Organisatie | Bergeijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel huisvesting arbeidsmigranten Bergeijk 2023 |
Citeertitel | Beleidsregel huisvesting arbeidsmigranten Bergeijk 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-08-2023 | Nieuwe beleidsregel | 18-07-2023 | C23002274 |
Naar schatting zijn in de provincie Noord-Brabant ca. 100.000 arbeidsmigranten werkzaam waarvan in de Metropoolregio Eindhoven (MRE) circa 40.000. Deze hebben behoefte aan goede en betaalbare huisvesting. De gemeente onderschrijft het belang van arbeidsmigranten voor de regionale economie. Zij voorzien vooral in de vraag naar personeel in de ‘maakindustrie’ zoals de metaalsector en de bouw. Dit brengt ook een extra huisvestingsvraag met zich mee. Bij het huisvesten van arbeidsmigranten is een aantal aspecten van belang, zoals het welzijn van de gehuisveste personen, de verhouding tot de omgeving, het beheer en impact op de omgeving. De richtlijnen vormen een duidelijk beoordelings- en voorwaardenkader voor huisvesting van arbeidsmigranten in woningen, middelgrote en meer grootschalige huisvestingsvoorzieningen.
Een aantal ontwikkelingen op het gebied van huisvesting geeft de noodzaak van richtlijnen aan:
Het exacte aantal in Bergeijk gevestigde arbeidsmigranten is lastig te bepalen en blijft altijd een momentopname. Op dit moment gaan we uit van de volgende gegevens en schattingen:
We onderscheiden de volgende categorieën van verblijfsduur:
Het blijft echter lastig om alle arbeidsmigranten eenduidig in één van deze categorieën te kunnen indelen. Zo kunnen bijvoorbeeld ook arbeidsmigranten die hier al vele járen met korte tussenpozen verblijven (waarbij ze tijdelijk terugkeren naar hun oorspronkelijke land) ook behoren tot de categorie short of mid stay. Ook vindt er regelmatig verschuiving van de ene naar de andere categorie plaats.
Interviews met diverse lokale stakeholders betrokken bij huisvesting geven het volgende beeld:
Grote en urgente behoefte aan short stay/ mid stay:
Minder grote behoefte aan long stay
De uitgangspunten voor de te huisvesten doelgroepen focussen zich op kort- en middellang verblijf. De doelgroep arbeidsmigranten die een vraag heeft naar lang verblijf zal haar weg vinden in de reguliere huur-/ koopwoningvoorraad.
We onderscheiden voor kort/ middellang verblijf drie huisvestingscategorieën in schaalgrootte:
Hieronder valt de huisvesting van arbeidsmigranten of andere groepen van personen in grote vrijstaande woningen. Bij deze vorm van huisvesting moet zorgvuldig gekeken worden naar de geschiktheid van de locatie. Verschillende belangen moeten worden afgewogen. Huisvesting van arbeidsmigranten is niet wenselijk in kleinere woningen in de woonwijken vanwege verdringing van andere doelgroepen en een vergrote kans op overlast.
Hieronder valt de huisvesting van arbeidsmigranten of andere groepen van personen in complexen of gebouwen zoals zeergrote woningen, bedrijfsgebouwen, kantoorpanden en maatschappelijk vastgoed waarbij bedrijfsmatig tot max. 30 personen worden gehuisvest. Bij deze vorm van huisvesting (kamerverhuur of logies) moet zorgvuldig gekeken worden naar de geschiktheid van de locatie. Verschillende belangen moeten worden afgewogen. Enerzijds moet de locatie voor de arbeidsmigranten een aantrekkelijke leefomgeving bieden. Anderzijds speelt de maatschappelijke aanvaardbaarheid en ruimtelijke inpassing/impact van de grootschalige voorziening op de omgeving een rol.
Hieronder valt de huisvesting van arbeidsmigranten of andere groepen van personen in complexen of gebouwen zoals bedrijfsgebouwen, kantoorpanden en maatschappelijk vastgoed waarbij bedrijfsmatig 30-80 personen worden gehuisvest. Bij deze vorm van huisvesting (kamerverhuur of logies) moet zorgvuldig gekeken worden naar de geschiktheid van de locatie.
Verschillende belangen moeten worden afgewogen. Enerzijds moet de locatie voor de arbeidsmigranten een aantrekkelijke leefomgeving bieden. Anderzijds speelt de maatschappelijke aanvaardbaarheid en ruimtelijke inpassing/impact van de grootschalige voorziening op de omgeving een rol.
