Organisatie | Bloemendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels terug- en invordering en verhaal Participatiewet Bloemendaal 2023 |
Citeertitel | Beleidsregels terug- en invordering en verhaal Participatiewet Bloemendaal 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels terug- en invordering en verhaal Participatiewet Bloemendaal 2020.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-08-2023 | 01-06-2023 | nieuwe regeling | 23-05-2023 |
Daarnaast wordt in deze regeling verstaan onder:
bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor het college die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
Artikel 2 Gebruik maken van de wettelijke bevoegdheid
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:
het terugvorderen van ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende bijstand zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de Participatiewet, artikel 12, tweede lid, onder c, artikel 39, eerste lid aanhef en onder a aanhef en onder 3, artikel 39, tweede lid, artikel 41, vierde en vijfde lid, en artikel 43a van het Bbz én artikel 25, tweede lid en artikel 26 van de IOAW en IOAZ.
Paragraaf 2 Herziening en intrekking
Artikel 3 Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit
Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:
het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de WWB, artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand; of
Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de Participatiewet, artikel 12, tweede lid, onder c, artikel 14, artikel 39, eerste lid aanhef en onder a aanhef en onder 3, artikel 39, tweede lid, artikel 41, vierde en vijfde lid, en artikel 43a van het Bbz en artikel 25, tweede lid, en artikel 26 van de IOAW en IOAZ, en artikel 16 van de Tozo.
Artikel 5 Gronden tot terugvordering
Het college vordert na ontvangst van een signaal de door haar ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering niet terug, voor zover deze uitkering ook zes maanden na ontvangst van dit signaal nog onterecht of tot een te hoog bedrag is verleend, tenzij in dit kader de inlichtingenplicht is geschonden.
Artikel 6 Terugvordering van gezinsleden
Als de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden verleend, maar dit achterwege is gebleven omdat belanghebbende verplichtingen niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wiens middelen bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
Als de bijstand terecht als gezinsbijstand is verstrekt, maar de belanghebbende toch de verplichtingen, bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, worden de kosten van de bijstand mede teruggevorderd van de gezinsleden met wiens middelen bij de verlening van bijstand rekening had moeten worden gehouden.
Het college heeft de bevoegdheid tot brutering van de vordering in het kader van te veel genoten uitkering, krachtens artikel 58, vijfde lid van de WWB, artikel 58, vijfde lid, van de Participatiewet en artikel 25, vijfde lid, van de IOAW en IOAZ. De terugvordering van bijstand omvat ook de loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor het college die de bijstand verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting inhoudingsplichtige is, alsmede de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet.
Paragraaf 4 Invordering niet-fraudevorderingen
Artikel 9 Vaststellen aflossingscapaciteit niet-fraudevordering voor belanghebbenden die niet langer een uitkering voor levensonderhoud ontvangen.
Na beëindiging of intrekking van de uitkering wordt bij alle niet-fraudevorderingen de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit vastgesteld op het bedrag zoals genoemd in artikel 8, tweede lid, verhoogd met 35% van het verschil tussen de van toepassing zijnde bijstandsnorm (excl. vakantietoeslag), en het daadwerkelijk netto-inkomen.
Als belanghebbende een eerder opgelegde betalingsverplichting of betalingsregeling niet (meer) nakomt, wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 11 Overnemen invordering
Een incassobureau kan de invordering van het college overnemen als blijkt dat belanghebbende niet bereid blijkt te zijn de schuld op minnelijke dan wel dwingende wijze te voldoen, ondanks dat hij daartoe herhaaldelijk is aangemaand.
Paragraaf 5 Invordering fraudevorderingen
Artikel 16 Verplichtingen met betrekking tot de invordering van fraudevorderingen
De hoogte van de inhouding bedraagt maandelijks 5% van de betreffende bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag, ten aanzien van vorderingen die het gevolg zijn van het niet, niet tijdig of het niet volledig voldoen aan de inlichtingenplicht, tenzij de cliënt verzoekt een hoger bedrag in te houden.
Artikel 17 Vaststellen aflossingscapaciteit fraudevordering voor belanghebbenden die niet langer een uitkering voor levensonderhoud ontvangen.
Na beëindiging of intrekking van de uitkering wordt bij alle fraudevorderingen de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit vastgesteld op het bedrag zoals genoemd in artikel 16, tweede lid, verhoogd met 50% van het verschil tussen de van toepassing zijnde bijstandsnorm (excl. vakantietoeslag), en het daadwerkelijk netto-inkomen.
