Organisatie | Berg en Dal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening onderzoeken doelmatig- en doeltreffendheid bestuur (artikel 213a Gemeentewet) Berg en Dal 2023 |
Citeertitel | Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid bestuur (artikel 213a Gemeentewet) Berg en Dal 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid Berg en Dal 2021.
artikel 213a, eerste lid, van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-08-2023 | 01-01-2023 | nieuwe regeling | 13-07-2023 | VB/22/06537 |
De raad van de gemeente Berg en Dal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 juni 2023 VB/22/06537;
gelet op artikel 213a, eerste lid, van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening onderzoeken doelmatig- en doeltreffendheid bestuur (artikel 213a Gemeentewet) Berg en Dal 2023
Artikel 2. Onderzoeksfrequentie
Burgemeester en wethouders verrichten jaarlijks onderzoeken naar de doelmatigheid van de organisatie-eenheden van de gemeente en de uitvoering van taken door de gemeente. Iedere gemeentelijke organisatie-eenheid en gemeentelijke taak onderwerpen we minimaal eens in de 6 jaar in zijn geheel aan dergelijke onderzoeken.
Artikel 4. Voortgang onderzoeken
Burgemeester en wethouders rapporteren in de tussentijdse rapportages en de paragraaf bedrijfsvoering van de jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid en de uitputting van bijbehorende budgetten.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad op 13 juli 2023.
De griffier,
mr. G.A.J. Winters
De voorzitter,
mr. M. Slinkman
Artikel 213a van de Gemeentewet verplicht tot periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door burgemeester en wethouders gevoerde bestuur. Anders dan het onderzoek door de rekenkamer gaat het hierbij om een zelfonderzoek. Onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid – bijvoorbeeld op het gebied van milieu, leefbaarheid, openbaar vervoer en huisvesting – is van groot belang voor de algemene oordeelsvorming over het gevoerde beleid. Met deze onderzoeken willen we de transparantie van gemeentelijk handelen vergroten, doelmatiger en doeltreffender werken en de publieke verantwoording daarover versterken. Alle zaken die voor een doelmatig en doeltreffend bestuur van belang zijn kunnen daarbij aan de orde komen.
Ook onderzoeken burgemeester en wethouders periodiek of de inrichting van de gemeentelijke organisatie (in brede zin: de personeelsformatie, de informatievoorziening en de administratieve organisatie) en het gemeentelijk middelenbeheer aan de gestelde eisen voldoet.
Burgemeester en wethouders zijn verplicht de onderzoeken te verrichten en hiervan verslag uit te brengen. De verordening die de raad vaststelt, conform artikel 213a van de Gemeentewet, bevat de kaders voor deze onderzoeken. De raad bepaalt de regels waaraan burgemeester en wethouders op hoofdlijnen moeten voldoen. De raad stelt ook vast hoe burgemeester en wethouders de raad bij de onderzoeken betrekken en daarover informeren.
De controle op en de evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het bestuur gebeurt primair door de raad en burgemeester en wethouders zelf. Daarnaast doen de lokale rekenkamers onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en beheer. De rekenkamer kan op grond van het gestelde in artikel 213a, derde lid, van de Gemeentewet gebruik maken van de onderzoeksresultaten van burgemeester en wethouders. Ook kan de rekenkamer zo nodig een tweede oordeel geven, als ze van mening is dat zij over een bepaald onderwerp een onafhankelijk oordeel moet geven.
Hieronder enkele bepalingen die verdere toelichting behoeven
Artikel 2. Onderzoeksfrequentie
In artikel 2 draagt de raad, burgemeester en wethouders, op onderzoek te doen naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door burgemeester en wethouders gevoerde bestuur. De raad stelt vast met welke frequentie deze onderzoeken van burgemeester en wethouders minimaal moeten plaatsvinden. Hierbij brengt de raad een scheiding aan tussen onderzoeken naar de doelmatigheid en onderzoeken naar de doeltreffendheid.
De onderzoeken naar de doelmatigheid betreffen onderzoeken naar de uitvoering van het gemeentelijk beleid en beheer van gemeentelijke middelen. Omdat de gemeentelijke organisatie de uitvoering doet, richten deze onderzoeken zich enerzijds op de organisatie-eenheden van de gemeente en anderzijds op de gemeentelijke taken en doelmatigheid in de procesgang. Het voordeel hiervan is dat ook derden de doelmatigheid van de uitvoering van gemeentelijk beleid en het beheer van middelen onderzoekt.
Om te verzekeren dat burgemeester en wethouders alle onderdelen van de gemeente op doelmatigheid onderzoeken, verplicht het artikel dat ieder onderdeel van de gemeente en elke gemeentelijke taak eens in de 6 jaar onderzocht wordt.
De onderzoeken naar de doeltreffendheid vinden plaats op basis van het in de programma's of paragrafen van de begroting geformuleerde beleid. Dit beleid kan programma’s of paragrafen van de begroting en jaarstukken of delen daarvan omvatten.
Burgemeester en wethouders stellen een onderzoeksplan op voor het komende jaar.
