Organisatie | Oisterwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Programma Water en Riolering 2023-2027 |
Citeertitel | Programma Water en Riolering 2023-2027 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 4.22 van de Wet milieubeheer
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-08-2023 | nieuwe regeling | 06-07-2023 |
Maar weinig mensen beseffen hoe belangrijk riolering is. Zo hebben de riolering en de drinkwatervoorziening sinds de 19e eeuw de kans op ziektes fors teruggebracht, waardoor de levensverwachting aanzienlijk is gestegen. Pas als het mis dreigt te gaan en er bijvoorbeeld stank‐ of wateroverlast optreedt, krijgt riolering aandacht. Verder gaat de inzameling en het transport van afvalwater vaak ongemerkt aan de inwoners voorbij. Toch verrichten we dagelijks veel inspanningen om deze kostbare infrastructuur goed te beheren.
Zoals iedereen wel merkt vanuit de berichtgeving komt hevige neerslag steeds vaker voor als gevolg van klimaatverandering, net als langere perioden van droogte. Naast de huidige, vaak ondergrondse en kostbare oplossingen, willen we ook de bovengrondse openbare ruimte benutten om tijdelijk grote hoeveelheden regenwater op te vangen en gedoseerd af te voeren naar het oppervlaktewater, de ondergrond of een andere omgeving. Ons doel is een klimaatadaptief systeem, zowel voor droge als natte extremen.
Omdat de onder- en bovengrondse infrastructuur met elkaar verweven zijn is het van belang om goede beleidsafwegingen te maken op het terrein van het beheer van de openbare ruimte, bescherming van bodem en waterkwaliteit en de zorg voor het totale watersysteem. Met de komst van de Omgevingswet staat een gezonde fysieke leefomgeving centraal. Met deze wet kunnen we vanuit een krachtige visie op de leefomgeving via juridische instrumenten en programma’s toewerken naar het wensbeeld.
Sinds 1 januari 2021 is de gemeente Haaren, bestaande uit de dorpen Haaren, Helvoirt, Esch en Biezenmortel opgesplitst en is het dorp Haaren bij de gemeente Oisterwijk toegevoegd. Dit brengt nieuw areaal en aandachtspunten met zich mee. In dit Programma besteden we hier geen expliciete aandacht aan, maar is dit integraal meegenomen.
1.1 Wat is een PWR en wat regelt het?
Het Programma Water & Riolering (PWR) is een beleidsplan/uitvoeringsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken/zorgplichten weergeeft (zie onderstaand kader). Met de term programma lopen we alvast vooruit op de Omgevingswet, waarbij uiteindelijk drie planvormen ontstaan, de omgevingsvisie, omgevingsprogramma’s en het omgevingsplan. In dit programma laten we zien wat we willen bereiken, hoe we daar beleidsmatig uitwerking aan geven en wat we gaan doen. Dit PWR is een dynamisch document. Evaluatie van de voortgang en eventuele tussentijdse bijstelling van het programma vindt jaarlijks plaats en wordt aangepast naar gelang behoefte.
Onderstaand lichten we de gemeentelijke zorgplichten stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater toe.
ZORGPLICHT AFVALWATER (Wet milieubeheer artikel 10.33)
Als gemeente hebben we de zorgplicht voor de inzameling en transport van stedelijk afvalwater naar de zuivering van het waterschap. In gebieden waar we als gemeente inzameling en transport van stedelijk afvalwater niet doelmatig vinden en de provincie ontheffing van de zorgplicht heeft verleend moet de houder van het afvalwater zelf zorgen voor de verwerking van het afvalwater. Met het in werking treden van de Omgevingswet vervalt de provinciale ontheffingsbevoegdheid en mogen we als gemeente samen met het waterschap zelf bepalen wat in het buitengebied doelmatig is. Bedrijfsafvalwater, dat niet op dezelfde manier kan worden behandeld als huishoudelijk afvalwater is geen stedelijk afvalwater. Omdat we hier als gemeente geen zorgplicht voor hebben kunnen we desgewenst bestaande of nieuwe aansluitingen van bedrijven weigeren als dit ten goede komt van de zuivering.
ZORGPLICHT HEMELWATER (Waterwet artikel 3.5)
De gemeentelijke zorg voor het beheer van afvloeiend hemelwater heeft betrekking op het afvloeiend hemelwater van openbaar terrein en afvloeiend hemelwater dat niet op particulier terrein kan worden verwerkt. De eigenaar van het terrein waarop het hemelwater valt is primair verantwoordelijk voor de verwerking van het hemelwater. De gemeente hoeft het hemelwater afkomstig van particulier terrein niet te ontvangen. Alleen als de houder van het verzamelde hemelwater dit redelijkerwijs niet kan afvoeren b.v. omdat infiltratie niet mogelijk is en er geen oppervlaktewater in de buurt aanwezig is.
ZORGPLICHT GRONDWATER (Waterwet artikel 3.6)
Als gemeente dragen we zorg voor het in openbaar gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken mits dit doelmatig is en voor zover er geen verantwoordelijkheid bestaat voor de waterbeheerder of de provincie. De perceeleigenaar is wettelijk gezien primair zelf verantwoordelijk voor het oplossen van zijn eigen grondwaterprobleem.
1.2 Van gemeentelijk rioleringsplan naar omgevingsgericht programma
In de vorige planperiode heette dit plan het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan (v-GRP). Na het van kracht worden van de Omgevingswet is het v-GRP niet langer een wettelijk verplichte planvorm, maar moeten elementen hiervan opgaan in respectievelijk de omgevingsvisie, -plan en -programma. Hoewel de wettelijke verplichting tot het opstellen van een rioleringsplan komt te vervallen, is in verband met het aflopen van het huidige v-GRP besloten om een nieuw plan op te stellen. Het rioleringsplan is een effectief planinstrument om de rioleringszorg te borgen en activiteiten af te stemmen. Verder vormt het plan nog steeds een goede onderbouwing voor de rioolheffing, en als onderdeel van de begroting is het wettelijk verplicht om een onderbouwing hiervoor te hebben.
Een belangrijke ontwikkeling binnen de planperiode van dit PWR is de komst van de Omgevingswet. Deze wordt naar huidige verwachting per 1 januari 2024 van kracht. De Omgevingswet stelt, veel meer dan de traditionele ruimtelijke ordening, de fysieke omgeving centraal. Leefbaarheid en gezondheid spelen hiermee een meer nadrukkelijke rol in de belangenafweging tussen mobiliteit, water, groen, bebouwing etc. Met het in werking treden van de Omgevingswet in 2024 komt de verplichting tot het opstellen van planinstrumenten te vervallen. Naar verwachting zal de planvorm vanaf deze datum geleidelijk overgaan in een programma dat naast de andere programma’s invulling geeft aan de Omgevingsvisie.
Met de komst van de Omgevingswet worden regels vastgelegd in een Omgevingsplan. De kern van de Omgevingswet gaat over ruimte geven (loslaten en vertrouwen) en over een andere verdeling van verantwoordelijkheden tussen overheid en samenleving. De Omgevingswet beoogt meer ruimte te geven voor ideeën van initiatiefnemers. Het maakt niet uit of de gemeente, een bewoner, ondernemer, projectontwikkelaar of maatschappelijke organisatie het initiatief neemt. De Omgevingswet geeft meer ruimte om lokale afwegingen te maken en om de belangen van direct betrokkenen in die afwegingen te betrekken door middel van participatie. De wet zegt alleen dat er participatie moet plaatsvinden, maar schrijft bewust niet voor hoe dat moet. Dit geeft ons als gemeente de ruimte om een werkwijze te ontwikkelen die past binnen de lokale context.
In dit PWR hebben we geanticipeerd op de komst van de Omgevingswet door rekening te houden met de beoogde opzet van de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan.
In onze Visie op de openbare ruimte beschrijven we hoe we met de bouwstenen ‘een hoogwaardige openbare ruimte’, ‘een leefbare openbare ruimte’, en ‘een inclusieve openbare ruimte’ onze openbare ruimte in willen richten. In dit PWR sluiten we op deze bouwstenen aan. Hierdoor ontstaan nog meer dan voorheen raakvlakken met andere beleidsvelden die bijdragen aan de ruimtelijke inrichting.
Hoofdstuk 2 beschrijft de kaders en verantwoordelijkheden van waterpartners die relevant zijn voor dit PWR.
Hoofdstuk 3 van dit PWR bevat een beeld van de toestand van het stedelijk watersysteem en de mate waarin wordt voldaan aan de korte- en lange termijn doelen. Dit beeld brengt de aandachtspunten in beeld voor de komende planperiode en vormt het vertrekpunt voor het bepalen van de ambitie en de koers.
In hoofdstuk 4 geven we op strategisch niveau invulling aan de zorgplichten en beschrijven we de speerpunten voor de komende planperiode inclusief een ambitie en strategie.
De voorgenomen acties en (gebiedsgerichte en gezamenlijke) maatregelen voor het thema (stedelijk) water en de bijbehorende financiële middelen zijn opgenomen in hoofdstukken 5 (uitvoeringsagenda) en 6 (middelen) van dit PWR.
Bij het invullen van de zorgplicht riolering hebben we te maken met verschillende taken en bevoegdheden van de diverse waterpartners en nieuwe uitdagingen en ontwikkelingen waar we op willen anticiperen. De kaders in dit hoofdstuk vormen het speelveld om te komen tot een doelmatig uitvoeringsprogramma.
De zorg en verantwoordelijkheid voor het water is in handen van gemeenten, waterschappen, Rijkswaterstaat, drinkwaterbedrijven, provincie en perceeleigenaren. Iedere partij heeft hierin zijn eigen verplichtingen en bevoegdheden, die zijn vastgelegd in wetgeving of beleid.
De belangrijkste wetten en beleidskaders die ten grondslag liggen aan dit PWR zijn de Europese Kaderrichtlijn Water, de Waterwet, de Wet milieubeheer, de Gemeentewet en de Algemene lozingenbesluiten. In bijlage B is een overzicht van relevante wetgeving opgenomen. De taken en bevoegdheden van waterketenpartners zijn weergegeven in de onderstaande tabel.
Tabel 1: Taken en bevoegdheden waterketenpartners
Onder de Omgevingswet verhuizen regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen. De rijksoverheid zorgt voor een pakket regels dat automatisch onderdeel uitmaakt van het gemeentelijke omgevingsplan of de waterschapsverordening. Deze regels heten de bruidsschat.
Gemeenten en waterschappen krijgen dankzij de bruidsschat de tijd om zelf een afweging te maken hoe ze deze onderwerpen willen regelen. Bij de activiteiten die onder de Omgevingswet van rijksregels naar lokale regels verhuizen, gaat het vooral om lokale vraagstukken. Denk hierbij aan geur, horeca of lozingen van huishoudens. De gemeenten en waterschappen besluiten voortaan zelf hoe ze die onderwerpen regelen.
Vanaf het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet kunnen gemeenten en waterschappen bruidsschatbepalingen van het omgevingsplan en de waterschapsverordening wijzigen en laten vervallen. Het gaat namelijk om regelgeving die niet meer van het Rijk is.
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het areaal, de toestand en het functioneren van het Oisterwijkse stedelijk watersysteem.
Het rioolnetwerk van de gemeente Oisterwijk bestaat uit 209 km vrijvervalriolering en 101 km drukriolering.
Het rioolnetwerk bestaat uit twee soorten rioolstelsels: afvalwaterafvoer en hemelwaterafvoer. Het afvalwaterafvoerstelsel bestaat voor 134 km uit gemengde riolering, 28 km uit vuilwaterriolering, en 101 km uit drukriolering. Het hemelwaterafvoerstelsel beslaat 47 km.
Figuur 1: Riolering in gemeente Oisterwijk
De belangrijkste kenmerken van het stedelijk watersysteem worden nog eens op een rij gezet in de onderstaande tabel:
Tabel 2: Overzicht voorzieningen stedelijk watersysteem gemeente Oisterwijk
Een overzicht van de externe lozingspunten (gemengde overstorten en hemelwateruitlaten) is opgenomen in Bijlage B.
De leeftijdsopbouw van ons vrijvervalstelsel is relatief gespreid.
De algehele toestand van onze riolering is redelijk tot goed. Met een grootschalige video-inspectie van onze putten is in 2020 meer inzicht hierin gekregen. Aan de hand hiervan stellen we een meerjarenplanning op voor onderhoud.
Functioneren bij extreme neerslag
In het BasisRioleringsPlan wordt berekend hoe het rioolstelsel van de gemeente Oisterwijk functioneert bij extreme neerslag. Bij een extreme neerslagbui van 70 mm in 1 uur komen onderstaande resultaten voor water op straat in de kernen Oisterwijk en Moergestel naar voren.
Vanuit praktijkervaring is de rotonde Laarakkerweg-Haarenseweg een overlastlocatie die onder water kwam te staan. Na aanpassing van het stelsel in Kerkhoven is dit niet meer voorgekomen.
Voor de kern Haaren komt uit de modelvalidatieberekening van 2016 het volgende water-op-straat beeld naar voren:
Figuur 3: Water op straat vanuit gemengd stelsel bij bui 10, kern Haaren
3.2 Terugblik afgelopen planperiode
Het vorige verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP 2015-2019) is verlengd tot en met 2022. Hieronder volgt de samenvatting van de terugblik op de afgelopen planperiode. Daarin komen de volgende aspecten naar voren:
Een uitgebreide evaluatie is weergegeven in Bijlage A.
Wat waren de doelen en hoe is daaraan gewerkt?
Op onze zorgplichten hebben we doelen geformuleerd. In onderstaande tabel is toegelicht wat de status hiervan is.
