Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wageningen

Verordening nadeelcompensatie gemeente Wageningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWageningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening nadeelcompensatie gemeente Wageningen
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie gemeente Wageningen 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp
Externe bijlageaanvraagformulier nadeelcompensatie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024nieuwe regeling

17-10-2022

gmb-2023-344616

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie gemeente Wageningen

De raad van de gemeente Wageningen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouder van …

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening nadeelcompensatie gemeente Wageningen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade indient;

  • b.

    Bestuursorgaan: het bestuursorgaan van de gemeente dat bevoegd is te beslissen op de aanvraag om tegemoetkoming in schade:

  • c.

    Belanghebbenden:

    • degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid van de Omgevingswet is gesloten; en

    • als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals bedoeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht;

  • d.

    Adviseur: een door het bestuursorgaan aan te wijzen deskundige;

  • e.

    Adviescommissie: een schadebeoordelingscommissie, bestaande uit meerdere adviseurs.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding, zoals bedoeld in artikel 4:126, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die schade wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 3. Heffen recht

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 500,-- geheven (per aanvraag).

  • 2.

    Het bestuursorgaan wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van de verzending van de mededeling (acceptgiro) moet zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven, verklaart het bestuursorgaan de aanvraag niet-ontvankelijk en wordt deze niet in behandeling genomen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het bestuursorgaan vastgesteld (elektronisch) formulier.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden voor zover van toepassing de drie daaraan voorafgaande jaren en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting, of

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte.

    Ter beoordeling van het bestuursorgaan kunnen zo nodig aanvullende stukken en specificaties worden gevraagd.

Artikel 5. Inschakeling van een adviseur of adviescommissie

  • 1.

    advies bij een adviseur of adviescommissie wordt slechts ingewonnen voor zover dat noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen. Hierbij gaat het om een planologisch besluit.

  • 2.

    Een adviseur of adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste adviseur of adviescommissie, benoemd door burgemeester en wethouders voor een termijn van maximaal vier jaar met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      tijdelijke adviseur of adviescommissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen.

  • 3.

    Advies als bedoeld in het eerste lid, wordt niet ingewonnen als:

    • a.

      de aanvraag kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegekend aan een door het bestuursorgaan van de gemeente Wageningen genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • d.

      het in de aanvraag genoemde bedrag aan schadevergoeding minder bedraagt dan € 500,-- voor natuurlijke personen en € 1.000,-- voor rechtspersonen;

    • e.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 4.

    Het besluit om de aanvraag af te wijzen zonder inschakeling van een adviseur of adviescommissie wordt genomen binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn verstreken is gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.

Artikel 6. Wrakingsprocedure

  • 1.

    Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 5, derde lid van deze verordening, benoemt het bestuursorgaan binnen acht weken na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 5, vierde lid van deze verordening een adviseur of een adviescommissie.

  • 2.

    Voorafgaand aan de benoeming van de adviseur of de adviescommissie zendt het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden een mededeling over het voornemen een adviseur of adviescommissie te benoemen.

  • 3.

    De aanvrager en de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het tweede lid schriftelijk en gemotiveerd een verzoek tot wraking van de adviseur of van (leden van) de adviescommissie bij het bestuursorgaan indienen.

  • 4.

    Het bestuursorgaan beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het derde lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking.

Artikel 7. Wekwijze van de adviseur of adviescommissie

  • 1.

    De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie stelt de aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden in de gelegenheid een toelichting te geven, dan wel een standpunt over de aanvraag kenbaar te maken.

  • 2.

    Indien dit voor het uitbrengen van het advies nodig is, wordt door de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse bezichtigd. Het tijdstip waarop deze plaatsopneming plaatsvindt, wordt bepaald door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie.

  • 3.

    Alvorens een advies uit te brengen, zendt de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager en aan de belanghebbenden. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn verlengen.

  • 4.

    De aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren.

  • 5.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het vierde lid genoemde bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 6.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het vierde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 8. Beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies op de aanvraag en maakt dit besluit binnen deze termijn, onder toezending van het advies, bekend aan de aanvrager en de belanghebbenden.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de in het eerste lid bedoelde beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 9. Normaal maatschappelijk risico / bagateldrempels

  • 1.

    Binnen het normaal maatschappelijk risico vallende schade in de vorm van winst- of inkomensderving en gederfde huurinkomsten, komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 2.

    Onder het normaal maatschappelijk risico, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, valt in ieder geval:

    • a.

      een schade tot € 500,-- voor een particulier;

    • b.

      een schade tot € 1.000,-- voor een onderneming, bedrijf of organisatie;

    • c.

      een schade ten gevolgde van een omzetdaling tot 8% van de normomzet van een onderneming, bedrijf of organisatie, waarbij onder normomzet wordt verstaan: de omzet op jaarbasis die naar redelijke verwachting behaald zou zijn als de schadeoorzaak, zoals bedoeld in de aanvraag in artikel 1, niet had plaatsgevonden;

    • d.

      een schade ten gevolge van een kostenstijging tot 6% van de normkosten van een onderneming, bedrijf of organisatie, waarbij onder normkosten wordt verstaan: de kosten op jaarbasis die naar redelijke verwachting gemaakt zouden zijn als de schadeoorzaak, zoals bedoeld in de aanvraag in artikel 1, niet had plaatsgevonden;

    • e.

      het in artikel 1 bedoelde bestuursorgaan kan bij startende ondernemers (minder dan vijf jaar ingeschreven bij de Kamer van Koophandel) afwijken van het gestelde in artikel 9, lid 2 onder b tot en met d.

  • 3.

    Het bestuursorgaan wijst de aanvraag tot de vergoeding van schade af indien de schade minder bedraagt dan de in lid 2 omschreven drempelwaarden.

Artikel 10. Uitbetaling

Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding.

Artikel 11. Aanvraag voorschot

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan op een daartoe stekkende aanvraag beslissen een voorschot te verlenen op een uit te betalen geldsom.

  • 2.

    Het voorschot bedraagt maximaal 50% van de in het conceptadvies opgenomen geldsom

  • 3.

    De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag waarop Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en Afdeling 15.1 van de Omgevingswet in werking treden. Mochten deze wettelijke regelingen op verschillende momenten in werking treden, dan geldt voor de inwerkingtreding van deze verordening de datum waarop de laatste regeling in werking treedt.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening nadeelcompensatie gemeente Wageningen 2022”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage: aanvraagformulier nadeelcompensatie

Met dit formulier vraag u compensatie aan als u onevenredig bent benadeeld of schade heeft door een besluit of handeling van de gemeente.

 

Kosten

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag betaalt u € 500,--. Wanneer een schadevergoeding wordt toegekend, ontvangt u dit bedrag retour.

 

Waarom vraagt u compensatie aan?

Beschrijf in de volgende het nadeel dat u heeft ervaren en het besluit of de handeling van de gemeente die deze schade heeft veroorzaakt. U moet bewijzen dat u duidelijk meer nadeel heeft in vergelijk met andere personen of bedrijven. Voeg bewijsstukken toe aan uw aanvraag, zoals uw boekhouding. Geef hierin ook aan welke stappen u heeft genomen om de negatieve gevolgen kleiner te maken of tegen te houden.

 

Waarom vraagt u compensatie aan?

Geef in de volgende velden het nadeel aan dat u heeft ondervonden en het besluit of de handeling van de gemeente dat deze schade heeft veroorzaakt. Hierbij moet u onevenredig zwaar zijn benadeeld in vergelijking tot andere personen. Voeg bij u aanvraag bewijsstukken, zoals de boekhouding. Geef hierbij aan wat u gedaan heeft om de nadelige gevolgen te beperken of te voorkomen.

 

Welk besluit of welke handeling van de gemeente veroorzaakt de schade?

 

 

Welke schade heeft u hiervan?

 

 

Waarom vindt u dat u recht heeft op compensatie?

 

 

Uw gegevens

 

 

Ondertekening

Ik verklaar dat dit formulier volledig en naar waarheid is ingevuld.

 

 

Artikelsgewijze toelichting  

Enkel de bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader behandeld.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden de in deze verordening gebruikte begrippen omschreven.

 

Artikel 2.Toepassingsbereik

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatig overheidshandelen. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Omgevingswet. Het kan voorkomen dat schade door meerdere overheden wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld zowel de gemeente als het waterschap. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de aanvrager in dat geval het loket kiest. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Omgevingswet van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

 

Tweede lid

Een bijzondere regeling kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, rioleringen en wegopbrekingen, of voor een specifiek project binnen de gemeente. Voor de gemeente Wageningen geldt de “Nadeelcompensatieregeling kabels en leidingen Wageningen 2018” als bijzondere regeling. Wanneer er schade ontstaat door het aanleggen van kabels en/of leidingen blijft die regeling van toepassing.

 

Artikel 3. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven. De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt € 500,-- . Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij het toewijzen van een vergoeding, wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (artikel 4:129, aanhef en onder c van de Awb).

 

Artikel 4. Aanvraag

Eerste lid

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan, kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van een door het bestuursorgaan vastgesteld (elektronisch) formulier.

 

Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het (elektronisch) formulier, kan worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag nadeelcompensatie alsnog via het formulier in te dienen. De gemeente moet dan aangeven bij de aanvrager dat de aanvraag niet compleet is om in behandeling te worden genomen. De gemeente kan dan expliciet de termijnen opschorten tot het moment dat wel de stukken zijn ingediend.

 

Tweede lid

Hier zijn aanvullende eisen ten aanzien van schadeclaims wegens winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten opgenomen.

 

In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat: (a) de naam en het adres van de aanvrager, (b) de dagtekening en (c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat: (d) een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en (e) een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, (f) voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag of een specificatie daarvan. Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn.

 

Artikel 5. Inschakeling adviseur of adviescommissie

Eerste lid

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om de gemeentelijke deskundigheid naar aanleiding van een ingekomen aanvraag om schadevergoeding aan te vullen. De VNG hanteert als uitgangspunt dat in de gemeente voldoende deskundigheid aanwezig is om aanvragen om schadevergoeding te kunnen beoordelen. Uitsluitend bij planologische besluiten, zoals het vaststellen van een omgevingsplan of wijziging daarvan of het verlenen van een omgevingsvergunning wordt in ieder geval een adviseur of adviescommissie ingeschakeld.

 

Tweede lid

Uit artikel 4:130, eerste lid, van de Awb volgt dat een bestuursorgaan een adviescommissie kan inschakelen voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding die bij dit bestuursorgaan zijn ingediend. Voor gemeenten betekent dit dat het betreffende bestuursorgaan (burgemeester, burgemeester en wethouders of de gemeenteraad) een adviescommissie kan instellen.

 

Er zijn twee mogelijkheden:

  • a.

    het benoemen van een vaste commissie: in dat geval worden de deskundigen benoemd door burgemeester en wethouders, of

  • b.

    voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen: in dat geval worden de deskundigen benoemd door het bestuursorgaan dat de betreffende aanvragen behandelt.

Derde lid

Hierin worden de situaties geregeld wanneer geen advies wordt ingewonnen.

 

Artikel 6. Wrakingsprocedure

Het kan voorkomen dat een aanvrager of andere belanghebbenden het niet eens zijn met het aanwijzen van een specifieke adviseur of (leden van) een adviescommissie. Dit artikel regelt hoe in dat soort situaties gehandeld moet worden.

 

Artikel 7. Werkwijze van de adviseur of adviescommissie

Artikel 8. Beslissing op de aanvraag

De VNG heeft een “Model Verordening nadeelcompensatie” opgesteld. Lang niet alle onderwerpen zijn in deze modelverordening opgenomen. Zo ontbreken er bepalingen over de adviesprocedure en bevat de modelverordening geen bepalingen over de termijnen. Dit betekent dat men terugvalt op de termijnen zoals deze in titel 4.5 Algemene wet bestuursrecht zullen worden opgenomen. Deze termijnen zijn in veel gevallen een stuk “krapper” dan de termijnen van de huidige planschadeprocedureverordening. In de praktijk is ook gebleken dat de gehanteerde termijn in de huidige procedureverordening voor planschade al krap zijn.

 

Titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht biedt in artikel 4:130 lid 1 de mogelijkheid om “bij of krachtens wettelijk voorschrift een andere termijn te bepalen” waarbinnen een besluit op een aanvraag moet zijn genomen. De term “bij of krachtens wettelijk voorschrift” maakt het dus mogelijk om in een verordening nadeelcompensatie afwijkende termijnen vast te leggen.