Als belanghebbende een eerder opgelegde betalingsverplichting of betalingsregeling niet meer nakomt, wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Artikel 19 Overnemen invordering
Een incassobureau kan de invordering van het college overnemen als blijkt dat belanghebbende niet bereid is de schuld op minnelijke dan wel dwingende wijze te voldoen, ondanks dat hij daartoe herhaaldelijk is aangemaand.
Artikel 21 Afzien van invordering fraudevorderingen
Het college besluit af te zien van invordering op grond van artikel 58, zevende lid, van de Participatiewet als :
een minnelijke of dwingende schuldregeling tot stand is gekomen en de vordering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang, voor zover de medewerking verleend aan een schuldregeling de strekking van artikel 60c Participatiewet niet in de weg staat.
In geval sprake is van een combinatie van boete, fraude- en niet-fraudevorderingen en/of geldleningen, moet de belanghebbende eerst de boete aflossen, vervolgens de fraudeschuld, en vervolgens gedurende (maximaal) 36 maanden aflossen op de niet-fraudeschuld of geldlening, waarna een restsaldo van deze niet-fraudeschuld of geldlening buiten invordering wordt gesteld.
Paragraaf 6 Bijzondere vorderingen
Als de aanvraag om bijstand niet wordt toegekend, maar wel een voorschot is verstrekt, of in gevallen waarin het voorschot niet of niet volledig kon worden verrekend met de toegekende bijstand, wordt in alle gevallen dit voorschot teruggevorderd met een terugvorderingsbesluit op grond van artikel 58, tweede lid, sub d, van de Participatiewet.
Artikel 23 Bevoegdheid tot verhaal
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand als bedoeld in artikel 61 van de Participatiewet tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het BW op degene die:
Een overeenkomst waarbij echtgenoten of gewezen echtgenoten hebben bepaald dat na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, de een tegenover de ander in het geheel niet of slechts tot een bepaald bedrag tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden, al dan niet met het beding bedoeld in artikel 1:159 van het BW, staat niet in de weg aan verhaal op een van de partijen en laat de vaststelling van het te verhalen bedrag onverlet.
Artikel 25 In acht te nemen maatstaven
Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht zoals bedoeld in de artikelen 24 en 25 en bij de beoordeling van de omvang van het te verhalen bedrag, wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.
Artikel 26 Verhaal bij aanwezigheid van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud
Artikel 27 Rechterlijke uitspraak bij verhuizing naar een andere gemeente
Indien degene die bijstand ontvangt of heeft ontvangen en ten aanzien van wie door de rechter een verhaalsbedrag is vastgesteld, zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente en aldaar bijstand ontvangt of heeft ontvangen, gaat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak op de andere gemeente over.
Het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag verschuldigd op grond van artikel 1:159a van het BW alsmede het vastgestelde verhaalsbedrag op grond van artikel 62 van de Participatiewet worden jaarlijks met ingang van 1 januari van rechtswege gewijzigd met het ingevolge artikel 1:402a van het BW vast te stellen percentage.
Artikel 29 Wijzigen van door de rechter vastgesteld verhaalsbedrag
Het college kan de rechter verzoeken om het verhaalsbedrag te wijzigen op grond van gewijzigde omstandigheden. Het college kan aan de rechter verzoeken het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens Boek 1 van het BW vast te stellen, indien de rechter:
Paragraaf 2 Afzien van het (verder) opleggen van een verhaalsbijdrage
Paragraaf 3 Invordering van een opgelegde verhaalsbijdrage
Het besluit tot verhaal wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Daarbij wordt het bedrag of de bedragen genoemd waarvan betaling wordt verlangd, alsmede de termijn of de termijnen waarbinnen betaling wordt verlangd.
Indien de belanghebbende niet bereid blijkt de door de rechter vastgestelde bijdrage voor levensonderhoud of de, op verzoek van het college, vastgestelde bijdrage te voldoen dan wordt die uitspraak tenuitvoergelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Paragraaf 4 Afzien van invordering van een opgelegde verhaalsbijdrage
Artikel 36 Afzien van invordering in verband met schuldenproblematiek
Hoofdstuk 3 Overige bepalingen
Het college kan, met uitzondering van vorderingen ontstaan vanwege schending van de bepalingen genoemd in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling, als strikte toepassing van deze regeling leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.
Artikel 39 Intrekking oude beleidsregels
De Beleidsregels terug- en invordering en verhaal Participatiewet Bloemendaal 2020 worden ingetrokken.