De activiteiten en maatregelen zoals opgenomen in het vorige vGRP zijn veelal uitgevoerd. Eventuele toelichting hierover staat in Bijlage A. Met het verlengen van dat vGRP is het uitvoeringsprogramma in Bijlage 8 losgelaten. We zijn meer gaan investeren in straten waar het nodig bleek te zijn op basis van de kwaliteit van het stelsel.
Aanvullend op de voorziene activiteiten in het vorige plan hebben we de volgende activiteiten/maatregelen uitgevoerd:
Met de ondertekening van het Bestuursakkoord Water (2011) hebben het Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven verklaard dat zij intensief met elkaar gaan samenwerken in de (afval)waterketen. Deze samenwerking moet leiden tot kostenbesparing, kwaliteitsverbetering, vermindering van de kwetsbaarheid en kennisuitwisseling.
In de afgelopen planperiode is samengewerkt in de regio Hart van Brabant (bestaande samenwerking regionaal) en de Meierij (al langer bestaande samenwerking op zuiveringsgebied en doorvoer beken). De toegevoegde waarde om aan beide samenwerkingen deel te nemen bleek echter beperkt. Met de samenwerking Hart van Brabant was meer verbondenheid dan met de Meierij. In februari 2019 is besloten afscheid te nemen bij de Meierij en verder te gaan met de samenwerking Hart van Brabant.
In Hart van Brabant is ervoor gekozen om een Regionale Energie en Klimaat Strategie op te stellen. Oisterwijk neemt deel aan de werkgroep klimaatadaptatie. Deze samenwerking verloopt voorspoedig.
De gemeente draagt haar grondwatermeetnet in beheer en onderhoud over aan Brabant Water en Waterschap De Dommel. De samenwerking verloopt goed. Het waterschap en de gemeente stemmen jaarlijks het functioneren van de overstorten en eventuele optimalisaties met elkaar af. Bij de samenwerking wat betreft het watertoetsproces is tijdige betrokkenheid van beide partijen een aandachtspunt, om zo aan de voorkant met elkaar te kunnen afstemmen.
De interne samenwerking met afdelingen binnen de gemeente verloopt goed. We hebben een integrale meerjarenplanning opgesteld waarbij ook groen en wegen zijn aangehaakt.
Was de personele capaciteit voldoende?
Door personele wisselingen, krapte op de arbeidsmarkt en uitval is de personele capaciteit onvoldoende gebleken.
Er is een kleine achterstand opgelopen in gegevensbeheer en renovatie. Met tijdelijk twee rioolbeheerders en inzet van externe aannemers maken we hiervoor een inhaalslag.
Hoe hoog waren de inkomsten uit de rioolheffing?
In onderstaande tabel zijn de werkelijke inkomsten vanuit de rioolheffing weergegeven. Incidenteel zijn ook inkomsten ontvangen via leges voor rioolaansluitingen. Deze zijn buiten dit overzicht gehouden.
In 2020 zijn er hogere inkomsten doordat ook recreatieparken (gedeeltelijk) rioolheffing zijn gaan betalen. De werkelijke inkomsten zijn geïndexeerd en bevatten in 2021 de uitbreiding van de gemeente met een deel van de gemeente Haaren.
In dit hoofdstuk bespreken we achtereenvolgens onze visie, doelen, onze ambities en strategieën in relatie tot het uitvoeren van onze zorgplichten.
De riolen die we nu aanleggen blijven nog tientallen jaren liggen, daarom moeten we nu goede keuzes maken. We handelen daarom vanuit onderstaand toekomstperspectief op de waterketen, stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater.
We voeren de zorg voor de waterketen zo uit dat we de volksgezondheid beschermen en schade aan het milieu voorkomen. Er bestaat hiervoor al een omvangrijk stelsel aan riolering, dat we goed beheren. Waar nodig leggen we nieuwe voorzieningen aan.
We werken goed samen met andere partijen en binnen onze eigen organisatie werken we integraal. Zo creëren we een gezonde, veilige en aantrekkelijke leefomgeving.
Om te voorkomen dat meer afvalwater ontstaat, houden we afvalwater zoveel mogelijk gescheiden van schoon water. Hiervoor volgen we de trits ‘schoonhouden-scheiden-zuiveren’. Het waterschap haalt bij de zuiveringsinstallatie(s) steeds meer reststoffen uit het (afval)water om deze opnieuw te gebruiken als grondstof. Ook wint het waterschap energie terug uit het afvalwater. Met onze riolering en het uitvoeringsbeleid dragen we bij aan een goed functioneren van de zuiveringsinstallatie.
Gemeente, waterschap en perceeleigenaar hebben een gedeelde verantwoordelijkheid voor het hemelwater. Bij de verwerking van hemelwater volgen we als gemeente de trits ‘vasthouden-bergen-afvoeren’. Het heeft de voorkeur om water vast te houden in het gebied waar het is gevallen, en daar te infiltreren naar het grondwater. Daar waar dit niet kan, bergen we regenwater bij voorkeur in waterpartijen of bovengronds. Bij de aanleg van verhard oppervlak houden we er rekening mee dat ook extreme buien moeten kunnen worden opgevangen; we gaan daarbij uit van een robuuste aanleg, zodat we niet over enkele jaren constateren dat we opnieuw zijn ingehaald door klimaatverandering. We stellen eisen om in (of in de directe nabijheid van) de nieuwe ontwikkeling waterberging aan te brengen, waar mogelijk in combinatie met vergroening. Bij herinrichting van de openbare ruimte houden we rekening met het risico op wateroverlast, concreet betekent dit dat we kijken welke functie op welke plek past. Via maatwerk wegen we de impact en eventueel benodigde maatregelen van nieuwe functies op het water- en bodemsysteem af. We houden bij onze werkzaamheden in de bovengrond ook rekening met droogte en hittestress, zodat we tegelijkertijd op meerdere fronten effect sorteren. Waar mogelijk sturen we op het combineren van watergerelateerde maatregelen met groenmaatregelen (en hiermee ook biodiversiteit). Zo slaan we meerdere vliegen in één klap.
De huidige opgaven zijn te groot om deze als overheid alleen te kunnen oppakken. De oplossingen zijn niet alleen via de openbare ruimte te realiseren. Daarom zoeken we verbinding met onze inwoners, bedrijven, lokale en regionale partners. We betrekken deze actoren bij onze werkzaamheden, van informerend tot adviserend tot meebeslissend. Per situatie bekijken we wat een passende manier van betrekken/participeren is.
Grondwater willen we zoveel mogelijk op een natuurlijke manier laten functioneren. Het grondwatermeetnet in onze gemeente geeft inzicht in de grondwaterstanden. We zetten in op het voorkomen van structureel nadelige gevolgen van een te hoge of te lage grondwaterstand voor de bebouwing in onze gemeente. We hebben de risicogebieden in beeld en nemen maatregelen waar deze doelmatig zijn. Veelal betekent dit dat we pas maatregelen nemen als er ook andere maatregelen in de openbare ruimte plaatsvinden zoals bijvoorbeeld bij vervanging van de riolering en aanleg van regenwaterriolen.
Naast grondwateroverlast krijgen we ook steeds meer te maken met de gevolgen van verdroging en lage grondwaterstanden. Voor onder andere droogtebestrijding dient bij alle omgevingsvergunningsplichtige activiteiten ook in het buitengebied water vastgehouden en geïnfiltreerd te worden.
Vanuit de wettelijke watertaken delen we verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu. De voorzieningen voor stedelijk afvalwater, regen- en grondwater dragen bij aan de bescherming van de volksgezondheid, droge voeten en schoon water en een schone (water)bodem. Voor de komende planperiode vertalen we de langetermijnvisie en bijbehorende lange termijn doelstellingen door naar de volgende doelstellingen:
We continueren onze planmatige taken om de zorgplichten te vervullen. In hoofdstuk 4.4 lichten we onze strategieën daarvoor toe. Daarnaast hebben we specifieke speerpunten waar we onze in deze planperiode op richten. Dit zijn de bouwstenen zoals opgenomen in onze Visie openbare ruimte:
Hieronder beschrijven we onze bijbehorende ambities bij deze bouwstenen. De strategieën om deze ambities te realiseren zijn opgenomen in hoofdstuk 4.4.
4.3.1 Bijdragen aan een hoogwaardige openbare ruimte
Het klimaat is aan het veranderen. Dat leidt o.a. tot zwaardere buien, een toename van warme dagen en langdurig droge perioden en een verandering van de biodiversiteit. Deze verandering stelt nieuwe eisen aan het watersysteem en de openbare ruimte, aan de waterketen en aan de omgeving om droge voeten en een leefbare omgeving te behouden. Klimaatadaptatie is het proces waardoor we, als samenleving, de kwetsbaarheid voor klimaatverandering verminderen of waardoor we profiteren van de kansen die een veranderend klimaat biedt. In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie ligt hierbij de focus op de thema’s waterveiligheid, wateroverlast, hittestress en droogte. Ook is er een toenemende aandacht voor behoud van biodiversiteit.
Rijk en decentrale overheden hebben met betrekking tot klimaatadaptatie afgesproken zich tijdig aan te passen aan de (versnelde) klimaatverandering om schade te beperken en kansen te pakken. In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is de ambitie opgenomen om Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust te hebben ingericht. Dat betekent dat alles wat we nu aanleggen ingericht moet zijn op een duurzame toekomst. Zo maken we ook bewuste keuzes over toe te passen materialen: hoogwaardige materialen met een lange levensduur hebben onze voorkeur. Ontwikkelingen in relatie tot materiaalinnovatie houden we bij, zodat we onze keuzes baseren op de meest actueel beschikbare informatie.
Voor een hoogwaardige openbare ruimte willen we schade als gevolg van water op straat zoveel mogelijk voorkomen. Daarom hebben we een strategie opgesteld met ingrijpmaatstaven. Ook zorgen we dat calamiteitenroutes bij extreme neerslag zoveel als mogelijk begaanbaar blijven, en indien dit niet haalbaar is onderzoeken we alternatieve routes.
Daarnaast zetten we komende planperiode in op het ontharden (en vergroenen) van de openbare ruimte. Ook onderzoeken we de mogelijkheden voor het combineren van functies zoals bijvoorbeeld waterberging met een speelfunctie.
Om een hoogwaardige openbare ruimte te creeën is vanuit waterbelangen de locatiekeuze van ontwikkelingen relevant. Ook het Rijk onderkent dit en stelde de kamerbrief ‘Water en Bodem sturend’ op:
Vanuit water belangen zullen we kritischer zijn danwel zijn we terughoudend met een positief advies over geschikte ontwikkellocaties. Bij nieuwe ontwikkellocaties zorgen we daarnaast voor een klimaatadaptieve inrichting met betrekking tot de verwerking van hemelwater (zie H4.4.2 voor verdere uitwerking).
4.3.2 Bijdragen aan een leefbare en inclusieve openbare ruimte
De afgelopen planperioden hebben we de samenwerking opgezocht binnen de waterketen en het watersysteem. Dit heeft geleid tot afstemming van maatregelen, uniformering en leren van elkaars kennis en kunde. Met de toenemende aandacht voor klimaatadaptatie neemt de interactie tussen onder- en bovengrond verder toe. Hierdoor krijgen we in toenemende mate te maken met partijen die in de openbare ruimte actief zijn. Dit vraagt om een omgevingsgerichte werkwijze, waarbij we bij elke bovengrondse ingreep een belangenafweging maken waarin water een rol van betekenis speelt. We blijven komende tijd samenwerken met de belanghebbende partijen.
We streven ernaar als gemeente Oisterwijk de komende jaren nog leefbaarder en klimaatbestendigder te maken. Dit kan de gemeente niet alleen. Als gemeente geven we het goede voorbeeld, maar we hebben ook onze inwoners en ondernemers nodig. Een groot deel van Oisterwijk is particulier eigendom, daarom krijgt inwonersactie een steeds belangrijkere rol op het gebied van klimaatadaptatie. Samen met inwoners en ondernemers kunnen wij onze leefomgeving verbeteren door bijvoorbeeld hemelwater op eigen terrein te bergen, daken te vergroenen, tegels er uit de tuin te halen en meer water in de wijk vast te houden. De komst van de Omgevingswet stimuleert en faciliteert dit proces van samenwerking.
Ook in onze Visie Openbare Ruimte hebben we de ambitie opgenomen om actief en laagdrempelig over onze eigen initiatieven te communiceren en stimuleren we inwoners om actief mee te doen.
Met dit PWR dragen we bij aan de volgende omgevingsgerichte lange termijn-doelstellingen:
In het navolgende zijn de zorgplichten stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater opgenomen. Hierbij is de strategie voor onze speerpunten geïntegreerd. Ook de strategie drinkwater en oppervlaktewater zijn hier beschreven.
Als gemeente hebben we de zorgplicht voor de inzameling van stedelijk afvalwater. In gebieden waar we als gemeente inzameling en transport van stedelijk afvalwater niet doelmatig kunnen verzorgen en de provincie ontheffing van de zorgplicht heeft verleend moet de houder van het afvalwater zelf zorgen voor de verwerking van het afvalwater volgens geldende normen. Met het in werking treden van de Omgevingswet vervalt de provinciale ontheffingsbevoegdheid en mogen we als gemeente samen met het waterschap zelf bepalen wat doelmatig is. Bedrijfsafvalwater, dat niet op dezelfde manier kan worden behandeld als huishoudelijk afvalwater is geen stedelijk afvalwater. Omdat we hier als gemeente geen zorgplicht voor hebben kunnen we desgewenst bestaande of nieuwe aansluitingen van bedrijven weigeren als dit ten goede komt van de zuivering.