 

In het onderstaande schema is opgenomen uit welke stappen het gemeentelijk besluitvormingsproces grofweg bestaat:

 

Nr.

Processtap

Termijn

1.

Toets ontvankelijkheid (gegevens, benodigde schriftelijke stukken en heffing drempelbedrag

4 weken

2.

In behandeling nemen aanvraag

3.

Opdrachtverlening voor advisering

16 weken na opdrachtverlening

4.

Adviseur stelt aanvragen, het bestuursorgaan en in voorkomend geval de derde belanghebbende in de gelegenheid om een toelichting of reactie te geven op de aanvraag

5.

Adviseur maakt, voor zover bovenstaande toelichting mondeling is gegeven, een verslag van die toelichting

6.

Adviseur beoordeelt of de situatie ter plaatse zal worden opgenomen. Datum en tijdstip van locatiebezoek wordt afgestemd met de aanvrager.

7.

De adviseur kan verzoeken om aanvullende gegevens en documenten. De beslistermijn wordt aangehouden totdat deze gegevens en documenten zijn ontvangen (conform artikel 4:5 Awb)

8.

Advies wordt verwerkt in concept-advies en eventueel concept-besluit

4 weken

9.

Toezenden concept-advies en concept-besluit aan aanvrager en belanghebbenden

1 week

10.

Reactietermijn aanvrager en eventueel derde-belanghebbende

4 weken

11.

Verwerken zienswijzen aanvrager en belanghebbenden

12.

Bespreken met portefeuillehouder

Besluitvorming door het college van burgemeester en wethouders

Besluit versturen

6 weken

 

Na het versturen van het besluit kan binnen zes weken bezwaar worden gemaakt, volgens artikel 7:1 van de Awb. Daarop volgt een beslissing op bezwaar. Daartegen kan desgewenst beroep worden ingesteld bij de rechtbank en vervolgens hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

 

Het is in Wageningen gebruikelijk om met initiatiefnemers (diegene die de activiteit verricht) een schadevergoedingsovereenkomst te sluiten. Op grond daarvan komt de door het bestuursorgaan toe te kennen schadevergoeding en de daarmee samenhangende kosten geheel of gedeeltelijk voor rekening van de initiatiefnemer. Als dat het geval is, wordt de initiatiefnemer als belanghebbende betrokken bij de hierboven geschetste stappen in het besluitvormingsproces. Dat is geregeld in artikel 13.3c van de Omgevingswet.

 

Op de voorbereiding van het besluit op een aanvraag om schadevergoeding is de Awb van toepassing, waaronder de bepalingen over de voorbereiding van besluiten (hoofdstuk 4 van de Awb). Dat betekent onder andere dat de artikel 4:7 en 4:8 van de Awb van toepassing zijn op grond waarvan de aanvrager en eventuele belanghebbenden, binnen de daar opgenomen kaders, in de gelegenheid worden gesteld om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een zienswijze naar voren te brengen. In het tweede lid is verduidelijkt welke partijen naast de aanvrager een zienswijze naar voren kunnen brengen. Dat zijn voor zover van toepassing degenen met wie een schadeovereenkomst is gesloten en, als er sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van de aanvrager, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht. Die zienswijze kan naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht (artikel 4:9 van de Awb).

 

Artikel 9.Normaal maatschappelijk risico / bagateldrempels

Hoewel in de modelverordening geen specifieke bepaling hiervoor opgenomen is, wordt in de implementatiehandleiding van de VNG gerefereerd aan de mogelijkheid om bagateldrempels hierin op te nemen op basis waarvan schadeclaims direct kunnen worden afgewezen. Dat heeft te maken met het feit dat niet alle schade voor vergoeding in aanmerking komt en particulieren, ondernemingen, bedrijven en organisaties deels een normaal maatschappelijk risico behoren te dragen. Voor planschade is deze drempel bij wet vastgelegd, in andere zaken zal dit van geval tot geval moeten worden bekeken, mede aan de hand van jurisprudentie.

 

Om enige invulling hieraan te geven en belanghebbenden vooraf enige duidelijkheid te verschaffen, maar ook om bagatelzaken te voorkomen, is dit artikel aan de verordening toegevoegd. Hierin is onder meer geregeld dat bij aanvragen inzake winst- of inkomstenderving en de derving van huurinkomsten een drempel geldt van € 500,-- voor particulieren en € 1.000,-- voor bedrijven. Dit met een verbijzondering voor omzetderving en kostenstijgingen voor ondernemingen, organisaties en bedrijven, waarvoor respectievelijk van 8% van de normomzet en 6% van de normkosten wordt uitgegaan. Deze bedragen en percentages zijn overgenomen of afgeleid uit de landelijk veel gebruikte Handleiding nadeelcompensatie bij infrastructurele maatregelen van het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (2018).

 

Artikel 10.Uitbetaling

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

 

Artikel 11. Aanvraag voorschot

Eerste lid

In dit artikel is vastgelegd dat het bestuursorgaan op een daartoe strekkende aanvraag kan beslissen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan schadevergoeding. Dit kan worden gedaan als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. Hiertoe kan door de aanvrager een verzoek worden gedaan. Het voorschot kan ook ambtshalve worden verleend.

 

Tweede lid

In het tweede lid is de maximale hoogte van het voorschot vastgelegd.

 

Derde lid

De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot onder meer van toepassing. Dat betekent onder andere dat onverschuldigde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

 

Overgangsrecht bij planschade

In artikel 22.12 van de Omgevingswet is vastgelegd dat een omgevingsvergunning die wordt verleend op grond van een regel in het tijdelijk deel van het omgevingsplan – voor zover sprake is van een oud ruimtelijk plan – niet als schadeveroorzakend besluit geldt.

 

Onder het huidige recht is het mogelijk om binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van bijvoorbeeld een bestemmingsplan een verzoek om tegemoetkoming in planschade in te dienen. Uiteraard kunnen bestemmingsplannen tot vlak voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden vastgesteld. Daarnaast is het zo dat lopende bestemmingsplanprocedures op grond van het voorheen geldende recht worden afgerond. Dat kan ertoe leiden dat nog tot 2025 bestemmingsplannen kunnen worden vastgesteld. Vervolgens kan binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van het vaststellingsbesluit nog een planschadeverzoek worden ingediend. Op die verzoeken is het oude recht nog van toepassing. In die zin kan de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade nog tot ongeveer 2030 relevant blijven voor het afhandelen van verzoeken.

 

Overgangsrecht bij nadeelcompensatie

De overgangsbepalingen voor de toepassing van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht zijn opgenomen in artikel IV van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten. Daarin is vastgelegd dat het recht, zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing blijft:

  • op schade, veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit in werking is getreden;

  • op schade, veroorzaakt door een handeling ter uitvoering van een besluit dat werd bekendgemaakt voor het tijdstip waarop die wet voor dat besluit in werking is getreden, en

  • op schade, veroorzaakt door latere besluiten of andere handelingen ter uitvoering van diezelfde activiteit, als het eerste besluit tot uitvoering van een activiteit is genomen voor het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit in werking is getreden.

De overgangsbepalingen voor nadeelcompensatie in het omgevingsrecht zijn vastgelegd in paragraaf 4.2.7 van de Invoeringsweg Omgevingswet. In artikel 4.17 van de Invoeringswet Omgevingswet is vastgelegd op welke schadeveroorzakende besluiten of handelingen het oude recht van toepassing blijft bij een aanvraag om schadevergoeding die wordt ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Voor aanvragen om schadevergoeding als gevolg van specifiek genoemde schadeveroorzakende besluiten op basis van de Wet ruimtelijke ordening (bestemmingsplan, beheersverordening, inpassingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, nadere eis, provinciale verordening, algemene maatregel van bestuur (onder voorwaarden), of een exploitatieplan (onder voorwaarden)) is in artikel 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet een specifieke regeling opgenomen. In die gevallen geldt dat de termijn van vijf jaar start bij het van kracht worden van het besluit als de procedure voor het besluit is gestart voor de inwerkingtreding en is afgerond na de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het oude recht blijft in die gevallen van toepassing op aanvragen om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding.