangetoond wat de specifieke en noodzakelijke onderwijskundige onderwijsbehoefte van de leerling is;

    • b.

      aan het college is door de aanvrager genoegzaam aangetoond dat de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen niet toegankelijk is vanwege het niet kunnen bieden van het noodzakelijke specifieke onderwijsaanbod.

Artikel 7. Afstandsgrens

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt toegekend als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor:

    • a.

      basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs meer bedraagt dan zes kilometer;

    • b.

      speciaal basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs meer bedraagt dan zes kilometer; of

    • c.

      speciaal onderwijs meer bedraagt dan zes kilometer.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt geen afstandsgrens gehanteerd wanneer aan het college genoegzaam is aangetoond dat het een gehandicapte leerling betreft. Zo nodig kan het college hierover advies vragen aan een onafhankelijk medisch deskundige. De deskundige betrekt in zijn advies de mogelijkheden van de gehandicapte leerling om zelfstandig, al dan niet met begeleiding, met de (brom/snor)fiets of het openbaar vervoer te reizen.

Artikel 8. Opstapplaatsen

  • 1.

    Overeenkomstig artikel 5, lid 4 zal bij het aangepaste vervoer rekening gehouden worden met het toewijzen van een opstapplaats. De zelfstandigheid van de leerling en het gezin om van een opstapplaats gebruik te maken zijn daarin bepalende factoren.

  • 2.

    De afstand van de woning tot aan de opstapplaats is maximaal twee kilometer.

  • 3.

    De verantwoordelijkheid voor het aanwezig zijn van de leerling op de opstapplaats berust bij de ouder(s) of de begeleiding die zij daarvoor organiseren, gelet op de voorwaarden onder artikel 11.

  • 4.

    Als het vervoer van en naar een opstapplaats leidt tot hogere kosten dan vervoer van en naar de woning kan het college besluiten om (tijdelijk) af te zien van een opstapplaats.

  • 5.

    Het college kan ten gunste van de aanvrager van dit artikel afwijken en eventueel daarover beleidsregels opstellen.

Artikel 9. Doorgeven van wijzigingen

  • 1.

    De aanvrager is verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, direct schriftelijk (per email) door te geven aan het college.

  • 2.

    Is de doorgegeven wijziging van invloed op de toegekende vervoersvoorziening, dan vervalt de eerder toegekende voorziening en kent het college al dan niet een nieuwe vervoersvoorziening toe. Wanneer nodig kan een gesprek bedoeld in artikel 5 lid 3 plaatsvinden.

  • 3.

    De vervoersvoorziening kan worden ingetrokken indien tussentijdse wijzigingen niet of niet tijdig worden doorgegeven en deze wijzigingen van invloed zijn op de toegekende voorziening. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de aanvrager.

  • 4.

    Ten onrechte genoten bekostiging kan van de aanvrager worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

Artikel 10. Ontzegging aangepast vervoer

  • 1.

    Om te zorgen voor goed en veilig vervoer is het van belang dat alle betrokken partijen zich houden aan de gestelde omgangsregels. In het vervoersreglement van de vervoerder zijn deze regels te vinden. Indien men zich niet houdt aan deze regels, kan dit gevolgen hebben voor het toegewezen aangepast vervoer. Bij acute overschrijding van de omgangsregels (incident), treedt het incidentenprotocol leerlingenvervoer van de vervoerder in werking en kan een sanctionering door het college volgen.

  • 2.

    De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de leerling gedurende de reis naar en van school berust bij de ouder(s).

  • 3.

    Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is toegewezen, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de vervoersvoorziening intrekken / ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door:

    • a.

      agressief gedrag de orde in het vervoersmiddel verstoort; of

    • b.

      op een andere wijze de orde in het vervoersmiddel verstoort; of

    • c.

      de veiligheid van de inzittenden van het vervoersmiddel in gevaar brengt.

  • 4.

    Bij een uitsluiting van het vervoer zal de vervoersvoorziening schriftelijk worden ingetrokken.

Artikel 11. Begeleiding

  • 1.

    Als begeleiding van een leerling tijdens het vervoer en/of van en naar een opstapplaats noodzakelijk is, wordt deze aangeboden door de ouder(s). Wanneer het onmogelijk is voor de ouder(s) om te begeleiden is het aan de ouder(s) om op andere wijze de begeleiding te (laten) organiseren.

  • 2.

    Onder begeleiding wordt mede verstaan het achterop de (brom/snor)fiets vervoeren van een leerling.

  • 3.

    Als extra begeleiding in het vervoer vereist is, worden geen andere kosten vergoed dan de vervoerskosten die verbonden zijn aan de begeleiding van de leerling in het vervoer.

  • 4.

    Wanneer het voor een ouder onmogelijk is, of wanneer het leidt tot ernstige benadeling van de leerling, om de begeleiding in het vervoer en/of van en naar een opstapplaats op een andere wijze te organiseren kan de ouder het college, op basis van redenen en met aantoonbare en onderbouwende argumenten, vragen om de begeleiding in het vervoer en/of van en naar een opstapplaats te organiseren.

Artikel 12. Peildatum leeftijd leerling

Voor het toekennen van een vervoersvoorziening wordt uitgegaan van de leeftijd van de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vervoersvoorziening betrekking heeft.

Artikel 13. Andere vergoedingen

De aanspraak op een toelage, voor zover die voor de betreffende leerling betrekking heeft op de reiskosten, wordt op een bekostiging in mindering gebracht, dan wel als eigen bijdrage in rekening gebracht.

Artikel 14. Schooltijden en wachttijden

  • 1.

    Bekostiging van het aangepast vervoer vindt plaats op standaard schooldagen en schooltijden, zoals deze zijn opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 2.

    Als binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kan worden besloten om met de inzet van het aangepaste vervoer een wachttijd aan te houden van één of meerdere lesuren, om zodoende aan te sluiten op het reguliere leerlingenvervoer.

  • 3.

    Het college kan ten gunste van de aanvrager over het tweede lid nadere beleidsregels opstellen.

  • 4.

    Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde dagen en tijden wordt niet bekostigd, tenzij de ouders bewijs overleggen waaruit blijkt dat de structurele handicap van een leerplichtige leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt.

 

Paragraaf 4. Verstrekking aard en omvang van de vervoersvoorziening

Artikel 15. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per (brom/snor)fiets

  • 1.

    Het college wijst aan de ouders van de leerling die een school, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer toe, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes kilometer bedraagt.

  • 2.

    Als aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in het eerste lid, en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per (brom/snor)fiets, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets (fietsvergoeding).

  • 3.

    Voor de bekostiging per (brom/snor)fiets wordt uitgegaan van € 0,09 per kilometer tot een maximum van de kosten van het openbaar vervoer. Bij de berekening van het bedrag voor de leerling wordt uitgegaan van maximaal 2 keer een enkele reis per dag. Voor de berekening van het bedrag voor de begeleider per (brom/snor)fiets, zoals bedoeld in artikel 16 en 17, wordt uitgegaan van maximaal 4 keer een enkele reis per dag.

Artikel 16. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer of vervoer per (brom/snor)fiets voor primair onderwijs ten behoeve van een begeleider

  • 1.

    Het college wijst aan de ouders van de leerling die een school, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer of vervoer per (brom/snor)fiets van de leerling én een begeleider toe indien:

    • a.

      er een toewijzing is op basis van artikel 15, maar door ouders aangetoond kan worden dat de leerling jonger dan 9 jaar niet in staat is zelfstandig van de fiets gebruik te maken of dat de leerling jonger dan 11 jaar niet in staat is zelfstandig van het OV gebruik te maken, of

    • b.

      de leerling die door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische stoornis een handicap ondervindt niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik kan maken.

  • 2.

    Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, worden slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging toegewezen.

Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per (brom/snor)fiets voor voortgezet onderwijs ten behoeve van een begeleider

  • 1.

    Het college wijst aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer van de leerling en een begeleider toe, indien de leerling die door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische stoornis een handicap ondervindt niet zelfstandig van het openbaar vervoer of de (brom/snor)fiets gebruik kan maken.

  • 2.

    In afwijking van de bekostiging van de kosten van het openbaar vervoer, zoals bedoeld in het eerste lid, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per (brom/snor)fiets, indien de leerling naar het oordeel van het college onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per (brom/snor)fiets.

  • 3.

    Indien een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, worden slechts de kosten van het vervoer ten behoeve van één begeleider voor bekostiging toegewezen.

  • 4.

    Leerlingen die een school bezoeken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden verplicht om het leertraject om zelfstandig te leren reizen met het openbaar vervoer of de fiets te volgen.

  • 5.

    Indien ouders met een medische verklaring kunnen aantonen waarom het zelfstandig leren reizen met het openbaar vervoer niet mogelijk is, kan het college besluiten om de leerling niet te verplichten deel te nemen aan het leertraject of deelname voor één of meerdere jaren uit te stellen.

Artikel 18. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

  • 1.

    Het college wijst een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer toe aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 7, eerste lid, bezoekt, als:

    • a.

      op basis van de artikelen 15, 16 of 17 een vervoersvoorziening zou worden toegewezen en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot de helft of minder van de reistijd met het openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

    • b.

      op basis van de artikelen 15, 16 of 17 een vervoersvoorziening zou worden toegewezen en het openbaar vervoer ontbreekt, behalve als de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet met begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per (brom/snor)fiets;

    • c.

      op basis van artikel 16 of 17 een vervoersvoorziening zou worden toegewezen en door de ouders aangetoond is dat begeleiding van de leerling naar school door henzelf of anderen onmogelijk is of tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is; of

    • d.

      de leerling, naar het oordeel van het college, die door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische stoornis een handicap ondervindt niet zelfstandig, ook niet onder begeleiding, van het openbaar vervoer of de (brom/snor)fiets gebruik kan maken.

  • 2.

    Als begeleiding in het aangepast vervoer vereist is, vergoedt het college geen andere kosten dan alleen de vervoerskosten die betaald moeten worden voor de begeleider van de leerling in het aangepast vervoer.

Artikel 19. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

  • 1.

    Als er een vervoersvoorziening zou worden toegewezen, kan het college de ouders, mits aangevraagd, toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren.

  • 2.

    Als het college toestemming verleent aan ouders op basis van het eerste lid bekostigt het college aan de ouders die een leerling zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren:

    • a.

      een bedrag op basis van de kosten van het openbaar vervoer, als er een toewijzing zou bestaan op bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, tenzij het vijfde lid van toepassing is; of

    • b.

      een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, als er een toewijzing zou bestaan op een voorziening in de vorm van aangepast vervoer, tenzij het vierde lid van toepassing is.

  • 3.

    Als het college toestemming verleent aan ouders op basis van het eerste lid, bekostigt het college aan de ouders die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een kilometervergoeding voor de auto, met uitzondering van wat staat beschreven in het vierde lid.

  • 4.

    Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die vanuit de gemeente al voor het vervoer van één of meer leerlingen bekostiging ontvangen, wordt door het college geen bekostiging toegewezen.

  • 5.

    Als het college een vervoersvoorziening heeft toegewezen voor bekostiging van het vervoer per (brom/snor)fiets dan is dat op basis van een kilometervergoeding voor de (brom/snor)fiets.

  • 6.

    De belastingvrije kilometervergoeding van de belastingdienst (prijspeil januari 2023) voor de auto is € 0,21 per kilometer en voor de (brom/snor)fiets € 0,09 per kilometer. Bij de berekening wordt uitgegaan van maximaal 4 keer een enkele reis per dag.

Artikel 20. Vervoersvoorziening naar stage

  • 1.

    Als er een vervoersvoorziening is toegewezen voor vervoer naar een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet onderwijs, kan het college op verzoek een vervoersvoorziening toekennen voor het bezoeken van een stage. Hiervoor dient een afzonderlijke aanvraag te worden ingediend.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 4, eerste lid, kan een aanvraag voor stagevervoer door de school voor voortgezet speciaal onderwijs of de school voor voortgezet onderwijs gedaan worden.

  • 3.

    De vervoersvoorziening voor een stage wordt slechts toegewezen als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de stage is opgenomen in de schoolgids als praktische leertijd bij de (beroeps)opleiding of in het stagecontract;

    • b.

      de stagetijden sluiten aan op de reguliere schooltijden;

    • c.

      de stage vindt plaats op één adres;

    • d.

      het stageadres is gelegen verder dan 6 kilometer van de woning;

    • e.

      het stageadres is niet verder gelegen dan 15 kilometer van de woning.

Artikel 21. Vervoersvoorziening van en naar opvangadres

  • 1.

    Als er al een vervoersvoorziening voor aangepast vervoer is toegewezen voor vervoer naar school kan het college op verzoek een vervoersvoorziening toewijzen voor het vervoer tussen een opvangadres en school, anders dan het woonadres.

  • 2.

    Het vervoer van of naar een opvangadres komt in de plaats van het vervoer vanaf school naar het woonadres en/of van het woonadres naar school. Indien wordt gekozen voor vervoer naar of van het opvangadres, dan zijn de ouders verantwoordelijk voor het vervoer tussen opvangadres en het woonadres. Hiervoor kan geen aanvullende vervoersvoorziening worden aangevraagd.

  • 3.

    De vervoersvoorziening van en naar het opvangadres wordt slechts toegewezen indien er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de leerling bezoekt een, speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs;

    • b.

      er kan slechts toestemming worden verleend voor vervoer van en naar één opvangadres anders dan het woonadres;

    • c.

      het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere schooltijden zoals vermeld in de schoolgids;

    • d.

      de leerling bezoekt het opvangadres op vaste dagen en tijden;

    • e.

      op de locatie is iemand aanwezig die verantwoordelijk is voor de leerling vanaf het moment dat de leerling het aangepast vervoer verlaat en verantwoordelijk is voor het klaar staan van het kind bij het ophalen;

    • f.

      het opvangadres ligt in de gemeente Westervoort. Bij mogelijkheden om gebruik te maken van een opstapplaats worden afspraken over het gebruik ervan in samenspraak opgesteld.

    • g.

      het betreft een toekenning voor één schooljaar of meerdere schooljaren;

Artikel 22. Bekostiging andere passende vervoersvoorziening

Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college na overleg met de ouders een bekostiging verstrekken voor een andere passende voorziening, die goedkoper is dan of gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer.

Artikel 23. Eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag

  • 1.

    Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, van wie het inkomen samen meer bedraagt dan € 27.900,- wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 7 bepaalde afstand te boven gaan.

  • 2.

    In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt, dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 7 bepaalde afstand, als het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 27.900,-, tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3.

    De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 7 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

  • 4.

    Het inkomensbedrag van € 27.900,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van schooljaar 2022-2023 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 27.900,-.

  • 5.

    Het eerste tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

  • 6.

    Het eerste tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing op leerlingen in het speciaal basis- en voorgezet speciaal onderwijs die gebruik maken van vervoer per fiets.

Artikel 24. Financiële draagkracht

  • 1.

    Als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs (zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs) meer dan 20 kilometer bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.

  • 2.

    In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt of doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.

  • 3.

    De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en is afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouder.

    Bedragen:

    Inkomen vanaf

    tot

    Eigen bijdragen per jaar

    0

    36.900

    Nihil

    36.900

    43.650

    € 150

    43.650

    50.400

    € 630

    50.400

    56.700

    € 1.170

    56.700

    64.800

    € 1.715

    64.800

    71.100

    € 2.300

    71.100

    Voor elke € 5.000,- erbij

    Voor elke extra € 5.500: € 550 erbij

  • 4.

    De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van schooljaar 2022-2023 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.

  • 5.

    De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van schooljaar 2022-2023 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.

  • 6.

    Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Artikel 25. Andere vergoedingen

Als de aanvrager van leerlingenvervoer via een andere weg vergoeding ontvangt voor de kosten van het vervoer naar school, mag het college die vergoeding aftrekken van de bekostiging (bijvoorbeeld de fietsvergoeding) die de aanvrager zou hebben gekregen op basis van de artikelen in deze verordening.

Artikel 26. Tijdelijk verblijf buiten de gemeente

  • 1.

    Het college kan een tijdelijke vervoersvoorziening voor een periode van maximaal zes weken toekennen aan de ouders van een leerling, die als gevolg van een crisissituatie tijdelijk buiten de gemeente verblijft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de leerling blijft zijn eigen school bezoeken;

    • b.

      in de periode, voorafgaand aan het tijdelijke verblijf buiten de gemeente, is een vervoersvoorziening toegekend op grond van deze verordening; en

    • c.

      de intentie bestaat dat de leerling terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente.

  • 2.

    Het besluit waarin de vervoersvoorziening is toegekend voorafgaand aan een tijdelijke vervoersvoorziening wordt opgeschort met ingang van de datum van tijdelijk verblijf buiten de gemeente en herleeft weer zodra de leerling terugkeert in de gemeente, tenzij de geldigheidsduur van dit besluit is verstreken.

Artikel 27. Toekenning vervoersvoorziening voor het weekeinde en de vakantie aan in de gemeente wonende ouders

Het college wijst, indien nodig, een vervoersvoorziening toe voor het weekeinde- en vakantievervoer als de leerling voor het volgen van voor hem passend (voortgezet) speciaal onderwijs in een internaat of pleeggezin verblijft. Hierbij wordt rekening gehouden met wat beschreven is in artikel 3. De voorwaarden van artikel 28 zijn dan van toepassing.

Artikel 28. Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie

  • 1.

    Als er een toewijzing is voor een vervoersvoorziening kan het college aan de ouders een vervoersvoorziening toewijzen voor het weekeindevervoer van de leerling. Hierbij geldt dat het gaat om de reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug. Dit mag één keer per weekeind zijn en de weekeinden mogen niet vallen binnen de in het volgende lid bedoelde schoolvakanties.

  • 2.

    Als er een toewijzing is voor een vervoersvoorziening kan het college aan de ouders een vervoersvoorziening toewijzen voor het vakantievervoer van de leerling. Hierbij geldt dat het gaat om de gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling verblijft, naar de woning van de ouders en terug. Dit mag één keer per schoolvakantie (die bestaat uit meerdere dagen) en de vakantie moet zijn opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.

  • 3.

    Paragraaf 2 van deze verordening is ook van toepassing op het weekeinde en vakantie vervoer, met uitzondering van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a.

 

Paragraaf 5. Slotbepalingen

Artikel 29. Beslissing college in gevallen waarin de regeling niet voorziet

Het college beslist, waar het gaat om de uitvoering van het leerlingenvervoer, in de gevallen die niet zijn beschreven in deze verordening.

Artikel 30. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, in het voordeel van de aanvrager afwijken van de regels in deze verordening. Wanneer nodig kan dat na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.

Artikel 31. Beleidsregels

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening beleidsregels vaststellen.

Artikel 32. Intrekking, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid bedoelde datum.

  • 2.

    De Verordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2014 blijft van toepassing ten aanzien van op basis van die Verordening toegekende voorzieningen.

  • 3.

    Bij een wijziging die op basis van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2014 aanleiding zou zijn tot een aanpassing van de toekenning, wordt, in afwijking van het vorige lid, deze aangepaste toekenning gebaseerd op de Verordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2023.

  • 4.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 5.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer gemeente Westervoort 2023.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 maart 2023.

Burgemeester en wethouders van gemeente Westervoort,

M. (Maureen) Sluiter MA

secretaris

drs. A.J. (Arend) van Hout

burgemeester