Inzamelen en verwerken van afvalwater
Nieuwe afvalwaterlozers dienen te voldoen aan de regels van de lozingenbesluiten. Bij ontwikkelingen waarbij door functiewijzing er meer belasting van afvalwater op het stelsel komt betaalt de ontwikkelaar eventuele meerkosten voor de verwerking. In het buitengebied sluiten we kleinschalige nieuwbouw aan op drukriolering. Lozing van hemelwater hierop is niet toegestaan.
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt de afvoercapaciteit van het ontvangende stelsel getoetst. Eventuele nodige aanpassingen komen voor rekening van de initiatiefnemer.
In onze aansluitverordening willen we de kosten voor aansluiten van nieuwe lozers op vrijvervalriolering gaan standaardiseren. Komende planperiode onderzoeken we welk bedrag hiervoor doelmatig is.
Doordat een deel van de voormalig gemeente Haaren nu onderdeel is geworden van gemeente Oisterwijk, bevinden zich in onze gemeente nu een aantal IBA’s (Individuele Behandeling Afvalwater). De zuiverende werking van IBA’s kan niet worden gegarandeerd, daarom worden nieuwe IBA’s niet toegestaan. Zie hiervoor ook onze Aansluitverordening riolering 2023.
Voor nieuwe ontwikkelgebieden wordt water gescheiden ingezameld.
Bij nieuwe lozingsaanvragen hanteren we onderstaande leidende principes:
Als gemeente staan we open voor innovatieve sanitatievormen vanuit een duurzaamheidsdoel. Hierbij stemmen we af met waterschap De Dommel. Beheer en onderhoud – ook lange termijn – is hierbij een aandachtspunt. Een mogelijke achtervang hiervoor is een overloop op een backupvoorziening zodat de afvoerroute kan wijzigen en alsnog op de riolering geloost wordt. Indien deze initiatieven zich voordoen dan maken we maatwerkafwegingen in de haalbaarheid van deze toepassingen.
De voorkeursvolgorde voor de verwijdering van bedrijfsafvalwater is:
Nieuwe bedrijfsmatige lozers hebben bewijslast voor deze voorkeursvolgende: indien ze hun afvalwater op een lagere trede in de voorkeursvolgorde willen verwerken moeten ze kunnen onderbouwen waarom het niet mogelijk is om hun afvalwater te verwerken op een hogere trede in de voorkeursvolgorde.
Vervanging van drukriolering is maatwerk. Hierbij maken we een afweging op basis van doelmatigheid. Landelijk worden op kleine schaal nieuwe sanitatievormen uitgeprobeerd, bijvoorbeeld een aparte inzameling van urine en decentrale zuivering. Dit zijn interessante ontwikkelingen, die binnen het samenwerkingsverband worden gevolgd. Wij hanteren als uitgangspunt dat rioolvoorzieningen robuust dienen te zijn. Grootschalige alternatieven worden pas toegepast als ze voldoende zijn bewezen. We staan open om mee te werken aan wijkgerichte pilots. Uitgangspunt is dat dit gebeurt binnen de geldende wet- en regelgeving.
Bij lozingen van bedrijfsafvalwater op de drukriolering kunnen maximum lozingsdebieten of lozingstijden worden opgegelegd.
Komende planperiode gaat de gemeente onderzoeken wat de kwaliteit is van het afvalwater van (de grotere) bedrijfsmatige lozers, en of hier eventuele maatregelen nodig zijn om het water te behandelen alvorens het geloosd wordt.
We hebben als gemeente met Waterschap De Dommel een Afvalwaterakkoord afgesloten. Hierin zijn afspraken gemaakt over overnamepunten, de afnamehoeveelheden en optimalisaties. Dit akkoord is verouderd en zullen we in komende planperiode actualiseren.
De inzameling en het transport van stedelijk afvalwater in onze gemeente mag niet tot volksgezondheid- of milieuproblemen leiden. Lozingen vanuit het rioolstelsel op oppervlaktewater zijn echter onvermijdbaar. Samen met het waterschap zorgen we ervoor dat de effecten op het (water)milieu aanvaardbaar zijn. Hiertoe volgen we een immissiegerichte aanpak met kosteneffectieve maatregelen om te kunnen gaan voldoen aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). We hanteren hierbij de zogenoemde 4M-aanpak (4M staat voor monitoren, meten, modelleren en maatregelen) om het rioleringssysteem te optimaliseren. De vrijkomende meetgegevens van het opgerichte meetnet analyseren we om zo meer inzicht te krijgen in het aanbod op de zuivering, de lozing van overstortwater en het hydraulisch functioneren. Dit inzicht gebruiken we voor het opstellen van verbetermaatregelen.
Opheffen van (schadelijke) lozingen
In gebieden met gescheiden riolering komen foutieve aansluitingen voor (afvalwater op hemelwaterriolen of hemelwater op gemengde riolering). Dit kan leiden tot waterkwaliteitsproblemen in ontvangend oppervlaktewater of capaciteitsproblemen in het rioolstelsel. Samen met de waterschappen bepalen we waar er daadwerkelijk sprake is van een knelpunt. In dat geval onderzoeken we de situatie en werken aan een oplossing. Foutieve aansluitingen zonder impact op het oppervlaktewater, de werking van het rioolstelsel en/of leefomgeving pakken we in principe (vanuit praktische en financiële haalbaarheid) niet aan. Ditzelfde geldt voor rioolvreemd water. Dit is water dat in principe niet op de riolering thuishoort, bijvoorbeeld instromend oppervlaktewater, instromend lekwater, drainagewater maar ook drugsafval etc.
Door onjuiste aansluitingen, lekkages in de riolering en overstortend rioolwater kan het afvalwater terecht komen in oppervlaktewater, grondwater en in de bodem. In samenwerking met waterschap De Dommel stemmen we een breder pakket aan emissiereductiemaatregelen af.
Onder normale omstandigheden zamelen we afvalwater in en verwerken dit waarbij de kans op contact tussen mens en afvalwater gering is. Onder extreme omstandigheden of bij incidenten/calamiteiten is er een groter risico op contact als gevolg van uittredend afvalwater. Denk hierbij aan rioolwater dat bij hevige regenval vanuit de riolering op straat stroomt, een leidingbreuk, een brand of een incident waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen. De spreiding van een mogelijk incident of calamiteit in ruimte en tijd is dermate groot dat het voeren van preventief beleid niet (kosten)effectief is. Wel willen we zo efficiënt mogelijk kunnen handelen op het moment dat er zich iets voordoet. Onze eigen buitendienst en/of de calamiteitendienst is met materialen toegerust om beperkte maatregelen te kunnen treffen zoals het afstoppen van kleine leidingen of het dichtzetten van kolken.
Wat te doen bij overlast (combinatie tussen afvalwater en hemelwater)
De gemeentelijke zorg voor het beheer van afvloeiend hemelwater heeft betrekking op het afvloeiend hemelwater van openbaar terrein en afvloeiend hemelwater dat niet op particulier terrein kan worden verwerkt. De eigenaar van het terrein waarop het hemelwater valt is primair verantwoordelijk voor de verwerking van het hemelwater. De gemeente hoeft het hemelwater afkomstig van particulier terrein niet te ontvangen. Alleen als de houder van het verzamelde hemelwater dit redelijkerwijs niet kan afvoeren.
Zie ook de ‘Verordening afvoer hemewater en grondwater 2022’ van de gemeente Oisterwijk.
Als het regent in de gemeente Oisterwijk wordt het hemelwater zoveel mogelijk gescheiden afgevoerd. Door klimaatverandering wordt het bestaande rioolstelsel steeds zwaarder op de proef gesteld: buien worden heviger en duren langer. Hierdoor neemt het risico op wateroverlast toe. Het blijven verruimen van de ondergrondse riolering is geen optie, dat wordt uiteindelijk te kostbaar. Om droge voeten te houden is het noodzakelijk om duurzamer met ons water om te gaan. Inwoners, bedrijven en de gemeente kunnen er voor zorgen dat minder water tot afstroming komt door percelen te vergroenen en minder verharding toe te passen. Daarnaast creëren we ruimte voor water in de bodem, groenvoorzieningen en/of het oppervlaktewater. En op momenten dat het echt hard regent passen we ons (rij)gedrag aan, zodat water veilig tijdelijk op straat geborgen kan worden. Invulling geven aan deze visie kan de gemeente niet alleen. We doen dit samen met waterbewuste burgers, bedrijven en andere waterpartners!
B - Hoe gaan we met hemelwater om?
Rekening houdend met het wettelijke kader en de toekomstige uitdagingen hanteert de gemeente Oisterwijk de volgende hoofdprincipes bij de verwerking van hemelwater:
1.We beperken de hoeveelheid ingezameld regenwater
De gemeente streeft naar een situatie waarbij het hemelwater, zoveel als mogelijk, op natuurlijke wijze in de bodem wordt verwerkt (infiltreren) en niet ingezameld wordt. Dit geldt voor openbaar én particulier terrein. Denk hierbij aan grindkoffers, tuinwadi’s, infiltratiebermen, groene daken, niet onnodig verharden en overtollige verhardingsstroken opruimen. Dit zorgt voor aanvulling van de grondwaterstand en de groene voorzieningen zorgen voor verkoeling tijdens hete zomers. Doordat het regenwater niet wordt afgevoerd naar de riolering, blijft de rioleringscapaciteit beschikbaar voor de verwerking van het overtollige regenwater tijdens piekbuien.
Hemelwater kan worden hergebruikt in een grijswatersysteem voor toiletspoeling, bevloeiing en koeling. Als gemeente promoten maar verplichten we dit niet.
2.We scheiden schone en vuile waterstromen
Vertrekpunt is het principe dat hemelwater schoon genoeg is voor een lokale verwerking in de bodem of afvoer naar oppervlaktewater. Bij nieuwbouw scheiden we stedelijk afval- en hemelwater. Indien wijkreconstructies en rioolvervanging/verbetering aan de orde zijn, onderzoeken gemeente en waterschap voorafgaand de meest doelmatige manier van hemelwaterverwerking. Afkoppelen is geen doel op zich, maar een middel om een waterbestendige gemeente en een optimaal zuiveringsproces te bereiken. Een gescheiden riolering betekent niet per definitie twee leidingen. Waar mogelijk laten we water plaatselijk in het groen infiltreren.
Hemelwater mag niet aangesloten zijn of worden op onze drukriolering, om schoon water schoon te houden conform de wet Mileubeheer, en omdat drukriolering qua capaciteit alleen op vuilwatertransport is berekend.
Overeenkomstig de ‘Voorkeursvolgorde omgang met hemelwater en ander afvalwater aan de bron’ worden de inrichting en het beheer van de bebouwde omgeving zodanig aangepakt dat verontreiniging van het milieu door afstromend (hemel)water wordt voorkomen. Bronmaatregelen ter voorkoming van verontreiniging zijn een zorgvuldige materiaalkeuze, waarbij blootstelling van hemelwater aan uitloogbare bouwmaterialen wordt voorkomen en een verantwoord beheer van de openbare ruimte (conform Barometer Duurzaam Terreinbeheer).
Voor de verwerking van afstromend hemelwater van intensief gebruikte terrein- en wegverhardingen streeft de gemeente naar het toepassen van zuiverende voorzieningen, zoals een bodem/bermpassage, voordat lozing naar het oppervlaktewater plaatsvindt.
Komende planperiode stellen we wanneer er aanleiding voor bestaat per wijk een hemelwaterstructuurplan op, om zo een overzicht te genereren in een optimaal ontwerp van ons hemelwaterstelsel.
3.We verwerken ingezameld hemelwater zoveel mogelijk lokaal en bovengronds (“vasthouden waar het water valt”)
Bij de verwerking van hemelwater streeft de gemeente voor het verwerken van het hemelwater op openbaar gebied naar robuuste en bij voorkeur bovengrondse voorzieningen, zoals een wadi en zaksloot (particulieren en bedrijven mogen het type toe te passen voorziening op eigen perceel zelf bepalen). De bovengrondse verwerking verhoogt het waterbewustzijn en verkleint de kans op foutaansluitingen. Om de openbare ruimte zo effectief mogelijk te benutten, streeft de gemeente naar het combineren van blauw/groene voorzieningen en eventueel speelvoorzieningen. Daar waar geen of weinig ruimte beschikbaar is, worden ondergrondse systemen, zoals infiltratieriolen toegepast. We staan open voor innovaties met betrekking tot het vasthouden of hergebruik van hemelwater.
In combinatie met de reguliere onderhouds- en vervangingsmaatregelen continueren we het streven om het rioleringssysteem en de bijbehorende openbare ruimte zoveel mogelijk klimaatbestendig in te richten. We stemmen hierbij af met andere disciplines (bijvoorbeeld ruimtelijke ordening en beheer openbare ruimte) en maken een gezamenlijke afweging. Hierbij liften we zoveel als mogelijk mee met geplande werkzaamheden in de openbare ruimte. Het gaat dan om het zichtbaar maken van water, het verhogen van de belevingswaarde en integratie van water en groen. We benutten de reikwijdte van de zorgplicht riolering om voor maatregelen die bijdragen aan een goed functionerend stedelijk watersysteem uren en middelen beschikbaar te stellen.
Bij ruimtelijke inrichtingen houden wij rekening met de gevolgen van de klimaatverandering om zo waterschade te voorkomen en de gevolgen indien er schade optreedt te beperken. Om toe te werken naar een robuust watersysteem nemen we daarom bij elke ontwikkeling van de openbare ruimte klimaatadaptieve maatregelen en waterrobuustheid mee.
Bij (her) inrichting van en/of aanpassingen in de openbare ruimte dient de bestaande berging op straat minimaal gehandhaafd te blijven. Bij (her)inrichting en aanpassingen in de openbare ruimte komt het voor dat de hoogte van het maaiveld wordt aangepast (veelal om esthetische overwegingen). Hierdoor leidt eventueel water op straat makkelijker tot schade bij hevige neerslag dan in de oorspronkelijke situatie.
Als infiltreren en bergen niet op een doelmatige manier zijn te realiseren, voeren we het hemelwater af. Indien mogelijk naar bestaande oppervlaktewaterstructuren of buffers, die vooral aan de kernranden aanwezig zijn. De ontwerpuitgangspunten voor het rioolstelsel zijn verderop toegelicht in hoofdstuk F: Norm toetsing en ontwerp afvoercapaciteit rioolstelsel.
Samen met het waterschap onderzoeken we of de berging- en afvoercapaciteit van het watersysteem toereikend is en/of er geen onwenselijke beïnvloeding van het oppervlaktewater- en rioleringssysteem optreedt.
5.We beperken de risico’s tijdens extreme neerslag
Het is (economisch) onmogelijk om iedere neerslaggebeurtenis te verwerken in hemelwatervoorzieningen. Om te voorkomen dat tijdens extreme neerslag grootschalige wateroverlast en/of -schade optreedt, hanteren we de volgende voorzorgsmaatregelen:
Het vloerpeil van (nieuwe) bouwwerken dient minimaal 0,20 m boven het wegpeil te liggen. Hierdoor is altijd een waterbergende schijf van 0,20 m mogelijk in de buitenruimte, voordat het water panden instroomt.
b. Geen vrijverval aansluitingen onder wegpeil
Conform de voorschriften uit het Bouwbesluit moeten rioolaansluitingen onder straatniveau, bijvoorbeeld van souterrains, lozen via een pomp. Dit voorkomt inpandig uittredend rioolwater bij een hoge waterdruk.
We richten het straatprofiel bij voorkeur zodanig in dat we tijdelijk ‘water op straat’ kunnen bergen. Daarnaast beperken we de risico’s van afstromend hemelwater door aanpassing van de wegverkanting, het opheffen van obstakels of het aanbrengen van lokale waterkerende constructies.
d. Aangepast gedrag weggebruikers
Het tijdelijk bergen van water op straat vergt een aangepast gedrag van weggebruikers. Door hard rijden kan een zodanige golfslag ontstaan, waardoor water alsnog in panden kan stromen. Daarnaast zijn mogelijk losliggende putdeksels niet/slecht zichtbaar, waardoor het risico bestaat dat personen of voertuigen in een rioolput terecht komen. Daar waar mogelijk en noodzakelijk zullen de hulpdiensten op verzoek van de gemeente wegafzettingen plaatsen.
e. Begaanbaarheid calamiteitenroutes
De begaanbaarheid voor hulpdiensten op calamiteitenroutes bij extreme neerslag kan worden verbeterd. Komende planperiode brengen we inzichtelijk welke maatregelen we daarvoor kunnen treffen.
C - Wat vinden we acceptabel en wanneer grijpen we in
De voorgaande paragraaf beschrijft de wijze waarop de gemeente Oisterwijk met hemelwater wil omgaan. Bij nieuwbouwplannen kunnen deze hoofdprincipes direct toegepast worden. In het grootste deel van de gemeente is de uitgangssituatie het bestaande riool- en watersysteem. In deze gebieden geeft de gemeente in combinatie met reconstructieplannen (werk-met-werk) geleidelijk aan invulling aan de gewenste hemelwaterverwerkingswijze. Om te beoordelen wanneer ingrijpen in bestaande gebieden noodzakelijk is, maakt de gemeente gebruik van de afwegingssystematiek in Tabel 3.
Tabel 3. Afwegingsmethodiek voor gemeentelijk ingrijpen tegen wateroverlast.
D - Wateropgave bij nieuwe ontwikkelingen
Nieuwbouwplannen van woningbouw en infrastructuur leiden tot afvoerend verhard oppervlak. Hierdoor ontstaat een versnelde afvoer van hemelwater met mogelijk wateroverlast tot gevolg. Bij dergelijke ontwikkelingen geldt dan ook het uitgangspunt dat plannen hydrologisch neutraal of positief uit worden gevoerd en dat percelen zo minimaal als mogelijk verhard zijn.
Het Bouwbesluit vereist dat nieuwe bebouwing wordt voorzien van een gescheiden afvoer/verwerking van schoon en afvalwater. Voor de dimensionering van infiltratie-/bergingsvoorzieningen met afvoer naar de bodem en/of riolering hanteert de gemeente de uitgangspunten uit hoofdstuk G: ontwerpuitgangspunten hemelwatervoorzieningen.
De eigenaar van een perceel heeft na omgevingsvergunning-plichtige bouwactiviteiten of na aanbrengen van verharding de verplichting om al het hemelwater dat op dat betreffend perceel valt op eigen terrein te verwerken. De eigenaar heeft daarbij vrije keuze in de toe te passen voorziening(en) waarbij het volgende geldt:
Overtollig hemelwater (meer dan 60 mm mag enkel via een overstortconstructie zichtbaar geloosd worden naar een gemeentelijke voorziening, niet zijnde drukriolering. Voor technische specificaties van de voorziening, de berekeningswijze van het volume van de voorziening, en voor uitzonderingsgevallen: zie de Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2022 van de gemeente Oisterwijk.
Voor de lozing van het (overtollige) hemel- en/of grondwater op gemeentelijke voorzieningen wordt de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd:
Afspraken over de invulling van de wateropgave bij nieuwe ontwikkelingen worden vastgelegd in de waterparagraaf of omgevingsvergunning.
Gemeente Oisterwijk is onderdeel van de Stedelijke regio Breda-Tilburg (SRBT). ‘Gemeenten, de waterschappen en de provincie gaan afspraken maken over de belangrijke opgave in de regio Breda-Tilburg voor de komende 10 jaar. Die worden vastgelegd in een verstedelijkingsakkoord met het Rijk.’ ‘Het Rijk heeft gevraagd wat de regio kan betekenen in de oplossing van het nationale woningtekort. De schept de mogelijkheid om tegelijk met woningbouw te investeren in bereikbaarheid/mobiliteit, het groene open landschap, het bekenherstel, in ecologie, biodiversiteit en klimaat.’ De ontwikkelingen als gevolg hiervan in de gemeente Oisterwijk zullen we wat betreft de waterbelangen met het waterschap afstemmen ten tijde van het meer concreet worden van deze opgave.
E - Wateropgave bij afkoppelen
Met afkoppelen bedoelen wij: minder hemelwater naar de zuivering brengen, maar vasthouden om te laten infiltreren in de ondergrond. Dus ook niet afvoeren via sloten of anderszijds. Afkoppelen is maatwerk. Bij projecten maken we een doelmatigheidsafweging. Indien doelmatig koppelt de gemeente bij rioolreconstructies openbare verharding af. Alle aangrenzende bebouwing wordt gelijktijdig voorzien van een schoon- en vuilwateraansluitleiding. Per project wordt beoordeeld of het wel/niet doelmatig (kosten/baten-afweging) is. De gemeente stimuleert particulieren en bedrijven om eigen dak- en terreinverhardingen af te koppelen. Indien mogelijk wordt de regenpijp aan de voorzijde van het pand in overleg en met toestemming van de bewoners door de gemeentelijke aannemer aangesloten op het regenwaterriool.
Voor afkoppelen hanteert de gemeente onderstaande uitgangspunten.
Bij wijzigingen in het verhard oppervlak als gevolg van reconstructies en afkoppelen van bestaande gebieden wil de gemeente kansen benutten voor een duurzame(re) verwerking van hemelwater. De gemeente hanteert een bergingscapaciteit van 60 mm/ verhard oppervlak bij een omvang van het een totaal verhard oppervlak.
Hemelwater dat van afgekoppeld verhard oppervlak afstroomt, kan op verschillende manieren worden behandeld. We hanteren de volgende voorkeursvolgorde hier:
Door middel van ondergrondse infrastructuur ((infiltratie)-leidingen) overtollig water bergen, infiltreren en naar de rand van de kernen transporteren. Aan de randen wordt het water geborgen, deze berging wordt geledigd door middel van een voorziening (met beperkte afvoer) naar het oppervlaktewater.
Bij de uitvoering van maatregelen, welke uit bovenstaande voorkeursvolgorde volgen, wordt bij elke voorziening lokale infiltratie en berging als positief effect gezien. Als laatste optie wordt directe afvoer naar het oppervlaktewater toegepast.
Voor grotere gebieden (toename van verhard oppervlak van meer dan 10.000 ) dient de wijze van hemelwaterverwerking in een waterhuishoudingsplan onderbouwd te worden. Uitgangspunten hiervoor zijn opgenomen in de Brabant Keur van de Brabantse waterschappen. Hierbij geldt dat na sloop de ontwikkeling als nieuwbouw wordt beschouwd, en alle verhard oppervlak gecompenseerd dient te worden in een waterbergingsopgave.
F - Norm toetsing en ontwerp afvoercapaciteit rioolstelsel
Tot op heden heeft de gemeente Oisterwijk de afvoercapaciteit van het bestaanderioolstelsel gebaseerd op neerslaggebeurtenis Bui08 (herhalingstijd 1x/2j) uit de landelijke Kennisbank Stedelijk Water. Het uitgangspunt hierbij is dat dan geen water op straat optreedt. Indien het bestaande rioolstelsel niet voldoet aan dit uitgangspunt, voert de gemeente in combinatie met reconstructiewerkzaamheden verbeteringsmaatregelen uit.
Om te anticiperen op klimaatverandering ontwerpt de gemeente de afvoercapaciteit van nieuweof te reconstrueren rioolstelsels op geen water op straat bij een composietbui met een herhalingstijd van T=2. Het gemengde riool wordt getoetst op geen verslechtering bij deze bui.
Aanvullend op bovengenoemde toetsbuien heeft de gemeente het rioolstelsel doorgerekend met een klimaatscenario met verschillende herhalingstijden om kwetsbare locaties te identificeren. Hierbij geldt het uitgangspunt dat geen wateroverlast/schade mag optreden door afstromend hemelwater, water op straat wordt wel getolereerd. Indien van wateroverlast/schade wel sprake lijkt te zijn, treft de gemeente bovengrondse beheersmaatregelen. De maatregelen worden zo doelmatig mogelijk getroffen, met aandacht voor de beheerbaarheid. In bestaande gebieden volgt de gemeente de strategie zoals toegelicht in hoofdstuk C: Wat vinden we acceptabel en wanneer grijpen we in?
G - Ontwerpuitgangspunten hemelwatervoorzieningen
Om ervoor te zorgen dat hemelwatervoorzieningen goed blijven functioneren, stellen we de volgende eisen aan het ontwerp en de constructie:
Lokale voorzieningen hebben de voorkeur boven centrale voorzieningen. Wanneer deze lokale (particuliere) voorzieningen de hoeveelheid regenwater niet kunnen verwerken (> 60 mm), is er een overstort naar een openbare voorziening. Deze bergt en infiltreert en stort bij onvoldoende capaciteit over op bij voorkeur oppervlaktewater (sloten) of anders gemengde riolering.
Als gemeente hebben we in lijn met de stappen in het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie een klimaatstresstest opgesteld en klimaatdialogen gevoerd. Daar waar de vervolgacties hieruit bijdragen aan de waterzorgplichten geven we met dit PWR invulling hieraan.
Samengevat kwam uit de dialogen het volgende naar voren:
Hitte en wateroverlast op bedrijventerreinen
De algemene conclusie van de dialoog met ondernemers en pandeigenaren op bedrijventerreinen is dat er een grote bereidheid is tot samenwerking tussen ondernemers en gemeente Oisterwijk. Men wil gezamenlijk aan de slag met klimaatadaptatie. Voor nu is er met name behoefte aan communicatie. Communicatie in de breedste zin van het woord, denk aan:
Pilot, casus, stip op de horizon: ervaringen, tips, inspirerende verhalen, voorbeelden delen: zone langs het spoor als mogelijke eerste locatie van casus / onderzoek. Een dergelijke pilot is nodig om de interne prikkel bij ondernemers voor het klimaatadaptief inrichten van de openbare ruimte en eigen percelen aan te wakkeren.
Hitte, wateroverlast en droogte in het centrum van Oisterwijk
De algemene conclusie van de dialoog met inwoners, ondernemers, zorginstellingen en gemeente is dat de gevolgen van extremer weer herkend en ervaren worden. Met name hittestress op het Lindeplein en KVL-terrein worden genoemd als kwetsbare locaties. Kansen worden gezien in het ontstenen van kwetsbare locaties en vergroenen waar mogelijk. Bij het klimaatbestendig inrichten van het centrum ligt de rol van de gemeente met name bij het communiceren, enthousiasmeren en duidelijk beleid en regelgeving.
De bijdrage van bewoners en ondernemers op het klimaatbestendig inrichten van de gemeente ligt op praktische acties als het ontstenen van de eigen woon-, werk- en leefomgeving. Daarvoor is wel bewustwording nodig, welke onder andere vanuit de gemeente gecreëerd moet worden. De gemeente Oisterwijk moedigt het op eigen percelen nemen van klimaat adaptieve maatregelen aan. Deze maatregelen kunnen op vele manieren genomen worden. Het wordt aan de perceeleigenaren zelf overgelaten om in eigen situatie de best toepasbare maatregel te nemen. Voorstellen voor klimaatadaptieve maatregelen in de openbare ruimte worden met positieve grondhouding naar haalbaarheid beoordeeld.
Zorginstellingen en -organisaties, zoals SKN en Thebe, zien een rol in het creëeren van bewustwording. De wil is er, maar er zijn ambassadeurs nodig die klimaatadaptatie onder de aandacht brengen. Tevens is goede afstemming met de gemeente nodig aangaande het klimaatadaptief bouwen en verbouwen van panden.