Locaties waar huisvesting (kort verblijf) voor een bepaalde periode wordt gerealiseerd:
Een goede methode om te bepalen hoeveel arbeidsmigranten op een bepaalde locatie gehuisvest kunnen worden, is om te kijken naar goed functionerende referentieprojecten. Deze projecten voldoen aan de normen van SNF, hebben allemaal parkeergelegenheid op eigen terrein en worden positief ervaren door omwonenden en de betreffende gemeente. De referentieprojecten hebben gemiddeld ca. 65-70 m2 grond per bewoner beschikbaar. De oppervlakte van de locatie in m2 gedeeld door 65-70 geeft een goede richtlijn voor het aantal bewoners dat een huisvestingsvoorziening kan dragen. Uiteindelijk wordt per locatie beoordeeld wat haalbaar is.
Rand van woongebied/ kern: Uit het oogpunt van belasting horen gebouwen, waarin op grotere schaal personen in niet-huishoudelijk verband verblijven, niet midden in een woonwijk. Ook een centrumlocatie is niet wenselijk. In een grotere stad is een centrumlocatie wel denkbaar, omdat hier al een grote verscheidenheid aan (drukke) functies is gevestigd. Grootschalige huisvesting op een centrumlocatie in één van de kernen van Bergeijk is niet wenselijk. De meest geschikte locaties voor grootschalige huisvesting zijn locaties aan de randen van de bedrijventerreinen of in het buitengebied.
Ontsluiting naar doorgaande weg: bij een huisvestingsvoorziening van enige omvang moet rekening worden gehouden met de extra verkeersbewegingen en de mobiliteitsdruk voor de omgeving. Een logiesgebouw kent in de ochtend en in de late middag/avond een piek in de verkeersdrukte. Ligging in de directe nabijheid van een provinciale weg is het meest gunstig.
Kamerqewijze verhuur in grote woningen
De huidige bestemmingsplannen laten in beginsel overal kamergewijze verhuur in woningen en andere gebouwen waar wonen mogelijk is toe. De genoemde voorwaarden voor kamergewijze verhuur gaan uit van een gewenste regulering. Hiervoor is het noodzakelijk dat een ‘paraplubestemmingsplan’ kamergewijze bewoning in principe uitsluit.
Vervolgens kan aan kamerverhuur of het realiseren van een logiesfunctie in een bestaand gebouw medewerking worden verleend via de zogeheten “kruimelgevallenregeling” (door toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder a sub 2 Wabo). Hiervoor is een omgevingsvergunning voor afwijking gebruik nodig en eventueel ook een omgevingsvergunning voor verbouw. Omdat het gebruik niet rechtstreeks binnen het bestemmingsplan past, dient het college een besluit te nemen over de afwijkingsvergunning. Na het collegebesluit om medewerking te verlenen, kan de omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik worden verleend. Aan deze vergunningen dienen dan de voorwaarden te worden verbonden zoals opgenomen in de richtlijnen. Voorgesteld wordt om eerst een overgangsregeling voor kamergewijze verhuur te bieden met het oog op de huidige situatie, waarna op termijn actief kan worden gehandhaafd conform dit beleid.
Middelgrote / grote huisvestinqsvormen
Voor realisatie van huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande gebouwen of nieuwbouw kan met een buitenplanse afwijking op grond 2.12 sub a onder 3 Wabo of het opstellen van een bestemmingsplan medewerking worden verleend. De voorwaarden uit dit kader worden dan opgenomen in de gebruiksregels van het bestemmingsplan of als voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbonden.
Voor tijdelijke situaties kan ook een vergunning in afwijking op het bestemmingsplan worden verleend. In de te verlenen vergunning worden voorwaarden opgenomen zoals opgenomen in de richtlijnen (waaronder bepaalde duur van de vergunning). Nakoming van verplichtingen zoals opgenomen in de vergunning en voldoen aan de tijdelijkheid kan ook nog extra worden geborgd door een af te sluiten privaatrechtelijke overeenkomst met de huisvester.
Doordat de voorwaarden uit dit kader worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het gebruik ten behoeve van huisvesting van arbeidsmigranten of worden opgenomen in de gebruiksregels van het bestemmingsplan, kan worden gehandhaafd als niet wordt voldaan aan de voorwaarden. Bijvoorbeeld als een aanbieder niet meer in het bezit is van het SNF keurmerk of als afspraken met betrekking tot beheer niet worden nagekomen. Handhaving is uiteraard ook mogelijk als men zonder vergunning huisvesting voor arbeidsmigranten realiseert.
Burgemeester en wethouders van Bergeijk,
A.J.M. Ewalds
Gemeentesecretaris
M.M.Kuijken
1e loco-burgemeester
In maart 2019 heeft de raad de richtlijnen vastgesteld. De richtlijnen geven een toetsings- / voorwaardenkader waaraan nieuwe huisvestingsinitiatieven voor arbeidsmigranten dienen te voldoen. Met de richtlijnen is beoogd om enerzijds goede huisvesting voor arbeidsmigranten te bewerkstelligen en anderzijds, al naar gelang van het karakter van het gebied, het daar bestaande woon- en leefklimaat niet onevenredig aan te tasten. De begrippen ‘een goed’ of ‘acceptabel’ woon- en leefklimaat worden daarbij gehanteerd zoals dat in de ruimtelijke ordening gebruikelijk is.
Het beleid richt zich (op hoofdlijnen bezien) op de geschiktheid van locaties en gebouwen, op kwaliteit van de voorzieningen binnen de huisvesting en op de wijze van beheer van de huisvesting. De kaders zijn geformuleerd in de vorm van richtlijnen, gebiedskenmerken en heel specifieke voorwaarden (deze laatste met name op het gebied van voorzieningen binnen, en het beheer van huisvestingsvoorzieningen). De locatierichtlijnen en gebiedskenmerken geven ruimte voor interpretatie. Dat is ook inherent aan de keuze die is gemaakt om het beleidskader in de vorm van richtlijnen te gieten. Echter: door de (te) ruime mogelijkheid voor interpretatie is het kader diffuus. Dit betekent dat:
Door de richtlijnen te voorzien van een nadere toelichting, waarin doelstellingen uitgebreider worden toegelicht inclusief een betere omschrijving van de in de richtlijnen opgenomen gebiedskenmerken, kan het fundament onder motiveringen worden versterkt en daarmee het procesrisico worden verkleind.
Deze voorwaarden zijn geformuleerd primair met als doel de bescherming van het woonmilieu, in woonwijken in het bijzonder. De richtlijnen moeten in dat kader worden gezien als een eerste ‘zeef’ waaruit voorlopige conclusies kunnen worden getrokken ten aanzien van de inpasbaarheid van een huisvestingsinitiatief in de bestaande omgeving. Waar strijdigheden worden geconstateerd met richtlijnen, moet goed worden gemotiveerd waarom hiervan afgeweken kan worden. Centraal staat daarbij het behoud van het bestaande goede of acceptabele woon- en leefklimaat in de omgeving.
De functioneel monotone woongebieden met een rustig woon- en leefklimaat zijn het meest gevoelig voor verstoring daarvan en moeten het meest worden beschermd. Deze bescherming is nodig om het rustige karakter niet onevenredig te verstoren door bijvoorbeeld bovenmatige toename van verkeers- en parkeerbewegingen in de woonstraten. De locatievoorwaarden zijn vanuit dit doel en vanuit dat perspectief te lezen. Als aannemelijk is dat een initiatief dat niet direct past in de richtlijnen, maar:
kan toch medewerking worden verleend als dit goed wordt gemotiveerd. In het algemeen zal dan gelden: hoe groter de afwijking van de basisuitgangspunten, des te zwaarder dient de motivering te zijn. We passen een vergelijkbare handelswijze al toe in plannen waar bedrijfsbestemmingen en woonbestemmingen ten opzichte van elkaar ruimtelijk worden ingepast. We wijken niet af van de in de specifieke voorwaarden opgenomen richtafstanden, maar beschouwen deze afstanden als minimaal aan te houden afstanden. Dit doen we om een te hoge concentratie van huisvestingsvoorzieningen te voorkomen en daarmee het risico op aantasting van sociale cohesie in de omgeving te verkleinen.
Specifieke voorwaarden (zoals opgenomen in de Richtlijnen huisvesting arbeidsmigranten Bergeijk 2019, cursief weergegeven):
Verblijf max. 15 personen in grote vrijstaande woningen.
We zien deze vorm van huisvesting als kamergewijze verhuur. Kamergewijze verhuur staan we op grond van ons Beleid beter benutten bestaande woningvoorraad ook voor andere doelgroepen toe. Verblijf in kleinere geschakelde of rijwoningen is niet wenselijk. Als arbeidsmigranten worden gehuisvest in kleinere en dus betaalbare woningen zorgt dit voor verdringen van woningen waar een tekort is voor bijvoorbeeld starters of kleine huishoudens. Daarnaast wordt in een grote vrijstaande woning het risico op aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving beperkt. Als ‘groot’ beschouwen we woningen waarbinnen alle voorzieningen als genoemd in de SNF-normering kunnen worden gerealiseerd en het perceel voldoende ruimte biedt voor parkeren en benodigde buitenruimte.
Alleen in een woonwijk als sprake is van een geheel vrijstaande grote woning.
Hoofdregel is dat kamergewijze verhuur alleen in grote vrijstaande woningen mag plaatsvinden. Dan mag het ook binnen een woonwijk, zijnde een woongebied (een gebied met alleen een woonfunctie). We sluiten daarbij aan op de definitie van ‘rustige woonwijk’ zoals die is opgenomen in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’. Deze publicatie wordt in de ruimtelijke ordening algemeen gebruikt en geaccepteerd als het gaat om de inpasbaarheid van functies ten opzichte van elkaar.
Spreiding: Richtafstand 100m van andere huisvestingscategorie 1, 2 en 3.
Om concentratie van huisvesting binnen een woonwijk, en daarmee het risico op een te grote aantasting van het woon- en leefklimaat en/of de sociale cohesie binnen een woonwijk, tegen te gaan wordt er 100 meter afstand aangehouden tot elke andere huisvestingscategorie. De afstand wordt daarbij gemeten ‘over de weg’ tussen de doorgetrokken lijn van de zijgevels van de hoofdgebouwen naar de openbare weg. Voor de definitie van ‘hoofdgebouw’ sluiten we aan bij wat gebruikelijk is in onze bestemmingsplannen: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
Verblijf tot max. 30 personen als geclusterde huisvesting.
Geclusterde huisvesting is een woonvorm waarbij in principe sprake is van meer zelfstandige verblijfseenheden dan bij kamergewijze verhuur van een reguliere woning. Afhankelijk van de omvang van het complex kunnen gezamenlijke voorzieningen bestaan uit ontmoetingsruimte, eet/kookruimte, wasruimte etcetera. Dit soort initiatieven zullen over het algemeen worden ontwikkeld in de vorm van nieuwbouw of in de vorm van de herbestemming van een gebouw zonder woonfunctie, omdat dit lastig te realiseren is in een bestaande reguliere woning.
Alleen in woonwijk als sprake is van een geheel vrijstaand hoofdgebouw.
Hiermee wordt beoogd het rustige woon- en leefklimaat te beschermen. Als aan dit basisprincipe wordt voldaan en het perceel voldoende ruimte biedt voor parkeren en benodigde buitenruimte, gaan we ervan uit dat aantasting van het woon- en leefklimaat niet aan de orde is.
Bij voorkeur mogelijk in gemengd gebied (verschillende functies) en aan rand kern.
Een gemengd gebied kenmerkt zich door een menging van functies en/of ligging aan een grotere verkeerontsluitingsweg, vaak een gebiedsontsluitingsweg. In deze gebieden is over het algemeen geen sprake van een rustig woon- en leefmilieu, maar wel van een acceptabel woon- en leefmilieu. We sluiten daarbij aan op de definitie van ‘gemengd gebied’ zoals die is opgenomen in de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’. Deze publicatie wordt in de ruimtelijke ordening algemeen gebruikt en geaccepteerd als het gaat om de inpasbaarheid van functies ten opzichte van elkaar.
Geen aantasting/ belemmering van woon- en leefklimaat van nabijgelegen woonwijk of gemengd gebied en geen belemmering andere functies.
De huisvesting mag niet belemmerd werken op bestaande omliggende functies. Zo zal aangetoond moeten worden dat het woon- en leefklimaat, bijvoorbeeld door geluid van verkeer en parkeren, niet onevenredig wordt aangetast. Anderzijds mag de inpassing van een gebouw met een verblijfsfunctie niet leiden tot een beperking van het toegestane gebruik op andere percelen, bijvoorbeeld in de vorm van bedrijven die met een komst van een verblijfsfunctie in hun bedrijfsvoering of rechten ongewild zouden worden beperkt. Ook hiermee sluiten we aan op wat in de ruimtelijk ordening gebruikelijk is en de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ is de leidraad voor de beoordeling of aan deze richtlijn wordt voldaan.
Spreiding: Richtafstand 100m van andere huisvestingscategorie 1, 2 en 3.
Om concentratie van huisvesting, en daarmee het risico op een te grote aantasting van het woon- en leefklimaat en/of de sociale cohesie binnen een woonwijk of kern, tegen te gaan wordt er 100 meter afstand aangehouden tot elke andere huisvestingscategorie. De afstand wordt daarbij gemeten ‘over de weg’ tussen de doorgetrokken lijn van de zijgevels van de hoofdgebouwen naar de openbare weg. Voor de definitie van ‘hoofdgebouw’ sluiten we aan bij wat gebruikelijk is in onze bestemmingsplannen: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
Ontspanningsruimte: op de locatie moet voldoende gelegenheid zijn voor ontspanning en sport en spel (attributen voor fitness, tafeltennis, TV dragen bij aan de ontspanningsmogelijkheden).
Om verveling en dus extra kans op overlast tegen te gaan is het wenselijk om vrijetijdsbestedingsmogelijkheden op locatie te creëren. De omvang van de voorzieningen is uiteraard afhankelijk van de omvang van de huisvesting.
Verblijf vanaf 30 t/m 80 personen als geclusterde huisvesting.
Geclusterde huisvesting is een woonvorm waarbij in principe sprake is van meer zelfstandige verblijfseenheden dan bij kamergewijze verhuur van een reguliere woning. Bij deze omvang vinden we alleen geclusterde huisvesting acceptabel. Afhankelijk van de omvang van de voorziening kunnen deze gezamenlijke voorzieningen bestaan uit ontmoetingsruimte, eet/kookruimte, wasruimte etcetera. Dit soort initiatieven zullen over het algemeen worden ontwikkeld in de vorm van nieuwbouw of in de vorm van de herbestemming van een gebouw zonder woonfunctie, omdat dit lastig te realiseren is in een bestaande reguliere woning.
Niet toestaan in woonwijk of gemengd gebied maar aan randen van de bedrijventerreinen of in het buitengebied.
Hiermee wordt te grootschalige huisvesting in woonwijken uitgesloten. In een overgangsgebied tussen wonen en werken, zoals de rand van een bedrijventerrein kan dit wel goed worden ingepast ook als deze rand gelegen is in gemengd gebied. Bedrijventerreinen zijn veelal goed ontsloten waardoor arbeidsmigranten niet via woonwijken zich hoeven te verplaatsen en bijna altijd gebruik kan worden gemaakt van gebiedsontsluitingswegen.
Geen aantasting/ belemmering van woon- en leefklimaat van nabijgelegen woonwijk of gemengd gebied en geen belemmering andere functies.
De huisvesting mag niet belemmerd werken op bestaande omliggende functies. Zo zal aangetoond moeten worden dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast. Anderzijds mag de inpassing van een gebouw met een verblijfsfunctie niet leiden tot een beperking van het toegestane gebruik op andere percelen, bijvoorbeeld in de vorm van bedrijven die met een komst van een verblijfsfunctie in hun bedrijfsvoering of rechten ongewild zouden worden beperkt. Ook hiermee sluiten we aan op wat in de ruimtelijk ordening gebruikelijk is en de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ is de leidraad voor de beoordeling of aan deze richtlijn wordt voldaan.
Spreiding: Richtafstand 500m (kortste afstand over de weg) van andere huisvesting categorie 3.
Er dient voorkomen te worden dat initiatieven te dicht bij elkaar zijn gelegen met het oog op het voorkoming van te veel druk op de omgeving. De afstand wordt daarbij gemeten ‘over de weg’ tussen de doorgetrokken lijn van de zijgevels van de hoofdgebouwen naar de openbare weg. Voor de definitie van ‘hoofdgebouw’ sluiten we aan bij wat gebruikelijk is in onze bestemmingsplannen: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. De richtafstand tot huisvestingscategorieën 1 en 2 bedraagt 100 meter, zoals onder de specifieke voorwaarden voor deze categorieën is opgenomen.
Ontspanningsruimte: op de locatie moet voldoende gelegenheid zijn voor ontspanning en sport en spel (attributen voor fitness, tafeltennis, TV dragen bij aan de ontspanningsmogelijkheden).
Om verveling en dus extra kans op overlast tegen te gaan is het wenselijk om vrijetijdsbestedingsmogelijkheden op locatie te creëren. De omvang van de voorzieningen is uiteraard afhankelijk van de omvang van de huisvesting.
Algemene voorwaarden bij huisvestingscategorieën 1, 2, 3
Deze voorwaarden bestaan uit regels over leefbaarheid, fysieke inrichting van de logiesvoorziening en regels voor goed beheer. Aan deze voorwaarden dient sowieso te worden voldaan, hierbij is geen andere interpretatie mogelijk. Afwijking van deze regels is niet aan de orde.
Norm voor huisvesting van arbeidsmigranten (ofwel de norm voor het reguliere SNF-register)
Deze norm voor huisvesting van arbeidsmigranten bestaat uit 5 onderdelen:
Het voldoen aan deze norm leidt tot inschrijving in het ‘reguliere SNF-register’. Voor inschrijving in het SNF-inhuur-register gelden andere normen. Kijk hiervoor op www.normeringflexwonen.nl.
In het harmonisatiedocument, dat behoort tot het SNF-schema, is een toelichting opgenomen op diverse onderdelen. Deze toelichting is niet vrijblijvend en dient opgevolgd te worden. Zie www.normeringflexwonen.nl voor de meest recente versie van het harmonisatiedocument.
Uit de administratie van de gegadigde blijkt een actueel overzicht van alle huisvestingslocaties met daarbij vermeld het aantal bewoners. Dit actueel overzicht huisvestingslocaties en personen per locatie is beschikbaar voor inspecteur op locatie. |
| ||
| |||
Bewoners hebben minimaal 10m2 gebruiksoppervlak wonen (GBO) per persoon. Bewoners van een reguliere woning (a.) en woonheden (c.) hebben minimaal 12m2 gebruiksoppervlak wonen (GBO) Dit geldt ook voor woonunits (d.) wanneer er sprake is van een bestemming “wonen” Alle voorzieningen (sanitair, keuken, slaapvertrek en woonkamer of ontspanningsruimte) dienen onder één dak en inpandig bereikbaar te zijn. | Voor een toelichting op GBO zie het harmonisatiedocument. Als methodiek voor het bepalen van GBO wordt de meest actuele ‘meetinstructie gebruiksoppervlakte woningen’ van de NVM, VBO, VNG en Waarderingskamer gebruikten daarvan de bepaling ‘gebruiksoppervlakte wonen’. https://www.waarderingskamer.nl/hulpmiddelengemeenten/meetinstructies-gebruiksoppervlakte-inhoud/ De vloeroppervlakte wordt conform meetinstructie gemeten op 1,5m hoogte. De meting moet daadwerkelijk op de locatie worden uitgevoerd. | ||
Bij alle woonvormen hebben bewoners in hun slaapvertrek per persoon minimaal 3,5 m2 vloeroppervlakte ter beschikking. Tijdelijk (termijn wordt nog bepaald) geldt dat voor bestaande huisvesting in woonvorm e, huisvesting op recreatieterrein bewoners in hun slaapvertrek per persoon minimaal 2,7 m2 vloeroppervlak ter beschikking hebben. Als de slaapruimte in woonvorm e, huisvesting op recreatieterrein minder dan 3,5m2 vloer | De meting moet daadwerkelijk op de locatie worden uitgevoerd. De vloeroppervlakte wordt conform meetinstructie gemeten op 1,5m hoogte. | ||
Tijdens de controle wordt gecontroleerd of de daadwerkelijke bezetting klopt met wat er uit de administratie blijkt | |||
Indien de kledingkast niet in het slaapvertrek staat, dient deze op slot te kunnen. | |||
Tijdens de controle wordt gecontroleerd of de daadwerkelijke bezetting klopt met wat er uit de administratie blijkt. |
2. Sanitair, Veiligheid en Hygiëne
4. Informatievoorziening en overige eisen
De inspectie-instelling informeert de gecontroleerde onderneming over de verplichtingen die gelden met betrekking tot het Bouwbesluit 2012 en attendeert de onderneming er op de huisvesting te realiseren conform dit besluit, voor zover dit nog niet is gebeurd. De inspectie-instelling informeert de onderneming over de mogelijkheid om met de gemeente een Bed-voor-Bed regeling af te spreken. Bij de informatie en attendering zal de inspectie-instelling het overzicht in onderdeel E van deze norm hanteren.
In de situatie dat er sprake is van een ernstige brandonveilige situatie dient de inspectie-instelling een melding te doen over deze locatie bij Stichting Normering Flexwonen, alsmede de onderneming te manen zo spoedig mogelijk de brandonveilige situatie ongedaan te maken. SNF kan dit melden aan het bevoegd gezag.
Ondernemingen krijgen bovenop de geldende normen een set aanbevelingen waarbij de onderneming vnj is hier invulling aan te geven.
Deze aanbeveling betreffen de volgende onderwerpen:
Gewijzigde eisen in de norm die nog niet in een voorgaande versie van de norm waren opgenomen danwel wijzigingen in interpretatie of toelichting op de norm die nieuw in het harmonisatiedocument zijn beschreven, dienen ėén maand na publicatie van de betreffende versie van de norm of hamionisatiedocument te zijn doorgevoerd en worden dan ook in alle controles die vanaf ėén maand na publicatie plaatsvinden gehanteerd.
Hieronder is de informatie over de daadwerkelijke controle opgenomen.
Huisvestingsondememingen en werkgevers die tijdelijke arbeidsmigranten (willen) huisvesten kunnen in aanmerking komen voor in het reguliere SNF-register. Zie het reglement registratie voor de formulenng van de eisen aan ondernemingen die geregistreerd willen worden
Het voldoen aan het SNF-schema wordt beoordeeld door een geaccrediteerde inspectie-instellingen (door de Raad voor Accreditatie wordt de term conformiteitsbeoordelingsinstantie. CBI, gehanteerd) die geaccrediteerd is op basis van de vigerende IS017020-richtlijn door de Raad voor Accreditatie. De inspectie-instelling moet een overeenkomst hebben met Stichting Normering Flexwonen voor de uitvoenng van de controles op het SNF-schema (de norm voor huisvesting van arbeidsmigranten en aanvullende documenten genoemd in het Handboek Normen).
Iedere onderneming die in het register vermeld staat moet, om ingeschreven te blijven, periodiek een nieuwe inspectie te laten uitvoeren.
Er wordt door de inspecteur een steekproef getrokken uit de huisvestingslast die wordt overlegd en gecontroleerd bij de administratieve controle (norm 11). Ondernemingen die naast eigen huisvesting ook huisvesting inhuren moeten alle locaties, dus eigen en ingehuurde locaties, opnemen in de huisvestingslijst. De steekproef wordt getrokken uit alle locaties. De bepaling van de steekproef is de verantwoordelijkheid van de inspecteur. Hij dient zich op basis van de steekproef een goed beeld te kunnen vormen van de kwaliteit van de huisvesting. Voor het bepalen van de steekproef kunnen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
Afhankelijk van het aantal locaties dat uit de administratie blijkt, wordt de grootte van de steekproef bepaald. Hierbij wordt de volgende staffel gehanteerd:
Controle locaties in verhouding tot huisvestingsvorm.
Een huisvestingsvorm kan bestaan uit één of meerdere te controleren eenheden.
De onderneming levert 1 week voor inspectie een geactualiseerde lijst van locaties, naar waarheid opgesteld en ondertekend aan aan de inspectie-instelling. 24 uur voorafgaand aan de inspectie wordt de onderneming ingelicht over welke locaties uit de steekproef zijn gekomen en zodoende worden gecontroleerd.
Binnen de normen wordt een onderscheid gemaakt tussen major tekortkomingen, minor tekortkomingen en aanbevelingen.
Bij twijfels over de locaties van een geregistreerde onderneming heeft Stichting Normering Flexwonen de mogelijkheid spoedinspecties te laten uitvoeren. Gemeentes, inspectie SZW, brandweer en andere overheidsinstanties kunnen in het geval van gegronde vermoedens Stichting Normering Flexwonen vragen een spoedinspectie uit te laten voeren.
Binnen drie weken na de controle zal de inspectie-instelling een concept rapportage naar de gecontroleerde onderneming opsturen. Deze kan hier bij de inspectie-instelling tegen reclameren. Deze reclamatie wordt door de inspectie-instelling meegenomen in de definitieve rapportage en het bijbehorende advies dat zij drie weken later (na zes weken) stuurt naar Stichting Normering Flexwonen.
De inspectie-instelling zal binnen zes weken na de controle een rapportage opleveren bij Stichting Normering Flexwonen. In deze rapportage heeft de inspectie-instelling het oordeel over de tekortkomingen en de eisen aan de wijze waarop herstel van de tekortkoming(en) wordt aangetoond opgenomen. Er is ook in vastgelegd of er sprake is van een herinspectie of dat de zaken schriftelijk afgedaan worden. Zie de onderstaande tabel:
Indien oplossen van majors goed schríftelijk te verifiëren is. Bij enige twijfel herkeunng1. | Indien oplossen van majors niet goed schríftelijk te verifiëren is. | |
1 Bij ondernemingen met 1 of 2 locaties worden alle locaties geïnspecteerd. Herinspectie is niet nodig mits het oplossen van tekortkomingen heel goed schríftelijk, met foto’s via Skype of film aangetoond kan worden.
2 Bij ondernemingen met 3 locaties of meer is een herinspectie wel zinnig omdat er andere locaties zijn waar gecontroleerd kan worden of aan alle eisen wordt voldaan.
Alle geconstateerde tekortkomingen moeten worden gerapporteerd. Alle geconstateerde tekortkomingen tellen mee bij het bepalen of een herinspectie uitgevoerd moet worden aan de hand van de bovenstaande tabel. Het tijdens de inspectie onmiddellijk herstellen van de tekortkomingen heeft hier geen invloed op.
Schríftelijk aantonen herstel:
De onderneming dient aan de inspectie-instelling te bevestigen dat herstel heeft plaatsgevonden (deze bevestiging in voorkomende gevallen aantoonbaar maken middels foto- of filmmatenaal. facturen, Skype of anderszins). Door de onderneming dient duidelijk gemaakt te worden dat herstel, daar waar van toepassing, op alle locaties heeft plaatsgevonden en niet alleen op de locaties die uit de steekproef naar voren zijn gekomen en fysiek zijn geïnspecteerd. De rapportage van de inspectie-instelling aan Stichting Normering Flexwonen inzake genomen maatregelen en het wel/niet voldoen aan de normen, dient binnen 6 weken ontvangst van de rapportage van de reguliere inspectie door Stichting Normenng Flexwonen te zijn ontvangen. Indien geen bevestiging wordt ontvangen, danwel dat de bevestiging onvoldoende waarborgen in zich draagt dat herstel heeft plaatsgevonden, dient alsnog herinspectie uitgevoerd te worden.
Indien een herinspectie wordt gesanctioneerd dan wordt 50% van dezelfde locaties opnieuw geïnspecteerd en 50% nieuwe locaties (en bij een oneven aantal te controleren locaties wordt er één zelfde locatie meer geïnspecteerd dan nieuwe). Het aantal zal gelijk zijn aan het oorspronkelijk aantal gecontroleerde locaties. Op basis van deze herinspectie zal er wederom een keuringsrapport worden overlegd aan Stichting Normering Flexwonen door de inspectie-instelling. Het definitieve inspectierapport dient binnen 6 weken na ontvangst van de rapportage van de reguliere inspectie, waarin de herinspectie werd opgelegd door de onderneming door Stichting Normering Flexwonen te zijn ontvangen.
Indien er geen tekortkomingen of alleen minor tekortkomingen worden geconstateerd kan de Stichting Normering Flexwonen, mits ook aan de andere eisen zoals geformuleerd in het reglement registratie is voldaan, de onderneming opnemen in het register of de inschrijving in het register continueren. Dit geldt ook voor de situatie dat de major tekortkomingen zijn opgelost.
In de situatie dat er na de heninspectie weer tot een nieuwe tweede herinspectie wordt gesanctioneerd dan wordt de gecontroleerde onderneming door SNF tijdelijk geschorst uit het register. Dit wordt ook zichtbaar gemaakt in het register. Ook als herstel schríftelijk aangetoond mag worden maar de stukken worden niet of niet tijdig ontvangen of worden als onvoldoende beschouwd, wordt de onderneming geschorst uit het register.
Bij een schorsing knjgt de onderneming de mogelijkheid zích nog eenmaal te laten inspecteren. Hierbij wordt een volledig nieuwe steekproef getrokken. Als de onderneming ook bij deze keuring niet aan de eisen voldoet dan wordt de onderneming uitgeschreven uit het register. Zie ook reglement registratie.
Dit normonderdeel D bevat de eisen die gelden voor inschrijving het Register van de Stichting Normering Flexwonen. Dit normonderdeel is niet van toepassing bij de accreditatie van de inspectie-instellingen.
De eigenaar / verhuurder is in sommige situaties wettelijk verplicht een gebruiksmelding bij de gemeente te doen over het gebruik van de woning die hij of zij ter beschikking stelt voor kamergewijze verhuur en of een hotelfunctie, dan wel over een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruiken beschikt. Dit kan o a. zijn ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten.
In geval van een woonfunctie voor kamergewijze verhuur bij 5 of meer wooneenheden is een gebruiksmelding verplicht Het Bouwbesluit 2012 stelt ook extra brandveiligheidseisen aan kamergewijze bewoning van een woonfunctie Er is sprake van kamergewijze verhuur, indien er binnen een woning (zelfstandige woning met eigen toegang en wezenlijke voorzieningen), vijf of meer wooneenheden (één ruimte of stelsel van ruimten in gebruik door kamerbewoner) in gebruik zijn Wooneenheden delen doorgaans één of meer wezenlijke voorzieningen (douche, toilet en keuken) met andere wooneenheden. In een dergelijk geval zijn rookmelders (zie artikel 6.21 lid 2 en 3 Bouwbesluit 2012) verplicht in elke verblijfsruimte en elke besloten ruimte tot aan de uitgang .
De inspectie-instelling zal bij de geïnspecteerde onderneming nagaan of deze gebruiksmelding is gedaan of de omgevingsvergunning brandveilig gebruiken is afgegeven Op basis van het resultaat zal de inspecteur de onderneming informeren Het volgende schema is daarbij leidend voor de inspecteur
Op basis van het schema informeert de inspectie-instelling de onderneming over de gebruiksmelding en I of omgevingsvergunning brandveilig gebruiken en deze wettelijke verplichting. Deze informatieplicht behelst in ieder geval
Infoblad Kamergewijze verhuur - Bouwbesluit 2012 https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-binnenlandse-zaken-en-koninkrijksrelaties/documenten/brochures/2012/04/27/infoblad-kamergewijze-verhuur-bouwbesluit-2012
Infoblad Vluchten bij brand - Bouwbesluit 2012 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2012/10/09/infoblad-bouwbesluit-2012-vluchten-bij-brand
Infoblad Omgevingsvergunning en melding brandveilig gebruik - Bouwbesluit 2012 https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2012/04/27/infoblad-omgevingsvergunning-en-melding-brandveilig-gebruik-bouwbesluit-2012
De inspectie-instelling zal de onderneming schríftelijk aanbevelen (a.) de gebruiksmelding alsnog bij de gemeente te doen of omgevingsvergunning brandveilig gebruik bij de gemeente aan te vragen en (b.) zich bij de gemeente te melden voor de mogelijkheid van een Bed-voor-Bed regeling. Op de website van het Expertisecentrum Flexwonen (www.flexwonenarbeidsmiqranten.nl) voor Arbeidsmigranten is meer informatie te vinden over de Bed-voor-Bed regeling.