Het onderzoeksplan moet een volledig beeld geven van de voorgenomen onderzoeken, zij het uiteraard nog globaal. De onderzoeken in het onderzoeksplan werken burgemeester en wethouders per onderzoek uit. Vanzelfsprekend zal de raad willen weten wat de plannen zijn, en ook gelegenheid willen hebben om deze te bespreken en als hij dat nodig acht invloed uit te oefenen.
In het tweede lid is aangegeven wat het onderzoeksplan in ieder geval bevat.
Het onderzoeksobject omschrijven burgemeester en wethouders dusdanig dat duidelijk aangegeven is, wat de afbakening van het onderzoek is. Daarbij geven burgemeester en wethouders bij de doelmatigheidsonderzoeken duidelijk de scheidslijnen aan ten aanzien van de te onderzoeken procedures en instrumenten. Bij de doeltreffendheidsonderzoeken geven burgemeester en wethouders duidelijk de scheidslijnen met andere beleidsvelden aan.
De reikwijdte van ieder onderzoek strekt zich in beginsel uit over alle organen (raad en burgemeester en wethouders), organisatie-eenheden en instellingen waarvoor de gemeente bestuurlijk verantwoordelijk is of waarvan de gemeente de activiteiten geheel of in belangrijke mate bekostigt. De reikwijdte kunnen burgemeester en wethouders in het onderzoeksplan inperken door het aangeven van het te onderzoeken tijdvak en de te onderzoeken organen, organisatie-eenheden en instellingen. De reikwijdte van onderzoeken moeten burgemeester en wethouders van te voren duidelijk aangeven.
Hier geven burgemeester en wethouders aan welke onderzoeksmethode zij per onderzoek gebruiken. Te denken valt aan het meten van de effecten van begrotingsprogramma's, aan de hand van tevoren bepaalde indicatoren. Dat kunnen meetbare en telbare prestaties, meningspeilingen in enigerlei vorm en andere 'zachtere' meetmethoden zijn. Naast de vraag of de doelstellingen zijn gehaald kunnen burgemeester en wethouders onderzoeken of dat gebeurd is met een zo efficiënt mogelijk gebruik van middelen. Dit kan bijvoorbeeld door gebruik te maken van benchmarking.
Burgemeester en wethouders geven een inschatting van de duur van het onderzoek, eventueel onderverdeeld in fasen.
Onderzoeken kan het ambtelijke apparaat (al of niet met inbreng van deskundigheid van derden) of kunnen derden in opdracht van burgemeester en wethouders uitvoeren. Als de ambtelijke organisatie de onderzoeken uitvoert, bouwen burgemeester en wethouders in het onderzoeksplan waarborgen in, waarmee burgemeester en wethouders de onafhankelijkheid van de analyse en/of adviezen ter verbeteringen garanderen. Dat betekent dat functionarissen die in hun dagelijks werk betrokken zijn bij het onderzoeksobject het onderzoek zelf mogen uitvoeren. De evaluatie en de aanbevelingen voor verbetering daarentegen moeten zoveel als mogelijk onafhankelijk tot stand komen en uitgevoerd worden door functionarissen die niet in hun dagelijks werk betrokken zijn bij het onderzoeksobject.
Tot slot bepaalt de gemeente jaarlijks vooraf het budget in de begroting voor het in het daaropvolgende jaar te verrichten onderzoek.
Artikel 4. Voortgang onderzoeken
De paragraaf bedrijfsvoering van de jaarstukken dient inzicht te geven in de stand van zaken omtrent de bedrijfsvoering. Daarbij moeten burgemeester en wethouders een relatie leggen met de inhoud van de programma's. Het ligt voor de hand om in deze paragraaf ook te rapporteren over de stand van zaken bij de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur en de uitputting van bijbehorende budgetten.
Artikel 5. Verslag en plan van verbetering
Met de onderzoeken beoogt de gemeente de transparantie van gemeentelijk handelen te vergroten en de publieke verantwoording daarover te versterken. De bevindingen van de onderzoeken leggen burgemeester en wethouders dan ook neer in verslagen voor de raad, zoals voorgeschreven in artikel 213a, eerste lid, van de Gemeentewet. De verslagen moeten burgemeester en wethouders volgens artikel 197, tweede lid, van de Gemeentewet voegen bij de jaarrekening en het jaarverslag. Dat betreft uiteraard de verslagen die tijdens het betreffende verslagjaar zijn afgerond. Dat sluit echter geenszins uit dat de raad, als hij dat wenst, de verslagen ontvangt zodra ze zijn vastgesteld.
Systematische aandacht voor doelmatigheid en doeltreffendheid impliceert ook het doel om te leren, om te denken over en te streven naar verbetering, daarom is in deze verordening opgenomen dat evaluatie en aanbevelingen voor verbetering onderdeel zijn van het verslag.
Bedrijfsvoering is een zaak van burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders bepalen dan ook of op basis van de onderzoeksresultaten het nodig is een plan van verbetering op te stellen.
Het plan stellen – indien van toepassing – burgemeester en wethouders op.
Het plan van verbetering sturen burgemeester en wethouders uiteraard ook ter kennisgeving aan de raad.
Tot slot volgt dat een plan van verbetering moet leiden tot actie. Het zijn burgemeester en wethouders die de organisatorische maatregelen nemen tot verbetering.