Als gemeente dragen we zorg voor het in openbaar gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken mits dit doelmatig is en voor zover er geen verantwoordelijkheid bestaat voor de waterbeheerder of de provincie. De perceeleigenaar is wettelijk gezien primair zelf verantwoordelijk voor het oplossen van zijn eigen grondwaterprobleem.
We continueren ons grondwatermeetnet
Het beheer van ons grondwatermeetnet ligt bij Brabant Water. We continueren onze samenwerking met Brabant Water. Als er om gevraagd wordt verschaffen wij informatie over inzicht in de grondwatersituatie.
Sturen op het voorkomen van grondwaterover- en onderlast
Bij ruimtelijke ontwikkelingen doorlopen we samen met het waterschap een watertoetsprocedure. Hierbij worden de waterhuishoudkundige randvoorwaarden en effecten van de nieuwe ontwikkeling vastgesteld en beoordeeld. Met het doorlopen van de watertoetsprocedure als onderdeel van de ruimtelijke procedure voorkomen we dat ‘natte’ gebieden bebouwd worden en/of dat onvoldoende ontwateringsmaatregelen worden getroffen. We ontwikkelen hydrologisch neutraal, en bij voorkeur hydrologisch positief, in gebieden waar mogelijke veranderingen in de grondwaterspiegel als gevolg van deze ingrepen een negatief effect heeft. Waar mogelijk ontwikkelen we hydrologisch positief zodat de zoetwatervoorraad wordt aangevuld ten gunste van langdurige droge perioden en we hiermee mede het risico op grondwateronderlast kunnen beperken.
Als gemeente dragen we zorg voor het in stand houden van de ontwateringsfunctie van drainage (voor zover deze aanwezig is). In nieuwbouwgebieden zijn daarbij de ontwateringsdiepten uit Tabel 4 het te eisen minimum. De ontwateringsdiepten gelden als een inspanningsverplichting. Als gemeente kunnen we niet verantwoordelijk worden gesteld voor het handhaven van de genoemde waarden. Door in nieuwbouwsituaties en bij inbreidingen (extra) hoge peilhoogten te hanteren beperken we het risico op grondwateroverlast verder. Dit moet uiteraard wel mogelijk zijn gelet op de omliggende percelen en aangrenzend openbaar gebied. De voorkeur gaat uit naar ophogen in plaats van de aanleg van drainage. In bestaand gebied streven we naar het behalen van deze normen.
Tabel 4: Minimale ontwateringsdiepten bij nieuwbouw
* t.o.v. onderkant vloer ; ** t.o.v. de kruin van de weg
Brabantse grondwaterpartners hebben een grondwaterconvenant opgesteld.
De bouwstenen van dit convenant zijn:
Een doel dat hierin is besproken is dat ten opzichte van referentiejaar 2002 (KRW) in 2027 de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand verhoogd moet worden. Hoeveel is sterk afhankelijk van de locatie. Dit wordt nader afgestemt met de grondwaterpartners. Het convenant wordt nog verder afgestemd met gemeenten in Breed Bestuurlijk Grondwateroverleg.
We analyseren de droogtesituatie in onze gemeente
Om inzicht te krijgen in eventuele trends en lokale verschillen in de droogtesituatie analyseren we de meetreeksen van ons grondwatermeetnet.
We werken mee aan initiatieven van derden ten behoeve van droogtebestrijding
In het agrarisch gebied worden de veranderende weersomstandigheden en vooral de droogte in de bedrijfsvoering ervaren. Door in de natte periode het regenwater niet af te voeren, maar vast te houden in sloten of op land, wordt op een natuurlijke wijze het grondwater aangevuld en kunnen de langere periodes van droogtes beter worden overbrugd. Als gemeente en waterschap hebben we een adviserende en faciliterende rol.
We infiltreren hemelwater bij nieuwe ontwikkelingen
Via ons hemelwaterbeleid realiseren we hemelwaterberging bij nieuwe ontwikkelingen en koppelen we af in bestaand gebied. Dit draagt bij aan het tegengaan van wateroverlast, én door het infiltreren van hemelwater naar grondwater houden we water langer vast en faciliteren ook droogtebestrijding hiermee.
We onderzoeken de mogelijk drainerende werken van onze infiltratieriolen en nemen waar nodig maatregelen om het grondwater vast te houden
Dat is de titel van het eindrapport van de adviescommissie Droogte, over de aanpak van droogte in Brabant. Het eindrapport is op 15 september 2022 gepresenteerd tijdens de Brabantse Waterdag. “De uitkomsten van het advies bevestigen de urgentie van de aanpak van droogte; het (grond)watersysteem en watergebruik moet weerbaar worden voor (langere) periodes van droogte. Er moet op termijn een nieuw evenwicht ontstaan tussen afvoer, onttrekking en aanvulling.
Het advies draagt bij aan de verdieping en verbreding van het politiek en maatschappelijk debat over klimaatadaptatie en vraagt aandacht voor de droogteproblematiek, ook bij het Rijk.
Dit advies is onderscheidend vanwege de tijdshorizon die reikt tot 2040.”
Bron: Provincie Noord-Brabant (brabant.nl)
Faciliteren bij grondwateroverlast
Van de perceeleigenaren verwachten we dat zij bij eventuele grondwaterproblemen de vereiste (waterhuishoudkundige en/of bouwkundige) maatregelen nemen. Als gemeente toetsen we geen bouwpeilen, we geven alleen randvoorwaarden mee in het kader van de watertoets. We treffen alleen maatregelen indien sprake is van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de functie van het gebied (zie Tabel 4) en indien het treffen van maatregelen doelmatig is. De gemeente is het eerste aanspreekpunt (waterloket) bij grondwateroverlast, na ontvangst van een melding onderzoeken we de situatie. Conform de zorgplicht gaan we alleen over tot het treffen van maatregelen als het op openbaar gebied op te lossen is, het structureel nadelige gevolgen heeft, en het doelmatig is.
Soms wordt overlast veroorzaakt door schijngrondwaterspiegels. Dan is er sprake van stagnerend regenwater in de neerwaartse stroming naar het grondwater. Oplossen van dergelijke situaties is voor rekening van de grondeigenaar. De voorkeursvolgorde voor het lozen van het overtollige grondwater is: doorbreken van de storende laag, lozing op hemelwaterriolering, oppervlaktewater, vuilwater riolering.
Bij een bronnering wordt tijdelijk grondwater aan de bodem onttrokken om de grondwaterstand te verlagen. Zo kunnen werkzaamheden, zoals de aanleg van bouwwerken en kabels en leidingen, droog worden uitgevoerd. Voor zowel het onttrekken van grondwater als het lozen van het opgepompte grondwater op oppervlaktewater zijn de waterschappen het bevoegd gezag. Voor de lozing van bronneringswater op de riolering zijn we als gemeente het bevoegd gezag.
Als uitgangspunt geldt dat schoon bronneringswater niet op het riool mag worden geloosd, maar dient te worden teruggebracht in de bodem of afgevoerd naar oppervlaktewater. We hanteren daarbij de onderstaande voorkeursvolgorde:
De doelstelling is retourbemalen op eigen perceel. Als dat niet mogelijk is dan kan worden geloosd op oppervlaktewater, en indien dat eveneens niet mogelijk is dan op de riolering. In dit geval kunnen we als gemeente onder voorwaarden toestemming verlenen om op het riool te lozen.
Het doelmatig functioneren van de riolering mag niet negatief worden beïnvloed door ofwel het volume/debiet van de lozing, ofwel de samenstelling van het te lozen water. Zoals opgenomen in de Verordening hemelwater en grondwater 2022: Voor het droog houden van een ontgraving kan tijdelijk de grondwaterstand worden verlaagd. Het opgepompte (grond )water bevat vaak gebiedseigen stoffen. Infiltratie in de bodem in de directe nabijheid heeft de sterke voorkeur. Afhankelijk van het debiet en omvang van de lozing kan het ook de riolering overbelasten. Als noodgedwongen toch water geloosd wordt, is registratie van hoeveelheden verplicht. Voor het lozen op een gemeentelijke voorziening wordt een vergoeding doorberekend. Zolang in de legesverordening hierover niets is opgenomen bedraagt deze € 0,25 / .
Bij het lozen van grondwater of bronneringen op het vuilwaterriool of regenwaterriool hanteren we aanvullend de volgende uitgangspunten:
Het lozen van grondwater of bronneringswater op het vuilwaterriool is niet toegestaan tenzij:
Voor het lozen van grondwater of bronneringswater op het regenwaterriool sluiten we aan bij de waterschapsregels uit de Brabant Keur en hierbij gelden op dit moment de volgende uitgangspunten:
Actuele informatie hierover kunt u hier vinden: Grondwater lozen | Waterschap De Dommel.
Het grondwater in de kernen wordt middels een grondwatermeetnet gemonitord. Jaarlijks worden de metingen met waterschap geanalyseerd en zodoende krijgen we inzage in (sterke) wisselingen van de grondwaterstand. Op basis van deze analyses kan worden bepaald of maatregelen nodig zijn.
4.4.4 Overige zorgplichten in de waterketen
Overheden die (in)direct betrokken zijn bij de bescherming van drinkwater hebben een verantwoordelijkheid voor de invulling van de zorgplicht drinkwater. Deze zorgplicht is opgenomen in de Drinkwaterwet. De zorgplicht drinkwater geldt zowel voor de bescherming van bronnen van drinkwater als voor de infrastructuur.
Duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening
Duurzaam schoon drinkwater is een gezamenlijke zorg! De zorg voor de bescherming van het grondwater als bron voor drinkwater is verankerd in wet- en regelgeving waarbij elke overheid van lokaal tot nationaal verantwoordelijkheden heeft. Deze zorgplicht is onder meer verankerd in de Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit en de Wet milieubeheer (art.1.2). In de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is gesteld dat “achteruitgang van de kwaliteit van het grondwaterlichaam voorkomen moet worden”. Op provinciaal niveau is het beleid voor onder meer de veiligstelling van de drinkwatervoorziening vastgelegd in de Brabantse Omgevingsvisie en verder uitgewerkt in het Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027. De regels zijn vastgelegd in de Provinciale Omgevingsverordening.
De Provincie Noord Brabant heeft een uitvoeringsprogramma drinkwaterwinningen Noord Brabant opgesteld. Onderstaande informatie komt uit dit uitvoeringsprogramma.
Drinkwater in Brabant wordt gewonnen uit grondwater. Waterleidingbedrijven Brabant Water en Evides pompen dit grondwater op in 37 waterwingebieden. Van deze waterwingebieden zijn er 23 kwetsbaar voor verontreinigingen door grondgebruik. De overige 14 winningen zijn minder kwetsbaar, doordat het grondwater dat wordt gewonnen tegen verontreinigingen wordt beschermd door slechtdoorlatende kleilagen.
Voor de levering van goed drinkwater is het belangrijk het grondwater waaruit drinkwater wordt gewonnen te beschermen. De provincie Noord-Brabant is beheerder van dit grondwater en geeft middels beleid en regelgeving invulling aan de bescherming. Om goed invulling te kunnen geven aan deze verantwoordelijkheid is inzicht nodig in de risico’s die het bereiken van een duurzaam veilige drinkwatervoorziening in de weg staan. In landelijk verband is afgesproken om dit vast te leggen in zogenaamde gebiedsdossiers.
In de periode 2018 t/m 2020 hebben Provincie Noord-Brabant (als initiatiefnemer en regievoerder) en Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (als penvoerder en medeprocesbegeleider) in samenwerking met de drinkwaterbedrijven, waterschappen en gemeenten voor alle drinkwaterwinningen in Noord-Brabant een gebiedsdossier opgesteld. Hierbij is het landelijk protocol voor het opstellen van gebiedsdossiers uit 2016 gevolgd. Het gebiedsdossier bevat feitelijke informatie over het beschouwde gebied waarmee de problemen en risico’s voor de winning zo volledig mogelijk in beeld komen. Deze problemen en risico’s die er zijn voor het duurzaam veiligstellen van de drinkwaterwinningen vormen de restopgave.
Deze doelen moeten uiterlijk 2027 zijn gehaald.
De drinkwaterwinning mag geen gevaar lopen vanwege kwantiteitsproblemen:
Restricties ten aanzien van waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebieden in gemeente Oisterwijk
Voor de bescherming van het grondwater waaruit het drinkwater wordt gewonnen zijn regels vastgelegd in (interim) omgevingsverordening van de Provincie. Hierin zijn ook de beschermingszones opgenomen. De restricties ten aanzien van activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden zijn genoemd in Tabel 5. Voor de bescherming van deze winningen worden richting het einde van de planperiode (2026/2027) aanvullende regels geïntroduceerd.
Figuur 4: Grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden in gemeente Oisterwijk (bron: Provincie Noord-Brabant)
Tabel 5: Restricties waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden (Provinciale Milieuverordening)
De waterschappen en gemeenten hebben een zorgplicht voor het oppervlaktewater. Zij leggen hun waterbeleid vast in regionale waterbeheerplannen.
Komende planperiode inventariseren we de duikers in de B-watergangen die afvoercapaciteit moeten behouden voor het functioneren van ons stedelijk watersysteem. Het beheer en onderhoud hiervan nemen we mee, en hiervoor stellen we een beheerplan op.
In onze gemeente hebben we veel vennen. Twee van deze vennen (Klompven en Eikenven) zijn als retentievijvers in het beheer van de gemeente. Het waterschap monitort de waterkwaliteit. Als gemeente zijn we verantwoordelijk voor een schone bodem. Komende planperiode ontwikkelen we kennis hierop, onderzoeken we de bodemkwaliteit, en zetten we een monitoringsplan op.
Bergingsvijvers en watergangen
Standaard worden deze eenmaal per jaar gemaaid. In geval van bijv. het optreden van blauwalg of wanneer het water zuurstofloos dreigt te worden, worden maatwerkacties verricht.
Langs de Reusel en Achterste Stroom heeft de gemeente opgaven voor rioolrenovatie en de ecologische verbindingszone (EVZ). Het waterschap moet de KRW-doelen behalen en de overige keringen herstellen. Met een klimaatrobuuste inrichting kunnen ook opgaven zoals hittestress, droogtebestrijding en stedelijke wateroverlast meegenomen worden.
4.4.5 Strategie bedrijfsvoering en overig
Binnen stedelijk waterbeheer hebben we te maken met statische en dynamische gegevens. De statische gegevens zijn basisgegevens zoals de afmetingen en hoogtemetingen van putten en leidingen. Deze gegevens worden laagfrequent geïnventariseerd en geactualiseerd. De dynamische gegevens bestaan uit o.a. meldingen, waarnemingen en praktijkmetingen. Deze worden met een hoge(re) frequentie ingezameld.
Door een traditioneel planmatige benadering van het stedelijk watersysteem kunnen we de kwaliteit monitoren en preventief maatregelen treffen. Op basis van inspectieresultaten, klachten en verbeteringsopgaven stellen we een investeringsprogramma voor het vervangen en renoveren van de bestaande riolering op. Hierdoor zijn we in staat om werkzaamheden in de openbare ruimte integraal af te stemmen.
Vervanging van de riolering combineren we zoveel als mogelijk met weg- en/of vernieuwings-werkzaamheden. Op deze manier besparen we als gemeente kosten en wordt hinder tot een minimum beperkt. Per project maken we een afweging tussen vervangen en renoveren. Factoren die daarbij een rol spelen zijn onder andere de planning van andere werkzaamheden in de openbare ruimte, het al dan niet moeten vervangen van huisaansluitingen en de verwachte levensduur van een wijk.
Om het stedelijke watersysteem goed te laten functioneren voeren we periodiek onderhoud uit. Voorbeelden hiervan zijn het reinigen van riolen, kolken, gemalen en het uitvoeren van reparaties. Deze onderhoudsactiviteiten worden volgens een vaste frequentie uitgevoerd.
Waar mogelijk saneren we pompen door ombouw van verbeterd gescheiden stelsels naar gescheiden stelsel
Alle B en C wateren worden door gemeente Oisterwijk één keer (geheel) per jaar gemaaid
De eigenaar van het aangelegen perceel aan de overzijde wordt geacht het maaisel te ontvangen en te verwerken daar zij mede verantwoordelijk zijn voor onderhoud aan de sloot. (Gelijk aan Waterwet artikel 5.23). Is dit redelijkerwijs niet mogelijk of is de eigenaar daar niet toe genegen, dan pleegt ieder onderhoud tot het midden van de sloot conform de verplichting uit de legger.
Duikers in B-wateren, waar we als gemeente deels verantwoordelijkheid hebben, worden geheel onderhouden door degemeente Oisterwijk (preventief en calamiteiten)
De verantwoording voor de bouwkundige constructie van een duiker ligt conform de legger van het waterschap bij degene die belang heeft bij de aanwezigheid ervan, ongeacht het type (A, B of C) van de sloot.
Samenwerking (intern en extern)
Om invulling te geven aan een meer waterbestendige gemeente zoeken we samenwerking met waterpartners (o.a. Waterschap De Dommel en omliggende gemeenten) en afstemming met andere beleidsthema’s (weg, verkeer, groen, recreatie) via het uitvoeringsprogramma. De insteek hierbij is dat maatregelen bijdragen aan meerdere doelen en de beschikbare budgetten gezamenlijk effectiever kunnen worden ingezet.
We willen nieuwe thema’s in regionaal verband oppakken
Met de huidige samenwerking binnen Hart van Brabant kunnen we de gemeentelijke watertaken doelmatig invullen. Nieuwe thema’s zoals de energietransitie en de aanpak van microverontreinigingen zullen meer aandacht vragen, waardoor de noodzaak tot samenwerken en specialiseren verder toeneemt. Waar doelmatig pakken we thema’s op binnen het samenwerkingsverband. Klimaatadaptatie pakken we al gezamelijk op.
Binnen onze gemeente hebben we een duurzaamheidsagenda opgesteld. “Om invulling te geven aan de uitvoering van de duurzaamheidsagenda, bestuurlijke advisering hierover en het stimuleren van duurzaamheid binnen alle afdelingen in de gemeentelijke organisatie is voldoende deskundigheid én ambtelijke capaciteit op dit terrein noodzakelijk. Naast de capaciteit in de eigen organisatie is het van belang dat samen met belangrijke stakeholders in de gemeente invulling wordt gegeven aan de ambities rondom duurzaamheid. Alleen vanuit een gezamenlijkheid kan de grote opgave rondom duurzaamheid ingevuld worden. Om dit te bereiken heeft de gemeente Oisterwijk in 2019 een zogenaamde Koploperstafel Duurzaamheid opgezet. Een groep betrokken en belangrijke stakeholders uit de Oisterwijkse samenleving die zich willen inzetten voor de gezamenlijke opgave rondom duurzaamheid. In 2020 heeft de koploperstafel besloten zich op het thema klimaatadaptatie te richten en zijn de eerste activiteiten en projecten rondom klimaatadaptatie in gang gezet.
De gemeente Oisterwijk heeft MVG Duurzaam Perspectief gevraagd hen te ondersteunen bij de begeleiding van de Koploperstafel Duurzaamheid in 2022.” (bron: Begeleiden Koploperstafel Duurzaamheid gemeente Oisterwijk, 2022)
Voor het kunnen realiseren van onze ambities op het gebied van water zien we de waterbeheerder als een logische partner en in drinkwaterbeschermingsgebieden ook de drinkwaterbeheerder. We gaan vroegtijdig in gesprek om af te tasten waar de samenwerking een impuls kan geven aan een voor inwoners en ondernemers betere leefomgeving.
We stellen ons omgevingsgericht op
De thema’s energietransitie, circulaire economie en klimaatadaptatie leiden ertoe dat we over de grenzen van ons eigen werkveld en over de grenzen van onze eigen afdeling werken, zowel intern (bijvoorbeeld de afdeling RO) als extern (bijvoorbeeld het waterschap). We houden hierbij onze eigen doelen en ambities voor ogen en dragen naar eigen draagkracht bij aan gezamenlijke doelen en ambities. Zo gaan we bijvoorbeeld, vanwege de klimaatopgave, intensiever samenwerken met instanties als de GGD en woningbouwcorporaties.
Daarnaast continueren we onze samenwerking met het waterschap. Ondermeer stellen we samen met het waterschap een klimaatuitvoeringsagenda op. Het waterschap wil de maatregelen hierin meefinanciëren. We gaan in de komende periode ook met het oog op de bruidsschat onder de Omgevingswet de verbeterkansen voor onder andere het watertoetsproces afstemmen in relatie tot de invulling van de Keur en het hemelwaterbeleid van de gemeente, ook met het oog op het faciliteren van de samenwerking en vroegtijdige betrokkenheid bij ontwikkelingen.
In onderstaand kader is een toelichting opgenomen over het waterbeheerplan van waterschap De Dommel.
Waterbeheerplan 2022-2027 waterschap De Dommel
Het waterschap De Dommel heeft voor 2050 de ambitie gesteld voor een waterhuishouding die robuust, wendbaar en in balans is met de omgeving. Het grond- en oppervlaktewatersysteem kan de grotere weersextremen opvangen door de dempende sponswerking van de bodem en ondergrond in te zetten. Er zijn drie principes gericht op een inhoudelijke sturing aan de watertransitie voor de planperiode van 2022 tot 2027. De drie principes zijn: elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt; functies passen zich aan het bodem- en watersysteem aan; wat schoon is moet schoon blijven.
Naast de drie inhoudelijke principes hanteert het waterschap ook vier uitgangspunten die typerend zijn voor de werkwijze van de komende planperiode. Het waterschap is een activerende overheid en stelt kaders en agendeert. Daarnaast stimuleert het waterschap anderen om te veranderen middels strengere regelgeving en kaders maar ook via subsidieregelingen. Het waterschap verbreed de huidige wateropgaven naar een integrale gebiedsgerichte aanpak door het benutten van de verwevenheid van bebouwing, landbouw en natuur en een transparante afweging en aanpak van alle belangen en doelen in het gebied. Als laatste, wil het waterschap differentiëren per gebied aan de hand van knelpunten, door de grote verscheidenheid aan gebieden te erkennen middels maatwerk.
Toetsing water en riolering bij nieuwbouw
Er wordt getoetst op de “Verordening afvoer hemelwater en grondwater 2022”, hoofdstuk 3.
Onze vervangingsplanning is afgestemd op onze integrale meerjarenpanning
Met de vakdisicplines binnen het ruimtelijk domein hebben we onze meerjarenplanningen op elkaar afgestemd, of zo zoveel mogelijk werk met werk te kunnen maken en zodat onze inwoners en ondernemers zo weinig mogelijk hinder ondervinden van de werkzaamheden.
Inwoners en bedrijven kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de realisatie van onze watertaken, bijvoorbeeld door het verminderen van verhardingen, het lokaal bergen van water en afkoppelen van verhard oppervlak. Vooralsnog betrekt de gemeente hen op vrijwillige basis. De gemeente intensiveert hiervoor de algemene en projectgebonden ‘water’ communicatie door het starten van een communicatiecampagne, en door deelname aan bijvoorbeeld het Nederlands Kampioensschap tegelwippen.
Daarnaast is de gemeente op het moment van schrijven bezig met het realiseren van een stichting voor bewustwording en acties met betrekking tot afkoppeling, vasthouden en infiltreren van hemelwater. Het doel van deze stichting/dit initiatief is het faciliteren van een samenwerkingsverband dat inwoners en kleine ondernemers in de gemeente stimuleert tot het vasthouden van water door gebruik te maken van verschillende methodieken en technieken.
In dit hoofdstuk is weergegeven welke activiteiten en/of maatregelen wij als gemeente Oisterwijk in samenwerking met onze waterpartners of zelfstandig verrichten om invulling te geven aan de ambities en watertaken in dit PWR. Omdat maatregelen bijdragen aan meerdere opgaven zijn de maatregelen gegroepeerd weergegeven per type: planvorming en onderzoek, onderhoud, maatregelen, overig, en personele middelen.
We maken onderscheid in exploitatiekosten en investeringsuitgaven. Bij de exploitatiekosten gaat het om jaarlijkse uitgaven voor beheer- en onderhoudsactiviteiten die nodig zijn voor een goed en doelmatig rioleringsbeheer. De kosten van deze uitgaven worden toegeschreven aan het boekjaar waarin deze worden uitgegeven. De kosten voor beheer en onderhoud worden jaarlijks hoger door algemene prijsstijgingen, stijgingen van de lonen, vergroting van het areaal en uitbreiding van werkzaamheden als gevolg van de Wet gemeentelijke watertaken. Door efficiënter te werken kan de noodzakelijke prijsstijging zoveel als mogelijk worden beperkt.
Investeringsuitgaven bestaan uit vervangingsinvesteringen (bijvoorbeeld rioolvervanging) en verbeterings-investeringen (bijvoorbeeld buisvergroting of afkoppelmaatregelen). Investeringen zijn uitgaven voor zaken die meerdere jaren meegaan en worden geactiveerd. De jaarlijkse kosten die daaruit voortkomen, - de kapitaallasten - bestaan uit rente en afschrijvingen.
Toerekening kosten klimaatadaptatie en andere programma’s
De gemeente draagt vanuit de rioolheffing ook bij aan voorzieningen en activiteiten van andere taakvelden, voor zover deze functioneel bijdragen aan de gemeentelijke watertaken en het waterrobuust & veerkrachtig maken van het stedelijk watersysteem. Bijvoorbeeld verlagingen in het groen waar overtollig water naar kan wegstromen zoals bermen of speelweides, groene daken/gevels die water vasthouden, of waterpartijen voor de opvang van regenwater.
5.1 Gezamenlijk uitvoeringsprogramma
Regionaal werken we samen met buurgemeenten en waterpartners zoals waterschap De Dommel, provincie Noord-Brabant, drinkwaterbedrijf Brabant Water, etc. Deze samenwerking continueren we de komende planperiode. Budget hiervoor is opgenomen onder planvorming en onderzoeken die we waar mogelijk in regionaal verband oppakken.
5.2 Gemeentelijk uitvoeringsprogramma
Omdat maatregelen bijdragen aan meerdere opgaven zijn de maatregelen gegroepeerd weergegeven per type: planvorming, onderzoek, beheer en onderhoud, uitvoeringsmaatregelen en facilitair/overig.
Planvorming is onmisbaar voor doelmatig rioleringsbeheer. Onderstaande budgetten zijn in de planperiode opgenomen voor planvorming.
Tabel 6: Overzicht planvorming. Vermelde bedragen zijn op prijspeil 2023.
Om inzicht te behouden en verkrijgen in de toestand en het functioneren van het rioleringssysteem is onderzoek noodzakelijk. Onderstaande budgetten zijn in de planperiode opgenomen voor onderzoek.
Tabel 7: Overzicht onderzoek. Vermelde bedragen zijn op prijspeil 2023.
5.2.3 Cyclisch onderhoud/maatregelen
Onderhoudsinspanningen zijn afgestemd op het in stand houden en goed laten functioneren van het systeem, waarbij risico’s optimaal worden vermeden (assetmanagement). De activiteiten bestaan uit regulier onderhoud en (reactieve) reparaties. De onderhoudskosten maken een significant deel uit van de totale exploitatie van de gemeente Oisterwijk. Deze kosten bestaan grotendeels uit het onderhoud van rioleringen, gemalen en rand- en hemelwatervoorzieningen. We maken onderscheid tussen dagelijks onderhoud en planmatig onderhoud.
Tabel 8: Overzicht cyclisch onderhoud. Vermelde bedragen zijn op prijspeil 2023.
5.2.4 Investeringen: vervangings- en verbeteringsmaatregelen
Maatregelen zijn afgestemd op het in stand houden en optimaliseren van het functioneren van het systeem. Ten behoeve van de drie zorgplichten is het van belang dat het functioneren van het stelsel in stand gehouden wordt. Het is dus zaak dat oude leidingen tijdig vervangen worden. Het moment van vervangen wordt gebaseerd op de inspectieresultaten en/of optredende problemen of een mogelijkheid om werk met werk te maken bij door andere disciplines geïnitieerde werkzaamheden. Ten behoeve van de verbetering van de afvoercapaciteit en/of een vermindering van de vuiluitworp worden verbeteringsmaatregelen uitgevoerd. Hieronder zijn de budgetten voor deze maatregelen weergegeven.
Tabel 9:Overzicht vervangings- en verbeteringsmaatregelen. Vermelde bedragen zijn op prijspeil 2023.
* Dit is op basis van een financiële afschrijvingstermijn voor vrijvervalriolering van 50 jaar, volgens huidige financiële verordening.
Als onderdeel van de vervangingsmaatregelen worden in 2024 een aantal sensoren vervangen.
Bij de uitvoeringsprojecten maken we gebruik van de verschillende subsidieregelingen, zoals de impulsgelden en de bijdragen vanuit het nieuwe beheerplan van waterschap De Dommel.
Waterschap De Dommel stelt gedurende de planperiode een budget beschikbaar (op basis van cofinanciering van 50%) van circa € 450.000. In afstemming met het waterschap mag de gemeente dit bedrag aanwenden voor maatregelen die op de uitvoeringsagenda klimaatadaptatie staan, voor zover deze maatregelen bijdragen aan het voorkomen of beperken van wateroverlast, en voor maatregelen ter beperking van de gevolgen van droogte en overstromingen. Deze cofinanciering is niet meegenomen in het kostendekkingsplan omdat nog niet is vastgesteld (samen met het waterschap) of en waaraan deze financiering wordt toegekend.
Om het stedelijke watersysteem goed te beheren, worden ondersteunende activiteiten verricht en diensten afgenomen. Deze worden gegroepeerd onder ‘Overig’. Energiekosten zijn bij de gemaalkosten inbegrepen.
Tabel 10: Overzicht facilitair / overig. Vermelde bedragen zijn op prijspeil 2023.
De vervangingswaarde van het stedelijk watersysteem in de gemeente Oisterwijk bedraagt ca. € 175 miljoen. Voor het beheer van dit systeem zijn goede mensen en financiële middelen nodig. In de aankomende planperiode hebben we hier gemiddeld € 3,5 miljoen per jaar aan opbrengsten voor nodig. Geld dat bewoners en ondernemers via de rioolheffing bijeenbrengen.
In dit hoofdstuk gaan we in op de benodigde financiële middelen om invulling te geven aan goed en doelmatig rioleringsbeheer in gemeente Oisterwijk.
Investeringen en spaarvoorziening
Via de spaarvoorziening sparen we voor de vervangings- en verbeteringsmaatregelen. Wanneer het aanwezige spaarsaldo onvoldoende is om het gehele investeringsbedrag af te dekken, wordt het restbedrag geactiveerd en vindt annuïtaire afschrijving plaats (startend in het jaar volgende op de investering). Over de door de gemeente vastgestelde termijnen.
De gemeente hanteert een financiële afschrijvingstermijn voor vrijvervalriolering van 50 jaar. Het hieronder beschreven scenario is gebaseerd op deze afschrijvingstermijn.
Na deze berekening (in H6.2.1) laten wij in H6.2.2 een vergelijking van dit scenario met een scenario op basis van een financiële afschrijvingstermijn van 80 jaar zien. Een (theoretische) levensduur van 80 jaar voor vrijvervalriolering achten wij reëel op basis van:
Door een langere financiële afschrijvingtermijn te hanteren worden de lasten gespreid, en sluiten we ook beter aan op de afschrijvingstermijn van wegen, die in 40 jaar worden afgeschreven. Zo kan ‘werk met werk’ worden gemaakt. Een afschrijvingstermijn van 50 jaar voor riolering en van 40 jaar voor wegen leidt tot mogelijk tot kapitaalvernietiging van wegen bij het moeten vervangen van riolering na 50 jaar.
Eventuele risicio’s waarbij riolering geen 80 jaar mee kan gaan worden inzichtelijk gebracht via inspectiebeelden of eventuele klachten/meldingen. Wanneer op basis hiervan eerder ingrijpen nodig is dan worden op deze locaties vervroegd maatregelen genomen.
6.2.1 Kostendekkingsplan op basis van financiële afschrijvingstermijn vrijvervalriolering van 50 jaar
De hiervoor beschreven kosten en de beschreven uitgangspunten leiden tot het volgende uitgavenpatroon voor de gemeente Oisterwijk in de periode 2024 t/m 2101:
Figuur 5 - Verwacht uitgavenpatroon gemeente Oisterwijk, 2024 t/m 2101. Bedragen op prijspeil 2023.
We hanteren een spaarcomponent in onze rioolheffing, waarmee we in staat zijn 1/3 deel van onze investeringen zonder langjarige kapitaallasten te financieren. Dit leidt tot een verminderde stijging van de totale boekwaarde en hieruit volgen dan ook minder kapitaallasten (afschrijving en met name rente). Bedrag aan nieuwe investeringen -/- spaarbedrag in voorziening in het investeringsjaar (tot maximaal het bedrag van de investering in dat jaar) -/- afschrijvingen op oude investeringen. Het verwachte verloop van de boekwaarde is weergegevens in Figuur 6. Hierin is te zien dat deze toeneemt in de komende 40 jaar.
Figuur 6 - Verwacht boekwaardenverloop gemeente Oisterwijk, 2024 t/m 2101. Bedragen op prijspeil 2023.
Het uitgavenpatroon in Figuur 5, in combinatie met het boekwaardeverloop in Figuur 6 leidt tot het lastenpatroon zoals weergegeven in Figuur 7. Hierin zijn ook de benodigde totale baten weergegeven. De benodigde inkomsten uit de rioolheffing volgen de lastenontwikkeling zo goed mogelijk.
Figuur 7 - Verwacht lasten en baten verloop gemeente Oisterwijk, 2024 t/m 2101. Bedragen op prijspeil 2023.
De benodigde inkomsten uit de rioolheffing zijn in onderstaande grafiek vertaald naar de benodigde rioolheffing. Hierbij gaat het om het tarief voor woningen met een waterverbruik tot 130 per jaar. De komende 20 jaar stijgt het tarief met jaarlijks 1,0%, en de 20 jaar daarna stijgt het tarief jaarlijks met 0,6%. Dit is exclusief jaarlijkse indexering vanwege inflatie.
Figuur 8 - Verwacht verloop rioolheffing (tarief eigenaar- en gebruikersklasse bij waterverbruik tot 130 per jaar) gemeente Oisterwijk, 2023 t/m 2101. Bedragen op prijspeil 2023.
Tabel 12: Tarieven in de planperiode (eigenaar- en gebruikersklasse tot 130 ). Bedragen beleidsmatig en nominaal, op basis van 3% kostenindexatie per jaar.
Op begrotingsbasis blijft de spaarvoorziening een nulsaldo houden: jaarlijks wordt de toevoeging aan de voorziening (het spaarbedrag) volledig benut voor het dekken van de investeringen.
6.2.2 Vergelijk met alternatief scenario: financiële afschrijvingstermijn vrijvervalriolering van 80 jaar
In de hiervoor beschreven resultaten zijn de investeringen voor vrijvervalriolering afgeschreven op basis van een financiële afschrijvingstermijn van 50 jaar. Er is een alternatief scenario berekend op basis van een financiële afschrijving van 80 jaar voor de investeringen benodigd voor de vrijvervalriolering. Hieronder schetsen we de gevolgen van beide scenario’s voor de hoogte van de rioolheffing en het boekwaardenverloop.
Zoals in onderstaande grafieken naar voren komt leidt een langere afschrijvingsduur van de riolering tot een lager heffingstarief. De langere afschrijving vertaalt zich namelijk in lagere jaarlijkse investeringsuitgaven, die daarmee gemakkelijker voor een groter gedeelte (of zelfs geheel) door spaarbedragen gedekt kunnen worden. Hierdoor worden nieuwe, langjarige kapitaallasten verminderd of zelfs geheel vermeden. Dit voordeel wordt beïnvloed door de rentestanden: bij hogere rentes neemt de spaarruimte in het tarief af (bij onveranderde inkomsten), waardoor er steeds meer nieuwe kapitaallasten (tegen dezelfde hoge rentes) bijkomen.
Afschrijvingtermijn 50 jaar respectievelijk afschrijvingstermijn 80 jaar
Figuur 9 – Alternatief scenario rioolheffing (tarief) gemeente Oisterwijk, 2023 t/m 2101. Bedragen op prijspeil 2023.
Figuur 10 – Alternatief scenario boekwaardeverloop (kapitaallasten vanaf 2023) gemeente Oisterwijk. Bedragen op prijspeil 2023.
6.2.3 Rioolheffing en risico’s
Bij de interpretatie van de resultaten in dit hoofdstuk dient rekening te worden gehouden met de (actuele) onzekerheden die de rioolheffing zullen beïnvloeden, zoals kostenontwikkelingen van (bouw)materialen, energiekosten, rentestijgingen en toenemende opgaven rondom klimaatadaptatie.
Om een kostendekkende rioolheffing te behouden, dient de in Figuur 8 weergegeven rioolheffing jaarlijks te worden geïndexeerd op basis van de optredende inflatie. Jaarlijks wordt, bij het vaststellen van de nieuwe jaarbegroting, het te hanteren indexatiepercentage bepaald. Naast deze indexatie moet tenminste de beleidsmatige verhoging behouden blijven voor een kostendekkende rioolheffing. Wanneer het werkelijk aantal eenheden achterblijft, zal het tarief naar rato daarvan extra verhoogd moeten worden, bovenop de indexatie en beleidsmatige verhoging.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Oisterwijk op 6 juli 2023
de griffier,
Daniëlle Robijns
de voorzitter,
Hans Janssen
Bijlage A – Evaluatie vorige planperiode
Evaluatie Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Oisterwijk 2015-2019, tot en met 2022
Op 19-09-2019 heeft de gemeenteraad van de gemeente Oisterwijk het verbreed gemeentelijk rioleringsplan (v-GRP) 2015-2019 verlengd tot de invoering van de omgevingswet. In dit hoofdstuk evalueren we de uitvoering van het plan, zodat we hieruit lering kunnen trekken voor de nieuwe planperiode. Bij de evaluatie hebben we gebruik gemaakt van de volgende deelvragen:
In het v-GRP 2015-2019 heeft de gemeente Oisterwijk haar ambitie in samenvattende vorm beschreven in de vorm van de 3 K methode:
Voor de gemeentelijke zorgplichten op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater zijn de doelstellingen ge-evalueerd in H 3.1.
Onderstaande tabellen bieden een overzicht van geplande activiteiten. Bij elke activiteit staat aangegeven of deze is uitgevoerd, in uitvoering of voorbereiding is, is heroverwogen/vervallen of uitgesteld. In het geval de activiteit niet is uitgevoerd staat de reden daarvan vermeld.
Bijlage B – Externe lozingspunten
Bron: concept Basisrioleringsplan gemeente Oisterwijk (ten tijde van het opstellen van dit PWR is dit een parallel traject).
Moergestel (inclusief de wijk Oostelvoortjes):
Van de hemelwateruitlaten in Moergestel is geen overzicht beschikbaar.
Van de hemelwateruitlaten in Oisterwijk is geen overzicht beschikbaar.
NADERE INFORMATIE: ZIE WWW.INFOMIL.NL
A.1 (EUROPEES) KADERRICHTLIJN WATER (2009)
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is erop gericht op Europees niveau de kwaliteit van watersystemen te verbeteren, onder meer door lozingen te reduceren. Verder is het de bedoeling het duurzame gebruik van water te bevorderen en de verontreiniging van grondwater aanzienlijk te verminderen. Naast een verbetering van de waterkwaliteit is het streven de Europese waterwetgeving te harmoniseren, uiterlijk in 2015.
De KRW stelt voor alle water een ecologische en kwaliteitsdoelstelling. Vooral voor water met een verhoogde natuurdoelstelling kan verwacht worden dat nog grote inspanningen geleverd moeten worden. De toekomstige invulling van het waterkwaliteitsspoor wordt sterk gerelateerd aan de bedoelingen van de KRW.
Op basis van gebiedsrapportages worden de monitoringsprogramma’s en beheersplannen voor heel Nederland en Europa opgesteld. Kenmerkend voor de KRW is dat er sprake is van een resultaatsverplichting in plaats van de inspanningsverplichting die voorheen gebruikelijk was.
De Waterwet heeft acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland vervangen. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. De wet is gericht zijn op het bereiken van doelstellingen van watersystemen (stroomgebieden), met een verdeling van verantwoordelijkheden en taken tussen de verschillende betrokken overheden. Tevens is de wet gericht op een adequaat instrumentarium voor de uitvoering van het waterbeleid. Dit betreft dan vooral een vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten.
Door de Waterwet zijn Waterschappen, Gemeenten en Provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Op grond van toegekende functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en inrichting van het water.
De Watervergunning integreert alle vergunningstelsels van de verschillende waterwetten. Daarmee gaan zes vergunningen uit de eerdere waterbeheerwetten op in één Watervergunning. Het gaat hierbij om een scala van handelingen in watersystemen die voorheen door de afzonderlijke wetten werden gereguleerd, zoals het lozen van verontreinigende stoffen op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het dempen van een sloot.
Veel activiteiten vallen onder algemene regels, waarvoor geen watervergunning nodig is; in deze gevallen kan dan met een melding worden volstaan. Lozingen van hemelwater uit het gemeentelijk rioolstelsel bijvoorbeeld vallen niet meer onder vergunningplicht (voorheen Wvo-vergunning), maar onder algemene regels. Bevoegd gezag kan Rijkswaterstaat, het Waterschap of de Provincie zijn.
Activiteiten waarvoor een Watervergunning nodig is, zijn:
B.2 (NATIONAAL)WET MILIEUBEHEER
De Wet Milieubeheer (Wm) bevat verschillende onderdelen die specifiek van toepassing zijn op watergerelateerde onderwerpen, zoals indirecte lozingen, de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van stedelijk afvalwater en het gemeentelijk rioleringsplan.
De Wm kent naast watergerelateerde onderwerpen ook onderdelen die van grote relevantie zijn voor waterzaken. Te denken valt aan de afvalstoffenregelgeving, de coördinatie bij vergunningverlening en de samenwerking tussen bevoegde gezagen. Samen met de Waterwet biedt de Wm de wettelijke grondslag voor een aantal uitvoeringsbesluiten en de gemeentelijke afval-, hemel-, en grondwaterzorgplichten.
B.3 (NATIONAAL)ZORGPLICHTEN AFVAL-, HEMEL- EN GRONDWATER
Zorgplicht stedelijk afvalwater
De zorgplicht stedelijk afvalwater valt onder de Wet Milieubeheer (in toekomst onder Omgevingswet). In artikel 10.33 is de wettelijke verplichting vastgelegd:
In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een inrichting als bedoeld in het eerste lid kunnen afzonderlijke systemen of andere passende systemen in beheer bij een Gemeente, Waterschap of een rechtspersoon die door een Gemeente of Waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, indien met die systemen blijkens het gemeentelijk rioleringsplan eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordt bereikt.
De zorgplicht hemelwater valt onder de Waterwet (in toekomst onder Omgevingswet). In artikel 3.5 is de wettelijke verplichting vastgelegd:
De gemeente draagt zorg voor een doelmatige inzameling van het afvloeiend hemelwater, voor zover van degene die zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen.
De gemeente draagt tevens zorg voor een doelmatige verwerking van het ingezamelde hemelwater. Onder het verwerken van hemelwater kunnen in ieder geval de volgende maatregelen worden begrepen: de berging, het transport, de nuttige toepassing, het, al dan niet na zuivering, terugbrengen op of in de bodem of in het oppervlaktewater van ingezameld hemelwater, en het afvoeren naar een zuiveringtechnisch werk.
De zorgplicht grondwater valt onder de Waterwet (in toekomst onder Omgevingswet). In artikel 3.6 is de wettelijke verplichting vastgelegd:
De gemeente draagt zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het Waterschap of de Provincie behoort.
De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten mede de verwerking van het ingezamelde grondwater, waaronder in ieder geval worden begrepen de berging, het transport, de nuttige toepassing en het, al dan niet na zuivering, op of in de bodem of in het oppervlaktewater brengen van ingezameld grondwater en het afvoeren naar een zuiveringtechnisch werk.
B.4 (NATIONAAL)LOZINGENBESLUITEN AFVALWATER
Afvalwaterlozingen worden tegenwoordig hoofdzakelijk geregeld via algemene regels (AmvB’s). Uitgangspunt: de lozer mag niets doen waarvan hij kan verwachten dat het problemen oplevert voor het riool, de zuivering of het (water)milieu. Er is een indeling gemaakt naar drie categorieën:
Particulieren: Besluit lozing afvalwater huishoudens
Bedrijven:Besluit lozen inrichtingen
Openbaar gebied:Besluit lozen buiten-inrichtingen
Besluit lozing afvalwater huishoudens
Het besluit bevat regels voor het lozen van afvalwater door particulieren. Huishoudens hebben geen vergunning of ontheffing nodig om hun afvalwater te lozen, maar moeten zich wel houden aan regels die moeten voorkomen dat de kwaliteit van bodem en oppervlaktewater niet mogen worden aangetast. Dat betekent onder meer dat afvalwater alleen in het oppervlaktewater of in de bodem mag worden geloosd als het gezuiverd is.
Het besluit maakt onderscheid tussen directe en indirecte (via riolering) lozingen. De indirecte lozingen worden weer onderscheiden in lozingen op een ‘schoonwaterriool’ en een ‘vuilwaterriool’. De eisen aan de lozingen op schoonwaterriolen zijn strenger dan die op een vuilwaterriool, omdat die lozingen direct in het milieu terechtkomen. De houder van het hemelwater moet het hemelwater op verantwoorde wijze terugbrengen in het milieu. Lozing op een vuilwaterriool is alleen toegestaan als een directe lozing of een lozing op een schoonwaterriool niet mogelijk is.
Besluit lozen buiten inrichtingen
Het besluit heeft betrekking op een breed scala aan lozingen die buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer plaatsvinden. Het gaat bijvoorbeeld om lozingen uit gemeentelijke rioolstelsels, lozingen van grondwater bij ontwatering van gronden (zoals bronneringswater bij bouwactiviteiten), lozingen van afstromend regenwater van wegen en andere openbare ruimten en lozingen bij gevelreiniging. De lozingen kunnen zowel door ondernemers als overheden plaatsvinden.
Volgens dit besluit is (vrij vertaald) het lozen van afvalwater, afkomstig uit een openbare ontwaterings- of hemelwaterstelsel op of in de bodem toegestaan, mits de ligging van de voorzieningen bekend is, deze goed beheerd worden en hierdoor geen nieuwe problemen ontstaan. Hetzelfde geldt voor het op oppervlaktewater lozen van afvalwater afkomstig van overstortvoorzieningen of nooduitlaten van openbare vuilwaterstelsels.
Het lozen van grondwater bij bodemsanering en proefbronnering op oppervlaktewater of een hemelwaterriool is onder kwalitatieve voorwaarden toegestaan en onder de voorwaarde dat geen wateroverlast plaatsvindt. Het lozen in een vuilwaterriool is niet toegestaan. Indien er redelijkerwijs geen andere mogelijkheid bestaat kan hiervan worden afgeweken met medewerking van het bevoegd gezag.
Het tbv ontwatering lozen van grondwater in oppervlaktewater is onder zowel kwalitatieve als kwantitatieve voorwaarden toegestaan. Lozing op een vuilwaterriool is verboden tenzij het een kortdurende en relatief schone lozing betreft (< 8 weken, <5m3 /h ,< 300 mg/l onopgeloste stoffen).
B.5 (NATIONAAL)WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) regelt de omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning is één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. De omgevingsvergunning heeft betrekking op activiteiten die voorheen vergunningplichtig waren onder de volgende wetten en verordeningen:
| |
| |
| |
| |
| |
| (handeling in een beschermd natuurgebied met gevolgen voor habitat en soorten); |
| (zoals de reclame-, kap-, inrit- en sloopvergunning verordeningen en de aanlegvergunning) |
B.6 (NATIONAAL)WET INFORMATIE UITWISSELING ONDERGRONDSE NETTEN (2008)
Om de ernst en de hoeveelheid van graafincidenten in Nederland in te perken is in 2008 de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (Wibon) oftewel de Grondroerdersregeling van kracht geworden. De regeling verplicht zorgvuldiger graven en informatie uitwisseling tussen grondroerders (de gravers) en de kabel- en leidingbeheerders. Informatie uitwisseling voorafgaand aan de graafwerkzaamheden verloopt via een digitaal loket bij het Kadaster.
B.7 (NATIONAAL)BASISREGISTRATIE ONDERGROND
Informatie over activiteiten in de Nederlandse ondergrond moet beter worden vastgelegd. Overheden dienen gegevens over de ondergrond centraal te registreren in een basisregistratie ondergrond (BRO). Dit zorgt voor lagere onderzoekskosten, helpt bij het opstellen van ruimtelijke plannen en bespaart overlast en kosten bij uitvoering van werkzaamheden.
De wet verplicht het Rijk, Provincies, Gemeenten en Waterschappen om nieuwe gegevens over de ondergrond centraal te registreren. Ondernemers en inwoners krijgen gratis toegang tot de gegevens. De basisregistratie bouwt voort op de bestaande landelijke systemen. Dit zijn Data en Informatie Nederlandse
Ondergrond van de Geologische Dienst Nederland, onderdeel van TNO, en het Bodem Informatie Systeem van Alterra. De registratie zal zorgen dat gegevens vollediger zijn, sneller beschikbaar en eenvoudiger te gebruiken. Het beheer ervan is met het oog op de benodigde expertise in handen van TNO.
De basisregistratie ondergrond wordt de komende jaren stapsgewijs ingevuld. Er wordt gestart met gegevens over sonderingen, grondwater en mijnbouw. Deze informatie is onder meer van belang bij het plannen en uitvoeren van bouwprojecten, het verzorgen van drinkwatervoorziening en het winnen van natuurlijke hulpbronnen.
B.8 (NATIONAAL)WET OP DE LIJKBEZORGING EN BESLUIT OP DE LIJKBEZORGING (1991)
In de Wet op de lijkbezorging (Wlb) zijn bepalingen opgenomen omtrent begraving. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen op grond van die wet regels worden gesteld over onder meer de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. In het Besluit op de lijkbezorging (Blb) is daaraan gevolg gegeven.
Uit de artikelen 40 en 41 Wlb kan worden afgeleid dat burgemeester en wethouders bevoegd gezag zijn met betrekking tot (bijzondere) begraafplaatsen.
Artikel 5 Besluit op de lijkbezorging
Ten hoogste drie lijken mogen boven elkaar worden begraven, mits boven elke kist of ander omhulsel een laag grond van ten minste dertig centimeter dikte wordt aangebracht, die bij een volgende begraving niet mag worden geroerd. Ten aanzien van de bovenste kist of het bovenste omhulsel is het tweede lid van toepassing.
De belangrijkste bepaling in relatie tot grondwater is die van het vierde lid. In samenhang met het derde lid kan worden vastgesteld hoe diep het grondwaterpeil moet zijn als er in meerdere lagen boven elkaar wordt begraven.
B.9 (NATIONAAL)NATIONAAL WATERPLAN 2022-2027
Het Nationaal Waterplan (NWP) is het rijksplan voor het waterbeleid voor de periode 2022-2027. Het NWP beschrijft welke maatregelen nodig zijn om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. Ook de (economische) kansen die water biedt komen in het NWP aan bod.
In de bijlage van het NWP zijn stroomgebiedbeheerplannen opgenomen. Deze geven aan hoe de waterkwaliteit in een bepaald gebied kan verbeteren. Nederland ligt in de stroomgebieden Rijn (Waal), Maas, Schelde en Eems.
B.10 (NATIONAAL) BESTUURSAKKOORD WATER (2011)
In het Bestuursakkoord Water hebben overheden en drinkwaterbedrijven afspraken gemaakt over verbetering van de organisatie van het waterbeheer. Deze afspraken leiden tot meer transparantie, duidelijke verantwoordelijkheden, minder bestuurlijke drukte, optimalisatie in transport en zuivering van afvalwater, een beheersbaar programma voor de waterkeringen en het realiseren van slimme samenwerkingsvormen. Hierdoor blijft waterbeheer betaalbaar. De ambitie is om vanaf 2020 jaarlijks structureel 750 miljoen euro te besparen op de stijgende kosten voor veiligheid en waterbeheer.
In het Addendum BAW staan aanvullende afspraken over de volgende onderwerpen:
B.11 (NATIONAAL) BESLUIT BEGROTING EN VERANTWOORDING PROVINCIES EN GEMEENTEN
Ten behoeve van meer transparantie heeft de commissie BBV (commissie Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten) richtlijnen opgesteld voor de bepaling van de rioolheffing. De commissie BBV spoort gemeenten en provincies aan om deze aanbevelingen te volgen omdat dat naar haar oordeel bijdraagt aan het inzicht in de financiële positie.
B.12 (NATIONAAL) DELTAPLAN RUIMTELIJKE ADAPTATIE
Het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk. Het Deltaplan RA versnelt en intensiveert de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van overstromingen.
De Omgevingswet is een integrale wet die de kwaliteit van de leefomgeving borgt en tegelijkertijd ontwikkeling stimuleert. Sleutelbegrippen in de toepassing van de wet zijn eenvoud & efficiency, (integrale) samenwerking, regionaal maatwerk en verbinding naar externe partners.
B.14 (NATIONAAL) DRINKWATERWET EN DRINKWATERBESLUIT
De Drinkwaterwet en het drinkwaterbesluit gaan vooral over de drinkwaterkwaliteit van het kraanwater in Nederland. De overheid heeft hiervoor kwaliteitseisen vastgelegd, bijvoorbeeld over hoeveel stoffen en organismen er maximaal in het kraanwater mogen voorkomen. In de Drinkwaterwet is een specifieke zorgplicht, gericht aan alle bestuursorganen opgenomen om te zorgen voor de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening. Daarnaast hebben ook installateurs ermee te maken. Zij mogen bijvoorbeeld alleen goedgekeurde producten zoals kranen en leidingen gebruiken en die op een bepaalde manier toepassen om te voorkomen dat het kraanwater vervuild raakt.
Nadere informatie over waterbeleid kunt u vinden op: